Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Daniël 12

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DANIEL 12

Daniel 12:1.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, DANIEL 12

Daniel 12:1.

Vers 1

1. En te dier tijd, wanneer de ure daar is, dat het met dien koning een einde zal nemen (Daniel 11:45), zal, om dit einde te bewerken, wat voor menschenkracht onmogelijk is, en alle tegen hem verbondene krachten ook niet konden uitwerken (11:44, Michaël 1) (= wie is Gode gelijk?) opstaan ten strijde tegen hem, Michaël, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, wiens zaak hij in de onzichtbare wereld der geesten moet verdedigen (Daniel 10:13, Daniel 10:21). Hij zal ten strijde komen, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is sinds dat er een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe; wanneer de koning is uitgetrokken met grote grimmigheid en de tenten van zijn paleis om den heiligen berg heeft opgeslagen, dan zal het een tijd zijn, waarin de macht der boosheid haar toppunt heeft bereikt; en werden deze dagen niet verkort door onmiddellijk ingrijpen van boven, zo zou geen mens zalig worden (Matthew 24:21); en te dier tijd, wanneer zulk een machtige hulp komt, welke in de kleine (Daniel 11:34) haar voorbeeld heeft, zal uw volk verlost worden, en met uw volk zal gered worden al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek 2) (Exodus 32:32. 1 Samuel 25:29. 69:29. Isaiah 4:3. Luke 10:20. Philippians 4:3. Openbaring :5 enz.).

1) Wie is Michaël? Waarschijnlijk een uitnemende Engel (Jude 1:1:9), die de in hun land wedergekeerde Joden moet beschermen (Daniel 7:21), tijdens de langdurige tonelen van oorlog en verwoesting, die in de profetie geschetst zijn, en die hen vooral bewaren zal gedurende het laatste tijdperk der gramschap en wanneer Judea, het toneel van de ergelijkste gruwelen, daarna een uitgestrekt en vreselijk slachtveld geworden, meer dan ooit door de heidenen zal worden vertreden. Wonderbare tussenkomst ten gunste van het volk. Op ene onzichtbare wijze beveiligd door den Aartsengel Michaël, tot zijne bescherming aangesteld, zal het evenwel eerst volkomen verlost worden door de verschijning van den Messias (Zechariah 14:1).

Michaël is de Engel der opstanding. Het was ook daarom dat hij met Satan twistte om het lichaam van Mozes. (Jude 1:1:9). Michaël wilde het opeisen op bevel Gods, maar Satan eist, omdat ook Mozes eens gezondigd had, en daarom niet in Kanan mocht komen, het lichaam op als aan hem toebehorende. Ook daarom wordt, in verband met Daniel 12:3, hij hier voorgesteld als de Engel der opstanding.

2) Dit boek is hetzelfde als dat op de gelijk luidende plaats Isaiah 4:3 wordt vermeld door het boek des levens (vgl. Daniel 7:10). Het is natuurlijk gene lijst der levende Israëlieten (vgl. Psalms 69:20. Exodus 32:32), en even zo min zal hierbij te denken zijn aan ene lijst dergenen, die in het uur der beslissing gered worden en in leven zullen blijven. Het is ene aanwijzing van hen, die het eeuwige leven zullen beërven, ene lijst der burgers van het hemelrijk, ene optekening van hen, die in het gericht zullen bestaan, hetzij zij dien tijd beleven of tot dien (Daniel 12:2) opgewekt worden.

Toen Daniël deze profetie ontving was het deelgenootschap aan het volk van God nog uitwendig door de afkomst uit Abraham bepaald, zodat daartoe nog goeden en bozen behoorden. Wanneer echter de Antichrist zal verschijnen, zal het op andere wijze bepaald worden of men tot het volk Gods behoort, namelijk door het geloof in den zegen Gods, zodat daartoe kunnen behoren dezulken, die niet van Abraham afstammen, wanneer zij dit geloof bezitten, en daarentegen geborene zonen Abraham's er niet toe kunnen behoren, wanneer zij dit geloof niet hebben. Omdat dit zo zal zijn, wil de toevoeging aan het einde van het vers het begrip van het volk Gods duidelijk bepalen, zo als dat van den antichristelijken tijd past: Gods volk zal dan uit de gehele wereld en uit alle tijden worden gered, maar noch alle Abrahamieten zonder uitzondering als zodanige, noch alleen de Abrahamieten, maar diegenen, die in het Boek des levens geschreven werden bevonden, maar ook deze allen, van welke natie zij ook mogen zijn. Even als nu door bovengenoemde bijvoeging aan de ene zijde, de kring dergenen, op wie de belofte toepasselijk is, nauwkeurig wordt omschreven, zo wordt daardoor aan de andere zijde ook het begrip van redding nader bepaald; dit zal niet alleen ene redding zijn uit de wereld en haar angst, maar ook ene redding ten leven en ter zaligheid. Daardoor voert ons vers dadelijk tot het volgende, waarin na elkaar van opstanding, gericht, zaligheid of verdoemenis, van eeuwige heerlijkheid wordt gesproken.

Zo dan, Gods volk is zeker en veilig, niettegenstaande deze verdrukking. Noch leven, noch dood zullen ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus. Wanneer deze dingen zullen geschieden, wanneer de grote benauwdheid komt, wanneer de aardbeving den bodem doet golven, vorstengeslachten van hun zetels worden geworpen, en als drijfhout op de stromen des tijds ronddobberen, zijt dan niet verschrikt, maar heft uwe hoofden omhoog, wetende dat uwe verlossing nabij is. Terwijl gij het oor op den grond legt, en beproeft den voetstap der bezoeking, die in de verte nadert, waar te nemen, zo bedenkt dat des werelds zwaarste benauwdheid het uur is van des Christens heerlijkste verlossing. Terwijl gij u voor die ure bereidt, verzamelt de lichtstralen, uitgaande van het woord Gods, als een schat in uw binnenste, en in den donkersten nacht en avondtijd zal een heldere glans u omgeven. Laat ons wel verstaan, dat niets van hetgeen wij wensen te behouden, of van hetgeen God heeft gemaakt, in die grote verdrukking schade zal lijden. De zonde zal worden vernietigd; wie wenst hare voortduring? De ziekte zal verdwijnen, wie verlangt dat zij zal blijven bestaan? De smart zal wegvlieden; harten nu gebroken, zullen dan van vreugde kloppen, wie begeert dat het anders zij? Al wat God gemaakt heeft, van de ster aan het uitspansel tot de bloem in den hof, van het ephemerisch insect, dat in den zonnestraal dartelt, tot den aartsengel, die aanbidt voor den troon, het zal alles blijven bestaan. Het verkeerde zal terecht gebracht worden; wat satan overweldigd heeft, zal aan zijne rust worden ontrukt, en deze onze aarde, die zo lang geweend, geleden en gezocht heeft, zal van haar toestand van slavernij geëmancipeerd worden, hersteld in oorspronkelijke kracht en schoonheid, en de wereld zal eindigen met een paradijs, heerlijker en schoner dan dat, waarmee zij in den aanvang begon.

Vers 1

1. En te dier tijd, wanneer de ure daar is, dat het met dien koning een einde zal nemen (Daniel 11:45), zal, om dit einde te bewerken, wat voor menschenkracht onmogelijk is, en alle tegen hem verbondene krachten ook niet konden uitwerken (11:44, Michaël 1) (= wie is Gode gelijk?) opstaan ten strijde tegen hem, Michaël, die grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, wiens zaak hij in de onzichtbare wereld der geesten moet verdedigen (Daniel 10:13, Daniel 10:21). Hij zal ten strijde komen, als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is sinds dat er een volk geweest is, tot op dienzelven tijd toe; wanneer de koning is uitgetrokken met grote grimmigheid en de tenten van zijn paleis om den heiligen berg heeft opgeslagen, dan zal het een tijd zijn, waarin de macht der boosheid haar toppunt heeft bereikt; en werden deze dagen niet verkort door onmiddellijk ingrijpen van boven, zo zou geen mens zalig worden (Matthew 24:21); en te dier tijd, wanneer zulk een machtige hulp komt, welke in de kleine (Daniel 11:34) haar voorbeeld heeft, zal uw volk verlost worden, en met uw volk zal gered worden al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek 2) (Exodus 32:32. 1 Samuel 25:29. 69:29. Isaiah 4:3. Luke 10:20. Philippians 4:3. Openbaring :5 enz.).

1) Wie is Michaël? Waarschijnlijk een uitnemende Engel (Jude 1:1:9), die de in hun land wedergekeerde Joden moet beschermen (Daniel 7:21), tijdens de langdurige tonelen van oorlog en verwoesting, die in de profetie geschetst zijn, en die hen vooral bewaren zal gedurende het laatste tijdperk der gramschap en wanneer Judea, het toneel van de ergelijkste gruwelen, daarna een uitgestrekt en vreselijk slachtveld geworden, meer dan ooit door de heidenen zal worden vertreden. Wonderbare tussenkomst ten gunste van het volk. Op ene onzichtbare wijze beveiligd door den Aartsengel Michaël, tot zijne bescherming aangesteld, zal het evenwel eerst volkomen verlost worden door de verschijning van den Messias (Zechariah 14:1).

Michaël is de Engel der opstanding. Het was ook daarom dat hij met Satan twistte om het lichaam van Mozes. (Jude 1:1:9). Michaël wilde het opeisen op bevel Gods, maar Satan eist, omdat ook Mozes eens gezondigd had, en daarom niet in Kanan mocht komen, het lichaam op als aan hem toebehorende. Ook daarom wordt, in verband met Daniel 12:3, hij hier voorgesteld als de Engel der opstanding.

2) Dit boek is hetzelfde als dat op de gelijk luidende plaats Isaiah 4:3 wordt vermeld door het boek des levens (vgl. Daniel 7:10). Het is natuurlijk gene lijst der levende Israëlieten (vgl. Psalms 69:20. Exodus 32:32), en even zo min zal hierbij te denken zijn aan ene lijst dergenen, die in het uur der beslissing gered worden en in leven zullen blijven. Het is ene aanwijzing van hen, die het eeuwige leven zullen beërven, ene lijst der burgers van het hemelrijk, ene optekening van hen, die in het gericht zullen bestaan, hetzij zij dien tijd beleven of tot dien (Daniel 12:2) opgewekt worden.

Toen Daniël deze profetie ontving was het deelgenootschap aan het volk van God nog uitwendig door de afkomst uit Abraham bepaald, zodat daartoe nog goeden en bozen behoorden. Wanneer echter de Antichrist zal verschijnen, zal het op andere wijze bepaald worden of men tot het volk Gods behoort, namelijk door het geloof in den zegen Gods, zodat daartoe kunnen behoren dezulken, die niet van Abraham afstammen, wanneer zij dit geloof bezitten, en daarentegen geborene zonen Abraham's er niet toe kunnen behoren, wanneer zij dit geloof niet hebben. Omdat dit zo zal zijn, wil de toevoeging aan het einde van het vers het begrip van het volk Gods duidelijk bepalen, zo als dat van den antichristelijken tijd past: Gods volk zal dan uit de gehele wereld en uit alle tijden worden gered, maar noch alle Abrahamieten zonder uitzondering als zodanige, noch alleen de Abrahamieten, maar diegenen, die in het Boek des levens geschreven werden bevonden, maar ook deze allen, van welke natie zij ook mogen zijn. Even als nu door bovengenoemde bijvoeging aan de ene zijde, de kring dergenen, op wie de belofte toepasselijk is, nauwkeurig wordt omschreven, zo wordt daardoor aan de andere zijde ook het begrip van redding nader bepaald; dit zal niet alleen ene redding zijn uit de wereld en haar angst, maar ook ene redding ten leven en ter zaligheid. Daardoor voert ons vers dadelijk tot het volgende, waarin na elkaar van opstanding, gericht, zaligheid of verdoemenis, van eeuwige heerlijkheid wordt gesproken.

Zo dan, Gods volk is zeker en veilig, niettegenstaande deze verdrukking. Noch leven, noch dood zullen ons kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus. Wanneer deze dingen zullen geschieden, wanneer de grote benauwdheid komt, wanneer de aardbeving den bodem doet golven, vorstengeslachten van hun zetels worden geworpen, en als drijfhout op de stromen des tijds ronddobberen, zijt dan niet verschrikt, maar heft uwe hoofden omhoog, wetende dat uwe verlossing nabij is. Terwijl gij het oor op den grond legt, en beproeft den voetstap der bezoeking, die in de verte nadert, waar te nemen, zo bedenkt dat des werelds zwaarste benauwdheid het uur is van des Christens heerlijkste verlossing. Terwijl gij u voor die ure bereidt, verzamelt de lichtstralen, uitgaande van het woord Gods, als een schat in uw binnenste, en in den donkersten nacht en avondtijd zal een heldere glans u omgeven. Laat ons wel verstaan, dat niets van hetgeen wij wensen te behouden, of van hetgeen God heeft gemaakt, in die grote verdrukking schade zal lijden. De zonde zal worden vernietigd; wie wenst hare voortduring? De ziekte zal verdwijnen, wie verlangt dat zij zal blijven bestaan? De smart zal wegvlieden; harten nu gebroken, zullen dan van vreugde kloppen, wie begeert dat het anders zij? Al wat God gemaakt heeft, van de ster aan het uitspansel tot de bloem in den hof, van het ephemerisch insect, dat in den zonnestraal dartelt, tot den aartsengel, die aanbidt voor den troon, het zal alles blijven bestaan. Het verkeerde zal terecht gebracht worden; wat satan overweldigd heeft, zal aan zijne rust worden ontrukt, en deze onze aarde, die zo lang geweend, geleden en gezocht heeft, zal van haar toestand van slavernij geëmancipeerd worden, hersteld in oorspronkelijke kracht en schoonheid, en de wereld zal eindigen met een paradijs, heerlijker en schoner dan dat, waarmee zij in den aanvang begon.

Vers 2

2. En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen, daar de verlossing en het gericht van dezen laatsten tijd zich niet alleen zal uitstrekken over diegenen, die dan op aarde leven, maar over allen tegelijk, die ooit op aarde wonen, ontwaken door de stem van de laatste bazuin uit den doodslaap opgewekt (1 Thessalonians 4:16); a) dezen, wier namen geschreven staan in het boek (Daniel 12:1) ten eeuwigen leven, en genen, zovelen tot den Antichrist en zijn volk behoren, tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing (Isaiah 66:24), zodat, even als de tijd van Antiochus ene scheiding heeft bewerkt tussen rechtvaardigen en goddelozen (Daniel 11:34 vv.), deze laatste tijd ene scheiding der rechtvaardigen van de goddelozen teweegbrengt.

a) Matthew 25:46. John 5:29. 3. De leraars nu zullen onder degenen, die ten eeuwigen leven ontwaken (Daniel 12:29), die door de grote hulp (Daniel 12:1) gered worden, allen, die in de Christelijke kerkgeschiedenis, voornamelijk in dien laatsten, antichristelijken tijd (Daniel 11:36) voor anderen tot leidslieden op den rechten weg zijn geworden, niet alleen even als de anderen de zaligheid van het eeuwige leven deelachtig worden, maar zullen blinken, als de glans des uitspansels, hun is ene bijzondere heerlijkheid bereid; en die er velen rechtvaardigen, 1) gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk, 1) gelijk de Makkabeën in hunnen tijd eeuwigen roem en grote eer hebben verkregen (Matthew 13:43).

1) Hier herhaalt hij met andere woorden het zelfde. Want spreekt hij nu van de sterren, waar hij zooeven van den glans des uitspansels heeft gesproken, hij doet het in denzelfden zin in betrekking tot de met verstand begaafden, deze noemt hij hier als die hebben gerechtvaardigd. Het is niet twijfelachtig of de Engel spreekt hier voornamelijk van de doctoren, echter naar mijn mening omvat hij hier alle vrome dienaars Gods. Want er is niemand van de kinderen Gods aan wie het ten eigen bate is toegewezen, maar hij moet, zoveel als in hem is, ook zorg dragen voor het heil van zijne broeders. Want onder deze voorwaarde heeft God bij ons deze kennis gedeponeerd, niet opdat iemand haar zou achterhouden, maar om zich te oefenen om den weg tot het heil aan alle anderen te tonen. Dit wordt derhalve tot vele kinderen Gods uitgestrekt, namelijk dat zij zich moeten toeleggen op het heil der broederen. Dit nu verstaat de Engel onder het woord: rechtvaardigen, niet omdat het in de macht van den mens is, iemand te rechtvaardigen, maar omdat het eigendom Gods overgedragen wordt op zijne dienaren.

Niet dus de leraars rechtvaardigen iemand, in den zin dat zij iemand voor rechtvaardig verklaren, hem de schuldvergeving schenken, maar dewijl zij hem den weg tot schuldvergeving en dus tot rechtvaardiging door het geloof, hebben aangewezen en het middel, het instrument Gods zijn geweest tot hun toebrenging tot de gemeente, die zalig wordt.

2) Wie kan zich den aanblik voorstellen, wanneer Jezus op den Olijfberg wederkomt, omringd van de mensen Gods, die eenmaal op deze wereld zijn gekruisigd, onthoofd, verbrand, gestenigd, gemarteld, gefolterd, in stukken gezaagd, geschonden, door wilde dieren verscheurd, of die wel een natuurlijken dood gestorven zijn, maar levenslang ten bloede werden vervolgd? Al te maal lieden, welke de wereld niet waardig was. Deze zullen in hun heerlijkheid den verheerlijkten Heiland het meest nabij komen. Al naardat een mens den Zaligmaker in den tijd der genade navolgt, vraagt zijn verheerlijkt lichaam ook een hoger graad van heerlijkheid; hoe meer een mens aan het Lam gelijk wordt in dezen tijd der genade, des te meer zal hij het Lam gelijken ginds in de heerlijkheid.

Het is niet genoeg de wijsheid te weten, indien gij een ander niet onderwijst.

Welnu, gij leraars van het Evangelie? wordt niet moede in uwe bediening. Wijst steeds meer met moed, ijver en leven op Christus als de ware gerechtigheid! Lijdt getroost alles wat u daarom door de boze wereld wordt aangedaan! De grootheid van het loon der genade voor u is zulk een vlijt en zulk een geduld wel waard. 4.

VI. Daniel 12:4-Daniel 12:13, Daniël ontvangt bevel van den Engel om de profetie te sluiten, niet alleen deze, maar ook alle vroegere hem ten deel gewordene openbaring, die in een boek goed te verzegelen en veilig voor de toekomst te bewaren, opdat zij velen ten zegen worde. Vervolgens verandert op eens het toneel: de Engel die tot hiertoe met hem heeft gesproken, zweeft over het water van den Tiger; aan elk der beide oevers staat eveneens een Engel, en nu begint in de eerste plaats ene verhandeling over den duur van den antichristelijken tijd; vervolgens van het voorbeeld, de Antiocheense periode, waarop Daniël uit zijn profetisch ambt wordt ontslagen en op zijn naderend levenseinde wordt voorbereid.

Vers 2

2. En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen, daar de verlossing en het gericht van dezen laatsten tijd zich niet alleen zal uitstrekken over diegenen, die dan op aarde leven, maar over allen tegelijk, die ooit op aarde wonen, ontwaken door de stem van de laatste bazuin uit den doodslaap opgewekt (1 Thessalonians 4:16); a) dezen, wier namen geschreven staan in het boek (Daniel 12:1) ten eeuwigen leven, en genen, zovelen tot den Antichrist en zijn volk behoren, tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing (Isaiah 66:24), zodat, even als de tijd van Antiochus ene scheiding heeft bewerkt tussen rechtvaardigen en goddelozen (Daniel 11:34 vv.), deze laatste tijd ene scheiding der rechtvaardigen van de goddelozen teweegbrengt.

a) Matthew 25:46. John 5:29. 3. De leraars nu zullen onder degenen, die ten eeuwigen leven ontwaken (Daniel 12:29), die door de grote hulp (Daniel 12:1) gered worden, allen, die in de Christelijke kerkgeschiedenis, voornamelijk in dien laatsten, antichristelijken tijd (Daniel 11:36) voor anderen tot leidslieden op den rechten weg zijn geworden, niet alleen even als de anderen de zaligheid van het eeuwige leven deelachtig worden, maar zullen blinken, als de glans des uitspansels, hun is ene bijzondere heerlijkheid bereid; en die er velen rechtvaardigen, 1) gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk, 1) gelijk de Makkabeën in hunnen tijd eeuwigen roem en grote eer hebben verkregen (Matthew 13:43).

1) Hier herhaalt hij met andere woorden het zelfde. Want spreekt hij nu van de sterren, waar hij zooeven van den glans des uitspansels heeft gesproken, hij doet het in denzelfden zin in betrekking tot de met verstand begaafden, deze noemt hij hier als die hebben gerechtvaardigd. Het is niet twijfelachtig of de Engel spreekt hier voornamelijk van de doctoren, echter naar mijn mening omvat hij hier alle vrome dienaars Gods. Want er is niemand van de kinderen Gods aan wie het ten eigen bate is toegewezen, maar hij moet, zoveel als in hem is, ook zorg dragen voor het heil van zijne broeders. Want onder deze voorwaarde heeft God bij ons deze kennis gedeponeerd, niet opdat iemand haar zou achterhouden, maar om zich te oefenen om den weg tot het heil aan alle anderen te tonen. Dit wordt derhalve tot vele kinderen Gods uitgestrekt, namelijk dat zij zich moeten toeleggen op het heil der broederen. Dit nu verstaat de Engel onder het woord: rechtvaardigen, niet omdat het in de macht van den mens is, iemand te rechtvaardigen, maar omdat het eigendom Gods overgedragen wordt op zijne dienaren.

Niet dus de leraars rechtvaardigen iemand, in den zin dat zij iemand voor rechtvaardig verklaren, hem de schuldvergeving schenken, maar dewijl zij hem den weg tot schuldvergeving en dus tot rechtvaardiging door het geloof, hebben aangewezen en het middel, het instrument Gods zijn geweest tot hun toebrenging tot de gemeente, die zalig wordt.

2) Wie kan zich den aanblik voorstellen, wanneer Jezus op den Olijfberg wederkomt, omringd van de mensen Gods, die eenmaal op deze wereld zijn gekruisigd, onthoofd, verbrand, gestenigd, gemarteld, gefolterd, in stukken gezaagd, geschonden, door wilde dieren verscheurd, of die wel een natuurlijken dood gestorven zijn, maar levenslang ten bloede werden vervolgd? Al te maal lieden, welke de wereld niet waardig was. Deze zullen in hun heerlijkheid den verheerlijkten Heiland het meest nabij komen. Al naardat een mens den Zaligmaker in den tijd der genade navolgt, vraagt zijn verheerlijkt lichaam ook een hoger graad van heerlijkheid; hoe meer een mens aan het Lam gelijk wordt in dezen tijd der genade, des te meer zal hij het Lam gelijken ginds in de heerlijkheid.

Het is niet genoeg de wijsheid te weten, indien gij een ander niet onderwijst.

Welnu, gij leraars van het Evangelie? wordt niet moede in uwe bediening. Wijst steeds meer met moed, ijver en leven op Christus als de ware gerechtigheid! Lijdt getroost alles wat u daarom door de boze wereld wordt aangedaan! De grootheid van het loon der genade voor u is zulk een vlijt en zulk een geduld wel waard. 4.

VI. Daniel 12:4-Daniel 12:13, Daniël ontvangt bevel van den Engel om de profetie te sluiten, niet alleen deze, maar ook alle vroegere hem ten deel gewordene openbaring, die in een boek goed te verzegelen en veilig voor de toekomst te bewaren, opdat zij velen ten zegen worde. Vervolgens verandert op eens het toneel: de Engel die tot hiertoe met hem heeft gesproken, zweeft over het water van den Tiger; aan elk der beide oevers staat eveneens een Engel, en nu begint in de eerste plaats ene verhandeling over den duur van den antichristelijken tijd; vervolgens van het voorbeeld, de Antiocheense periode, waarop Daniël uit zijn profetisch ambt wordt ontslagen en op zijn naderend levenseinde wordt voorbereid.

Vers 4

4. Na deze aanwijzing van hetgeen geschieden moet (Daniel 11:2a) ging hij, die reeds lang (Daniel 10:18) met mij had gesproken, voort: En gij, Daniël! sluit deze woorden, die ik van Daniel 11:2b tot u gesproken heb, toe, opdat daarvan niets verloren ga, en verzegel dit boek, met al hetgeen u bekend is gemaakt, ook de vroegere openbaringen, die gij hebt ontvangen, breng het alles in een bijzonder boek zamen, en zorg dat het tegen elke vervalsing beveiligd zij tot den tijd van het einde, want hetgeen omtrent de toekomst geopenbaard is, is tot op dien tijd van rijken inhoud en grote betekenis; velen zullen het in den loop der tijden naspeuren, zullen de in het boek zich bevindende voorzeggingen doorzoeken, en de wetenschap van de wijze waarop God met zijn volk heeft gehandeld zal vermenigvuldigd worden, men zal in de tijden der vervulling de betekenis er van begrijpen, en de vooraf verkondigde verdrukkingen op de rechte wijze leren verstaan.

Het verzegelen is niet letterlijk z bedoeld, dat de opgetekende openbaring werkelijk gesloten, en door een zegel ontoegankelijk moest gemaakt worden; ook wordt niet, bij wijze van een beeld, daarmee gezegd, dat Daniël het geschrift geheim moest houden, maar alleen: 1) dat dit geschrift tot in den laatsten tijd, voor welken het voornamelijk bestemd is, moet worden bewaard, 2) dat v r den laatsten tijd de zin daarvan en het doel niet geheel en al zal kunnen worden ontcijferd: Isaiah 29:11,

De gehele opmerking heeft duidelijk ten doel de vermaning tot geheim- en heilighouding der medegedeelde profetie, en haar verre houden van profane handen te motiveren. Zij is toch niet iets gerings, maar een middel, om eens velen, die haar ernstig doorzoeken, tot dieper inzien in de wegen van God, den bestuurder van alle aardse lotgevallen, te brengen. Het ware daarom zonde, ze gemeen te maken.

Tot dusver zijn deze woorden bewaarheid en vervuld, in iedere eeuw dezer wereld, en op elke plek gronds dezer aarde. Ten allen tijde had er ene voorwaardse beweging plaats; gedurig wies het kapitaal van gewijde en ongewijde kennis aan. Maar de woorden der profetie schijnen te kennen te geven, dat deze vordering en toeneming door zonderlinge inspanning tot voorbeeldeloze hoogte geklommen, eenmaal een karakteristiek feit zal worden, en dat naarmate de wereld ouder wordt, en de schemering harer ondergaande zon al meer en meer mat en flauw, de kennis van allerlei aard in rijkdom, diepte en uitgebreidheid, over de gehele ruimte der aarde, meer den ooit te voren aanwinst op aanwinst zal doen. 5. En Ik, Daniël, zag, toen de Engel zo tot mij sprak, en ziet er stonden op eens twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier Hiddekel (Daniel 10:4), en de ander aan gene zijde van den oever der rivier.

Vers 4

4. Na deze aanwijzing van hetgeen geschieden moet (Daniel 11:2a) ging hij, die reeds lang (Daniel 10:18) met mij had gesproken, voort: En gij, Daniël! sluit deze woorden, die ik van Daniel 11:2b tot u gesproken heb, toe, opdat daarvan niets verloren ga, en verzegel dit boek, met al hetgeen u bekend is gemaakt, ook de vroegere openbaringen, die gij hebt ontvangen, breng het alles in een bijzonder boek zamen, en zorg dat het tegen elke vervalsing beveiligd zij tot den tijd van het einde, want hetgeen omtrent de toekomst geopenbaard is, is tot op dien tijd van rijken inhoud en grote betekenis; velen zullen het in den loop der tijden naspeuren, zullen de in het boek zich bevindende voorzeggingen doorzoeken, en de wetenschap van de wijze waarop God met zijn volk heeft gehandeld zal vermenigvuldigd worden, men zal in de tijden der vervulling de betekenis er van begrijpen, en de vooraf verkondigde verdrukkingen op de rechte wijze leren verstaan.

Het verzegelen is niet letterlijk z bedoeld, dat de opgetekende openbaring werkelijk gesloten, en door een zegel ontoegankelijk moest gemaakt worden; ook wordt niet, bij wijze van een beeld, daarmee gezegd, dat Daniël het geschrift geheim moest houden, maar alleen: 1) dat dit geschrift tot in den laatsten tijd, voor welken het voornamelijk bestemd is, moet worden bewaard, 2) dat v r den laatsten tijd de zin daarvan en het doel niet geheel en al zal kunnen worden ontcijferd: Isaiah 29:11,

De gehele opmerking heeft duidelijk ten doel de vermaning tot geheim- en heilighouding der medegedeelde profetie, en haar verre houden van profane handen te motiveren. Zij is toch niet iets gerings, maar een middel, om eens velen, die haar ernstig doorzoeken, tot dieper inzien in de wegen van God, den bestuurder van alle aardse lotgevallen, te brengen. Het ware daarom zonde, ze gemeen te maken.

Tot dusver zijn deze woorden bewaarheid en vervuld, in iedere eeuw dezer wereld, en op elke plek gronds dezer aarde. Ten allen tijde had er ene voorwaardse beweging plaats; gedurig wies het kapitaal van gewijde en ongewijde kennis aan. Maar de woorden der profetie schijnen te kennen te geven, dat deze vordering en toeneming door zonderlinge inspanning tot voorbeeldeloze hoogte geklommen, eenmaal een karakteristiek feit zal worden, en dat naarmate de wereld ouder wordt, en de schemering harer ondergaande zon al meer en meer mat en flauw, de kennis van allerlei aard in rijkdom, diepte en uitgebreidheid, over de gehele ruimte der aarde, meer den ooit te voren aanwinst op aanwinst zal doen. 5. En Ik, Daniël, zag, toen de Engel zo tot mij sprak, en ziet er stonden op eens twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier Hiddekel (Daniel 10:4), en de ander aan gene zijde van den oever der rivier.

Vers 6

6. En hij, een van deze beide, kleedde de vraag, die mij op het hart lag, in woorden, en zei tot den man, bekleed met linnen, die tot hiertoe tegenover mij staande gesproken had (Daniel 10:5), maar nu van standplaats was veranderd, en die nu boven op het water der rivier, even als de in Daniel 8:16 vermelde tussen Ulai was: Tot hoelang (liever: hoe lang) zal het zijn, dat er een einde van deze wonderen zal wezen, hoe lang zullen die wonderlijke dingen, die in de voorgaande afdeling verhaald zijn, aanhouden, hoelang zal deze eindkatastrofe der laatste dingen duren?

In om vers is niet gezegd, wie van de beide Engelen de vraag deed. Zou men daarom het woord, dat zonder subjekt is gelaten, dat wel in den singularis staat, maar toch in elk geval op de engelen in Daniel 12:5 slaat, ook zo kunnen verstaan: ieder der beide tegen elkaar overstaande engelen, de een zowel als de ander, deed de vraag; zij riepen elkaar de vraag toe, die aan den boven het water zwevenden Engel of aan God gedaan was? Ook Theodotion en de Syriër zetten in den pluralis over. Dan zou de rivier het beeld zijn van den tijd, die in zijn voortvlieten de eeuwigheid zoekt, en de beide aan de beide oevers van den stroom des tijds staande engelen riepen elkaar de vraag toe omtrent het einde van den tijd en het begin der eeuwigheid, opdat de Engel, die boven den stroom des tijds staat, die in Gods naam beantwoordde.

Vers 6

6. En hij, een van deze beide, kleedde de vraag, die mij op het hart lag, in woorden, en zei tot den man, bekleed met linnen, die tot hiertoe tegenover mij staande gesproken had (Daniel 10:5), maar nu van standplaats was veranderd, en die nu boven op het water der rivier, even als de in Daniel 8:16 vermelde tussen Ulai was: Tot hoelang (liever: hoe lang) zal het zijn, dat er een einde van deze wonderen zal wezen, hoe lang zullen die wonderlijke dingen, die in de voorgaande afdeling verhaald zijn, aanhouden, hoelang zal deze eindkatastrofe der laatste dingen duren?

In om vers is niet gezegd, wie van de beide Engelen de vraag deed. Zou men daarom het woord, dat zonder subjekt is gelaten, dat wel in den singularis staat, maar toch in elk geval op de engelen in Daniel 12:5 slaat, ook zo kunnen verstaan: ieder der beide tegen elkaar overstaande engelen, de een zowel als de ander, deed de vraag; zij riepen elkaar de vraag toe, die aan den boven het water zwevenden Engel of aan God gedaan was? Ook Theodotion en de Syriër zetten in den pluralis over. Dan zou de rivier het beeld zijn van den tijd, die in zijn voortvlieten de eeuwigheid zoekt, en de beide aan de beide oevers van den stroom des tijds staande engelen riepen elkaar de vraag toe omtrent het einde van den tijd en het begin der eeuwigheid, opdat de Engel, die boven den stroom des tijds staat, die in Gods naam beantwoordde.

Vers 7

7. En ik vol verwachting hoorde dien man, bekleed met linnen, die boven op het water der rivier was, welk een antwoord hij geven zou op de vraag, die als uit mijn hart was gedaan, en hij hief om op de allerplechtigste wijze zijne woorden te bekrachtigen, zijne rechter- en zijne linkerhand op naar den hemel, en zwoer, om den wille van hen, die ten tijde der verdrukkingen een zekeren troost en een vast steunpunt ten opzichte van maat en duur moesten hebben bij Dien, die eeuwiglijk leeft (Revelation 0:6), dat na enen bestemden tijd, na een jaar, bestemdena twee tijden, twee tijden elk van een jaar, en ene helft, een half jaar (dus in het geheel 3 1/2 jaren, vroeger reeds aangekondigde duur, (Daniel 7:25 .), en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand de macht des heiligen volks 1), als er aan de verstrooiing van Gods volk, van Israël een einde zal komen, daar dit toch met het begin van den laatsten tijd weer uit de gehele wereld naar zijn land moet verzameld worden (Isaiah 43:5 vv.), al deze dingen voleind zullen worden, met dat tijdpunt namelijk beginnen de 3 1/2 jaren 2),

1) Onder "de hand des heiligen volks" hebben wij te verstaan met Zckler "een deel" of liever "de macht des heiligen volks, " zodat ene gehele weglating van het woord hier ons wel den juisten zin zal geven.

2) Van dit alles is nog niets vervuld; de koning, die voorspoedig moet zijn tot het einde der gramschap Gods tegen Jeruzalem, en de Joden drie en een half jaar moet vervolgen, is er nog niet; de verstrooiing des heiligen volks duurt nog voort, en de verlosten slapen nog in het stof der aarde; dit alles is dus aanstaande. Het is Christus, de Koning der wereld, zelf, die de eedzwering volbrengt, welke in zijnen mond veel meer gewicht heeft dan in den mond van Gabriël. Gelijk een aards koning bij de aanvaarding van zijn bestuur ene plechtige verklaring aflegt van de rechten des volks onschendbaar te zullen handhaven, zo bekrachtigt de hemelse Koning hier met opgeheven handen deze voorspelling als de echte, waarbij het in den raad Gods blijft. De Koning der mensheid wil bij den in eeuwigheid levenden Vader aan Zijn hier geopenbaard raadsbesluit vasthouden en daarnaar regeren. Niet voor eeuwig zal de duivel hier op aarde heersen, niet altoos zullen de zondaars hun handen met het bloed der heiligen bevlekken, wanneer de drie tijden en een halve tijd des Antichristendoms verstreken zijn, en het oude bondsvolk gedurende dat tijdperk wederom in Jeruzalem is verzameld, dan nemen deze ontzettende dingen der satanische machten, verleidende geesten en logenwonderen een einde, en het duizendjarig sabbatsrijk begint, waarin den heiligen de heerschappij zal gegeven worden. Zo hebben wij hier een profetisch woord, plechtig door den Zoon bij den eeuwiglevenden Vader bezworen. Zo ongeschokt als hemel en aarde staan, staat ook het woord der profetie.

Het is duidelijk dat hier een blik gegund wordt op het laatste der dagen. Niet alleen zal er vertroosting zijn, maar ook verlossing. Als eenmaal de bestemde tijd vervuld is, als het rijk Gods voleind zal zijn, en de opstanding der doden plaats heeft, dan zal ook alles vervuld zijn, wat hier aan Daniël, Gods knecht, is geopenbaard.

Vers 7

7. En ik vol verwachting hoorde dien man, bekleed met linnen, die boven op het water der rivier was, welk een antwoord hij geven zou op de vraag, die als uit mijn hart was gedaan, en hij hief om op de allerplechtigste wijze zijne woorden te bekrachtigen, zijne rechter- en zijne linkerhand op naar den hemel, en zwoer, om den wille van hen, die ten tijde der verdrukkingen een zekeren troost en een vast steunpunt ten opzichte van maat en duur moesten hebben bij Dien, die eeuwiglijk leeft (Revelation 0:6), dat na enen bestemden tijd, na een jaar, bestemdena twee tijden, twee tijden elk van een jaar, en ene helft, een half jaar (dus in het geheel 3 1/2 jaren, vroeger reeds aangekondigde duur, (Daniel 7:25 .), en als Hij zal voleind hebben te verstrooien de hand de macht des heiligen volks 1), als er aan de verstrooiing van Gods volk, van Israël een einde zal komen, daar dit toch met het begin van den laatsten tijd weer uit de gehele wereld naar zijn land moet verzameld worden (Isaiah 43:5 vv.), al deze dingen voleind zullen worden, met dat tijdpunt namelijk beginnen de 3 1/2 jaren 2),

1) Onder "de hand des heiligen volks" hebben wij te verstaan met Zckler "een deel" of liever "de macht des heiligen volks, " zodat ene gehele weglating van het woord hier ons wel den juisten zin zal geven.

2) Van dit alles is nog niets vervuld; de koning, die voorspoedig moet zijn tot het einde der gramschap Gods tegen Jeruzalem, en de Joden drie en een half jaar moet vervolgen, is er nog niet; de verstrooiing des heiligen volks duurt nog voort, en de verlosten slapen nog in het stof der aarde; dit alles is dus aanstaande. Het is Christus, de Koning der wereld, zelf, die de eedzwering volbrengt, welke in zijnen mond veel meer gewicht heeft dan in den mond van Gabriël. Gelijk een aards koning bij de aanvaarding van zijn bestuur ene plechtige verklaring aflegt van de rechten des volks onschendbaar te zullen handhaven, zo bekrachtigt de hemelse Koning hier met opgeheven handen deze voorspelling als de echte, waarbij het in den raad Gods blijft. De Koning der mensheid wil bij den in eeuwigheid levenden Vader aan Zijn hier geopenbaard raadsbesluit vasthouden en daarnaar regeren. Niet voor eeuwig zal de duivel hier op aarde heersen, niet altoos zullen de zondaars hun handen met het bloed der heiligen bevlekken, wanneer de drie tijden en een halve tijd des Antichristendoms verstreken zijn, en het oude bondsvolk gedurende dat tijdperk wederom in Jeruzalem is verzameld, dan nemen deze ontzettende dingen der satanische machten, verleidende geesten en logenwonderen een einde, en het duizendjarig sabbatsrijk begint, waarin den heiligen de heerschappij zal gegeven worden. Zo hebben wij hier een profetisch woord, plechtig door den Zoon bij den eeuwiglevenden Vader bezworen. Zo ongeschokt als hemel en aarde staan, staat ook het woord der profetie.

Het is duidelijk dat hier een blik gegund wordt op het laatste der dagen. Niet alleen zal er vertroosting zijn, maar ook verlossing. Als eenmaal de bestemde tijd vervuld is, als het rijk Gods voleind zal zijn, en de opstanding der doden plaats heeft, dan zal ook alles vervuld zijn, wat hier aan Daniël, Gods knecht, is geopenbaard.

Vers 8

8. Dit hoorde ik, Daniël duidelijk en nauwkeurig, hoe de man in linnen klederen, die met hemels ook verre heen tot aan het doel der gehele wereldgeschiedenis zag, de laatste dingen openbaarde, doch ik, die met mijne gedachten bij de meer nabijzijnde toekomst van mijn volk en het einde daarvan bleef staan, verstond het niet, omdat uit het gezegde daaromtrent nog niets kon worden afgeleid, en ik zei, om nadere verklaring daarover vragende: Mijn Heere! wat zal het einde zijn van deze dingen? wat zal na den tegenwoordige stand van zaken komen, want ik zal het antwoord hierop beter verstaan, daar het meer nabijzijnde zaken geldt.

Vers 8

8. Dit hoorde ik, Daniël duidelijk en nauwkeurig, hoe de man in linnen klederen, die met hemels ook verre heen tot aan het doel der gehele wereldgeschiedenis zag, de laatste dingen openbaarde, doch ik, die met mijne gedachten bij de meer nabijzijnde toekomst van mijn volk en het einde daarvan bleef staan, verstond het niet, omdat uit het gezegde daaromtrent nog niets kon worden afgeleid, en ik zei, om nadere verklaring daarover vragende: Mijn Heere! wat zal het einde zijn van deze dingen? wat zal na den tegenwoordige stand van zaken komen, want ik zal het antwoord hierop beter verstaan, daar het meer nabijzijnde zaken geldt.

Vers 9

9. En Hij zei: Ga henen, Daniël! in vrede en verontrust er u niet over, dat gij niet hebt verstaan wat over de verre toekomst tot u gezegd is, want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde, de volle betekenis daarvan zal eerst ten tijde der vervulling worden verstaan; onderwerp u met ootmoed onder het verborgene van het Goddelijk raadsbesluit.

Vers 9

9. En Hij zei: Ga henen, Daniël! in vrede en verontrust er u niet over, dat gij niet hebt verstaan wat over de verre toekomst tot u gezegd is, want deze woorden zijn toegesloten en verzegeld tot den tijd van het einde, de volle betekenis daarvan zal eerst ten tijde der vervulling worden verstaan; onderwerp u met ootmoed onder het verborgene van het Goddelijk raadsbesluit.

Vers 10

10. Bij de toekomstige geslachten, wien het nader aangaat dan u, zal het zijne kracht en uitwerking hebben. Velen, die zich gelovig aan het geopenbaarde woord overgeven, zullen er door de droefenissen der toekomende tijden (Daniel 11:35) gereinigd, en wit gemaakt, en gelouterd worden, doch de goddelozen, die zich ganselijk niet willen laten raden en helpen, zullen goddelooslijk handelen, zonder zich te laten bekeren, en gene van de goddelozen zullen het verstaan, en daarvan groot voordeel hebben, maar de verstandigen zullen het verstaan.

Wat de Engel aan Daniël ter geruststelling over zijn niet verstaan zegt is het volgende: "Stel u tevreden Daniël, ook wanneer gij deze voorzegging nog niet geheel verstaat. Deze profetie zal toch worden bewaard door alle tijden heen tot het einde der dagen; de tijden zullen toch alle dingen met zich brengen, die de mensen reinigen en daardoor tot het verstaan van geestelijke zaken opvoeden; en zo er ook velen deze loutering en opvoeding weerstaan, en in hun goddeloosheid blijven, en daarom deze profetie niet verstaan, zo zullen toch zijn, die zich ten allen tijde door de verdrukkingen laten louteren, en tot het verstaan van geestelijke zaken laten opleiden, deze voorzegging verstaan, en hoe verder de tijden voortgaan en komen tot hetgeen de profetie verduidelijkt, haar des te beter te verstaan. Al verstaat gij dan die voorspelling nog niet, zo is zij daarom voor het volk niet nutteloos maar zal door alle tijden heen tot aan het einde hoe langer hoe meer worden verstaan.

Deze uitrukking vinden wij in het zevende hoofdstuk der Openbaring an Johannes terug, waar een der ouderlingen vraagt: Deze, die bekleed zijn met lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?" En het antwoord is: "Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen"; volgens Daniël zouden zij gereinigd en gelouterd worden, zij hebben hun lange klederen gewassen en wit gemaakt in het bloed des Lams. " "Velen zullen worden wit gemaakt, " dat is, velen zullen onschuldig worden verklaard, vrijgesproken. Zie hier ene verandering van staat, door overgang uit de betrekking, in welke wij van nature tot Adam staan, tot de gemeenschap met Christus, in welke wij worden opgenomen door de genade. Ieder onzer is van nature in zonde geboren; wij behoeven gene misdaad te begaan, om schuldig te zijn in Gods oog; wij zijn geboren zondaars, erfgenamen ener gevallen natuur; door onze verwantschap met Adam zijn wij die natuur deelachtig; en wij verzwaren onze schuld door onze eigene persoonlijke overtredingen. Doch wij worden thans welkom geheten en uitgenodigd, om door het geloof uit onzen toestand van nature over te gaan in den toestand van deelgenootschap aan Christus en Zijne gerechtigheid, van welke wij, na alzo begenadigd en verheerlijkt te zijn, nimmer kunnen worden vervreemd. Gij wordt aangemaand de wrakken van het oude Paradijs te laten varen, tot hetwelk de Cherubim met het vlammend zwaard den toegang beletten, en u te laten aandoen zonder dat iemand geld of prijs van u vraagt, dat kleed, hetwelk gij niet hebt te weven, hetwelk gij niet hebt te maken, waarvoor gij niet nodig hebt te betalen, hetwelk gij alleen als ene vrije en onverdiende gift hebt aan te nemen, om alzo door het geloof van God rechtvaardig te zijn, met Hem bevredigd in Christus Jezus. Dit is hetgeen ik u aangaande de grote verandering van staat wilde mededelen. Doch er is meer; er wordt bovendien gezegd, dat de aldus rechtvaardigen zullen worden gelouterd. "Gelouterd"; dit is het lot van al het volk Gods. Het is een der kenmerken van Gods kinderen, dat zij door vele verdrukkingen het koninkrijk der hemelen moeten binnengaan. In de schone taal der Apokalypse luidt het: "Zij komen uit de grote verdrukking. " Wij vleien ons vaak, dat wij op gemakkelijker en zachter wijs door de wereld zullen gaan dan onze vaderen eenmaal gingen; doch het is niets anders dan zelfmisleiding. Gij kunt er op rekenen, zo waar als gij leeft, dat indien gij een Christen zijt, gij iets zult hebben, waardoor gij gelouterd en beproefd wordt, enige zorg die u bezwaart, enigen last, die u drukt, enige kwelling, die gij niet kunt verwijderen, de ene of andere stoornis in uwe rust, de ene of andere wisselvalligheid met opzicht tot uwe hoop, de ene of andere onzekerheid aangaande uwe bezitting, ene ongedachte verdrukking. Zo zeker als gij een Christen zijt, zal God u beproevingen toezenden; de wereld zal ene beproeving voor u zijn, gij zult ondervinden dat beproeving het u toegeschikte deel is, maar dat het u als bestemming is weggelegd haar door almachtige en ondersteunende genade te overwinnen. Tot aan het einde schijnen er twee krachten in deze wereld zullen blijven werken, de kracht der heiligheid en de kracht der zonde; de hemel is het toppunt van volkomenheid, waartoe de eerste opvoert, de hel is de diepte, werwaarts de laatste heenleidt. Gene van de goddelozen, zullen het verstaan. Om den Bijbel te verstaan, om zo vele redelijke en schriftelijke waarheden te verstaan, is er niet zozeer een schrander verstand, als wel een geheiligd hart nodig. Op zonderlinge wijze kan de hartstocht onze rede verduisteren, en het vooroordeel onzen geest bezwaren, totdat de mens zo diep in zijne verdorvenheid is weggezonken, dat hij oog noch gevoel meer heeft voor zedelijke uitnemendheid. Wij weten zeer wel, hoe moeilijk het is, een bloot natuurmens van sommige dier eenvoudige waarheden te overtuigen, welke den Christen zo duidelijk voorkomen. En de oorzaak hiervan is, dat, even als door het geldstuk dat onzen oogappel bedekt, het uitgestrekte panorama voor ons verborgen wordt gehouden, zo ook ene enkele woedende of stormachtige drift, gierigheid, haat, wraakzucht, `s mensen denkvermogen zodanig benevelt, dat hij noch de eenvoudigste waarheden, noch de plichten, die het meest van zelfsprekend inziet.

Vers 10

10. Bij de toekomstige geslachten, wien het nader aangaat dan u, zal het zijne kracht en uitwerking hebben. Velen, die zich gelovig aan het geopenbaarde woord overgeven, zullen er door de droefenissen der toekomende tijden (Daniel 11:35) gereinigd, en wit gemaakt, en gelouterd worden, doch de goddelozen, die zich ganselijk niet willen laten raden en helpen, zullen goddelooslijk handelen, zonder zich te laten bekeren, en gene van de goddelozen zullen het verstaan, en daarvan groot voordeel hebben, maar de verstandigen zullen het verstaan.

Wat de Engel aan Daniël ter geruststelling over zijn niet verstaan zegt is het volgende: "Stel u tevreden Daniël, ook wanneer gij deze voorzegging nog niet geheel verstaat. Deze profetie zal toch worden bewaard door alle tijden heen tot het einde der dagen; de tijden zullen toch alle dingen met zich brengen, die de mensen reinigen en daardoor tot het verstaan van geestelijke zaken opvoeden; en zo er ook velen deze loutering en opvoeding weerstaan, en in hun goddeloosheid blijven, en daarom deze profetie niet verstaan, zo zullen toch zijn, die zich ten allen tijde door de verdrukkingen laten louteren, en tot het verstaan van geestelijke zaken laten opleiden, deze voorzegging verstaan, en hoe verder de tijden voortgaan en komen tot hetgeen de profetie verduidelijkt, haar des te beter te verstaan. Al verstaat gij dan die voorspelling nog niet, zo is zij daarom voor het volk niet nutteloos maar zal door alle tijden heen tot aan het einde hoe langer hoe meer worden verstaan.

Deze uitrukking vinden wij in het zevende hoofdstuk der Openbaring an Johannes terug, waar een der ouderlingen vraagt: Deze, die bekleed zijn met lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen?" En het antwoord is: "Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen"; volgens Daniël zouden zij gereinigd en gelouterd worden, zij hebben hun lange klederen gewassen en wit gemaakt in het bloed des Lams. " "Velen zullen worden wit gemaakt, " dat is, velen zullen onschuldig worden verklaard, vrijgesproken. Zie hier ene verandering van staat, door overgang uit de betrekking, in welke wij van nature tot Adam staan, tot de gemeenschap met Christus, in welke wij worden opgenomen door de genade. Ieder onzer is van nature in zonde geboren; wij behoeven gene misdaad te begaan, om schuldig te zijn in Gods oog; wij zijn geboren zondaars, erfgenamen ener gevallen natuur; door onze verwantschap met Adam zijn wij die natuur deelachtig; en wij verzwaren onze schuld door onze eigene persoonlijke overtredingen. Doch wij worden thans welkom geheten en uitgenodigd, om door het geloof uit onzen toestand van nature over te gaan in den toestand van deelgenootschap aan Christus en Zijne gerechtigheid, van welke wij, na alzo begenadigd en verheerlijkt te zijn, nimmer kunnen worden vervreemd. Gij wordt aangemaand de wrakken van het oude Paradijs te laten varen, tot hetwelk de Cherubim met het vlammend zwaard den toegang beletten, en u te laten aandoen zonder dat iemand geld of prijs van u vraagt, dat kleed, hetwelk gij niet hebt te weven, hetwelk gij niet hebt te maken, waarvoor gij niet nodig hebt te betalen, hetwelk gij alleen als ene vrije en onverdiende gift hebt aan te nemen, om alzo door het geloof van God rechtvaardig te zijn, met Hem bevredigd in Christus Jezus. Dit is hetgeen ik u aangaande de grote verandering van staat wilde mededelen. Doch er is meer; er wordt bovendien gezegd, dat de aldus rechtvaardigen zullen worden gelouterd. "Gelouterd"; dit is het lot van al het volk Gods. Het is een der kenmerken van Gods kinderen, dat zij door vele verdrukkingen het koninkrijk der hemelen moeten binnengaan. In de schone taal der Apokalypse luidt het: "Zij komen uit de grote verdrukking. " Wij vleien ons vaak, dat wij op gemakkelijker en zachter wijs door de wereld zullen gaan dan onze vaderen eenmaal gingen; doch het is niets anders dan zelfmisleiding. Gij kunt er op rekenen, zo waar als gij leeft, dat indien gij een Christen zijt, gij iets zult hebben, waardoor gij gelouterd en beproefd wordt, enige zorg die u bezwaart, enigen last, die u drukt, enige kwelling, die gij niet kunt verwijderen, de ene of andere stoornis in uwe rust, de ene of andere wisselvalligheid met opzicht tot uwe hoop, de ene of andere onzekerheid aangaande uwe bezitting, ene ongedachte verdrukking. Zo zeker als gij een Christen zijt, zal God u beproevingen toezenden; de wereld zal ene beproeving voor u zijn, gij zult ondervinden dat beproeving het u toegeschikte deel is, maar dat het u als bestemming is weggelegd haar door almachtige en ondersteunende genade te overwinnen. Tot aan het einde schijnen er twee krachten in deze wereld zullen blijven werken, de kracht der heiligheid en de kracht der zonde; de hemel is het toppunt van volkomenheid, waartoe de eerste opvoert, de hel is de diepte, werwaarts de laatste heenleidt. Gene van de goddelozen, zullen het verstaan. Om den Bijbel te verstaan, om zo vele redelijke en schriftelijke waarheden te verstaan, is er niet zozeer een schrander verstand, als wel een geheiligd hart nodig. Op zonderlinge wijze kan de hartstocht onze rede verduisteren, en het vooroordeel onzen geest bezwaren, totdat de mens zo diep in zijne verdorvenheid is weggezonken, dat hij oog noch gevoel meer heeft voor zedelijke uitnemendheid. Wij weten zeer wel, hoe moeilijk het is, een bloot natuurmens van sommige dier eenvoudige waarheden te overtuigen, welke den Christen zo duidelijk voorkomen. En de oorzaak hiervan is, dat, even als door het geldstuk dat onzen oogappel bedekt, het uitgestrekte panorama voor ons verborgen wordt gehouden, zo ook ene enkele woedende of stormachtige drift, gierigheid, haat, wraakzucht, `s mensen denkvermogen zodanig benevelt, dat hij noch de eenvoudigste waarheden, noch de plichten, die het meest van zelfsprekend inziet.

Vers 11

11. En, om over de naderende toekomst, naar welke gij gevraagd hebt (Daniel 12:8), u ten minste nog enige verklaring te geven, zo weet: van dien tijd af, dat het gedurig, het dagelijks offer zal weggenomen worden, van het einde van October 168 v. Chr. en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, gelijk in Daniel 11:31, dus anderhalve maand later, tot op den dood van den verwoester van het heiligdom, omstreeks het midden van Mei 164 v. Chr. zullen zijn duizend twee honderd en negentig dagen.

Bij Daniel 8:14 verstonden wij de 2300 avonds en morgens van 1150 gehele dagen. Even als aan de oprichting van den gruwel der verwoesting een tijd van 45 dagen voorafgaat, sedert het dagelijks offer werd afgeschaft, zo volgt ook een tijd van 45 dagen, eer het bericht daarvan in Judea komt, en daar ene nieuwe wending veroorzaakt, dit is het parallelismus der geschiedenis, die meermalen voorkomt en ook bij wereldgebeurtenissen buiten den Bijbel in talloze voorbeelden kunnen aangewezen worden, maar in den Bijbel, waar de getallen een zo groot gewicht hebben, op ene bijzondere besturing der goddelijke Voorzienigheid wijst. Met den dood van Antiochus werd voor Israël ene betere toekomst geordend, daar de nu volgende twisten over den troon in Syrië, den strijd tegen dit rijk werkelijk verlichtten, en ten slotte daartoe moesten leiden, dat Judea tot gehele politieke zelfstandigheid kwam.

Dagen. a t/m c = 1150 dagen (Daniel 8:14). a t/m d = 1290 dagen (Daniel 12:1).

a. van de afschaffing van het dagelijks offer tot op de oprichting van den gruwel der verwoesting (1 Makk. 1:46-57) of van het einde van Oct. tot het midden van Dec. 168 v. C. = 45 dagen.

b. van toen af tot het eerste afgodenoffer op den 15den Chrisleu (1 Makk. 1:62) = 10 dagen.

c. vervolgens tot de reiniging van den tempel na drie jaren, of op 25 Chrisleu, 165 v. C. (1 Makk. 4:52, = 1005 dagen.

d. tot op den dood van Antiochus, omstreeks het midden van Mei 164 v. C. = 140 dagen.

e. van diens dood tot de aankomst van het bericht daarvan in Palestina = 45 dagen. 12. Welgelukzalig is alzo hij, die verwacht en raakt totaan den tijd, wanneer het bericht van dien dood in het heilige land aankomt, en deze daar nog wel niet de bevrijding van alle verdrukkingen, maar toch de verzekering van ene nieuwe en betere toekomst veroorzaakt, namelijk tot 1290 + 45, dat is duizend drie honderd vijf en dertig dagen, 1) want die heeft het gevaar, waarin de ziel verkeerde gedurende den ontzettenden tijd, zegevierend doorstaan, en het is nog slechts een korte tijdelijke druk.

1) Ook hier heeft het getal 1135 een allegorische betekenis, en wel o. i. aanduidende dat de tijd der verademing meer zal zijn dan de tijd der verdrukking, en alsdan zal het einde wezen. Aangeduid wordt dan, dat eenmaal de tijd zal komen, dat aan de verdrukking der kerk een einde zal komen, dat alle vijanden van God en van Christus zullen vernietigd worden en de lijdende en strijdende kerk geheel in de triumferende zal overgaan. Vreeslijke tijden zullen er voor de gelovigen aanbreken, aleer de laatste dagen er zijn zullen, maar de verdrukking zal niet eeuwig duren, en welgelukzalig degenen, die de dagen der verdrukking nog overleven.

Vers 11

11. En, om over de naderende toekomst, naar welke gij gevraagd hebt (Daniel 12:8), u ten minste nog enige verklaring te geven, zo weet: van dien tijd af, dat het gedurig, het dagelijks offer zal weggenomen worden, van het einde van October 168 v. Chr. en de verwoestende gruwel zal gesteld zijn, gelijk in Daniel 11:31, dus anderhalve maand later, tot op den dood van den verwoester van het heiligdom, omstreeks het midden van Mei 164 v. Chr. zullen zijn duizend twee honderd en negentig dagen.

Bij Daniel 8:14 verstonden wij de 2300 avonds en morgens van 1150 gehele dagen. Even als aan de oprichting van den gruwel der verwoesting een tijd van 45 dagen voorafgaat, sedert het dagelijks offer werd afgeschaft, zo volgt ook een tijd van 45 dagen, eer het bericht daarvan in Judea komt, en daar ene nieuwe wending veroorzaakt, dit is het parallelismus der geschiedenis, die meermalen voorkomt en ook bij wereldgebeurtenissen buiten den Bijbel in talloze voorbeelden kunnen aangewezen worden, maar in den Bijbel, waar de getallen een zo groot gewicht hebben, op ene bijzondere besturing der goddelijke Voorzienigheid wijst. Met den dood van Antiochus werd voor Israël ene betere toekomst geordend, daar de nu volgende twisten over den troon in Syrië, den strijd tegen dit rijk werkelijk verlichtten, en ten slotte daartoe moesten leiden, dat Judea tot gehele politieke zelfstandigheid kwam.

Dagen. a t/m c = 1150 dagen (Daniel 8:14). a t/m d = 1290 dagen (Daniel 12:1).

a. van de afschaffing van het dagelijks offer tot op de oprichting van den gruwel der verwoesting (1 Makk. 1:46-57) of van het einde van Oct. tot het midden van Dec. 168 v. C. = 45 dagen.

b. van toen af tot het eerste afgodenoffer op den 15den Chrisleu (1 Makk. 1:62) = 10 dagen.

c. vervolgens tot de reiniging van den tempel na drie jaren, of op 25 Chrisleu, 165 v. C. (1 Makk. 4:52, = 1005 dagen.

d. tot op den dood van Antiochus, omstreeks het midden van Mei 164 v. C. = 140 dagen.

e. van diens dood tot de aankomst van het bericht daarvan in Palestina = 45 dagen. 12. Welgelukzalig is alzo hij, die verwacht en raakt totaan den tijd, wanneer het bericht van dien dood in het heilige land aankomt, en deze daar nog wel niet de bevrijding van alle verdrukkingen, maar toch de verzekering van ene nieuwe en betere toekomst veroorzaakt, namelijk tot 1290 + 45, dat is duizend drie honderd vijf en dertig dagen, 1) want die heeft het gevaar, waarin de ziel verkeerde gedurende den ontzettenden tijd, zegevierend doorstaan, en het is nog slechts een korte tijdelijke druk.

1) Ook hier heeft het getal 1135 een allegorische betekenis, en wel o. i. aanduidende dat de tijd der verademing meer zal zijn dan de tijd der verdrukking, en alsdan zal het einde wezen. Aangeduid wordt dan, dat eenmaal de tijd zal komen, dat aan de verdrukking der kerk een einde zal komen, dat alle vijanden van God en van Christus zullen vernietigd worden en de lijdende en strijdende kerk geheel in de triumferende zal overgaan. Vreeslijke tijden zullen er voor de gelovigen aanbreken, aleer de laatste dagen er zijn zullen, maar de verdrukking zal niet eeuwig duren, en welgelukzalig degenen, die de dagen der verdrukking nog overleven.

Vers 13

13. Maar gij, Daniël, ga henen tot het einde dat u voor dit leven wacht, gelijk nu reeds het einde van uw profetisch werk gekomen is, want gij zult rusten in het graf, en zult opstaan in uw lot1), om uw aandeel te ontvangen in de erve der heiligen, in het einde der dagen, waarvan in Daniel 12:2 sprake was.

1) Hier herhaalt de Engel, wat hij gezegd had, n. l. dat de tijd nog niet rijp was voor het volle licht, dewijl God wilde dat de gemoederen der zijnen zouden gericht zijn op de openbaring van Christus. De Engel derhalve laat den Profeet gaan, en beveelt hem heen te gaan, alsof hij wilde zeggen: Wees tevreden met uw deel. Want God wil de volle openbaring van deze voorspelling uitstellen tot een anderen tijd, welken Hij zelf als den geschikste acht.

Eindelijk eindigt het lijden der vromen in vreugde, dan volgt de rust en zoete verkwikking, en ten laatste ene heerlijke opstanding, wanneer zij met hun verheerlijkte lichamen ingaan in de vreugde des Heeren. Wel hem, die met Daniël een gelijk lot ontvangt! Amen.

Hier vernemen wij ene behartenswaardige stem tot elken Daniël in de Christenheid, tot elken uitlegger en onderzoeker der profetie, tot iederen Christen in deze dagen gericht: Ga uwen weg, totdat het einde kome; want gij zult rusten en opstaan in uw lot, in het einde der dagen. Drie belangrijke wenken worden in dit voorschrift gegeven; in de eerste plaats, dat roeping en plicht in het minst niet behoren veronachtzaamd te worden, door de mogelijkheid van sommige gebeurtenissen. Ga uw weg, totdat het einde kome. De mening is; behartig uw bezigheid, volvoer uwe taak, betracht uw plicht. Ten tweede komt ons hier ene profetische toezegging ter ore, waarvan de vervulling niet zal achterblijven. Gij zult rusten; er blijft ene rust over voor het volk van God; en ten derde treffen wij hier ene persoonlijke, bepaalde en opbeurende verzekering van: gij zult opstaan in uw lot, aan het einde dagen. Het wordt in dit gedeelte der Schrift ons voorgesteld, waarvan de dichter Curns zei, dat hij het nimmer zonder schreien lezen kon: "Wie zijn deze en van waar zijn ze gekomen? Deze zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijnen tempel en die op den troon zit, zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte; want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Ziedaar het lot; in dat lot, dat heerlijk lot, zal een Daniël, en zullen allen, die het geloof van Daniël navolgen, opstaan. Doch wellicht is er nog iets meer bijzonders in de belofte: gij zult opstaan in uw lot. Er zijn trappen in de heerlijkheid, alle Christenen hebben gelijkelijk recht om den hemel in te gaan, maar er zijn hoogten in den hemel, er zijn tronen; er zijn trappen in de heerlijkheid. Deed ik een vat te water gaan dat tien kan, een ander dat vijftig, een ander dat honderd kon bevatten, zij zouden allen worden gevuld, maar het ene, dat vijftig kan bezat, zou niet voller zijn dan het andere, hetwelk slechts vijf kan inhield. Zo, wanneer de Christenen den hemel ingaan, zullen ze allen van gelukzaligheid vervuld worden, maar de een is vatbaarder voor een hoger genot van zaligheid dan de ander.

In of tot uw lot sluit zich aan aan de verdeling van het rijk hier beneden, aan allen die er hun deel van ontvangen. Zo had Israël ieder zijn lot, zijn deel ontvangen van het Joodse land. Alzo wordt aan Daniël hier een lot beloofd in het Messiaanse rijk, dat is hier in de erve der heiligen in het licht. Daniël wordt hier de heerlijkheid der zaligheid vast en zeker beloofd.

SLOTWOORD OP DEN PROFEET DANIEL.

Wie het Profetisch Boek van Daniël, wat zijn inhoud betreft, vergelijkt met dat van de andere Profeten, zal terstond een niet gering onderscheid bemerken.

Zowel in vorm als in inhoud onderscheidt het zich van al de andere.

Een Jesaja, een Hosea en al de andere Profeten treden op tegen de zonde en ongerechtigheden van het volk, manen tot bekering, spreken van straf voor den onboetvaardige, van verlossing en redding van hem, die zijne zonden belijdt en nalaat, maar van dit alles bemerken wij bij onzen Profeet niets.

Van zinnebeeldige handelingen als welke we in het Boek van Ezechiël aantroffen, vinden we ook in Daniël geen spoor.

Traden de andere Profeten op binnen de grenzen, zo niet van het Joodse land, dan toch van het Joodse volk, Daniël treedt op te midden van de Heidense wereldmachten, of, zoals het ook wel eens is uitgedrukt "Hij trekt de theokratie in de geschiedkundige ontwikkeling der wereldrijken. "

Hij is geen Profeet binnen de theokratie, en vandaar dat de rangschikkers van de Boeken des Ouden Verbonds zijn boek niet hebben geplaatst onder de Profeten, maar onder de dusgenaamde Ketoebim, zijn plaats aangewezen tussen Esther en Ezra, en hem daarom beschouwd als een Profetische geschiedschrijver van dat tijdvak van het Rijk Gods, hetwelk begint met de ballingschap.

Wel was hij een Profeet des Heeren, maar als in den dienst van de macht der werelden. Was door de ballingschap de theokratie getrokken in de geschiedkundige ontwikkeling der wereldrijken, stond de voortduring en de ontwikkeling der theokratie in het nauwste verband met de ontwikkeling van de wereldmachten, en wel zo, dat de ondergang van de laatste eerst moet plaats grijpen, aleer de eerste tot volkomene ontplooiing van hare heerlijkheid kwam: aan Daniël, den balling van het volk des Verbonds, maar tevens een der hoogste staatsdienaren van de toen heersende wereldmacht werd het gegeven, dat alles onder de meest indrukwekkende symbolen aan te kondigen.

Heeft hij in zijn persoon afgebeeld, dat het Rijk Gods niet ten onder kon worden gebracht, wel tijdelijk verdrukt door de wereldmachten, in zijne redenen heeft hij, door Gods Geest gedreven, het zinnebeeldig voor ogen gesteld, hoe de ontwikkeling der wereldmachten in den loop der eeuwen zich zou openbaren, hoe het ene wereldrijk uit het andere zou te voorschijn treden, hoe de anti-goddelijke wereld macht zich zou stellen tegen den bloei en de vooruitgang van het Goddelijke, maar ook hoe ten leste de overwinning zou zijn, niet aan de zijde van de wereld, maar wel aan Hem, die leeft en regeert tot in alle eeuwigheid.

De wijsheid der Chaldeeën werd op verscheidene wijzen in de schaduw gesteld door de wijsheid Gods, die uit hem sprak, maar hij verkondigt tevens, dat eenmaal, aan den eindpaal der eeuwen al de wijsheid en de macht der wereld zou te schande worden en alleen de wijsheid en kracht Gods zou blijken heerlijk te zijn.

Zo werden zijne profetieën inzonderheid een verzameling van troostredenen voor het verdrukte volk Gods, om het te midden van lijden en ellende vast te zetten in het geloof aan en in de hope op de eeuwige kracht en hulpe van Hem, aan Wien de overwinning verblijven zou.

Vers 13

13. Maar gij, Daniël, ga henen tot het einde dat u voor dit leven wacht, gelijk nu reeds het einde van uw profetisch werk gekomen is, want gij zult rusten in het graf, en zult opstaan in uw lot1), om uw aandeel te ontvangen in de erve der heiligen, in het einde der dagen, waarvan in Daniel 12:2 sprake was.

1) Hier herhaalt de Engel, wat hij gezegd had, n. l. dat de tijd nog niet rijp was voor het volle licht, dewijl God wilde dat de gemoederen der zijnen zouden gericht zijn op de openbaring van Christus. De Engel derhalve laat den Profeet gaan, en beveelt hem heen te gaan, alsof hij wilde zeggen: Wees tevreden met uw deel. Want God wil de volle openbaring van deze voorspelling uitstellen tot een anderen tijd, welken Hij zelf als den geschikste acht.

Eindelijk eindigt het lijden der vromen in vreugde, dan volgt de rust en zoete verkwikking, en ten laatste ene heerlijke opstanding, wanneer zij met hun verheerlijkte lichamen ingaan in de vreugde des Heeren. Wel hem, die met Daniël een gelijk lot ontvangt! Amen.

Hier vernemen wij ene behartenswaardige stem tot elken Daniël in de Christenheid, tot elken uitlegger en onderzoeker der profetie, tot iederen Christen in deze dagen gericht: Ga uwen weg, totdat het einde kome; want gij zult rusten en opstaan in uw lot, in het einde der dagen. Drie belangrijke wenken worden in dit voorschrift gegeven; in de eerste plaats, dat roeping en plicht in het minst niet behoren veronachtzaamd te worden, door de mogelijkheid van sommige gebeurtenissen. Ga uw weg, totdat het einde kome. De mening is; behartig uw bezigheid, volvoer uwe taak, betracht uw plicht. Ten tweede komt ons hier ene profetische toezegging ter ore, waarvan de vervulling niet zal achterblijven. Gij zult rusten; er blijft ene rust over voor het volk van God; en ten derde treffen wij hier ene persoonlijke, bepaalde en opbeurende verzekering van: gij zult opstaan in uw lot, aan het einde dagen. Het wordt in dit gedeelte der Schrift ons voorgesteld, waarvan de dichter Curns zei, dat hij het nimmer zonder schreien lezen kon: "Wie zijn deze en van waar zijn ze gekomen? Deze zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijnen tempel en die op den troon zit, zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte; want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Ziedaar het lot; in dat lot, dat heerlijk lot, zal een Daniël, en zullen allen, die het geloof van Daniël navolgen, opstaan. Doch wellicht is er nog iets meer bijzonders in de belofte: gij zult opstaan in uw lot. Er zijn trappen in de heerlijkheid, alle Christenen hebben gelijkelijk recht om den hemel in te gaan, maar er zijn hoogten in den hemel, er zijn tronen; er zijn trappen in de heerlijkheid. Deed ik een vat te water gaan dat tien kan, een ander dat vijftig, een ander dat honderd kon bevatten, zij zouden allen worden gevuld, maar het ene, dat vijftig kan bezat, zou niet voller zijn dan het andere, hetwelk slechts vijf kan inhield. Zo, wanneer de Christenen den hemel ingaan, zullen ze allen van gelukzaligheid vervuld worden, maar de een is vatbaarder voor een hoger genot van zaligheid dan de ander.

In of tot uw lot sluit zich aan aan de verdeling van het rijk hier beneden, aan allen die er hun deel van ontvangen. Zo had Israël ieder zijn lot, zijn deel ontvangen van het Joodse land. Alzo wordt aan Daniël hier een lot beloofd in het Messiaanse rijk, dat is hier in de erve der heiligen in het licht. Daniël wordt hier de heerlijkheid der zaligheid vast en zeker beloofd.

SLOTWOORD OP DEN PROFEET DANIEL.

Wie het Profetisch Boek van Daniël, wat zijn inhoud betreft, vergelijkt met dat van de andere Profeten, zal terstond een niet gering onderscheid bemerken.

Zowel in vorm als in inhoud onderscheidt het zich van al de andere.

Een Jesaja, een Hosea en al de andere Profeten treden op tegen de zonde en ongerechtigheden van het volk, manen tot bekering, spreken van straf voor den onboetvaardige, van verlossing en redding van hem, die zijne zonden belijdt en nalaat, maar van dit alles bemerken wij bij onzen Profeet niets.

Van zinnebeeldige handelingen als welke we in het Boek van Ezechiël aantroffen, vinden we ook in Daniël geen spoor.

Traden de andere Profeten op binnen de grenzen, zo niet van het Joodse land, dan toch van het Joodse volk, Daniël treedt op te midden van de Heidense wereldmachten, of, zoals het ook wel eens is uitgedrukt "Hij trekt de theokratie in de geschiedkundige ontwikkeling der wereldrijken. "

Hij is geen Profeet binnen de theokratie, en vandaar dat de rangschikkers van de Boeken des Ouden Verbonds zijn boek niet hebben geplaatst onder de Profeten, maar onder de dusgenaamde Ketoebim, zijn plaats aangewezen tussen Esther en Ezra, en hem daarom beschouwd als een Profetische geschiedschrijver van dat tijdvak van het Rijk Gods, hetwelk begint met de ballingschap.

Wel was hij een Profeet des Heeren, maar als in den dienst van de macht der werelden. Was door de ballingschap de theokratie getrokken in de geschiedkundige ontwikkeling der wereldrijken, stond de voortduring en de ontwikkeling der theokratie in het nauwste verband met de ontwikkeling van de wereldmachten, en wel zo, dat de ondergang van de laatste eerst moet plaats grijpen, aleer de eerste tot volkomene ontplooiing van hare heerlijkheid kwam: aan Daniël, den balling van het volk des Verbonds, maar tevens een der hoogste staatsdienaren van de toen heersende wereldmacht werd het gegeven, dat alles onder de meest indrukwekkende symbolen aan te kondigen.

Heeft hij in zijn persoon afgebeeld, dat het Rijk Gods niet ten onder kon worden gebracht, wel tijdelijk verdrukt door de wereldmachten, in zijne redenen heeft hij, door Gods Geest gedreven, het zinnebeeldig voor ogen gesteld, hoe de ontwikkeling der wereldmachten in den loop der eeuwen zich zou openbaren, hoe het ene wereldrijk uit het andere zou te voorschijn treden, hoe de anti-goddelijke wereld macht zich zou stellen tegen den bloei en de vooruitgang van het Goddelijke, maar ook hoe ten leste de overwinning zou zijn, niet aan de zijde van de wereld, maar wel aan Hem, die leeft en regeert tot in alle eeuwigheid.

De wijsheid der Chaldeeën werd op verscheidene wijzen in de schaduw gesteld door de wijsheid Gods, die uit hem sprak, maar hij verkondigt tevens, dat eenmaal, aan den eindpaal der eeuwen al de wijsheid en de macht der wereld zou te schande worden en alleen de wijsheid en kracht Gods zou blijken heerlijk te zijn.

Zo werden zijne profetieën inzonderheid een verzameling van troostredenen voor het verdrukte volk Gods, om het te midden van lijden en ellende vast te zetten in het geloof aan en in de hope op de eeuwige kracht en hulpe van Hem, aan Wien de overwinning verblijven zou.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Daniel 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/daniel-12.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile