Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 23". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-23.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 23". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 232 Chronicles 23:1
JOJADA ZALFT JOAS TOT KONING. ATHALIA WORDT GEDOOD. BAL VERWOEST
I. 2 Chronicles 23:1-2 Chronicles 23:21. Nadat Athalia zes jaren geregeerd heeft, en de jonge prins nu het 7de levensjaar is ingetreden, neemt de Hogepriester zijn maatregelen, om met behulp van vijf krijgsoversten, op wier trouw hij zich verlaten kan, en door de dienst van de Levieten, de rechtmatige koning op de troon te plaatsen, maar de tirannieke heerseres ervan af te werpen. De eigenaardigheid van de Hebreeuwse geschiedbeschrijving en in het bijzonder ook de wijze van voorstelling van ons Boek, laat bij de eerste oogopslag een verschil vermoeden tussen ons bericht en dat in de Boeken der Koningen; bij nader inzicht in de bedoeling van de heilige Schrijvers, op beide plaatsen, ontwaren wij echter volkomen overeenstemming, met dit onderscheid slechts, dat wij nu in het eerste en dan in het laatste nauwkeuriger uitdrukkingen vinden (Vergelijk 2 Koningen .11:4-21).
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 232 Chronicles 23:1
JOJADA ZALFT JOAS TOT KONING. ATHALIA WORDT GEDOOD. BAL VERWOEST
I. 2 Chronicles 23:1-2 Chronicles 23:21. Nadat Athalia zes jaren geregeerd heeft, en de jonge prins nu het 7de levensjaar is ingetreden, neemt de Hogepriester zijn maatregelen, om met behulp van vijf krijgsoversten, op wier trouw hij zich verlaten kan, en door de dienst van de Levieten, de rechtmatige koning op de troon te plaatsen, maar de tirannieke heerseres ervan af te werpen. De eigenaardigheid van de Hebreeuwse geschiedbeschrijving en in het bijzonder ook de wijze van voorstelling van ons Boek, laat bij de eerste oogopslag een verschil vermoeden tussen ons bericht en dat in de Boeken der Koningen; bij nader inzicht in de bedoeling van de heilige Schrijvers, op beide plaatsen, ontwaren wij echter volkomen overeenstemming, met dit onderscheid slechts, dat wij nu in het eerste en dan in het laatste nauwkeuriger uitdrukkingen vinden (Vergelijk 2 Koningen .11:4-21).
Vers 1
1. Maar in het zevende jaar (877 voor Christus) versterkte zich Jojada, nam in vertrouwen op de bijstand van de Heere een kloek besluit, en nam de oversten van de honderden, vijf krijgsoversten, Azarja, de zoon van Jeroham, en Ismaël, de zoon van Johanan, en Azarja, de zoon van Obed, en Maseja, de zoon van Adaja, en Elisafat, de zoon van Zichri, met zich in een verbond, ten doel hebbend om Athalia van de troon af te werpen en er de jonge prins op te zetten.Vers 1
1. Maar in het zevende jaar (877 voor Christus) versterkte zich Jojada, nam in vertrouwen op de bijstand van de Heere een kloek besluit, en nam de oversten van de honderden, vijf krijgsoversten, Azarja, de zoon van Jeroham, en Ismaël, de zoon van Johanan, en Azarja, de zoon van Obed, en Maseja, de zoon van Adaja, en Elisafat, de zoon van Zichri, met zich in een verbond, ten doel hebbend om Athalia van de troon af te werpen en er de jonge prins op te zetten.Vers 2
2. Die togen om in Juda, en vergaderden de Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden van de vaderen van Israël, de hoofden van de vaderlijke huizen in het zuidelijke rijk, en zij kwamen op de bepaalde dag naar Jeruzalem.Vers 2
2. Die togen om in Juda, en vergaderden de Levieten uit alle steden van Juda, en de hoofden van de vaderen van Israël, de hoofden van de vaderlijke huizen in het zuidelijke rijk, en zij kwamen op de bepaalde dag naar Jeruzalem.Vers 3
3. En die ganse gemeente maakte, toen zij in de tempel vergaderd was, een verbond, in het huis van God, met de koning, met betrekking tot de jeugdige Joas, van wiens redding Jojada hun verhaalde, en wiens recht op de troon zij erkenden; en hij, Jojada, zei tot hen, terwijl hij hun de geredde toonde en in koninklijk gewaad voorstelde: Zie, de zoon van de koning zal koning zijn a), zoals de Heere van de zonen van David gesproken heeft 1), maar tegen het Goddelijk bevel heeft over ons tot heden een vrouw, en nog wel een afgodendienares geheerst.a) 2 Samuel 7:13. 2 Chronicles 21:7
1) Hiermee wijst Jojada op het goddelijk recht, volgens hetwelk Joas en niet Athalia aan het hoofd van de regering moest staan. Wanneer wij de geschiedenis van Joas' troonsbeschrijving hier met die in het 2de Boek van de Koningen vermeld vergelijken, zien wij, dat hier meer uitvoerig wordt gewezen op het aandeel van de Levieten en de Priesters in deze zaak, of liever, dat hier meer wordt ontwikkeld, dat de Priesters en de Levieten het waren, die de wacht hielden, onder het bestuur van de Oversten van de lijfwacht, die in 2 Chronicles 23:1 met namen worden genoemd. Beide berichten vullen bij nauwgezette beschouwing elkaar aan. 4. Daarop de Levieten zijn bevelen tot uitvoering van het beoogde werk mededelend, voer hij voort: Dit is de zaak, die u doen zult: een derde deel van u, die op de Sabbat ingaan, van de priesters en van de Levieten (1Ch 24:19) zullen tot portiers van de dorpels zijn, aan de poort van de ingang voor de trawanten (2 Kings 11:6).
Vers 3
3. En die ganse gemeente maakte, toen zij in de tempel vergaderd was, een verbond, in het huis van God, met de koning, met betrekking tot de jeugdige Joas, van wiens redding Jojada hun verhaalde, en wiens recht op de troon zij erkenden; en hij, Jojada, zei tot hen, terwijl hij hun de geredde toonde en in koninklijk gewaad voorstelde: Zie, de zoon van de koning zal koning zijn a), zoals de Heere van de zonen van David gesproken heeft 1), maar tegen het Goddelijk bevel heeft over ons tot heden een vrouw, en nog wel een afgodendienares geheerst.a) 2 Samuel 7:13. 2 Chronicles 21:7
1) Hiermee wijst Jojada op het goddelijk recht, volgens hetwelk Joas en niet Athalia aan het hoofd van de regering moest staan. Wanneer wij de geschiedenis van Joas' troonsbeschrijving hier met die in het 2de Boek van de Koningen vermeld vergelijken, zien wij, dat hier meer uitvoerig wordt gewezen op het aandeel van de Levieten en de Priesters in deze zaak, of liever, dat hier meer wordt ontwikkeld, dat de Priesters en de Levieten het waren, die de wacht hielden, onder het bestuur van de Oversten van de lijfwacht, die in 2 Chronicles 23:1 met namen worden genoemd. Beide berichten vullen bij nauwgezette beschouwing elkaar aan. 4. Daarop de Levieten zijn bevelen tot uitvoering van het beoogde werk mededelend, voer hij voort: Dit is de zaak, die u doen zult: een derde deel van u, die op de Sabbat ingaan, van de priesters en van de Levieten (1Ch 24:19) zullen tot portiers van de dorpels zijn, aan de poort van de ingang voor de trawanten (2 Kings 11:6).
Vers 5
5. En een derde deel zal zijn aan het huis van de koning (juister: op het huis van de koning aan), opdat niemand van daar de tempel indringt: en een derde deel aan de Fundamentpoort of poort Schalleket (1Ch 26:16); en al het volk zal in de buitenvoorhoven zijn van het huis van de Heere.Vers 5
5. En een derde deel zal zijn aan het huis van de koning (juister: op het huis van de koning aan), opdat niemand van daar de tempel indringt: en een derde deel aan de Fundamentpoort of poort Schalleket (1Ch 26:16); en al het volk zal in de buitenvoorhoven zijn van het huis van de Heere.Vers 6
6. Maar dat niemand komt in het huis van de Heere, doordringt tot de binnenvoorhof, dan de priesters en de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig, daartoe geheiligd; maar al het volk zal de wacht van de Heere waarnemen 1), het wettige voorschrift in acht nemen, dat hun het betreden van de tempel ontzegt.1) Waar zo'n hoogstgewichtige zaak door de Priesterschaar zou worden uitgevoerd, n.l. om aan de wettige zoon van de koning naar goddelijk recht de troon te verzekeren, daar moest het volk zich ook genegen en bereid tonen, om al de ordinantiën van God, ook in zake van Zijn heiligdom, waar te nemen.
Vers 6
6. Maar dat niemand komt in het huis van de Heere, doordringt tot de binnenvoorhof, dan de priesters en de Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig, daartoe geheiligd; maar al het volk zal de wacht van de Heere waarnemen 1), het wettige voorschrift in acht nemen, dat hun het betreden van de tempel ontzegt.1) Waar zo'n hoogstgewichtige zaak door de Priesterschaar zou worden uitgevoerd, n.l. om aan de wettige zoon van de koning naar goddelijk recht de troon te verzekeren, daar moest het volk zich ook genegen en bereid tonen, om al de ordinantiën van God, ook in zake van Zijn heiligdom, waar te nemen.
Vers 7
7. De Levieten nu, die op de Sabbat afgewisseld werden, zullen de koning rondom omsingelen, en wel in 2 afdelingen, om twee rijen om hem te vormen, een ieder met zijn wapens in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal gedood worden; maar jullie moeten bij de koning zijn, als hij inkomt en uitgaat.Vers 7
7. De Levieten nu, die op de Sabbat afgewisseld werden, zullen de koning rondom omsingelen, en wel in 2 afdelingen, om twee rijen om hem te vormen, een ieder met zijn wapens in zijn hand; en die tot het huis inkomt, zal gedood worden; maar jullie moeten bij de koning zijn, als hij inkomt en uitgaat.Vers 8
8. En de Levieten en gans Juda, daaronder voornamelijk de vijf oversten, onder wier aanvoering de drie afdelingen van de in functie tredende (2 Chronicles 23:4), en de twee afdelingen van de afgeloste Levieten (2 Chronicles 23:7) stonden, deden naar alles, wat de priester Jojada geboden had, en zij namen een ieder zijn mannen, die op de Sabbat inkwamen met degenen, die op de Sabbat uitgingen, want de priester Jojada had aan de verdelingen, dergenen, wier tempeldienst op de sabbat eigenlijk geëindigd was (2 Chronicles 23:7) geen verlof gegeven om van daar te gaan, maar hield hen nog in dienst voor het doel, dat hij had.Vers 8
8. En de Levieten en gans Juda, daaronder voornamelijk de vijf oversten, onder wier aanvoering de drie afdelingen van de in functie tredende (2 Chronicles 23:4), en de twee afdelingen van de afgeloste Levieten (2 Chronicles 23:7) stonden, deden naar alles, wat de priester Jojada geboden had, en zij namen een ieder zijn mannen, die op de Sabbat inkwamen met degenen, die op de Sabbat uitgingen, want de priester Jojada had aan de verdelingen, dergenen, wier tempeldienst op de sabbat eigenlijk geëindigd was (2 Chronicles 23:7) geen verlof gegeven om van daar te gaan, maar hield hen nog in dienst voor het doel, dat hij had.Vers 9
9. Verder gaf de priester Jojada aan de vijf oversten van de honderden, aan wie hij de leiding van het werk had opgedragen, de spiesen en de rondassen, en de schilden, die van de koning David geweest waren, die in het huis van God waren, ter afdeling onder hun manschappen uit de Levieten.Vers 9
9. Verder gaf de priester Jojada aan de vijf oversten van de honderden, aan wie hij de leiding van het werk had opgedragen, de spiesen en de rondassen, en de schilden, die van de koning David geweest waren, die in het huis van God waren, ter afdeling onder hun manschappen uit de Levieten.Vers 10
10. En hij stelde al het volk, dat als het ware de trawanten des jongen konings vormen zou, namelijk de beide afdelingen van de afgeloste Levieten, en een ieder met zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis, bij de koning rondom (2 Kings 11:11).Vers 10
10. En hij stelde al het volk, dat als het ware de trawanten des jongen konings vormen zou, namelijk de beide afdelingen van de afgeloste Levieten, en een ieder met zijn geweer in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis, bij de koning rondom (2 Kings 11:11).Vers 11
11. Toen, terwijl de die afdelingen van de in dienst tredenden (2 Chronicles 23:4) hun posten aan de beide westerdeuren van de tempel en op het koninklijke paleis aan betrokken, brachten zij de zoon van de koning voort, en zetten hem de kroon op, en gaven hem de getuigenis 1), het afschrift van de wet (Deuteronomy 17:18)en zij maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen 2) zalfden hem, en zeiden: De koning leve!1) Zij, die het woord Eduth hier door getuigenis vertaald, afleiden van de Hebreeuwse wortel Adah, hetwelk kleden, versieren betekent, onderstellen, dat dit een koninklijk sieraad geweest is, wat de Hogepriester de koning omhing, terwijl hij hem de kroon opzette, denkende zij, dat dit een armsieraad geweest is, of een soort van bracelet. Maar anderen leiden uit Deuteronomy 17:18 met meer waarschijnlijkheid af, dat een afschrift van de wet van de Heere, bij wijze van perkamenten rol, de koning in handen werd gegeven, als een getuigenis van Gods wil en de plicht van de vorst en zijn onderdanen, zo jegens God als omtrent anderen.
In Job 31:35b-36 lezen we: "Dat mijn tegenpartij een boek schrijft. Zou ik het niet op mijn schouders dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon." Het was een gewoonte bij de Oosterlingen een boek of geschrift van zeer groot gewicht, of een brief van een in hoogheid gezeten persoon eerst op het hoofd te leggen, voordat men het las. Hier staat dan ook, dat zij de kroon namen en het getuigenis en dit op Joas' hoofd plaatsten. Zij leiden dus met de kroon ook het getuigenis op hem.
Gaven hem is toevoeging van de Staten-vertalers.
2) Zijn zonen moet hier in de geestelijke en niet in de natuurlijke zin van het woord worden opgevat. Wel kunnen er van zijn zonen bij geweest zijn, maar de bedoeling is, de geheiligde Priesters in het algemeen.
Vers 11
11. Toen, terwijl de die afdelingen van de in dienst tredenden (2 Chronicles 23:4) hun posten aan de beide westerdeuren van de tempel en op het koninklijke paleis aan betrokken, brachten zij de zoon van de koning voort, en zetten hem de kroon op, en gaven hem de getuigenis 1), het afschrift van de wet (Deuteronomy 17:18)en zij maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen 2) zalfden hem, en zeiden: De koning leve!1) Zij, die het woord Eduth hier door getuigenis vertaald, afleiden van de Hebreeuwse wortel Adah, hetwelk kleden, versieren betekent, onderstellen, dat dit een koninklijk sieraad geweest is, wat de Hogepriester de koning omhing, terwijl hij hem de kroon opzette, denkende zij, dat dit een armsieraad geweest is, of een soort van bracelet. Maar anderen leiden uit Deuteronomy 17:18 met meer waarschijnlijkheid af, dat een afschrift van de wet van de Heere, bij wijze van perkamenten rol, de koning in handen werd gegeven, als een getuigenis van Gods wil en de plicht van de vorst en zijn onderdanen, zo jegens God als omtrent anderen.
In Job 31:35b-36 lezen we: "Dat mijn tegenpartij een boek schrijft. Zou ik het niet op mijn schouders dragen? Ik zou het op mij binden als een kroon." Het was een gewoonte bij de Oosterlingen een boek of geschrift van zeer groot gewicht, of een brief van een in hoogheid gezeten persoon eerst op het hoofd te leggen, voordat men het las. Hier staat dan ook, dat zij de kroon namen en het getuigenis en dit op Joas' hoofd plaatsten. Zij leiden dus met de kroon ook het getuigenis op hem.
Gaven hem is toevoeging van de Staten-vertalers.
2) Zijn zonen moet hier in de geestelijke en niet in de natuurlijke zin van het woord worden opgevat. Wel kunnen er van zijn zonen bij geweest zijn, maar de bedoeling is, de geheiligde Priesters in het algemeen.
Vers 12
12. Toen nu Athalia van uit het koninklijk paleis op Zion hoorde de stem van het volk, dat toeliep en de koning roemde, zegende, hem geluk wenste (2 Chronicles 23:11), kwam zij tot het volk in het huis van de Heere om te zien wat daar voorviel.Vers 12
12. Toen nu Athalia van uit het koninklijk paleis op Zion hoorde de stem van het volk, dat toeliep en de koning roemde, zegende, hem geluk wenste (2 Chronicles 23:11), kwam zij tot het volk in het huis van de Heere om te zien wat daar voorviel.Vers 13
13. En zij zag toe, en zie, de koning stond bij zijn pilaar, aan de ingang op de standplaats van de koning en de oversten en de trompetten waren bij de koning; en al het volk van het land was blij, en blies met trompetten, en de zangers waren er met muzikale instrumenten en gaven te kennen, dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar kleren, en zij riep: Verraad, verraad!Vers 13
13. En zij zag toe, en zie, de koning stond bij zijn pilaar, aan de ingang op de standplaats van de koning en de oversten en de trompetten waren bij de koning; en al het volk van het land was blij, en blies met trompetten, en de zangers waren er met muzikale instrumenten en gaven te kennen, dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar kleren, en zij riep: Verraad, verraad!Vers 14
14. Maar de priester Jojada bracht, uit de binnenvoorhof, waar hij zich in de omgeving van de koning bevond, de oversten van de honderden, die over het leger van de Levieten gesteld waren, uit, en zei tot hen: Breng ze uit tot buiten de ordeningen naar de hof van het koninklijk paleis op Zion, en die haar volgt, zal met het zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: Gij zult ze in het huis van de Heere niet doden, om het heiligdom niet te ontheiligen.Vers 14
14. Maar de priester Jojada bracht, uit de binnenvoorhof, waar hij zich in de omgeving van de koning bevond, de oversten van de honderden, die over het leger van de Levieten gesteld waren, uit, en zei tot hen: Breng ze uit tot buiten de ordeningen naar de hof van het koninklijk paleis op Zion, en die haar volgt, zal met het zwaard gedood worden; want de priester had gezegd: Gij zult ze in het huis van de Heere niet doden, om het heiligdom niet te ontheiligen.Vers 15
15. En zij leiden de handen aan haar, om haar naar de aangeduide plaats te brengen; en zij ging naar de ingang van de Paardenpoort, naar het huis van de koning (2 Kings 11:16); en zij doodden ze daar. 16. En Jojada maakte hierop, nu de heerszuchtige vrouw uit de weg geruimd was, een verbond tussen zich, als vertegenwoordiger van de Heere, en tussen al het volk, en tussen de koning, dat zij de Heere tot een volk zouden zijn.Vers 15
15. En zij leiden de handen aan haar, om haar naar de aangeduide plaats te brengen; en zij ging naar de ingang van de Paardenpoort, naar het huis van de koning (2 Kings 11:16); en zij doodden ze daar. 16. En Jojada maakte hierop, nu de heerszuchtige vrouw uit de weg geruimd was, een verbond tussen zich, als vertegenwoordiger van de Heere, en tussen al het volk, en tussen de koning, dat zij de Heere tot een volk zouden zijn.Vers 17
17. Daarna ging al het volk, om het gesloten verbond meteen te bekrachtigen met de daad, in het huis van Bal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, en Matthan, de priester van Bal a), sloegen zij dood voor de altaren (2 Kings 11:18).a) Deuteronomy 13:9
Vers 17
17. Daarna ging al het volk, om het gesloten verbond meteen te bekrachtigen met de daad, in het huis van Bal, en braken dat af; en zijn altaren en zijn beelden verbraken zij, en Matthan, de priester van Bal a), sloegen zij dood voor de altaren (2 Kings 11:18).a) Deuteronomy 13:9
Vers 18
18. Jojada nu, er op bedacht zijnde, dat de geregelde priester- en Levietendienst bij de eredienst weer ingesteld werd, bestelde de ambten in het huis van de Heere, onder de hand van de Levitische priesters, die David in het huis van de Heere afgedeeld had, om de brandoffers van de Heere te offeren, zoals in de a) wet van Mozes geschreven is, met blijdschap en met gezang, naar de instelling van David.a) Leviticus1:3
Vers 18
18. Jojada nu, er op bedacht zijnde, dat de geregelde priester- en Levietendienst bij de eredienst weer ingesteld werd, bestelde de ambten in het huis van de Heere, onder de hand van de Levitische priesters, die David in het huis van de Heere afgedeeld had, om de brandoffers van de Heere te offeren, zoals in de a) wet van Mozes geschreven is, met blijdschap en met gezang, naar de instelling van David.a) Leviticus1:3
Vers 19
19. En hij, ook het ambt van de deurwachters herstellend, stelde de portiers aan de poorten van het huis van de Heere, opdat niemand, in enig ding onrein zijnde, inkwam 1).1) Het is duidelijk, dat onder de regering van Joram, Ahazia en Athalia de regeling van de dienst van de Priesters en Levieten in het ongerede was geraakt. Jojada regelt nu alles zo als het door David was verordend.
Vers 19
19. En hij, ook het ambt van de deurwachters herstellend, stelde de portiers aan de poorten van het huis van de Heere, opdat niemand, in enig ding onrein zijnde, inkwam 1).1) Het is duidelijk, dat onder de regering van Joram, Ahazia en Athalia de regeling van de dienst van de Priesters en Levieten in het ongerede was geraakt. Jojada regelt nu alles zo als het door David was verordend.
Vers 20
20. En hij nam de oversten van de honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden onder het volk, volgens 2 Kings 11:19 de lijfwachten en trawanten, en al het volk van het land, en bracht de koning van het huis van de Heere af, en zij kwamen door het midden van de Hoge poort in het huis van de koning, waardoor men, van de Tempelberg komend, het koninklijk paleis binnentrad; en zij zetten de koning op de troon van het koninkrijk, om hem aldaar opnieuw te huldigen.Vers 20
20. En hij nam de oversten van de honderden, en de machtigen, en die heerschappij hadden onder het volk, volgens 2 Kings 11:19 de lijfwachten en trawanten, en al het volk van het land, en bracht de koning van het huis van de Heere af, en zij kwamen door het midden van de Hoge poort in het huis van de koning, waardoor men, van de Tempelberg komend, het koninklijk paleis binnentrad; en zij zetten de koning op de troon van het koninkrijk, om hem aldaar opnieuw te huldigen.Vers 21
21. En al het volk van het land was blij, en de stad werd stil, zodat zelfs de koninklijke lijfwacht geen hinderpaal in de weg legde, zo min v r- als nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden, zoals in 2 Chronicles 23:15 verhaald is.Vers 21
21. En al het volk van het land was blij, en de stad werd stil, zodat zelfs de koninklijke lijfwacht geen hinderpaal in de weg legde, zo min v r- als nadat zij Athalia met het zwaard gedood hadden, zoals in 2 Chronicles 23:15 verhaald is.