Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
2 Kronieken 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 7

2 Chronicles 7:1

INWIJDING VAN DE TEMPEL GEËINDIGD

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 7

2 Chronicles 7:1

INWIJDING VAN DE TEMPEL GEËINDIGD

Vers 1

1. Toen nu Salomo voleind had te bidden, en juist zich van zijn knieën (2 Chronicles 6:13 2 Chronicles 6:13) wilde opheffen, zo daalde, zoals vroeger bij het eerste offer van Aron (Leviticus9:24 9:24), het vuur van de hemel 1), en verteerde het op het brandofferaltaar gereed gemaakte (2 Chronicles 5:6) brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid van de Heere vervulde het huis.

1) Deze gebeurtenis wordt in 1 Kings 8:54, niet vermeld, terwijl hier weggelaten wordt, de mededeling van het zegenen van het volk door Salomo.

Wat nu dit neerdalen van het vuur van de hemel betreft, het is duidelijk, dat de Heere God niet alleen daarmee het brandofferaltaar tot wettige offerplaats heeft willen heiligen, maar ook en bovenal daarmee heeft willen aanduiden, dat, als Israël met zijn offeranden daar kwam, het kon hopen op de genade van die God, die, als de God van het Verbond, tussen de Cherubs troonde. In het vuur van de hemel, dat de offeranden op het altaar verteerde, openbaarde zich de heerlijkheid van de Heere dan ook op zo'n treffende wijze, dat de priesters niet in het huis van de Heere, niet in het Heilige, door de voorhof konden ingaan.

Wij hebben er dan ook wel op te letten, dat de heerlijkheid, hier vermeld, niet een gevolg was van de Wolk in het Heiligdom, maar van het vuur uit de hemel.

In 2 Chronicles 5:14 wordt gezegd, dat de Priesters niet konden staan, hier dat zij niet konden ingaan. In eerstgenoemde plaats worden zij voorgesteld als te verkeren in het Huis van God, hier als in de voorhof, of daarvoor.

Wij hebben derhalve hier een nadere aanvulling van het bericht in de Boeken der Koningen, een aanvulling, die geheel in overeenstemming is met het doel van de Schrijver van de Kronieken, n.l. om zijn tijdgenoten in de eerste plaats een diepe indruk te geven van de Levitische eredienst als niet alleen heilig, maar ook door God, de Heere, bij de tempelwijding als opnieuw gesanctioneerd.

Vers 1

1. Toen nu Salomo voleind had te bidden, en juist zich van zijn knieën (2 Chronicles 6:13 2 Chronicles 6:13) wilde opheffen, zo daalde, zoals vroeger bij het eerste offer van Aron (Leviticus9:24 9:24), het vuur van de hemel 1), en verteerde het op het brandofferaltaar gereed gemaakte (2 Chronicles 5:6) brandoffer en de slachtofferen; en de heerlijkheid van de Heere vervulde het huis.

1) Deze gebeurtenis wordt in 1 Kings 8:54, niet vermeld, terwijl hier weggelaten wordt, de mededeling van het zegenen van het volk door Salomo.

Wat nu dit neerdalen van het vuur van de hemel betreft, het is duidelijk, dat de Heere God niet alleen daarmee het brandofferaltaar tot wettige offerplaats heeft willen heiligen, maar ook en bovenal daarmee heeft willen aanduiden, dat, als Israël met zijn offeranden daar kwam, het kon hopen op de genade van die God, die, als de God van het Verbond, tussen de Cherubs troonde. In het vuur van de hemel, dat de offeranden op het altaar verteerde, openbaarde zich de heerlijkheid van de Heere dan ook op zo'n treffende wijze, dat de priesters niet in het huis van de Heere, niet in het Heilige, door de voorhof konden ingaan.

Wij hebben er dan ook wel op te letten, dat de heerlijkheid, hier vermeld, niet een gevolg was van de Wolk in het Heiligdom, maar van het vuur uit de hemel.

In 2 Chronicles 5:14 wordt gezegd, dat de Priesters niet konden staan, hier dat zij niet konden ingaan. In eerstgenoemde plaats worden zij voorgesteld als te verkeren in het Huis van God, hier als in de voorhof, of daarvoor.

Wij hebben derhalve hier een nadere aanvulling van het bericht in de Boeken der Koningen, een aanvulling, die geheel in overeenstemming is met het doel van de Schrijver van de Kronieken, n.l. om zijn tijdgenoten in de eerste plaats een diepe indruk te geven van de Levitische eredienst als niet alleen heilig, maar ook door God, de Heere, bij de tempelwijding als opnieuw gesanctioneerd.

Vers 2

2. En de priesters konden niet ingaan in het huis van de Heere; want de heerlijkheid van de Heere had het huis van de Heere vervuld.

Vers 2

2. En de priesters konden niet ingaan in het huis van de Heere; want de heerlijkheid van de Heere had het huis van de Heere vervuld.

Vers 3

3. En toen al de kinderen van Israël, waarvoor toch dit teken geschiedde, dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid van de Heere over het huis, zo bukten zij, evenals Salomo bij het eerste teken in een blijmoedig dankgebed zijn gemoed had ontlast (2 Chronicles 6:1, 2 Chronicles 6:1), bij dit tweede teken met hun aangezichten ter aarde op de vloer, van het voorhof, en aanbaden 1) hun majestueus Zich openbarende en toch zo genadig Zich neerbuigende God, en als nu de koning tot hen kwam en hen zegende en hen vermaande (1 Kings 8:55), namen zij deel aan de openbare godsdienst, en loofden de Heere, dat Hij goed is, en dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. 1) Israël kon hier een blijk van Gods goedkeuring van hun offeranden uit opnemen, en daarom loofden alle tongen onder hen Gods goedheid en weldadigheid. Een lofzang, die nooit te onpas komt en waartoe het onze harten en tongen nooit aan stof, gelegenheid en taal ontbreken kan. Behaagt het God zich als een verterend vuur voor de zondaar hier in de tijd te vertonen, dan kan de wereld uit dit oordeel gerechtigheid leren en Zijn volk zich in Zijn licht verheugen. Israël had ook wel reden, om Gods goedheid te verheerlijken, want het zijn de barmhartigheden van de Heere, dat zij niet, dat wij niet, maar de offeranden in onze plaats verteerd en vernield worden..

Vers 3

3. En toen al de kinderen van Israël, waarvoor toch dit teken geschiedde, dat vuur zagen afdalen, en de heerlijkheid van de Heere over het huis, zo bukten zij, evenals Salomo bij het eerste teken in een blijmoedig dankgebed zijn gemoed had ontlast (2 Chronicles 6:1, 2 Chronicles 6:1), bij dit tweede teken met hun aangezichten ter aarde op de vloer, van het voorhof, en aanbaden 1) hun majestueus Zich openbarende en toch zo genadig Zich neerbuigende God, en als nu de koning tot hen kwam en hen zegende en hen vermaande (1 Kings 8:55), namen zij deel aan de openbare godsdienst, en loofden de Heere, dat Hij goed is, en dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid. 1) Israël kon hier een blijk van Gods goedkeuring van hun offeranden uit opnemen, en daarom loofden alle tongen onder hen Gods goedheid en weldadigheid. Een lofzang, die nooit te onpas komt en waartoe het onze harten en tongen nooit aan stof, gelegenheid en taal ontbreken kan. Behaagt het God zich als een verterend vuur voor de zondaar hier in de tijd te vertonen, dan kan de wereld uit dit oordeel gerechtigheid leren en Zijn volk zich in Zijn licht verheugen. Israël had ook wel reden, om Gods goedheid te verheerlijken, want het zijn de barmhartigheden van de Heere, dat zij niet, dat wij niet, maar de offeranden in onze plaats verteerd en vernield worden..

Vers 4

4. De koning nu en al het volk offerden hierop die slachtoffers voor het aangezicht van de Heere, die in 2 Chronicles 5:6 aangeduid en voor het tegenwoordige feest bestemd waren.

Vers 4

4. De koning nu en al het volk offerden hierop die slachtoffers voor het aangezicht van de Heere, die in 2 Chronicles 5:6 aangeduid en voor het tegenwoordige feest bestemd waren.

Vers 5

5. En de koning Salomo offerde in het geheel op deze eerste en de zes volgende dagen van het feest aan slachtoffer van runderen, tweeentwintig duizend, en van schapen, honderdentwintig duizend, de offers van de stamvorsten en van het volk laten zich echter niet berekenen, zoals reeds gezegd is. Alzo hebben de koning en het ganse volk het huis van God ingewijd.

Vers 5

5. En de koning Salomo offerde in het geheel op deze eerste en de zes volgende dagen van het feest aan slachtoffer van runderen, tweeentwintig duizend, en van schapen, honderdentwintig duizend, de offers van de stamvorsten en van het volk laten zich echter niet berekenen, zoals reeds gezegd is. Alzo hebben de koning en het ganse volk het huis van God ingewijd.

Vers 6

6. Ook stonden de priesters in hun wachten 1), zij vervulden bij het feest, het ambt, waartoe de Wet hen verbond, en de Levieten begeleidden het godsdienstige werk met de muzikale instrumenten van de Heere, die de koning David gemaakt had, had laten maken, om de Heere te loven, dat Zijn weldadigheid is in eeuwigheid, op de wijze, als David door hun dienst, met de Psalmen, die zij zongen, Hem prees; en de priesters trompettenden tegen hen over, in bijzondere koren, en gans Israël stond in de buiten-voorhof en woonde de heilige handeling met aandacht bij.

1) In het Hebreeën Al-Mischmerotham. Letterlijk: op hun wachtposten. Dat wil zeggen in hun ambten, zoals David hen geordend had.

Vers 6

6. Ook stonden de priesters in hun wachten 1), zij vervulden bij het feest, het ambt, waartoe de Wet hen verbond, en de Levieten begeleidden het godsdienstige werk met de muzikale instrumenten van de Heere, die de koning David gemaakt had, had laten maken, om de Heere te loven, dat Zijn weldadigheid is in eeuwigheid, op de wijze, als David door hun dienst, met de Psalmen, die zij zongen, Hem prees; en de priesters trompettenden tegen hen over, in bijzondere koren, en gans Israël stond in de buiten-voorhof en woonde de heilige handeling met aandacht bij.

1) In het Hebreeën Al-Mischmerotham. Letterlijk: op hun wachtposten. Dat wil zeggen in hun ambten, zoals David hen geordend had.

Vers 7

7. En Salomo heiligde 1) voor het feest van drie dagen, het middelste van de voorhof, dat voor het huis van de Heere was, de ganse ruimte van de voorhof van de priesters tussen het brandoffer-altaar en het tempelhuis; omdat hij daar op vele kleine, tot dat bijzondere doel opgerichte altaren, de brandoffers en het vette van de dankoffers bereid had, verbrandde daarop de brandoffers en het vette van de dankoffers; want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had (2 Chronicles 4:1), en voor gewone tijden de enige rechtmatige offerplaats was, kon het brandoffer, en het spijsoffer, en het vette, het dankoffer (Leviticus 3:5) niet vatten.

1) Beter: En Salomo had geheiligd, omdat dit reeds te voren gedaan was, aleer de brandoffers en dankoffers, waarvan in 2 Chronicles 7:5 sprake is, werden gebracht. De reden waarom, wordt aan het slot aan dit vers meegedeeld.

Vers 7

7. En Salomo heiligde 1) voor het feest van drie dagen, het middelste van de voorhof, dat voor het huis van de Heere was, de ganse ruimte van de voorhof van de priesters tussen het brandoffer-altaar en het tempelhuis; omdat hij daar op vele kleine, tot dat bijzondere doel opgerichte altaren, de brandoffers en het vette van de dankoffers bereid had, verbrandde daarop de brandoffers en het vette van de dankoffers; want het koperen altaar, dat Salomo gemaakt had (2 Chronicles 4:1), en voor gewone tijden de enige rechtmatige offerplaats was, kon het brandoffer, en het spijsoffer, en het vette, het dankoffer (Leviticus 3:5) niet vatten.

1) Beter: En Salomo had geheiligd, omdat dit reeds te voren gedaan was, aleer de brandoffers en dankoffers, waarvan in 2 Chronicles 7:5 sprake is, werden gebracht. De reden waarom, wordt aan het slot aan dit vers meegedeeld.

Vers 8

8. Salomo hield ook in dezelfde tijd, nadat hij de inwijding van de tempel in de dagen van 8-14 van de maand Ethanim of Tisri voleindigd had, ook het feest namelijk het op de 15-21 Tisri invallende Loofhuttenfeest (Leviticus 3:34), zeven dagenlang, en gans Israël met hem, een zeer grote gemeente, van de ingang, de uiterste noordergrens van het rijk af van Hamath in Syrië, tot de uiterste zuidergrens, de rivier van Egypte (Numbers 34:5,Numbers 34:8), de tegenwoordige Wady el Arisch.

Vers 8

8. Salomo hield ook in dezelfde tijd, nadat hij de inwijding van de tempel in de dagen van 8-14 van de maand Ethanim of Tisri voleindigd had, ook het feest namelijk het op de 15-21 Tisri invallende Loofhuttenfeest (Leviticus 3:34), zeven dagenlang, en gans Israël met hem, een zeer grote gemeente, van de ingang, de uiterste noordergrens van het rijk af van Hamath in Syrië, tot de uiterste zuidergrens, de rivier van Egypte (Numbers 34:5,Numbers 34:8), de tegenwoordige Wady el Arisch.

Vers 9

9. En op de achtste dag, op de 22sten Tisri, hielden zij een verbodsdag, de in Leviticus 3:36 bevolen vergadering, zodat het gehele feest tweemaal zeven dagen duurde; want zij hielden de inwijding van het altaar (2 Chronicles 7:7-2 Chronicles 7:11) zeven dagen, en het feest (2 Chronicles 7:8), ook zeven dagen, waarop dan nog als vijftiende dat, het slotfeest volgde, dat in de aanvang van ons vers werd vermeld.

Vers 9

9. En op de achtste dag, op de 22sten Tisri, hielden zij een verbodsdag, de in Leviticus 3:36 bevolen vergadering, zodat het gehele feest tweemaal zeven dagen duurde; want zij hielden de inwijding van het altaar (2 Chronicles 7:7-2 Chronicles 7:11) zeven dagen, en het feest (2 Chronicles 7:8), ook zeven dagen, waarop dan nog als vijftiende dat, het slotfeest volgde, dat in de aanvang van ons vers werd vermeld.

Vers 10

10. Maar op de drieentwintigste dag van de zevende maand van Ethanim of Tisri (Exodus 12:2), liet hij het volk weer huiswaarts gaan tot hun hutten, en zij trokken heen blijde en goedsmoeds over het goede, dat de Heere aan David en Salomo, en Zijn volk Israël gedaan had 1).

1) "1 Kings 8:66"

Vers 10

10. Maar op de drieentwintigste dag van de zevende maand van Ethanim of Tisri (Exodus 12:2), liet hij het volk weer huiswaarts gaan tot hun hutten, en zij trokken heen blijde en goedsmoeds over het goede, dat de Heere aan David en Salomo, en Zijn volk Israël gedaan had 1).

1) "1 Kings 8:66"

Vers 11

11. Alzo volbracht Salomo, in de loop van 20 jaren, sedert het 4de jaar van zijn regering (2 Chronicles 8:1), het huis van de Heere, en het huis van de koning, van welks bouw in ons Boek niets naders bericht is geworden, maar wel in 1 Kings 7:1-1 Kings 7:12; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in het huis van de Heere en in zijn huis te maken, richtte hij tot Oktober van het jaar 991 v r Christus, voorspoedig uit.

VI. 2 Chronicles 7:12-2 Chronicles 7:22. Nog eenmaal, evenals bij de aanvang van zijn regering te Gibeon, zo ook na volbrachten tempelbouw te Jeruzalem, verschijnt de Heere aan Salomo, verzekert hem van de genadige verhoring van zijn gebed, dat hij bij de inwijding had uitgesproken, terwijl Hij de afzonderlijke beden in het bijzonder antwoord geeft, maar tevens in zeer ernstige, sterke woorden voor afval van Hem waarschuwt, want dan zou hij al de vloeken, daarover in de Wet uitgesproken, op zich laden. (Vergelijk 1 Kings 9:1-1 Kings 9:9)

Vers 11

11. Alzo volbracht Salomo, in de loop van 20 jaren, sedert het 4de jaar van zijn regering (2 Chronicles 8:1), het huis van de Heere, en het huis van de koning, van welks bouw in ons Boek niets naders bericht is geworden, maar wel in 1 Kings 7:1-1 Kings 7:12; en al wat in Salomo's hart gekomen was, om in het huis van de Heere en in zijn huis te maken, richtte hij tot Oktober van het jaar 991 v r Christus, voorspoedig uit.

VI. 2 Chronicles 7:12-2 Chronicles 7:22. Nog eenmaal, evenals bij de aanvang van zijn regering te Gibeon, zo ook na volbrachten tempelbouw te Jeruzalem, verschijnt de Heere aan Salomo, verzekert hem van de genadige verhoring van zijn gebed, dat hij bij de inwijding had uitgesproken, terwijl Hij de afzonderlijke beden in het bijzonder antwoord geeft, maar tevens in zeer ernstige, sterke woorden voor afval van Hem waarschuwt, want dan zou hij al de vloeken, daarover in de Wet uitgesproken, op zich laden. (Vergelijk 1 Kings 9:1-1 Kings 9:9)

Vers 12

12. En de Heere verscheen Salomo, of na de eerste dag van de tempelwijding, of na het slotfeest van het feest van de Loofhutten, alzo of na de 8ste of na de 22ste Tisri van genoemd jaar 901 voor Christus zoals Hij hem v r 23-24 jaren te Gibeon verschenen was (2 Chronicles 1:7),' s nachts in een droom, en Hij zei tot hem: Ik heb uw gebed (2 Chronicles 6:14) verhoord, en heb Mij deze plaats, dit huis, dat gij op Moria Mijn naam gebouwd hebt, verkoren tot een offerhuis (Deuteronomy 12:5).

Vers 12

12. En de Heere verscheen Salomo, of na de eerste dag van de tempelwijding, of na het slotfeest van het feest van de Loofhutten, alzo of na de 8ste of na de 22ste Tisri van genoemd jaar 901 voor Christus zoals Hij hem v r 23-24 jaren te Gibeon verschenen was (2 Chronicles 1:7),' s nachts in een droom, en Hij zei tot hem: Ik heb uw gebed (2 Chronicles 6:14) verhoord, en heb Mij deze plaats, dit huis, dat gij op Moria Mijn naam gebouwd hebt, verkoren tot een offerhuis (Deuteronomy 12:5).

Vers 13

13. Zo Ik de hemel toesluit, dat er geen regen is, of zo Ik de sprinkhanen gebied, het land te verteren, of zo Ik de pest onder mijn volk zend:

Vers 13

13. Zo Ik de hemel toesluit, dat er geen regen is, of zo Ik de sprinkhanen gebied, het land te verteren, of zo Ik de pest onder mijn volk zend:

Vers 14

14. En Mijn volk, waarover Mijn naam genoemd wordt, zich verootmoedigen en bidden, en Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen 1), zo zal Ik uit de hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.

1) Het antwoord van de Heere is hier een weinig uitvoeriger vermeld, dan in de Boeken der Koningen. De Heere God dreigt eerst met toesluiten van de hemel, zodat er geen regen zou komen, dan met sprinkhanen en pest. Maar de Heere belooft ook, dat, indien het volk zich tot de Tempel zal begeven, om vergiffenis te smeken en offeranden te brengen, Hij hen weer genadig zal zijn, mits, en hierop valt al de nadruk, indien het volk zich bekeren zal van hun zonden. Hieruit zou het toch blijken, of de offeranden met een waarachtig hart werden gebracht en de belijdenis van schuld oprecht was, of Israël's komen een in waarheid schuldbelijdend terugkeren tot de Heere was. De Heere God doet het hier Salomo voelen, hoe alleen een in de schuld vallen, dat gevolgd wordt door een laten varen van de afgodendienst, bij Hem gewild is. Dit is het dan ook, wat altijd in de dagen van diepe afval door de Profeten op de voorgrond wordt gesteld. In bekering alleen zou redding voor land en volk zijn.

"1 Kings 9:9"

Vers 14

14. En Mijn volk, waarover Mijn naam genoemd wordt, zich verootmoedigen en bidden, en Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen 1), zo zal Ik uit de hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.

1) Het antwoord van de Heere is hier een weinig uitvoeriger vermeld, dan in de Boeken der Koningen. De Heere God dreigt eerst met toesluiten van de hemel, zodat er geen regen zou komen, dan met sprinkhanen en pest. Maar de Heere belooft ook, dat, indien het volk zich tot de Tempel zal begeven, om vergiffenis te smeken en offeranden te brengen, Hij hen weer genadig zal zijn, mits, en hierop valt al de nadruk, indien het volk zich bekeren zal van hun zonden. Hieruit zou het toch blijken, of de offeranden met een waarachtig hart werden gebracht en de belijdenis van schuld oprecht was, of Israël's komen een in waarheid schuldbelijdend terugkeren tot de Heere was. De Heere God doet het hier Salomo voelen, hoe alleen een in de schuld vallen, dat gevolgd wordt door een laten varen van de afgodendienst, bij Hem gewild is. Dit is het dan ook, wat altijd in de dagen van diepe afval door de Profeten op de voorgrond wordt gesteld. In bekering alleen zou redding voor land en volk zijn.

"1 Kings 9:9"

Vers 15

15. Nu zullen Mijn ogen open zijn en Mijn oren opmerkend op het gebed van deze plaats.

Vers 15

15. Nu zullen Mijn ogen open zijn en Mijn oren opmerkend op het gebed van deze plaats.

Vers 22

22. En men zal zeggen: Omdat zij de Heere, de God van hun vaderen, verlaten hebben, die hen uit Egypteland uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor hen neergebogen, en hen gediend; daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht 1).

1) Geen wijze Salomo zelf kon een al te grote voorspoed verdragen. De uitkomst heeft geleerd, hoe de gedreigde vloek en straf heeft moeten stand grijpen, en hoe hij de grond, zowel van Israël's hoogheid als van Israël's val, gelegd heeft..

Vers 22

22. En men zal zeggen: Omdat zij de Heere, de God van hun vaderen, verlaten hebben, die hen uit Egypteland uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden gehouden, en zich voor hen neergebogen, en hen gediend; daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht 1).

1) Geen wijze Salomo zelf kon een al te grote voorspoed verdragen. De uitkomst heeft geleerd, hoe de gedreigde vloek en straf heeft moeten stand grijpen, en hoe hij de grond, zowel van Israël's hoogheid als van Israël's val, gelegd heeft..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile