Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Deuteronomium 29

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 29

Deuteronomy 29:1.

VERNIEUWING VAN HET VERBOND.

I. Deuteronomy 29:1-Deuteronomy 29:30:20. Nadat alzo de vernieuwing van het verbond, dat de Heere eens met Israël op Horeb gesloten heeft, geheel en al is voorbereid, volgt dit nu op een feestelijke wijze, -evenwel niet met dien verstande, dat de Sinaïtische verbondssluiting, zoals zij volgens Exodus 24:1-Exodus 24:11 voltrokken werd, nog eens werd herhaald, want daaraan was geen behoefte; wat toen geschied was bestond nog in volle kracht, was nog volmaakt geldig. Wel vordert Mozes, in zijn derde rede van thans, van het volk, dat zij het verbond aangaan, waarvan het voortbestaan de Heere hun zo duidelijk betuigd had door de begiftiging van het Oost-Jordaanland (Deuteronomy 29:2-Deuteronomy 29:15); wijst dan, zijn thema van Deuteronomy 28:1 weer opvattend en verder uitwerkend opnieuw op de dreigende straffen voor verbondsbreuk (Deuteronomy 29:16-Deuteronomy 29:29), maar ook dat er eindelijk opnieuw begenadiging zal zijn, in geval van ernstige boete en terugkeer tot de Heere (Deuteronomy 30:1-Deuteronomy 30:14). Tenslotte bezweert hij Israël, om van de twee, zegen en vloek. die hij hun heden voorgelegd heeft, toch de zegen te kiezen (Deuteronomy 30:15-Deuteronomy 30:20).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DEUTERONOMIUM 29

Deuteronomy 29:1.

VERNIEUWING VAN HET VERBOND.

I. Deuteronomy 29:1-Deuteronomy 29:30:20. Nadat alzo de vernieuwing van het verbond, dat de Heere eens met Israël op Horeb gesloten heeft, geheel en al is voorbereid, volgt dit nu op een feestelijke wijze, -evenwel niet met dien verstande, dat de Sinaïtische verbondssluiting, zoals zij volgens Exodus 24:1-Exodus 24:11 voltrokken werd, nog eens werd herhaald, want daaraan was geen behoefte; wat toen geschied was bestond nog in volle kracht, was nog volmaakt geldig. Wel vordert Mozes, in zijn derde rede van thans, van het volk, dat zij het verbond aangaan, waarvan het voortbestaan de Heere hun zo duidelijk betuigd had door de begiftiging van het Oost-Jordaanland (Deuteronomy 29:2-Deuteronomy 29:15); wijst dan, zijn thema van Deuteronomy 28:1 weer opvattend en verder uitwerkend opnieuw op de dreigende straffen voor verbondsbreuk (Deuteronomy 29:16-Deuteronomy 29:29), maar ook dat er eindelijk opnieuw begenadiging zal zijn, in geval van ernstige boete en terugkeer tot de Heere (Deuteronomy 30:1-Deuteronomy 30:14). Tenslotte bezweert hij Israël, om van de twee, zegen en vloek. die hij hun heden voorgelegd heeft, toch de zegen te kiezen (Deuteronomy 30:15-Deuteronomy 30:20).

Vers 1

1. Dit, vanaf Deuteronomy 29:2, zijn de woorden van het Verbond, dat de HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen van Israël, in het land van Moab, boven 1) het Verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb, maar waarvan zij afgeweken waren door ongeloof en ongehoorzaamheid, zodat daardoor een bekrachtiging nodig was, en de overtocht van de Jordaan tot inname van het beloofde land voortgang kon hebben.

1) Wanneer hij zegt: "Boven het Verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb," dan beduidt dit niet, dat er iets is bijgevoegd, tenzij in zoverre, dat de tien geboden door meerdere werden uitgelegd, opdat de kortheid van uitdrukking van de wet voor het onbeschaafde en trage volk geen oorzaak voor onduidelijkheid zou zijn. Want God heeft niet, zoals aardse vorsten dat plegen te doen, door ondervinding geleerd, zijn wet met nieuwe voorschriften aangevuld, maar Hij is het luie en domme verstand van het volk te hulp gekomen. Daarom wijst dit niet aan, dat er iets bij gekomen is, maar slechts, dat God Zijn Verbond heeft herhaald, opdat het juister en zekerder zou begrepen worden. Waarmee Hij een zeldzaam bewijs van mededogen heeft gegeven, omdat Hij, bij de intrede van het land, Zijn Verbond, omtrent veertig jaar na de afkondiging ervan, heeft vernieuwd, met bijvoeging van een uitgebreide verklaring, omdat Hij toen handelde als met een nieuw volk..

Vers 1

1. Dit, vanaf Deuteronomy 29:2, zijn de woorden van het Verbond, dat de HEERE Mozes geboden heeft te maken met de kinderen van Israël, in het land van Moab, boven 1) het Verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb, maar waarvan zij afgeweken waren door ongeloof en ongehoorzaamheid, zodat daardoor een bekrachtiging nodig was, en de overtocht van de Jordaan tot inname van het beloofde land voortgang kon hebben.

1) Wanneer hij zegt: "Boven het Verbond, dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb," dan beduidt dit niet, dat er iets is bijgevoegd, tenzij in zoverre, dat de tien geboden door meerdere werden uitgelegd, opdat de kortheid van uitdrukking van de wet voor het onbeschaafde en trage volk geen oorzaak voor onduidelijkheid zou zijn. Want God heeft niet, zoals aardse vorsten dat plegen te doen, door ondervinding geleerd, zijn wet met nieuwe voorschriften aangevuld, maar Hij is het luie en domme verstand van het volk te hulp gekomen. Daarom wijst dit niet aan, dat er iets bij gekomen is, maar slechts, dat God Zijn Verbond heeft herhaald, opdat het juister en zekerder zou begrepen worden. Waarmee Hij een zeldzaam bewijs van mededogen heeft gegeven, omdat Hij, bij de intrede van het land, Zijn Verbond, omtrent veertig jaar na de afkondiging ervan, heeft vernieuwd, met bijvoeging van een uitgebreide verklaring, omdat Hij toen handelde als met een nieuw volk..

Vers 3

3. a) De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. 1)

a)Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 7:19

1) Kort maakt Mozes melding van de grote weldaden hun geschied, om Israël erop te wijzen, wie het is, die hier met Zijn woorden tot hen komt. Niet alleen de Souvereine God, die recht heeft van hen stipte gehoorzaamheid te vorderen, maar ook hun Verlosser, die Zich in hun verlossing als de Barmhartige en Genadige heeft leren kennen.. 4. Maar de HEERE heeft u om uw hardheid en halsstarrigheid nog niet gegeven, niet kunnen geven, een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op deze dag; 1) anders zou het niet nodig zijn, dat ik u eerst met zovele woorden vermaande en overreedde tot vrijwillige gehoorzaamheid; gij moest reeds vanzelfs merken, wat gij de Heere verschuldigd zijt voor al Zijn weldaden.

1) Dit is niet ter vergoelijking, maar waar hij hen hun traagheid van hart en hun onwilligheid verwijt, of er melding van maakt, daar is dit juist, om hen aan te zetten tot naarstigheid in het betrachten van de geboden van de Heere..

Vers 3

3. a) De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. 1)

a)Deuteronomy 4:34; Deuteronomy 7:19

1) Kort maakt Mozes melding van de grote weldaden hun geschied, om Israël erop te wijzen, wie het is, die hier met Zijn woorden tot hen komt. Niet alleen de Souvereine God, die recht heeft van hen stipte gehoorzaamheid te vorderen, maar ook hun Verlosser, die Zich in hun verlossing als de Barmhartige en Genadige heeft leren kennen.. 4. Maar de HEERE heeft u om uw hardheid en halsstarrigheid nog niet gegeven, niet kunnen geven, een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op deze dag; 1) anders zou het niet nodig zijn, dat ik u eerst met zovele woorden vermaande en overreedde tot vrijwillige gehoorzaamheid; gij moest reeds vanzelfs merken, wat gij de Heere verschuldigd zijt voor al Zijn weldaden.

1) Dit is niet ter vergoelijking, maar waar hij hen hun traagheid van hart en hun onwilligheid verwijt, of er melding van maakt, daar is dit juist, om hen aan te zetten tot naarstigheid in het betrachten van de geboden van de Heere..

Vers 5

5. En ik heb u veertig jaar doen wandelen in de woestijn; a) uw kleren zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. 1)

a)Deuteronomy 8:3,Deuteronomy 8:4

1) Hij daalt hiermee af tot de weldaden, waarmee Hij zijn volk aanhoudend in een tijdsverloop van 40 jaar heeft achtervolgd. Niet echter maakt hij van alle melding, maar stelt zich tevreden met weinige, maar die dan ook de meest in het ooglopende zijn, nl. dat hun kleren door ouderdom niet waren vergaan, en dat zij op goddelijke wijze waren gevoed, terwijl zij geen voedsel van de inkomsten van het land hadden kunnen verkrijgen. Hierdoor herinnert hij hen, dat Gods glorie duidelijk is gebleken, opdat zij zich aan Zijn heerschappij zouden onderwerpen..

Vers 5

5. En ik heb u veertig jaar doen wandelen in de woestijn; a) uw kleren zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. 1)

a)Deuteronomy 8:3,Deuteronomy 8:4

1) Hij daalt hiermee af tot de weldaden, waarmee Hij zijn volk aanhoudend in een tijdsverloop van 40 jaar heeft achtervolgd. Niet echter maakt hij van alle melding, maar stelt zich tevreden met weinige, maar die dan ook de meest in het ooglopende zijn, nl. dat hun kleren door ouderdom niet waren vergaan, en dat zij op goddelijke wijze waren gevoed, terwijl zij geen voedsel van de inkomsten van het land hadden kunnen verkrijgen. Hierdoor herinnert hij hen, dat Gods glorie duidelijk is gebleken, opdat zij zich aan Zijn heerschappij zouden onderwerpen..

Vers 6

6. Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterke drank hebt gij niet gedronken; en toch zijt gij op een andere, voor u vreemde wijze rijkelijk verzorgd geworden, opdat gij wist, dat Ik de HEERE, uw God, ben. a)

a) Zie Deuteronomy 11:14.

Vers 6

6. Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterke drank hebt gij niet gedronken; en toch zijt gij op een andere, voor u vreemde wijze rijkelijk verzorgd geworden, opdat gij wist, dat Ik de HEERE, uw God, ben. a)

a) Zie Deuteronomy 11:14.

Vers 7

7. Toen gij nu kwam op deze plaats, d.i. in het land van de Moabieten, trok a) Sihon, de koning van Hesbon, uit, en Og, de koning van Bazan, ons tegemoet, ten strijde; en wij sloegen hen.

a)Numbers 21:24,Numbers 21:33 Deuteronomy 2:32; Deuteronomy 3:1

Vers 7

7. Toen gij nu kwam op deze plaats, d.i. in het land van de Moabieten, trok a) Sihon, de koning van Hesbon, uit, en Og, de koning van Bazan, ons tegemoet, ten strijde; en wij sloegen hen.

a)Numbers 21:24,Numbers 21:33 Deuteronomy 2:32; Deuteronomy 3:1

Vers 8

8. En wij hebben hun land ingenomen, en a) dat tot erfgoed gegeven aan de Rubenieten en Gadieten, bovendien aan de halve stam van de Manassieten. In deze geschiedenis hebt gij daarom, zoals ik u reeds vroeger heb voorgehouden, b) een duidelijk teken, dat van de kant van de Heere het Verbond, op Horeb, gesloten, nog vast staat.

a) Numbers 32:33 Deuteronomy 3:12 Joshua 13:8 b) Deuteronomy 2:24; Deuteronomy 3:1,Deuteronomy 3:12, Deuteronomy 3:9. Houdt dan de woorden van dit Verbond, en doet ze; opdat gij verstandig handelt in alles, wat gij doen zult; gij zult daartoe besluiten en de Heere trouwe gehoorzaamheid beloven, dan is ook hierdoor het Verbond van uw zijdeingesteld.

Vers 8

8. En wij hebben hun land ingenomen, en a) dat tot erfgoed gegeven aan de Rubenieten en Gadieten, bovendien aan de halve stam van de Manassieten. In deze geschiedenis hebt gij daarom, zoals ik u reeds vroeger heb voorgehouden, b) een duidelijk teken, dat van de kant van de Heere het Verbond, op Horeb, gesloten, nog vast staat.

a) Numbers 32:33 Deuteronomy 3:12 Joshua 13:8 b) Deuteronomy 2:24; Deuteronomy 3:1,Deuteronomy 3:12, Deuteronomy 3:9. Houdt dan de woorden van dit Verbond, en doet ze; opdat gij verstandig handelt in alles, wat gij doen zult; gij zult daartoe besluiten en de Heere trouwe gehoorzaamheid beloven, dan is ook hierdoor het Verbond van uw zijdeingesteld.

Vers 10

10. Gij staat heden allen zonder onderscheid voor het aangezicht van de HEERE, uw God, omdat de handeling, die wij voor hebben, op u allen, zonder onderscheid van stand en beroep, van ouderdom of geslacht, betrekking heeft; uw hoofden van uw stammen, uw oudsten, en uw ambtslieden; elke man van Israël.

Vers 10

10. Gij staat heden allen zonder onderscheid voor het aangezicht van de HEERE, uw God, omdat de handeling, die wij voor hebben, op u allen, zonder onderscheid van stand en beroep, van ouderdom of geslacht, betrekking heeft; uw hoofden van uw stammen, uw oudsten, en uw ambtslieden; elke man van Israël.

Vers 11

11. Uw kinderen, uw vrouwen, en uw vreemdeling, a) die in het midden van uw leger is, van uw houthakker tot uw waterputter toe, uw nederigste dienstknechten. b)

a) (Deels Egyptenaars, deels Midianieten) Exodus 12:38 Numbers 10:29, b) Joshua 9:21,Joshua 9:27

Vers 11

11. Uw kinderen, uw vrouwen, en uw vreemdeling, a) die in het midden van uw leger is, van uw houthakker tot uw waterputter toe, uw nederigste dienstknechten. b)

a) (Deels Egyptenaars, deels Midianieten) Exodus 12:38 Numbers 10:29, b) Joshua 9:21,Joshua 9:27

Vers 12

12. Om over te gaan, het gehele volk als n man, in 1) het Verbond van de HEERE, uw God, en in zijn vloek, 2) om in te treden in het Verbond en in het eedverdrag, dat de HEERE, uw God, heden met u maakt.

1) De woorden in de grondtekst geven een volledig intreden aan, een intreden zo nadrukkelijk mogelijk..

2) In het Hebreeuws Bealatho. In onze Statenvertaling door vloek vertaald. Dit kan het ook betekenen, maar betere vertaling is hier, zoals in Genesis 26:28 en Ezekiel 16:59, eed, omdat een Verbond met een eed werd bevestigd. Wij vertalen dan ook: Om over te gaan in het Verbond van de Heere, uw God, in het Verbond met ede bevestigd. Ook kan het vertaald worden door eedverdrag. Omdat Gods verordeningen over ons van dien aard zijn, dat we 1e. naar oorsprong door geboorte uit de zaad en 2e. zedelijk door gemeenschap van schuld of hoger leven eigenlijk niet te scheiden zijn van wie na ons komen of voor ons geweest zijn, zo kan het wel niet anders, of ook het Verbond van God moest met die verordeningen van God in overeenstemming zijn en juist om dit te kunnen zijn, een Verbond met ons en ons nageslacht..

Vers 12

12. Om over te gaan, het gehele volk als n man, in 1) het Verbond van de HEERE, uw God, en in zijn vloek, 2) om in te treden in het Verbond en in het eedverdrag, dat de HEERE, uw God, heden met u maakt.

1) De woorden in de grondtekst geven een volledig intreden aan, een intreden zo nadrukkelijk mogelijk..

2) In het Hebreeuws Bealatho. In onze Statenvertaling door vloek vertaald. Dit kan het ook betekenen, maar betere vertaling is hier, zoals in Genesis 26:28 en Ezekiel 16:59, eed, omdat een Verbond met een eed werd bevestigd. Wij vertalen dan ook: Om over te gaan in het Verbond van de Heere, uw God, in het Verbond met ede bevestigd. Ook kan het vertaald worden door eedverdrag. Omdat Gods verordeningen over ons van dien aard zijn, dat we 1e. naar oorsprong door geboorte uit de zaad en 2e. zedelijk door gemeenschap van schuld of hoger leven eigenlijk niet te scheiden zijn van wie na ons komen of voor ons geweest zijn, zo kan het wel niet anders, of ook het Verbond van God moest met die verordeningen van God in overeenstemming zijn en juist om dit te kunnen zijn, een Verbond met ons en ons nageslacht..

Vers 13

13. Opdat Hij u heden Zichzelf tot een volk bevestigt, a) en Hij u tot een God zij, zoals Hij tot u gesproken heeft, b) en zoals Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. c)

a) Deuteronomy 28:9 b) Exodus 19:5, c)Genesis 17:7

Vers 13

13. Opdat Hij u heden Zichzelf tot een volk bevestigt, a) en Hij u tot een God zij, zoals Hij tot u gesproken heeft, b) en zoals Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft. c)

a) Deuteronomy 28:9 b) Exodus 19:5, c)Genesis 17:7

Vers 14

14. En niet met u, met het tegenwoordige geslacht, alleen maak ik dit Verbond en deze vloek, maar de handeling, die ons nu bezighoudt, grijpt ver in de toekomst.

Vers 14

14. En niet met u, met het tegenwoordige geslacht, alleen maak ik dit Verbond en deze vloek, maar de handeling, die ons nu bezighoudt, grijpt ver in de toekomst.

Vers 15

15. Maar zowel met degene, die heden hier bij ons voor het aangezicht van de HEERE, onze God, staat; en ook met degene, die hier heden bij ons niet is, maar die langejaren na ons zal komen, wanneer wij tot onze vaderen verzameld zijn, met het toekomstige geslacht. 16. Want gij weet, hoe wij in Egypte gewoond hebben, en hoe wij vervolgens doorgetrokken zijn door het midden van de volken, die gij doorgetrokken zijt, als daar zijn deEdomieten, Moabieten, Ammonieten, Midianieten, Amorieten.

Vers 15

15. Maar zowel met degene, die heden hier bij ons voor het aangezicht van de HEERE, onze God, staat; en ook met degene, die hier heden bij ons niet is, maar die langejaren na ons zal komen, wanneer wij tot onze vaderen verzameld zijn, met het toekomstige geslacht. 16. Want gij weet, hoe wij in Egypte gewoond hebben, en hoe wij vervolgens doorgetrokken zijn door het midden van de volken, die gij doorgetrokken zijt, als daar zijn deEdomieten, Moabieten, Ammonieten, Midianieten, Amorieten.

Vers 17

17. En gij hebt gezien, bij gelegenheid van uw wonen daar in Egypte en uw doortrekken door de volken, hun verfoeiselen en hun drekgoden, 1) hout en steen, zilver en goud, die bij hen waren.

1) Dikwijls worden alle goden van de heidenen verfoeiselen genoemd, en in Leviticus 26:30 worden ze, evenals hier, gillulim genoemd, welk woord wij (Engelsen) op de kant van onze Bijbels, vertalen door "mesthoopgoden" om hun verachtelijkheid uit te drukken. Sommigen menen, dat zij die naam niet alleen gekregen hebben met opzicht tot hun stof, maar ook wegens de gedaante van een vlieg of tor, die op de mesthoop aast. Want Plutarchus vertelt, dat Isis, de grote godin van de Egyptenaren, in die gestalte vertoond werd; doch met recht mag betwijfeld worden, of dit wel zo geweest is in deze oude tijd, zoals de dagen van Mozes..

Vers 17

17. En gij hebt gezien, bij gelegenheid van uw wonen daar in Egypte en uw doortrekken door de volken, hun verfoeiselen en hun drekgoden, 1) hout en steen, zilver en goud, die bij hen waren.

1) Dikwijls worden alle goden van de heidenen verfoeiselen genoemd, en in Leviticus 26:30 worden ze, evenals hier, gillulim genoemd, welk woord wij (Engelsen) op de kant van onze Bijbels, vertalen door "mesthoopgoden" om hun verachtelijkheid uit te drukken. Sommigen menen, dat zij die naam niet alleen gekregen hebben met opzicht tot hun stof, maar ook wegens de gedaante van een vlieg of tor, die op de mesthoop aast. Want Plutarchus vertelt, dat Isis, de grote godin van de Egyptenaren, in die gestalte vertoond werd; doch met recht mag betwijfeld worden, of dit wel zo geweest is in deze oude tijd, zoals de dagen van Mozes..

Vers 18

18. Dat onder u niet zij een man, of vrouw, of gezin, of stam, die zijn hart heden wendt van de HEERE, onze God, om te gaan dienen de goden van deze volken; en dat zo'nafwijkende ziel, of geslacht onder u niet zij een wortel, a) die gal en alsem, d.i. bittere vruchten, draagt.

a) Acts 8:23 Hebrews 12:15

Hij is een gevaarlijk man, die, na zelf vergiftigd te zijn met slechte beginselen en neigingen, met geheime verachting van Israëls God en Zijn instellingen, tracht met alle mogelijke kunstgrepen ook anderen te bederven en tot afgoderij over te halen; dit is een man wiens vrucht "vergiftig kruid" is (Hosea 10:4); het mishaagt God zeer, en voor allen, die hij verleid heeft, zal het bitterheid zijn in de laatste ogenblikken. Hiervan maakt de Apostel ook gewag (Hebrews 12:15), waar hij ons op dezelfde wijze waarschuwt, voor hen op onze hoede te zijn, die ons zouden willen afkeren van het christelijk geloof. Zij zijn een onkruid, dat, als men het niet tegengaat, zich over het gehele veld verspreidt. Alle zonde en ongerechtigheid wordt een wortel genaamd, die gal en alsem draagt. Hij, die zonde en onheiligheid plant, en dan nog denkt enige andere dan bittere vruchten te oogsten voor al zijn arbeid, matigt zich een kennis aan boven God zelf, die ons zegt, wat de natuurlijke vrucht is, die uit deze wortel voortkomt. De satan kan voor een tijd door zijn kunstgrepen deze bittere beet verzoeten, zodat men er de natuurlijke smaak niet van heeft, maar op de laatste dag, zo niet vroeger, zal men de ware smaak kunnen onderscheiden.

In het volgende vers wordt dit laatste zinsdeel nader verklaard Hij, die zo zou spreken, zou een wortel zijn, welke slechts gal en alsem zou dragen..

Vers 18

18. Dat onder u niet zij een man, of vrouw, of gezin, of stam, die zijn hart heden wendt van de HEERE, onze God, om te gaan dienen de goden van deze volken; en dat zo'nafwijkende ziel, of geslacht onder u niet zij een wortel, a) die gal en alsem, d.i. bittere vruchten, draagt.

a) Acts 8:23 Hebrews 12:15

Hij is een gevaarlijk man, die, na zelf vergiftigd te zijn met slechte beginselen en neigingen, met geheime verachting van Israëls God en Zijn instellingen, tracht met alle mogelijke kunstgrepen ook anderen te bederven en tot afgoderij over te halen; dit is een man wiens vrucht "vergiftig kruid" is (Hosea 10:4); het mishaagt God zeer, en voor allen, die hij verleid heeft, zal het bitterheid zijn in de laatste ogenblikken. Hiervan maakt de Apostel ook gewag (Hebrews 12:15), waar hij ons op dezelfde wijze waarschuwt, voor hen op onze hoede te zijn, die ons zouden willen afkeren van het christelijk geloof. Zij zijn een onkruid, dat, als men het niet tegengaat, zich over het gehele veld verspreidt. Alle zonde en ongerechtigheid wordt een wortel genaamd, die gal en alsem draagt. Hij, die zonde en onheiligheid plant, en dan nog denkt enige andere dan bittere vruchten te oogsten voor al zijn arbeid, matigt zich een kennis aan boven God zelf, die ons zegt, wat de natuurlijke vrucht is, die uit deze wortel voortkomt. De satan kan voor een tijd door zijn kunstgrepen deze bittere beet verzoeten, zodat men er de natuurlijke smaak niet van heeft, maar op de laatste dag, zo niet vroeger, zal men de ware smaak kunnen onderscheiden.

In het volgende vers wordt dit laatste zinsdeel nader verklaard Hij, die zo zou spreken, zou een wortel zijn, welke slechts gal en alsem zou dragen..

Vers 19

19. En het geschiedde, als hij de woorden van deze vloek 1) hoort, dat hij zichzelf zegent, zich gelukkig prijst, in zijn hart, zonder acht te geven op de bedreigde straffen, zeggende: Ik zal vrede hebben, 2) het zal mij welgaan, wanneer ik schoon naar goeddunken vna mijn hart 3) a) zal wandelen, om de dronken ziele te doen 4) tot de dorstige. 5) a) Jeremiah 23:17

1) Ook hier weer eed of eedverdrag..

2) Ik zal vrede hebben, dat is het woord en de gedachte van de roekeloeze; ach, de hel is zo erg niet, de duivel is zo lelijk niet als men hem afschildert; dit doen alle werkheiligen gierig en dorstig, en verwachten zelfs nog loon in de hemel..

3) In het Hebreeuws staat een woord, wat ook door vastheid kan vertaald worden, maar dan gewoonlijk wordt genomen in de ongunstige betekenis ervan. Bedoeling is, in verstoktheid van hart, met een hart, dat zich verhardt tegen de Heere God..

4) Het eindgevolg van zulke vermetele, godslasterlijke taal zou dan zijn, dat nog vele anderen in hetzelfde verderf zouden komen en te gronde gaan; zowel zij, die reeds gesmaakt hadden van het vergif van de verleider die reeds daardoor dronken of bedwelmd waren, als zij, die er naar dorsten. Anderen vatten het op, alsof er stond "dronkenschap tot dorst", hetgeen eensluidend zou zijn met "van kwaad tot erger". De goddeloze kan zich niet verzaden aan het kwaad. Pas heeft hij nieuwe teugen ingezwolgen uit de beker van ongerechtigheid, of hij hunkert naar meer, naar meer, dat niet verzadigen kan; en zo geeft hij zijn geld voor hetgeen geen brood is, en zijn arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan; "de goddeloze maakt zichzelf dorstig om nog erger te worden, om zonde op zonde te stapelen".

5) In het Hebreeuws sephooth, om weg te doen. Want wel kan het Hebreeuws werkwoord doen, toedoen betekenen, maar niet in deze vorm. Juister vertaling is o.i. dan ook, om weg te doen, de dronkene (of gedrenkte) met de dorstige. De zin is deze: dat hij dus alles verderven zou, voor allen tot gal en alsem zou zijn, zowel voor degenen, die reeds door hem verleid waren, als voor hen, die nog naar zijn verleidingen zouden luisteren..

Vers 19

19. En het geschiedde, als hij de woorden van deze vloek 1) hoort, dat hij zichzelf zegent, zich gelukkig prijst, in zijn hart, zonder acht te geven op de bedreigde straffen, zeggende: Ik zal vrede hebben, 2) het zal mij welgaan, wanneer ik schoon naar goeddunken vna mijn hart 3) a) zal wandelen, om de dronken ziele te doen 4) tot de dorstige. 5) a) Jeremiah 23:17

1) Ook hier weer eed of eedverdrag..

2) Ik zal vrede hebben, dat is het woord en de gedachte van de roekeloeze; ach, de hel is zo erg niet, de duivel is zo lelijk niet als men hem afschildert; dit doen alle werkheiligen gierig en dorstig, en verwachten zelfs nog loon in de hemel..

3) In het Hebreeuws staat een woord, wat ook door vastheid kan vertaald worden, maar dan gewoonlijk wordt genomen in de ongunstige betekenis ervan. Bedoeling is, in verstoktheid van hart, met een hart, dat zich verhardt tegen de Heere God..

4) Het eindgevolg van zulke vermetele, godslasterlijke taal zou dan zijn, dat nog vele anderen in hetzelfde verderf zouden komen en te gronde gaan; zowel zij, die reeds gesmaakt hadden van het vergif van de verleider die reeds daardoor dronken of bedwelmd waren, als zij, die er naar dorsten. Anderen vatten het op, alsof er stond "dronkenschap tot dorst", hetgeen eensluidend zou zijn met "van kwaad tot erger". De goddeloze kan zich niet verzaden aan het kwaad. Pas heeft hij nieuwe teugen ingezwolgen uit de beker van ongerechtigheid, of hij hunkert naar meer, naar meer, dat niet verzadigen kan; en zo geeft hij zijn geld voor hetgeen geen brood is, en zijn arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan; "de goddeloze maakt zichzelf dorstig om nog erger te worden, om zonde op zonde te stapelen".

5) In het Hebreeuws sephooth, om weg te doen. Want wel kan het Hebreeuws werkwoord doen, toedoen betekenen, maar niet in deze vorm. Juister vertaling is o.i. dan ook, om weg te doen, de dronkene (of gedrenkte) met de dorstige. De zin is deze: dat hij dus alles verderven zou, voor allen tot gal en alsem zou zijn, zowel voor degenen, die reeds door hem verleid waren, als voor hen, die nog naar zijn verleidingen zouden luisteren..

Vers 20

20. De HEERE zal hem, als Zijn tijd van vergelding gekomen is, niet willen vergeven, die zo'n vergiftige, verderfelijke wortel geweest is, maar dan zal de toorn vande HEERE en Zijn ijver roken over dezelfde man, of vrouw, of geslacht, of stam, en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal op hem liggen; en de HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitdelgen.

Vers 20

20. De HEERE zal hem, als Zijn tijd van vergelding gekomen is, niet willen vergeven, die zo'n vergiftige, verderfelijke wortel geweest is, maar dan zal de toorn vande HEERE en Zijn ijver roken over dezelfde man, of vrouw, of geslacht, of stam, en al de vloek, die in dit boek geschreven is, zal op hem liggen; en de HEERE zal zijn naam van onder de hemel uitdelgen.

Vers 21

21. En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van al de stammen van Israël, dat hij geen deel meer heeft aan de zegen van de anderen, maar het verderf ten prooi zij, naar alle vloeken van het Verbond, dat in het boek van deze wet geschreven is.

Vers 21

21. En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van al de stammen van Israël, dat hij geen deel meer heeft aan de zegen van de anderen, maar het verderf ten prooi zij, naar alle vloeken van het Verbond, dat in het boek van deze wet geschreven is.

Vers 22

22. Dan zal, wanneer de menigte van de overtreders groot geworden is, en het volk als volk zwaar misdaan heeft, zeggen het navolgend geslacht, uw kinderen, die na u opstaan zullen, en zelfs de vreemde, die uit een ver land komen zal, als zij zullen zien de plagen van dit land en diens ziekten, waarmee de HEERE het gekrenkt heeft (Leviticus 20:22).

Vers 22

22. Dan zal, wanneer de menigte van de overtreders groot geworden is, en het volk als volk zwaar misdaan heeft, zeggen het navolgend geslacht, uw kinderen, die na u opstaan zullen, en zelfs de vreemde, die uit een ver land komen zal, als zij zullen zien de plagen van dit land en diens ziekten, waarmee de HEERE het gekrenkt heeft (Leviticus 20:22).

Vers 23

23. Dat zijn gehele aarde zij zwavel en zout van de verbranding, die niet bezaaid zal zijn en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn, zoals de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zebim, die de HEERE heeft omgekeerd in zijn toorn, en in zijn grimmigheid (Genesis 19:24).

Met zwavel, die van de hemel viel, werd het land aangestoken en een zoutkorst overdekte het vruchtbare land, toen de heerlijke Jordaanstreek werd verwoest. Evenzo zou Kanan worden verwoest, wanneer het volk van God afviel. Met dit voorbeeld voor ogen, kan men zich de betekenis van al deze vervloekingen verstaanbaar maken. Evenzeer als destijds het Beloofde Land verschilde van de landstreek, die de Dode Zee omgaf, evenzeer was de voortreffelijkheid van het aloude Kanan boven het tegenwoordig Palestina. Zo is dan nu ook deze bedreiging volkomen vervuld..

Vers 23

23. Dat zijn gehele aarde zij zwavel en zout van de verbranding, die niet bezaaid zal zijn en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn, zoals de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zebim, die de HEERE heeft omgekeerd in zijn toorn, en in zijn grimmigheid (Genesis 19:24).

Met zwavel, die van de hemel viel, werd het land aangestoken en een zoutkorst overdekte het vruchtbare land, toen de heerlijke Jordaanstreek werd verwoest. Evenzo zou Kanan worden verwoest, wanneer het volk van God afviel. Met dit voorbeeld voor ogen, kan men zich de betekenis van al deze vervloekingen verstaanbaar maken. Evenzeer als destijds het Beloofde Land verschilde van de landstreek, die de Dode Zee omgaf, evenzeer was de voortreffelijkheid van het aloude Kanan boven het tegenwoordig Palestina. Zo is dan nu ook deze bedreiging volkomen vervuld..

Vers 24

24. En alle volken zullen zeggen: a) Waarom heeft de HEERE aan dit land zo gedaan? Wat is de ontsteking van deze grote toorn, wat beduidt die en waarom is hij ontstaan?

a) Jeremiah 22:8

De reiziger Volney heeft Syrië en Palestina, ook Arabië nauwkeurig doorkruist, en heeft vooral over de vroegere bloei en de vruchtbaarheid van Palestina geschreven, die nog kon bestaan, maar door onzichtbare hand is tegengehouden. Geen menselijk beleid kon de kracht van de profetie te niet doen. "Goede God", zegt hij (en zijn onwillekeurige gemoedsuiting stemt, treffend genoeg, bijna letterlijk met deze tekst overeen) "waardoor zijn zulke treurige veranderingen ontstaan? Uit welke oorzaak is het lot van deze landen zo treffend veranderd? Waarom zijn er zoveel steden verwoest? Waarom heeft de bevolking zich niet uitgebreid en heeft zij niet voortgeduurd? Ik doorwandelde het land, ik doorkruiste de provincies, ik telde de rijken van Damascus en Iduma, van Jeruzalem en Samaria. Dit Syrië, zei ik tot mijzelf, dat thans bijna ontvolkt is, bevatte toen honderd bloeiende steden, en bezat overvloed van dorpen, vlekken en gehuchten; wat is er geworden van zoveel voortbrengselen van mensenhanden? Wat is er geworden van die eeuwen van overvloed en leven?.

Vers 24

24. En alle volken zullen zeggen: a) Waarom heeft de HEERE aan dit land zo gedaan? Wat is de ontsteking van deze grote toorn, wat beduidt die en waarom is hij ontstaan?

a) Jeremiah 22:8

De reiziger Volney heeft Syrië en Palestina, ook Arabië nauwkeurig doorkruist, en heeft vooral over de vroegere bloei en de vruchtbaarheid van Palestina geschreven, die nog kon bestaan, maar door onzichtbare hand is tegengehouden. Geen menselijk beleid kon de kracht van de profetie te niet doen. "Goede God", zegt hij (en zijn onwillekeurige gemoedsuiting stemt, treffend genoeg, bijna letterlijk met deze tekst overeen) "waardoor zijn zulke treurige veranderingen ontstaan? Uit welke oorzaak is het lot van deze landen zo treffend veranderd? Waarom zijn er zoveel steden verwoest? Waarom heeft de bevolking zich niet uitgebreid en heeft zij niet voortgeduurd? Ik doorwandelde het land, ik doorkruiste de provincies, ik telde de rijken van Damascus en Iduma, van Jeruzalem en Samaria. Dit Syrië, zei ik tot mijzelf, dat thans bijna ontvolkt is, bevatte toen honderd bloeiende steden, en bezat overvloed van dorpen, vlekken en gehuchten; wat is er geworden van zoveel voortbrengselen van mensenhanden? Wat is er geworden van die eeuwen van overvloed en leven?.

Vers 25

25. Dan zal men zeggen, die vragers ten antwoord geven: Omdat zij het verbond van de HEERE, de God van hun vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen gemaakt had, toen Hij hen uit Egypte voerde.

Vers 25

25. Dan zal men zeggen, die vragers ten antwoord geven: Omdat zij het verbond van de HEERE, de God van hun vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen gemaakt had, toen Hij hen uit Egypte voerde.

Vers 26

26. En zij heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden, a) en geen van welke hun iets meegedeeld had: juister, die hun niet toegedeeld waren, tot aanbidding gegeven, b) maar integendeel scherp verboden waren.

a)Deuteronomy 11:28 b) Deuteronomy 4:19

Vers 26

26. En zij heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden, a) en geen van welke hun iets meegedeeld had: juister, die hun niet toegedeeld waren, tot aanbidding gegeven, b) maar integendeel scherp verboden waren.

a)Deuteronomy 11:28 b) Deuteronomy 4:19

Vers 27

27. Daarom is de toorn van de HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen al deze vloek, die in dit boek geschreven is 1) (Deuteronomy 28:15, Leviticus 26:14-Leviticus 26:38. 1) Het is geen nieuwe zaak voor God verwoestende oordelen te brengen over een volk, dat ten opzichte van belijdenis en uitwendige verbondsvoorrechten nabij Hem is. Hij doet dit nooit, dan wanneer er rechtvaardige reden is, waarom Hij het doet..

Vers 27

27. Daarom is de toorn van de HEEREN ontstoken tegen dit land, om daarover te brengen al deze vloek, die in dit boek geschreven is 1) (Deuteronomy 28:15, Leviticus 26:14-Leviticus 26:38. 1) Het is geen nieuwe zaak voor God verwoestende oordelen te brengen over een volk, dat ten opzichte van belijdenis en uitwendige verbondsvoorrechten nabij Hem is. Hij doet dit nooit, dan wanneer er rechtvaardige reden is, waarom Hij het doet..

Vers 28

28. En de HEERE heeft hen uit hun land uitgetrokken, in toorn, en in grimmigheid, en in grote verbolgenheid; en Hij heeft hen verworpen in een ander land, zoals het is op deze dage, dat gij ook nu geen vaste woonplaats hebt en nog geenenkel gedeelte van het Overjordaanse het uwe kunt noemen.

Vers 28

28. En de HEERE heeft hen uit hun land uitgetrokken, in toorn, en in grimmigheid, en in grote verbolgenheid; en Hij heeft hen verworpen in een ander land, zoals het is op deze dage, dat gij ook nu geen vaste woonplaats hebt en nog geenenkel gedeelte van het Overjordaanse het uwe kunt noemen.

Vers 29

29. De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden van deze wet.1) Volgens Luther: Aan ons Joden heeft God boven alle volkeren op aarde, Zijn wil en wat Hij in de zin heeft geopenbaard; daarom moeten wij des te vlijtiger zijn om Hem te dienen en te gehoorzamen.

1) Naar mijn mening betekent het dit, dat God daarom voor Zichzelf de verborgen dingen houdt, welke te weten voor ons van geen belang zijn, noch ook openbaart, wat ons begrip te boven gaat. Terwijl dat, wat Hij ons heeft meegedeeld, op ons en onze kinderen betrekking heeft. Een uitstekende en een betrachting waardige plaats, waardoor zowel de stoutmoedigheid en al te grote nieuwsgierigheid wordt veroordeeld, als ook de godvruchtige gemoederen worden aangezet tot onderzoek. Wij weten toch hoe begerig men is, datgene te weten, waarvan de kennis voor ons volstrekt niet van belang is, ja, waarvan de nasporing zelfs schadelijk is. Men zou als raadgevers van God willen zijn en tot de uiterste hoogten van de hemel willen binnendringen, zelfs graag alle boekenkasten doorzoeken. Waarom een ongewijd dichter terecht heeft gezegd: "Niets is de stervelingen te moeilijk. de hemel zelf zoeken wij door onze dwaasheid te bereiken. Ondertussen, wat God duidelijk ons geopenbaard heeft, wordt f veronachtzaamd f voor dwaasheid gehouden, f als te duister ver weggeworpen.".

Volgens anderen: Het verborgene is de Heere, onze God; het is Zijn zaak om te besluiten over de uit het land weggevoerden en ondanks de afval van Zijn volk in het vervolg Zijn heilswerk uit te voeren; wij kunnen daarin niet weten hoe het zal gebeuren. Maar het geopenbaarde is voor ons en onze kinderen tot in eeuwigheid, het gericht dat uit Gods verborgen raad ontstaan is, gaat ons en onze kinderen aan voor immer; wij hebben daaraan bestendig te leren en het steeds te behartigen, opdat wij doen alle woorden van deze wet. Er is genoeg geopenbaard om een lamp te zijn voor onze voet, genoeg om te zijn een licht op ons pad. Geen ongeduldige hand rukt de sluier van de raadsgeheimen van God uiteen; geen vertrouwend hart heeft er behoefte naar. "Hij heeft noch ootmoed, noch vrede van ziel, die niet zwijgen en aanbidden, die niet buigen en berusten kan. Maar die zich hierin oefent tegenover Gods verborgen raad, die zal Hij de gehele volheid doen smaken van Zijn geopenbaarde troost; die zal Hij de kracht vermeerderen tot het doen van Zijn uitgestrekte wil; en dit zal wederkerig het zwijgen en aanbidden, het buigen en berusten gemakkelijker doen afgaan." -"God geve ogen om te zien, voeten om te vorderen." Dit laatste vers is het slot van het antwoord op de vraag in Deuteronomy 29:24 gedaan. Zij, die antwoorden, sluiten hun antwoorden daarmee af o.i. om alle ijdele en nieuwsgierige vragen, die niet te pas komen, af te snijden..

Vers 29

29. De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden van deze wet.1) Volgens Luther: Aan ons Joden heeft God boven alle volkeren op aarde, Zijn wil en wat Hij in de zin heeft geopenbaard; daarom moeten wij des te vlijtiger zijn om Hem te dienen en te gehoorzamen.

1) Naar mijn mening betekent het dit, dat God daarom voor Zichzelf de verborgen dingen houdt, welke te weten voor ons van geen belang zijn, noch ook openbaart, wat ons begrip te boven gaat. Terwijl dat, wat Hij ons heeft meegedeeld, op ons en onze kinderen betrekking heeft. Een uitstekende en een betrachting waardige plaats, waardoor zowel de stoutmoedigheid en al te grote nieuwsgierigheid wordt veroordeeld, als ook de godvruchtige gemoederen worden aangezet tot onderzoek. Wij weten toch hoe begerig men is, datgene te weten, waarvan de kennis voor ons volstrekt niet van belang is, ja, waarvan de nasporing zelfs schadelijk is. Men zou als raadgevers van God willen zijn en tot de uiterste hoogten van de hemel willen binnendringen, zelfs graag alle boekenkasten doorzoeken. Waarom een ongewijd dichter terecht heeft gezegd: "Niets is de stervelingen te moeilijk. de hemel zelf zoeken wij door onze dwaasheid te bereiken. Ondertussen, wat God duidelijk ons geopenbaard heeft, wordt f veronachtzaamd f voor dwaasheid gehouden, f als te duister ver weggeworpen.".

Volgens anderen: Het verborgene is de Heere, onze God; het is Zijn zaak om te besluiten over de uit het land weggevoerden en ondanks de afval van Zijn volk in het vervolg Zijn heilswerk uit te voeren; wij kunnen daarin niet weten hoe het zal gebeuren. Maar het geopenbaarde is voor ons en onze kinderen tot in eeuwigheid, het gericht dat uit Gods verborgen raad ontstaan is, gaat ons en onze kinderen aan voor immer; wij hebben daaraan bestendig te leren en het steeds te behartigen, opdat wij doen alle woorden van deze wet. Er is genoeg geopenbaard om een lamp te zijn voor onze voet, genoeg om te zijn een licht op ons pad. Geen ongeduldige hand rukt de sluier van de raadsgeheimen van God uiteen; geen vertrouwend hart heeft er behoefte naar. "Hij heeft noch ootmoed, noch vrede van ziel, die niet zwijgen en aanbidden, die niet buigen en berusten kan. Maar die zich hierin oefent tegenover Gods verborgen raad, die zal Hij de gehele volheid doen smaken van Zijn geopenbaarde troost; die zal Hij de kracht vermeerderen tot het doen van Zijn uitgestrekte wil; en dit zal wederkerig het zwijgen en aanbidden, het buigen en berusten gemakkelijker doen afgaan." -"God geve ogen om te zien, voeten om te vorderen." Dit laatste vers is het slot van het antwoord op de vraag in Deuteronomy 29:24 gedaan. Zij, die antwoorden, sluiten hun antwoorden daarmee af o.i. om alle ijdele en nieuwsgierige vragen, die niet te pas komen, af te snijden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Deuteronomy 29". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/deuteronomy-29.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile