Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
2 Kronieken 32

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 32

2 Chronicles 32:1

HIZKIA'S WONDERBARE BESCHERMING TEGEN SANHERIB

IV. 2 Chronicles 32:1-2 Chronicles 32:23. Schetsgewijze, zoals overal waar de Boeken der Koningen de gang van een gebeurtenis reeds uitvoerig voorgesteld hebben, wordt nu de inval van de Assyrische koning in het land van Juda bericht. Aanvankelijk is Hizkia vol moed en troost, en neemt hij alle maatregelen tot verdediging van zijn hoofdstad, maar als daarop het vijandelijk leger de een stad na de andere hem ontkomen heeft, en hij Sanberibs aftocht ook met zware offers niet heeft kunnen kopen, maar deze veeleer overgang op genade of om genade eist, onder bespotting van de God van Israël, dan zoekt hij zijn kracht in het gebed voor het aangezicht van de Heere. En daarop ondervindt hij ook, naar Gods belofte, zo'n spoedige en krachtige hulp door de Engel, die in de eerstvolgende nacht een groot verderf in het Assyrische leger aanricht, dat hij niet slechts van zijn benauwer zonder enige moeite bevrijd wordt, maar ook in eer en achting staat bij alle naburige volken (Vergelijk 2 Kings 18:13-2 Kings 19:37).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 32

2 Chronicles 32:1

HIZKIA'S WONDERBARE BESCHERMING TEGEN SANHERIB

IV. 2 Chronicles 32:1-2 Chronicles 32:23. Schetsgewijze, zoals overal waar de Boeken der Koningen de gang van een gebeurtenis reeds uitvoerig voorgesteld hebben, wordt nu de inval van de Assyrische koning in het land van Juda bericht. Aanvankelijk is Hizkia vol moed en troost, en neemt hij alle maatregelen tot verdediging van zijn hoofdstad, maar als daarop het vijandelijk leger de een stad na de andere hem ontkomen heeft, en hij Sanberibs aftocht ook met zware offers niet heeft kunnen kopen, maar deze veeleer overgang op genade of om genade eist, onder bespotting van de God van Israël, dan zoekt hij zijn kracht in het gebed voor het aangezicht van de Heere. En daarop ondervindt hij ook, naar Gods belofte, zo'n spoedige en krachtige hulp door de Engel, die in de eerstvolgende nacht een groot verderf in het Assyrische leger aanricht, dat hij niet slechts van zijn benauwer zonder enige moeite bevrijd wordt, maar ook in eer en achting staat bij alle naburige volken (Vergelijk 2 Kings 18:13-2 Kings 19:37).

Vers 1

1. Na deze geschiedenissen, de in de drie vorige hoofdstukken medegedeelde zaken, die Hizkia tot aan het 14de jaar van zijn regering ter hand nam, en haar bevestiging 1), kwam Sanherib, de koning van Assyrië (2 Kings 15:20), en toog, toen hij in het jaar 713 voor Christus de tegen Egypte gerichte veroveringsplannen van zijn voorgangers weer opnam, in Juda, om eerst dit land wegens zijn afval van hem te tuchtigen en geheel aan zich te onderwerpen (2 Kings 18:13) en legerde zich tegen de vaste steden (vgl. 2 Chronicles 11:5, met Isaiah 10:28) en dacht ze tot zich af te scheuren, wat hem dan ook tot aan de steden Lachis en Libna gelukte.

1) Het eerste nieuws, dat men hoort, na de blijde viering van een Godvruchtig Pascha, bestond daarin, dat een vijandelijk leger het land introk en schrik, verwarring en verwoesting alom aanbracht, waar het kwam, en al de overige gewesten met gelijke ramp bedreigde. Dus blijkt het, dat men zich plichtmatig voor God gedragen kan en toch met gevaren en wederwaardigheden bezocht worden, die God ons toezendt, om ons te beproeven, of wij ook wel gegrond zijn in ons vertrouwen op Hem, als ook om te tonen, hoe getrouwe zorg Hij zelf ten opzichte van de vromen draagt..

Vers 1

1. Na deze geschiedenissen, de in de drie vorige hoofdstukken medegedeelde zaken, die Hizkia tot aan het 14de jaar van zijn regering ter hand nam, en haar bevestiging 1), kwam Sanherib, de koning van Assyrië (2 Kings 15:20), en toog, toen hij in het jaar 713 voor Christus de tegen Egypte gerichte veroveringsplannen van zijn voorgangers weer opnam, in Juda, om eerst dit land wegens zijn afval van hem te tuchtigen en geheel aan zich te onderwerpen (2 Kings 18:13) en legerde zich tegen de vaste steden (vgl. 2 Chronicles 11:5, met Isaiah 10:28) en dacht ze tot zich af te scheuren, wat hem dan ook tot aan de steden Lachis en Libna gelukte.

1) Het eerste nieuws, dat men hoort, na de blijde viering van een Godvruchtig Pascha, bestond daarin, dat een vijandelijk leger het land introk en schrik, verwarring en verwoesting alom aanbracht, waar het kwam, en al de overige gewesten met gelijke ramp bedreigde. Dus blijkt het, dat men zich plichtmatig voor God gedragen kan en toch met gevaren en wederwaardigheden bezocht worden, die God ons toezendt, om ons te beproeven, of wij ook wel gegrond zijn in ons vertrouwen op Hem, als ook om te tonen, hoe getrouwe zorg Hij zelf ten opzichte van de vromen draagt..

Vers 2

2. Jehizkia nu ziende, dat Sanherib kwam, om met zijn legerscharen in zijn land te vallen, en zijn aangezicht was tot de strijd tegen Jeruzalem, om die stad te veroveren;

Vers 2

2. Jehizkia nu ziende, dat Sanherib kwam, om met zijn legerscharen in zijn land te vallen, en zijn aangezicht was tot de strijd tegen Jeruzalem, om die stad te veroveren;

Vers 3

3. Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen, door overdekking en afleiding en onderaardse kanalen het water van de bronnen te verbergen, die buiten de stad waren; en zij hielpen hem, terwijl zij om de vereiste arbeidskrachten te krijgen een oproep tot het volk richtten.

Vers 3

3. Zo hield hij raad met zijn vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen, door overdekking en afleiding en onderaardse kanalen het water van de bronnen te verbergen, die buiten de stad waren; en zij hielpen hem, terwijl zij om de vereiste arbeidskrachten te krijgen een oproep tot het volk richtten.

Vers 4

4. Want veel volk werd ten gevolge van deze oproep vergaderd, dat al de fonteinen stopte, mitsgaders de beek Gihon (1 Kings 1:33), die door het midden van het land, waar Jeruzalem lag, heen vloeide, zeggende, als doel van hun werk (vgl. 2 Chronicles 32:30): waarom zouden de koningen van Assyrië, Sanheribs krijgsscharen, komen en veel waters vinden? 5. Zo versterkte hij, Hizkia, door de toespraak van de profeten Jesaja (Isaiah 10:24) in het geloof gesterkt, zich, en bouwde de hele muur om Jeruzalem op, die gebroken was, dien hij optrok tot aan de torens, ter betere verdediging van de stad met een andere muur daarbuiten, om de noordwestelijk van de Zion gelegen heuvel Akra, en hij versterkte Millo, de hoofdbastion van de burcht in de stad van David; en hij maakte, tot behoorlijke uitrusting van zijn krijgslieden, geweer (liever "wapentuig) en schilden in menigte (1Ch 28:14" en zie "1Ch 28:15).

Vers 4

4. Want veel volk werd ten gevolge van deze oproep vergaderd, dat al de fonteinen stopte, mitsgaders de beek Gihon (1 Kings 1:33), die door het midden van het land, waar Jeruzalem lag, heen vloeide, zeggende, als doel van hun werk (vgl. 2 Chronicles 32:30): waarom zouden de koningen van Assyrië, Sanheribs krijgsscharen, komen en veel waters vinden? 5. Zo versterkte hij, Hizkia, door de toespraak van de profeten Jesaja (Isaiah 10:24) in het geloof gesterkt, zich, en bouwde de hele muur om Jeruzalem op, die gebroken was, dien hij optrok tot aan de torens, ter betere verdediging van de stad met een andere muur daarbuiten, om de noordwestelijk van de Zion gelegen heuvel Akra, en hij versterkte Millo, de hoofdbastion van de burcht in de stad van David; en hij maakte, tot behoorlijke uitrusting van zijn krijgslieden, geweer (liever "wapentuig) en schilden in menigte (1Ch 28:14" en zie "1Ch 28:15).

Vers 6

6. En hij stelde de nodige krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde hen, het leger tot zich in de straat van de stadspoort, op de marktplaats, waarschijnlijk aan de Westpoort (2 Chronicles 20:20) en sprak naar hun hart, sprak opwekkende woorden (2 Chronicles 30:22), zeggende:

Bij de Oosterse steden ligt de marktplaats niet midden in de stad, maar vormt zij een vrije ruimte aan of v r de poort. (2 Chronicles 18:9 Nehemiah 8:1,Nehemiah 8:16).

Vers 6

6. En hij stelde de nodige krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde hen, het leger tot zich in de straat van de stadspoort, op de marktplaats, waarschijnlijk aan de Westpoort (2 Chronicles 20:20) en sprak naar hun hart, sprak opwekkende woorden (2 Chronicles 30:22), zeggende:

Bij de Oosterse steden ligt de marktplaats niet midden in de stad, maar vormt zij een vrije ruimte aan of v r de poort. (2 Chronicles 18:9 Nehemiah 8:1,Nehemiah 8:16).

Vers 7

7. Wees sterk en heb een goede moed, vrees niet en ontzet u niet voor het aangezicht van de koning van Assyrië, noch voor het aangezicht van de ganse menigte, die met hem is; want (2 Chronicles 29:34) met ons is er meer dan a) met hem.

a) 2 Kings 6:16

Vers 7

7. Wees sterk en heb een goede moed, vrees niet en ontzet u niet voor het aangezicht van de koning van Assyrië, noch voor het aangezicht van de ganse menigte, die met hem is; want (2 Chronicles 29:34) met ons is er meer dan a) met hem.

a) 2 Kings 6:16

Vers 8

8. Met hem is een vleselijke arm 1), de grote menigte van zijn leger, waarop hij zich verlaat (Jeremiah 17:5), maar met ons is de Heere, onze God, om ons te helpen en om onze strijd te strijden. En het volk steunde op de woorden van Jehizkia, de koning van Juda 2), dat hem de zege niet zou ontgaan.

1) Het van 2 Chronicles 32:2 af verhaalde valt in de eerste tijd van de Assyrische inval in het land, en Hizkia's opwekkende rede (2 Chronicles 32:6) berust gedeeltelijk insgelijks nog op de vleselijke arm; toen Sanherib met snelheid voortrukte, en de ene stad na de andere innam, werd de koning zelf versaagd, liet door gezanten bij Sanherib om vrede vragen, en bracht deze ook de grote schatting van 300 talenten zilver en 30 talenten goud (2 Kings 18:13). Toen Sanherib het geld ontvangen had, brak hij echter de overeenkomst, en eiste hij onvoorwaardelijke overgave van de stad: dit is het tijdstip, van waar ons bericht in het volgende vers het verhaal voortzet..

2) Deze mededelingen zijn niet in tegenspraak met de berichten in 2 Kings 18:14-2 Kings 18:16 dat Hizkia met de Assyrische koning Sanherib, als deze de vaste steden van het land, tot Lachis toe, had ingenomen, begon te onderhandelen, hem cijns te betalen beloofde en de gevorderde sommen werkelijk betaalde, waartoe hij het goud van de Tempeldeuren afsneed. Deze onderhandelingen zijn niet slechts in ons verhaal, maar ook Isaiah 36:1 weggelaten, omdat zij op het verder verloop en de beslissing van de oorlog geen invloed hadden, omdat Sanherib zich door de betaling van de gevorderde sommen niet tot de aftocht liet bewegen, maar meteen na het ontvangen ervan een legerafdeling vanuit Lachis naar Jeruzalem zond, om de stad op te eisen. De bevestiging van Jeruzalem, die hier bericht wordt, is wat haar begin betreft, aan die handeling voorafgegaan en gedurende deze voortgezet..

Vers 8

8. Met hem is een vleselijke arm 1), de grote menigte van zijn leger, waarop hij zich verlaat (Jeremiah 17:5), maar met ons is de Heere, onze God, om ons te helpen en om onze strijd te strijden. En het volk steunde op de woorden van Jehizkia, de koning van Juda 2), dat hem de zege niet zou ontgaan.

1) Het van 2 Chronicles 32:2 af verhaalde valt in de eerste tijd van de Assyrische inval in het land, en Hizkia's opwekkende rede (2 Chronicles 32:6) berust gedeeltelijk insgelijks nog op de vleselijke arm; toen Sanherib met snelheid voortrukte, en de ene stad na de andere innam, werd de koning zelf versaagd, liet door gezanten bij Sanherib om vrede vragen, en bracht deze ook de grote schatting van 300 talenten zilver en 30 talenten goud (2 Kings 18:13). Toen Sanherib het geld ontvangen had, brak hij echter de overeenkomst, en eiste hij onvoorwaardelijke overgave van de stad: dit is het tijdstip, van waar ons bericht in het volgende vers het verhaal voortzet..

2) Deze mededelingen zijn niet in tegenspraak met de berichten in 2 Kings 18:14-2 Kings 18:16 dat Hizkia met de Assyrische koning Sanherib, als deze de vaste steden van het land, tot Lachis toe, had ingenomen, begon te onderhandelen, hem cijns te betalen beloofde en de gevorderde sommen werkelijk betaalde, waartoe hij het goud van de Tempeldeuren afsneed. Deze onderhandelingen zijn niet slechts in ons verhaal, maar ook Isaiah 36:1 weggelaten, omdat zij op het verder verloop en de beslissing van de oorlog geen invloed hadden, omdat Sanherib zich door de betaling van de gevorderde sommen niet tot de aftocht liet bewegen, maar meteen na het ontvangen ervan een legerafdeling vanuit Lachis naar Jeruzalem zond, om de stad op te eisen. De bevestiging van Jeruzalem, die hier bericht wordt, is wat haar begin betreft, aan die handeling voorafgegaan en gedurende deze voortgezet..

Vers 9

9. Hierna zond Sanherib, de koning van Assyrië, zijn knechten, de veldheer Tharthan, benevens zijn minister van financiën Rabsaris en zijn hoofdschenker Rabsake met een grote legermacht naar Jeruzalem (maar hij zelf was voor Lachis en zijn heerschappij zijn rijksmacht met hem) tot Jehizkia, de koning van Juda en tot het ganse Juda, dat te Jeruzalem was, zeggende, van de oppersten vijver aan Jeruzalem's westzijde, waar Hizkia drie van zijn voornaamste beambten die afgezanten tegemoet gezonden had, de volgende woorden, die de spreker Rabsake met slimme berekening hoofdzakelijk uitsprak, om op het volk, dat op de stadsmuur stond, invloed uit te oefenen:

Vers 9

9. Hierna zond Sanherib, de koning van Assyrië, zijn knechten, de veldheer Tharthan, benevens zijn minister van financiën Rabsaris en zijn hoofdschenker Rabsake met een grote legermacht naar Jeruzalem (maar hij zelf was voor Lachis en zijn heerschappij zijn rijksmacht met hem) tot Jehizkia, de koning van Juda en tot het ganse Juda, dat te Jeruzalem was, zeggende, van de oppersten vijver aan Jeruzalem's westzijde, waar Hizkia drie van zijn voornaamste beambten die afgezanten tegemoet gezonden had, de volgende woorden, die de spreker Rabsake met slimme berekening hoofdzakelijk uitsprak, om op het volk, dat op de stadsmuur stond, invloed uit te oefenen:

Vers 10

10. Zo zegt Sanherib, de koning van Assyrië 1): Waarop vertrouwt u, dat u te Jeruzalem blijft in de vesting?

1) Van de rede van Rabsake is slechts een korte inhoud, maar dan ook het meest kenschetsende teruggeven.

Vers 10

10. Zo zegt Sanherib, de koning van Assyrië 1): Waarop vertrouwt u, dat u te Jeruzalem blijft in de vesting?

1) Van de rede van Rabsake is slechts een korte inhoud, maar dan ook het meest kenschetsende teruggeven.

Vers 11

11. Ruit u Jehizkia niet op, dat hij u overgeeft, om door honger en door dorst te sterven zeggende: De Heere, onze God, zal ons uit de hand van de koning van Assyrië redden?

Vers 11

11. Ruit u Jehizkia niet op, dat hij u overgeeft, om door honger en door dorst te sterven zeggende: De Heere, onze God, zal ons uit de hand van de koning van Assyrië redden?

Vers 12

12. Heeft niet deze Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren weggenomen, en tot Juda en Jeruzalem gesproken, zeggende: Voor het enige altaar zult u zich neerbuigen en daarop roken?

Vers 12

12. Heeft niet deze Jehizkia Zijn hoogten en Zijn altaren weggenomen, en tot Juda en Jeruzalem gesproken, zeggende: Voor het enige altaar zult u zich neerbuigen en daarop roken?

Vers 17

17. Ook schreef hij, zoals dit alles in 2 Kings 18:1, 19 en Isaiah 36:1, 37 uitvoeriger te lezen is, brieven, om de Heere, de God van Israël, te honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: zoals de goden van de natiën van de landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, zo zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet redden.

Vers 17

17. Ook schreef hij, zoals dit alles in 2 Kings 18:1, 19 en Isaiah 36:1, 37 uitvoeriger te lezen is, brieven, om de Heere, de God van Israël, te honen en om tegen Hem te spreken, zeggende: zoals de goden van de natiën van de landen, die hun volk uit mijn hand niet gered hebben, zo zal de God van Jehizkia Zijn volk uit mijn hand niet redden.

Vers 18

18. En zij, Sanheribs gezanten (2 Chronicles 32:9),riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op de muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.

Vers 18

18. En zij, Sanheribs gezanten (2 Chronicles 32:9),riepen met luider stem, in het Joods, tegen het volk van Jeruzalem, dat op de muur was, om die bevreesd te maken en die te beroeren, opdat zij de stad mochten innemen.

Vers 19

19. En spraken van de God van Jeruzalem als van de goden van de volken van de aarde, een werk van mensenhanden 1).

1) Met deze woorden, wil de heilige Schrijver zeggen, sprak Rabsake zijn eigen vonnis uit. Daardoor zou hij het ervaren, dat de Heere God voor Zijn eigen eer niet alleen zou waken, maar die ook krachtig handhaven.

Vers 19

19. En spraken van de God van Jeruzalem als van de goden van de volken van de aarde, een werk van mensenhanden 1).

1) Met deze woorden, wil de heilige Schrijver zeggen, sprak Rabsake zijn eigen vonnis uit. Daardoor zou hij het ervaren, dat de Heere God voor Zijn eigen eer niet alleen zou waken, maar die ook krachtig handhaven.

Vers 20

20. Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, baden daarentegen, en zij riepen naar de hemel. 21. En de Heere zond, in de nacht, die volgde op de dag, waarin het 2 Chronicles 32:17, verhaalde voorviel, en Sanherib met zijn legermacht reeds tegen Jeruzalem oprukte, een Engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger van de koning van Assyrië verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en toen hij, omstreek 15 jaar later, in het huis van zijn god ingegaan was, velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren, zijn zonen Adramelech en Sarezer.

Vers 20

20. Maar de koning Jehizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, baden daarentegen, en zij riepen naar de hemel. 21. En de Heere zond, in de nacht, die volgde op de dag, waarin het 2 Chronicles 32:17, verhaalde voorviel, en Sanherib met zijn legermacht reeds tegen Jeruzalem oprukte, een Engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger van de koning van Assyrië verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en toen hij, omstreek 15 jaar later, in het huis van zijn god ingegaan was, velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren, zijn zonen Adramelech en Sarezer.

Vers 22

22. Alzo verloste de Heere Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, de koning van Assyrië, en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom heen.

Zoals een herder zijn schapen voor de wolven bewaart en beschermt, zodat zij zonder vrees kunnen weiden, zo konden de inwoners van Jeruzalem in veiligheid in- en uittrekken.

Vers 22

22. Alzo verloste de Heere Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, de koning van Assyrië, en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom heen.

Zoals een herder zijn schapen voor de wolven bewaart en beschermt, zodat zij zonder vrees kunnen weiden, zo konden de inwoners van Jeruzalem in veiligheid in- en uittrekken.

Vers 23

23. En velen 1) uit de naburige volkeren brachten geschenken tot de Heere te Jeruzalem, en kostelijkheden tot Jehizkia, de koning van Juda, zodat hij daarna voor de ogen van alle heidenen verheven werd, en hij niet slechts in groot aanzien bij hen stond, maar zij ook bevreesd waren om tegen hem te oorlogen.

1) Velen. Deze zijn ongetwijfeld de naburige volken, die nu ook van de macht van Assyrië waren bevrijd en in Hizkia de God van Israël hun hulde brachten, in elk geval Hizkia eerden, zoals zij vroeger David en Salomo hadden geëerd.

Vers 23

23. En velen 1) uit de naburige volkeren brachten geschenken tot de Heere te Jeruzalem, en kostelijkheden tot Jehizkia, de koning van Juda, zodat hij daarna voor de ogen van alle heidenen verheven werd, en hij niet slechts in groot aanzien bij hen stond, maar zij ook bevreesd waren om tegen hem te oorlogen.

1) Velen. Deze zijn ongetwijfeld de naburige volken, die nu ook van de macht van Assyrië waren bevrijd en in Hizkia de God van Israël hun hulde brachten, in elk geval Hizkia eerden, zoals zij vroeger David en Salomo hadden geëerd.

Vers 25

25. Maar Jehizkia deed geen vergelding naar de weldaad, aan hem geschied, omdat zijn hart verheven werd; niettegenstaande hij in zijn gebed de Heere had beloofd in alle ootmoed voor Hem te wandelen (Isaiah 38:15); hoe het echter met deze zelfverheffing gesteld was, daarover leest men 2 Kings 20:12, en Isaiah 39:1; daarom kwam over hem en over Juda en Jeruzalem een grote toorn, want hij werd met een zwaar gericht bedreigd, dat zijn volk en zijn kinderen treffen zou (Isaiah 38:5).

Vers 25

25. Maar Jehizkia deed geen vergelding naar de weldaad, aan hem geschied, omdat zijn hart verheven werd; niettegenstaande hij in zijn gebed de Heere had beloofd in alle ootmoed voor Hem te wandelen (Isaiah 38:15); hoe het echter met deze zelfverheffing gesteld was, daarover leest men 2 Kings 20:12, en Isaiah 39:1; daarom kwam over hem en over Juda en Jeruzalem een grote toorn, want hij werd met een zwaar gericht bedreigd, dat zijn volk en zijn kinderen treffen zou (Isaiah 38:5).

Vers 26

26. Maar Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing van zijn hart, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de grote toorn van de Heere over hen niet kwam in de dagen van Jehizkia. (Isaiah 38:8).

Vers 26

26. Maar Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing van zijn hart, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de grote toorn van de Heere over hen niet kwam in de dagen van Jehizkia. (Isaiah 38:8).

Vers 27

27. Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkamers voor zilver, en voor goud, en voor kostelijke gesteente, en voor specerijen, en voor schilden, en voor alle begeerlijk gereedschap;

Vers 27

27. Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkamers voor zilver, en voor goud, en voor kostelijke gesteente, en voor specerijen, en voor schilden, en voor alle begeerlijk gereedschap;

Vers 28

28. Ook schathuizen voor de inkomsten van koren, en most, en olie; en stallen voor allerlei beesten, en kooien voor de kudden 1).

1) Hier wordt van de rijkdom van Hizkia gewag gemaakt, zoals vroeger van die van David, Salomo en Josafat. Alles wat tot het meer private leven van Hizkia betrekking heeft, wordt hier in het kort aangegeven, omdat voor de gewijde Schrijver de hoge betekenis van Hizkia ligt in zijn herstelling van de eredienst, naar de wet. Hij verzwijgt evenmin echter zijn zonde als zijn berouw, maar wijst er op, hoe de Heere in zijn kinderen bezoekt of bedreigt de zonde, maar ook hoe op oprecht berouw de Heere komt met Zijn vergevende liefde en genade.

Vers 28

28. Ook schathuizen voor de inkomsten van koren, en most, en olie; en stallen voor allerlei beesten, en kooien voor de kudden 1).

1) Hier wordt van de rijkdom van Hizkia gewag gemaakt, zoals vroeger van die van David, Salomo en Josafat. Alles wat tot het meer private leven van Hizkia betrekking heeft, wordt hier in het kort aangegeven, omdat voor de gewijde Schrijver de hoge betekenis van Hizkia ligt in zijn herstelling van de eredienst, naar de wet. Hij verzwijgt evenmin echter zijn zonde als zijn berouw, maar wijst er op, hoe de Heere in zijn kinderen bezoekt of bedreigt de zonde, maar ook hoe op oprecht berouw de Heere komt met Zijn vergevende liefde en genade.

Vers 29

29. Daartoe had hij zich steden 1) gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have.

1) Onder steden hebben wij hier te verstaan, wachttorens ter bescherming van de herders en het vee.

Vers 29

29. Daartoe had hij zich steden 1) gemaakt, mitsgaders bezitting van schapen en runderen in menigte; want God gaf hem zeer grote have.

1) Onder steden hebben wij hier te verstaan, wachttorens ter bescherming van de herders en het vee.

Vers 30

30. Deze Jehizkia stopte ook de opperuitgang van de wateren van Gihon, en leidde ze recht af, beneden naar het westen van de stad van David (2 Chronicles 32:3); want Jehizkia had voorspoed in al zijn werk.

Vers 30

30. Deze Jehizkia stopte ook de opperuitgang van de wateren van Gihon, en leidde ze recht af, beneden naar het westen van de stad van David (2 Chronicles 32:3); want Jehizkia had voorspoed in al zijn werk.

Vers 31

31. Maar is het alzo, als de gezanten van de vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was, waarvan wij boven bij 2 Chronicles 32:25 niets naders mededeelden, omdat wij het als bekend veronderstellen mochten, bij hem waren, verliet hem God, om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was; dit is het enige treurige punt in zijn overigens gelukkige en goede regering.

Vers 31

31. Maar is het alzo, als de gezanten van de vorsten van Babel, die tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, dat in het land geschied was, waarvan wij boven bij 2 Chronicles 32:25 niets naders mededeelden, omdat wij het als bekend veronderstellen mochten, bij hem waren, verliet hem God, om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was; dit is het enige treurige punt in zijn overigens gelukkige en goede regering.

Vers 32

32. Het overige nu van de geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, bewezen aan het huis van de Heere en aan Zijn volk, zie, die zijn geschreven in het gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amos, en in het boek der koningen van Juda en Israël (1Ch 29:30).

Vers 32

32. Het overige nu van de geschiedenissen van Jehizkia, en zijn goeddadigheden, bewezen aan het huis van de Heere en aan Zijn volk, zie, die zijn geschreven in het gezicht van de profeet Jesaja, de zoon van Amos, en in het boek der koningen van Juda en Israël (1Ch 29:30).

Vers 33

33. En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de hoogste 1) van de graven van de zonen van David aan de weg, die tot genoemde begraafplaats voerde; daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood, door bij zijn begrafenis veel specerijen te verbranden; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats (2 Chronicles 16:14; 2 Chronicles 21:19).

1) In het hoogste dat wil zeggen op een hogere plaats. De graven van de koningen waren vol, zodat nu voor hem en zijn opvolgers nieuwe graven op een hoger gelegen plaats werden aangelegd.

Vers 33

33. En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de hoogste 1) van de graven van de zonen van David aan de weg, die tot genoemde begraafplaats voerde; daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood, door bij zijn begrafenis veel specerijen te verbranden; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats (2 Chronicles 16:14; 2 Chronicles 21:19).

1) In het hoogste dat wil zeggen op een hogere plaats. De graven van de koningen waren vol, zodat nu voor hem en zijn opvolgers nieuwe graven op een hoger gelegen plaats werden aangelegd.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 32". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-32.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile