Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Kronieken 1

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 1

1 Chronicles 1:1

GESLACHTSREGISTER VAN DE PATRIARCHEN TOT OP JAKOB

I. 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:23. Voor de geschiedenis van het Oud-Testamentische volk van God, van het punt af tot waar de boeken van de Koningen haar gebracht hebben, en door de boeken Ezra en Nehemia verder voortgezet wordt, stellen de beide boeken van de Kronieken de ganse vroegere geschiedenis van de stamvaders van het menselijke geslacht voor tot op de gebeurtenis, waarmee daarna het Boek Ezra weer begint, tot op de terugkeer van de Joden uit de Babylonische gevangenschap; deels stippen zij die aan in korte omtrekken, deels stellen zij ons die nog eenmaal uitvoeriger voor, wanneer zij er een bijzonder doel mee hebben. Die omtrekken bestaan uit een reeks van genealogieën of geslachtsregisters, waarbij het ons, de lezers van de tegenwoordige tijd, slechts gedeeltelijk lukt, om die stroeve namen een plaats te geven in de geschiedkundige stroom, maar waaraan de lezers, waarvoor zij in de eerste plaats bestemd waren, steun en stof genoeg bezaten, om zich uit de zuivere aanstippingen een rijk geschiedkundig verleden te scheppen; want zulke geslachtsregisters zijn voor de Oosterlingen levende zaken, een galerij van familie-portretten, waaraan steeds een verse herinnering verbonden is. Het eerste van deze geslachtsregisters, voorkomend in onze afdeling, bevat 10 leden van Adam tot Noach en diens 3 zonen, met een overzicht van de zeventig wereldvolken, die van deze zonen afstamden.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 1

1 Chronicles 1:1

GESLACHTSREGISTER VAN DE PATRIARCHEN TOT OP JAKOB

I. 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:23. Voor de geschiedenis van het Oud-Testamentische volk van God, van het punt af tot waar de boeken van de Koningen haar gebracht hebben, en door de boeken Ezra en Nehemia verder voortgezet wordt, stellen de beide boeken van de Kronieken de ganse vroegere geschiedenis van de stamvaders van het menselijke geslacht voor tot op de gebeurtenis, waarmee daarna het Boek Ezra weer begint, tot op de terugkeer van de Joden uit de Babylonische gevangenschap; deels stippen zij die aan in korte omtrekken, deels stellen zij ons die nog eenmaal uitvoeriger voor, wanneer zij er een bijzonder doel mee hebben. Die omtrekken bestaan uit een reeks van genealogieën of geslachtsregisters, waarbij het ons, de lezers van de tegenwoordige tijd, slechts gedeeltelijk lukt, om die stroeve namen een plaats te geven in de geschiedkundige stroom, maar waaraan de lezers, waarvoor zij in de eerste plaats bestemd waren, steun en stof genoeg bezaten, om zich uit de zuivere aanstippingen een rijk geschiedkundig verleden te scheppen; want zulke geslachtsregisters zijn voor de Oosterlingen levende zaken, een galerij van familie-portretten, waaraan steeds een verse herinnering verbonden is. Het eerste van deze geslachtsregisters, voorkomend in onze afdeling, bevat 10 leden van Adam tot Noach en diens 3 zonen, met een overzicht van de zeventig wereldvolken, die van deze zonen afstamden.

Vers 1

1. Adam 1), de eerste mens, aan wie God ter voortplanting van het menselijk geslacht Eva tot gezellin gaf, verwekte, na Abels vermoording door zijn broeder Kaïn, in het jaar 130 na de schepping van de wereld, wederom een zoon, naar zijn beeld (vgl. Genesis 5:1), Seth, deze 105 jaren daarna, Enos.

1) De Schrijver begint op oosterse wijze zijn geschiedenis ab ovo (met het ei, d.i. aan het begin), terwijl hij niet gelijk andere historische boeken een ander werk veronderstelt, maar het zijn als zelfstandige arbeid geeft, met de genealogie van de Patriarchen, die hij uit de reeds voorhanden canonieke literatuur en wel uit het 1e Boek van Mozes ontleent. Uitvoerigheid behoorde hier niet tot zijn doel; het was genoeg dat hij eenvoudig wees op de bekende berichten, die hij dan zo kort mogelijk bijeenvat.

In 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:4 worden ons meegedeeld de tien vaderen v r de zondvloed, zonder dat er bijgevoegd wordt, dat zij van elkaar zonen en de drie laatstgenoemden broeders waren. De Schrijver doet dit omdat hij weet, dat bij zijn lezers deze namen uit Genesis overbekend zijn.

Vers 1

1. Adam 1), de eerste mens, aan wie God ter voortplanting van het menselijk geslacht Eva tot gezellin gaf, verwekte, na Abels vermoording door zijn broeder Kaïn, in het jaar 130 na de schepping van de wereld, wederom een zoon, naar zijn beeld (vgl. Genesis 5:1), Seth, deze 105 jaren daarna, Enos.

1) De Schrijver begint op oosterse wijze zijn geschiedenis ab ovo (met het ei, d.i. aan het begin), terwijl hij niet gelijk andere historische boeken een ander werk veronderstelt, maar het zijn als zelfstandige arbeid geeft, met de genealogie van de Patriarchen, die hij uit de reeds voorhanden canonieke literatuur en wel uit het 1e Boek van Mozes ontleent. Uitvoerigheid behoorde hier niet tot zijn doel; het was genoeg dat hij eenvoudig wees op de bekende berichten, die hij dan zo kort mogelijk bijeenvat.

In 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:4 worden ons meegedeeld de tien vaderen v r de zondvloed, zonder dat er bijgevoegd wordt, dat zij van elkaar zonen en de drie laatstgenoemden broeders waren. De Schrijver doet dit omdat hij weet, dat bij zijn lezers deze namen uit Genesis overbekend zijn.

Vers 2

2. Enos gewon in het negentigste jaar van zijn ouderdom Kenan, deze was 70 jaar oud en gewon Mahalal-el, die 65 jaar oud was, toen hij Jered gewon, en laatstgenoemde gewon op 162-jarige leeftijd, de hierna vermelde Henoch.

Vers 2

2. Enos gewon in het negentigste jaar van zijn ouderdom Kenan, deze was 70 jaar oud en gewon Mahalal-el, die 65 jaar oud was, toen hij Jered gewon, en laatstgenoemde gewon op 162-jarige leeftijd, de hierna vermelde Henoch.

Vers 3

3. Henoch, de zevende van Adam (1 Chronicles 1:14) gewon, 65 jaar oud zijnde, Methusalah, en deze in het 187ste jaar van zijn ouderdom, Lamech. 4. Aan Lamech werd in het 182ste levensjaar, d.i. in het jaar 1056 na de schepping van de wereld, Noach geboren, maar Sem, Cham en Jafeth, Noach's drie zonen, waardoor na de zondvloed al het land bezet is, werden hem van het 500ste jaar van zijn leven af in deze volgorde geboren: Jafeth, Sem, Cham.

Vers 3

3. Henoch, de zevende van Adam (1 Chronicles 1:14) gewon, 65 jaar oud zijnde, Methusalah, en deze in het 187ste jaar van zijn ouderdom, Lamech. 4. Aan Lamech werd in het 182ste levensjaar, d.i. in het jaar 1056 na de schepping van de wereld, Noach geboren, maar Sem, Cham en Jafeth, Noach's drie zonen, waardoor na de zondvloed al het land bezet is, werden hem van het 500ste jaar van zijn leven af in deze volgorde geboren: Jafeth, Sem, Cham.

Vers 5

5. 1) De kinderen van Jafeth (vergelijk Genesis 10:1), waren deze zeven: Gomer, en Magog, en Madaï, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.

1) Van 1 Chronicles 1:5-1 Chronicles 1:23 worden opgesomd, volgens de volkerentafel in Genesis 10:1, de geslachten, die van Noach's zonen afstammen.

Vers 5

5. 1) De kinderen van Jafeth (vergelijk Genesis 10:1), waren deze zeven: Gomer, en Magog, en Madaï, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.

1) Van 1 Chronicles 1:5-1 Chronicles 1:23 worden opgesomd, volgens de volkerentafel in Genesis 10:1, de geslachten, die van Noach's zonen afstammen.

Vers 6

6. En de kinderen van Gomer, de eerstgenoemde onder die zeven zonen, waren de volgende drie: Askenaz, en Difath, en Thogarma.

Vers 6

6. En de kinderen van Gomer, de eerstgenoemde onder die zeven zonen, waren de volgende drie: Askenaz, en Difath, en Thogarma.

Vers 7

7. En de kinderen van Javan, de vierde onder Jafeths zonen, waren deze vier, Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten, tezamen dus 14 Jafethitische volken.

Vers 7

7. En de kinderen van Javan, de vierde onder Jafeths zonen, waren deze vier, Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten, tezamen dus 14 Jafethitische volken.

Vers 8

8. De kinderen van Cham, de jongste onder Noach's zonen, warenvier: Cusch en Mitsraïm, Put en Kanan.

Vers 8

8. De kinderen van Cham, de jongste onder Noach's zonen, warenvier: Cusch en Mitsraïm, Put en Kanan.

Vers 9

9. En de kinderen van Cusch, de eerstgenoemde zoon van Cham, waren vijf: Sheba, en Havila, en Sabta, en Raëma, en Sabtecha; en de kinderen van Raëma, de vierde onder Cusch zonen, waren deze twee: Scheba en DeDaniël

Vers 9

9. En de kinderen van Cusch, de eerstgenoemde zoon van Cham, waren vijf: Sheba, en Havila, en Sabta, en Raëma, en Sabtecha; en de kinderen van Raëma, de vierde onder Cusch zonen, waren deze twee: Scheba en DeDaniël

Vers 10

10. Cusch nu had, behalve genoemde stamvaders van Ethiopische volken, ook een in de oudste geschiedenis bijzonder op de voorgrond tredende persoonlijkheid onder zijn nakomelingen; want hij gewon Nimrod, die begon geweldig te zijn op aarde: deze stichtte het eerste op geweld gevestigde wereldrijk, maar komt bij de telling van de Chamitische volken niet verder in aanmerking.

Vers 10

10. Cusch nu had, behalve genoemde stamvaders van Ethiopische volken, ook een in de oudste geschiedenis bijzonder op de voorgrond tredende persoonlijkheid onder zijn nakomelingen; want hij gewon Nimrod, die begon geweldig te zijn op aarde: deze stichtte het eerste op geweld gevestigde wereldrijk, maar komt bij de telling van de Chamitische volken niet verder in aanmerking.

Vers 11

11. En Mitsraïm, Chams tweede zoon, gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten en de Naftuchieten.

Vers 11

11. En Mitsraïm, Chams tweede zoon, gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten en de Naftuchieten.

Vers 12

12. En de Pathrusieten, en de Casluchieten (waaruit de Filistijnen zijn voortgekomen), en de Cafthorieten.

Vers 12

12. En de Pathrusieten, en de Casluchieten (waaruit de Filistijnen zijn voortgekomen), en de Cafthorieten.

Vers 13

13. Kanan nu, Chams jongste zoon, gewon Zidon, zijn eerstgeborene, en de tien volgenden: Heth,

Vers 13

13. Kanan nu, Chams jongste zoon, gewon Zidon, zijn eerstgeborene, en de tien volgenden: Heth,

Vers 14

14. En de Jebusiet, en de Amoriet, en de Girgasiet,

Vers 14

14. En de Jebusiet, en de Amoriet, en de Girgasiet,

Vers 15

15. En de Heviet, en de Arkiet, en de Siniet,

Vers 15

15. En de Heviet, en de Arkiet, en de Siniet,

Vers 16

16. En de Arvadiet, en de Zemariet, en de Hamathiet, tezamen 30 Chamitische volken. 17. De kinderen van Sem, de middelste en in de geschiedenis van het Godsrijk het meest op de voorgrond tredende zoon van Noach, waren deze vijf: Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en de kinderen van Aram zijn de volgende vier: Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.

Vers 16

16. En de Arvadiet, en de Zemariet, en de Hamathiet, tezamen 30 Chamitische volken. 17. De kinderen van Sem, de middelste en in de geschiedenis van het Godsrijk het meest op de voorgrond tredende zoon van Noach, waren deze vijf: Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en de kinderen van Aram zijn de volgende vier: Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.

Vers 18

18. Arfachsad nu, de voornaamste onder Sem's zonen, op wie wij bij de volgende Genealogie (1 Chronicles 1:34) nog eenmaal terugkomen, gewon Selah, en Selah gewon Heber.

Vers 18

18. Arfachsad nu, de voornaamste onder Sem's zonen, op wie wij bij de volgende Genealogie (1 Chronicles 1:34) nog eenmaal terugkomen, gewon Selah, en Selah gewon Heber.

Vers 19

19. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren: de naam van de ene was Peleg, d.i. verdeling, omdat in zijn dagen het aardrijk, de bevolking der aarde, ten gevolge van de Babylonische spraakverwarring, verdeeld is (aan hem knoopt zich de andere geslachtsreeks 1 Chronicles 1:24 aan), en de naam van zijn broeders, met wie wij hier alleen te doen hebben, was Joktan, of Joktean.

Vers 19

19. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren: de naam van de ene was Peleg, d.i. verdeling, omdat in zijn dagen het aardrijk, de bevolking der aarde, ten gevolge van de Babylonische spraakverwarring, verdeeld is (aan hem knoopt zich de andere geslachtsreeks 1 Chronicles 1:24 aan), en de naam van zijn broeders, met wie wij hier alleen te doen hebben, was Joktan, of Joktean.

Vers 20

20. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,

Vers 20

20. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,

Vers 21

21. En Hadoram, en Uzal, en Dikla, of Dikela,

Vers 21

21. En Hadoram, en Uzal, en Dikla, of Dikela,

Vers 22

22. En Ebal of Obal, en Abimaël, en Scheba,

Vers 22

22. En Ebal of Obal, en Abimaël, en Scheba,

Vers 23

23. En Ofir, en Havila, en Jobab. Al deze, dertien, waren zonen van Joktan, zodat dus tezamen 26 Semitische volken in deze geslachtsrij zijn te tellen.

II. 1 Chronicles 1:24-1 Chronicles 1:54. Het tweede geslachtsregister, nog eenmaal met Sem beginnend, voert insgelijks door 10 leden de reeks tot op Abraham, de stamvader van het volk van God; maar van daar af rangschikt zich de opgave niet meer rondom de stamboom van dit volk, maar de zijtakken van het Abrahamitische geslacht, die insgelijks 70 volkeren tellen, worden afzonderlijk voorgesteld, waarbij in een aanhangsel een opgave van de koningen en stamvorsten van Edom komt.

Vers 23

23. En Ofir, en Havila, en Jobab. Al deze, dertien, waren zonen van Joktan, zodat dus tezamen 26 Semitische volken in deze geslachtsrij zijn te tellen.

II. 1 Chronicles 1:24-1 Chronicles 1:54. Het tweede geslachtsregister, nog eenmaal met Sem beginnend, voert insgelijks door 10 leden de reeks tot op Abraham, de stamvader van het volk van God; maar van daar af rangschikt zich de opgave niet meer rondom de stamboom van dit volk, maar de zijtakken van het Abrahamitische geslacht, die insgelijks 70 volkeren tellen, worden afzonderlijk voorgesteld, waarbij in een aanhangsel een opgave van de koningen en stamvorsten van Edom komt.

Vers 24

24. 1) De stamvaders van die tak van de Semieten, die door God tot voorwerp van zijn keuze en tot drager van de belofte bestemd werd, zijn in volgorde deze (vgl. Genesis 11:10): a) Sem, Arfachsad, Selah,

a) Luke 3:36

1) In 1 Chronicles 1:24-1 Chronicles 1:27 hebben wij weer als in 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:4 een opsomming van de vaderen, van Sem tot Abraham, zonder vermelding van hun ouderdom, alleen als zoon van Terah Abram genoemd wordt, omdat uit hem het volk van de Israëlieten afstamt.

Vers 24

24. 1) De stamvaders van die tak van de Semieten, die door God tot voorwerp van zijn keuze en tot drager van de belofte bestemd werd, zijn in volgorde deze (vgl. Genesis 11:10): a) Sem, Arfachsad, Selah,

a) Luke 3:36

1) In 1 Chronicles 1:24-1 Chronicles 1:27 hebben wij weer als in 1 Chronicles 1:1-1 Chronicles 1:4 een opsomming van de vaderen, van Sem tot Abraham, zonder vermelding van hun ouderdom, alleen als zoon van Terah Abram genoemd wordt, omdat uit hem het volk van de Israëlieten afstamt.

Vers 27

27. Abram: in het jaar 2008 na de schepping van de wereld, of 1997 v r Christus geboren, die is, zoals hij later met betrekking tot zijn roeping door de Heere genoemd werd (Genesis 17:5) Abraham. 28. 1) De kinderen van Abraham waren Izaak, die uit de vrije, door de belofte, geboren werd, en Ismaël, uit de dienstmaagd, naar het vlees geboren (Galatians 4:22, Genesis 16:15, Genesis 21:2 vv.)

1) In 1 Chronicles 1:28-1 Chronicles 1:34 hebben we de vermelding van de zonen van Abraham uit Sarah, Hagar en Ketra. Izaak als de zoon van de belofte wordt het eerst genoemd. Uit 1 Chronicles 1:19, dat zeker een woordelijke aanhaling is van Genesis 9:25, mag worden opgemaakt, dat de Schrijver Genesis gekend heeft.

Vers 27

27. Abram: in het jaar 2008 na de schepping van de wereld, of 1997 v r Christus geboren, die is, zoals hij later met betrekking tot zijn roeping door de Heere genoemd werd (Genesis 17:5) Abraham. 28. 1) De kinderen van Abraham waren Izaak, die uit de vrije, door de belofte, geboren werd, en Ismaël, uit de dienstmaagd, naar het vlees geboren (Galatians 4:22, Genesis 16:15, Genesis 21:2 vv.)

1) In 1 Chronicles 1:28-1 Chronicles 1:34 hebben we de vermelding van de zonen van Abraham uit Sarah, Hagar en Ketra. Izaak als de zoon van de belofte wordt het eerst genoemd. Uit 1 Chronicles 1:19, dat zeker een woordelijke aanhaling is van Genesis 9:25, mag worden opgemaakt, dat de Schrijver Genesis gekend heeft.

Vers 29

29. Dit zijn hun geboorten, Abrahams gezamenlijke nakomelingen, maar zo, dat in dit hoofdstuk nog afgezien wordt van Jakob's of Israël's nakomelingen, waarmee wij van 1 Chronicles 2:1 in het bijzonder te doen hebben; thans wijzen wij op de nakomelingen van Ezau (1 Chronicles 1:35), en die van Abraham uit zijn bijvrouw Ketra (1 Chronicles 1:32,1 Chronicles 1:33); de eerstgeborene van Ismaël was (zie Genesis 25:12), Nebajoth, en diens andere zonen, die stamvaders van Arabische geslachten werden, zijn: Kedar, van Adbeël, en Mibsam.

Vers 29

29. Dit zijn hun geboorten, Abrahams gezamenlijke nakomelingen, maar zo, dat in dit hoofdstuk nog afgezien wordt van Jakob's of Israël's nakomelingen, waarmee wij van 1 Chronicles 2:1 in het bijzonder te doen hebben; thans wijzen wij op de nakomelingen van Ezau (1 Chronicles 1:35), en die van Abraham uit zijn bijvrouw Ketra (1 Chronicles 1:32,1 Chronicles 1:33); de eerstgeborene van Ismaël was (zie Genesis 25:12), Nebajoth, en diens andere zonen, die stamvaders van Arabische geslachten werden, zijn: Kedar, van Adbeël, en Mibsam.

Vers 30

30. Misma en Duma, Massa, Hadad of Hadar, en Thema.

Vers 30

30. Misma en Duma, Massa, Hadad of Hadar, en Thema.

Vers 32

32. De kinderen nu van Ketra, Abrahams bijvrouw (Genesis 25:1) waarvan de andere zijtak van het Abrahamitische geslacht, die insgelijks van de belofte werd uitgesloten, wij hier terloops beschouwen zijn de volgende zes: die genoemde Ketra baarde hem in zijn echt ter linkerhand: Zimran, of Zimron, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan, de tweede onder de zo even genoemde zonen waren Scheba en DeDaniël

Vers 32

32. De kinderen nu van Ketra, Abrahams bijvrouw (Genesis 25:1) waarvan de andere zijtak van het Abrahamitische geslacht, die insgelijks van de belofte werd uitgesloten, wij hier terloops beschouwen zijn de volgende zes: die genoemde Ketra baarde hem in zijn echt ter linkerhand: Zimran, of Zimron, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan, de tweede onder de zo even genoemde zonen waren Scheba en DeDaniël

Vers 33

33. De kinderen van Midian nu, de vierde zoon van Ketra, waren Efa, en Efer, en Henoch, en Hanoch, en Abida, en Elda. Die allen, zes zonen en 2 tot 5 kleinzonen waren, zonder de in Genesis 25:3 vermelde 3 achterkleinzonen ook te rekenen, zonen van Ketra.

Vers 33

33. De kinderen van Midian nu, de vierde zoon van Ketra, waren Efa, en Efer, en Henoch, en Hanoch, en Abida, en Elda. Die allen, zes zonen en 2 tot 5 kleinzonen waren, zonder de in Genesis 25:3 vermelde 3 achterkleinzonen ook te rekenen, zonen van Ketra.

Vers 34

34. Abraham nu gewon, behalve zijn bijzoon Ismaël van Hagar (1 Chronicles 1:29) en de zes bijzonen van Ketra (1 Chronicles 1:32) als de eigenlijke zoon van de belofte, Izaak. De zonen van Izaak waren Ezau en Jakob, of, zoals hij met zijn door God gegeven naam (Genesis 32:27) genoemd werd, Israël.

Vers 34

34. Abraham nu gewon, behalve zijn bijzoon Ismaël van Hagar (1 Chronicles 1:29) en de zes bijzonen van Ketra (1 Chronicles 1:32) als de eigenlijke zoon van de belofte, Izaak. De zonen van Izaak waren Ezau en Jakob, of, zoals hij met zijn door God gegeven naam (Genesis 32:27) genoemd werd, Israël.

Vers 35

35. 1) En de kinderen van Ezau, wie de belofte ontviel, en wiens nakomelingen wij dus bij het voor ons liggend geslachtsregister meetellen moeten, waren: (Genesis 36:1) Elifaz van Ada, Rehuëlvan Basmath, en Jehus van Aholibama, en Jaëlam, en Korah, de beide laatsten insgelijks van Aholibama.

1) In 1 Chronicles 1:35-1 Chronicles 1:42 worden genoemd de nakomelingen van Ezau, terwijl in 1 Chronicles 1:43-1 Chronicles 1:50 de koningen en in 1 Chronicles 1:51-1 Chronicles 1:54 de stamvorsten van Edom worden genoemd.

Vers 35

35. 1) En de kinderen van Ezau, wie de belofte ontviel, en wiens nakomelingen wij dus bij het voor ons liggend geslachtsregister meetellen moeten, waren: (Genesis 36:1) Elifaz van Ada, Rehuëlvan Basmath, en Jehus van Aholibama, en Jaëlam, en Korah, de beide laatsten insgelijks van Aholibama.

1) In 1 Chronicles 1:35-1 Chronicles 1:42 worden genoemd de nakomelingen van Ezau, terwijl in 1 Chronicles 1:43-1 Chronicles 1:50 de koningen en in 1 Chronicles 1:51-1 Chronicles 1:54 de stamvorsten van Edom worden genoemd.

Vers 36

36. De kinderen van de eerstgenoemde Elifaz waren: Theman, en Omar, Zeli, en Gaëtham, Kenaz en van Thimna, zijn bijwijf (Genesis 36:12) nog een zesde zoon en Amalek.

Vers 36

36. De kinderen van de eerstgenoemde Elifaz waren: Theman, en Omar, Zeli, en Gaëtham, Kenaz en van Thimna, zijn bijwijf (Genesis 36:12) nog een zesde zoon en Amalek.

Vers 37

37. De kinderen van Rehuël, Ezau's tweede zoon, waren Nahath, Zerah, Zamma en Mizza. 37. De kinderen van Rehuël, Ezau's tweede zoon, waren Nahath, Zerah, Zamma en Mizza.

Vers 37

37. De kinderen van Rehuël, Ezau's tweede zoon, waren Nahath, Zerah, Zamma en Mizza. 37. De kinderen van Rehuël, Ezau's tweede zoon, waren Nahath, Zerah, Zamma en Mizza.

Vers 38

38. De kinderen van Seïr nu, de Horiet, die met zijn geslacht v r dat van Ezau het land van de Edomieten bezette, en daarna tot diens geslacht geteld werd (Genesis 36:20), waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.

Vers 38

38. De kinderen van Seïr nu, de Horiet, die met zijn geslacht v r dat van Ezau het land van de Edomieten bezette, en daarna tot diens geslacht geteld werd (Genesis 36:20), waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.

Vers 39

39. De kinderen van Lotan nu, de eerste onder deze Seïrieten of Horieten, waren Hori en Homam, of Heman; en de zuster van Lotan was Timna, het bijwijf van Elifaz (1 Chronicles 1:36 1 Chronicles 1:1:36).

Vers 39

39. De kinderen van Lotan nu, de eerste onder deze Seïrieten of Horieten, waren Hori en Homam, of Heman; en de zuster van Lotan was Timna, het bijwijf van Elifaz (1 Chronicles 1:36 1 Chronicles 1:1:36).

Vers 40

40. De kinderen van Sobal, de tweede Seïriet, waren Aljan, of Alwan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam: en de kinderen van Zibeon, de derde waren Aja en Ana.

Vers 40

40. De kinderen van Sobal, de tweede Seïriet, waren Aljan, of Alwan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam: en de kinderen van Zibeon, de derde waren Aja en Ana.

Vers 41

41. De kinderen van Ana, de vierde, waren Dison, en diens zuster Aholibama, die Ezau zich als vrouw nam (Genesis 36:28),en Esban en Jithran, en Cheran.

Vers 41

41. De kinderen van Ana, de vierde, waren Dison, en diens zuster Aholibama, die Ezau zich als vrouw nam (Genesis 36:28),en Esban en Jithran, en Cheran.

Vers 42

42. De kinderen van Ezer, de zesde, waren: Bilhan, en Zavan, en Jakan of Akan. De kinderen van Disan, de zevende, waren Uz en Aran.

Zoals Noach's nakomelingen zich in de drie takken: Sem, Cham en Jafet verdelen, zo die van Abraham in de drie geslachten van Izak, Ismaël en de zonen van Ketra. Zoals nu verder de drie takken van de Noachieten zonder nog het uitverkoren geslacht van Sem mee te rekenen (1 Chronicles 1:24) in 70 volkeren zich uitspreiden (14 Jafethitische, 30 Chamitische en 26 Semitische volkeren 1 Chronicles 1:5, 1 Chronicles 1:8, 1 Chronicles 1:17) zo verdelen de hier beschouwde Abrahamieten zich in 70 stammen, terwijl het uitverkoren geslacht van Jakob of Israël op zichzelf staat: 2 zonen van Abraham, 12 zonen van Ismaël, 6 zonen en 10 kleinzonen van Ketra, 2 zonen van Izak, 5 zonen en 10 kleinzonen van Ketra, 2 zonen van Izak, 5 zonen en 15, 10 kleinzonen van Ezau, met 7 zonen en 19 kleinzonen van Seïr. Wij zien, dat men er zich reeds in de tijd, waarin de vervaardiger van ons Boek leefde, op toelegde, om orde en betrekking te brengen in de reeksen van de uit de oudste tijd overgeleverde namen en wel door nauwkeurig verband tussen de getallen op te sporen, die op een bijzondere keuze van de goddelijke Voorzienigheid in de ontwikkeling van de geschiedenis wezen.

Vers 42

42. De kinderen van Ezer, de zesde, waren: Bilhan, en Zavan, en Jakan of Akan. De kinderen van Disan, de zevende, waren Uz en Aran.

Zoals Noach's nakomelingen zich in de drie takken: Sem, Cham en Jafet verdelen, zo die van Abraham in de drie geslachten van Izak, Ismaël en de zonen van Ketra. Zoals nu verder de drie takken van de Noachieten zonder nog het uitverkoren geslacht van Sem mee te rekenen (1 Chronicles 1:24) in 70 volkeren zich uitspreiden (14 Jafethitische, 30 Chamitische en 26 Semitische volkeren 1 Chronicles 1:5, 1 Chronicles 1:8, 1 Chronicles 1:17) zo verdelen de hier beschouwde Abrahamieten zich in 70 stammen, terwijl het uitverkoren geslacht van Jakob of Israël op zichzelf staat: 2 zonen van Abraham, 12 zonen van Ismaël, 6 zonen en 10 kleinzonen van Ketra, 2 zonen van Izak, 5 zonen en 10 kleinzonen van Ketra, 2 zonen van Izak, 5 zonen en 15, 10 kleinzonen van Ezau, met 7 zonen en 19 kleinzonen van Seïr. Wij zien, dat men er zich reeds in de tijd, waarin de vervaardiger van ons Boek leefde, op toelegde, om orde en betrekking te brengen in de reeksen van de uit de oudste tijd overgeleverde namen en wel door nauwkeurig verband tussen de getallen op te sporen, die op een bijzondere keuze van de goddelijke Voorzienigheid in de ontwikkeling van de geschiedenis wezen.

Vers 43

43. Dit nu zijn, om aan de opgave van de stamvaders van Edom ook die van zijn koningen en stamvorsten als aanhangsel toe te voegen, de koningen, die, zoals reeds in Genesis 36:31, bericht werd, geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen van Israël: Bela, de zoon van Beor, en de naam van zijn stad was Dinhaba.

Vers 43

43. Dit nu zijn, om aan de opgave van de stamvaders van Edom ook die van zijn koningen en stamvorsten als aanhangsel toe te voegen, de koningen, die, zoals reeds in Genesis 36:31, bericht werd, geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen van Israël: Bela, de zoon van Beor, en de naam van zijn stad was Dinhaba.

Vers 44

44. En Bela stierf, en Jobab, door de hoofden van de stammen gekozen, regeerde in zijn plaats, een zoon van Zera, van Bozra,

Vers 44

44. En Bela stierf, en Jobab, door de hoofden van de stammen gekozen, regeerde in zijn plaats, een zoon van Zera, van Bozra,

Vers 45

45. En Jobab stierf; en Husam, uit het land van de Themanieten, regeerde in zijn plaats.

Vers 45

45. En Jobab stierf; en Husam, uit het land van de Themanieten, regeerde in zijn plaats.

Vers 50

50. Toen Bal-Hanan stierf, regeerde Hadad in zijn plaats, of Hadan, ten tijde, toen de kinderen van Israël na hun 40-jarige zwerftocht door de woestijn naar het land Kanan opbraken een vrije doortocht door Edom begeerden; en de naam van zijn stad was Pahi of Pahu; en de naam van zijn huisvrouw was Mehatabeël, de dochter van Matred, dochter van Mee-zahab.

Vers 50

50. Toen Bal-Hanan stierf, regeerde Hadad in zijn plaats, of Hadan, ten tijde, toen de kinderen van Israël na hun 40-jarige zwerftocht door de woestijn naar het land Kanan opbraken een vrije doortocht door Edom begeerden; en de naam van zijn stad was Pahi of Pahu; en de naam van zijn huisvrouw was Mehatabeël, de dochter van Matred, dochter van Mee-zahab.

Vers 51

51. Toen Hadad stierf, werden vorsten in Edom, die dat land weer naar de wijze van de oude aristocratische stamverdeling regeerden, de vorst van 1) Timna, de vorst van Alja, de vorst van Jetheth.

Vers 51

51. Toen Hadad stierf, werden vorsten in Edom, die dat land weer naar de wijze van de oude aristocratische stamverdeling regeerden, de vorst van 1) Timna, de vorst van Alja, de vorst van Jetheth.

Vers 54

54. De vorst van Magdiël, de vorst van Iram. Deze waren de vorsten van Edom, genoemd naar de zetel van de stam van hun geslacht.

Hun namen stemmen met Genesis 36:40-Genesis 36:43 overeen. Maar het opschrift en het onderschrift luiden in Genesis anders als in de Kronieken. Hier luidt het opschrift: "En zo werden de vorsten van Edom" en het onderschrift: "Deze zijn de vorsten van Edom," waardoor men geneigd kon zijn om de opgetelde 11 namen voor eigennamen van de vorsten te houden. Maar met deze opvatting laat zich reeds het voorkomen van twee vrouwennamen (Timna en Aholibama), zowel als ontwijfelbare plaatsnamen als Ela, Pinon, Theman en Mibzar niet verenigen. En vergelijken wij hiermee het op- en onderschrift in Genesis, zo kondigt het opschrift daar de namen aan als: "de vorsten van Edom, naar hun plaatsen, met hun namen" en het onderschrift luidt: "de vorsten van Edom, naar hun woonplaatsen in het land van hun bezitting." Daarmee is ontwijfelbaar zeker gezegd, dat de opgetelde namen niet persoonsnamen zijn, maar de namen van de woonplaatsen van de vorsten, waarnaar zij ook genoemd pleegden te worden..

Van Edom, niet van Ezau, omdat dit niet alleen de naam van het volk, maar ook van het land was geworden.

Vers 54

54. De vorst van Magdiël, de vorst van Iram. Deze waren de vorsten van Edom, genoemd naar de zetel van de stam van hun geslacht.

Hun namen stemmen met Genesis 36:40-Genesis 36:43 overeen. Maar het opschrift en het onderschrift luiden in Genesis anders als in de Kronieken. Hier luidt het opschrift: "En zo werden de vorsten van Edom" en het onderschrift: "Deze zijn de vorsten van Edom," waardoor men geneigd kon zijn om de opgetelde 11 namen voor eigennamen van de vorsten te houden. Maar met deze opvatting laat zich reeds het voorkomen van twee vrouwennamen (Timna en Aholibama), zowel als ontwijfelbare plaatsnamen als Ela, Pinon, Theman en Mibzar niet verenigen. En vergelijken wij hiermee het op- en onderschrift in Genesis, zo kondigt het opschrift daar de namen aan als: "de vorsten van Edom, naar hun plaatsen, met hun namen" en het onderschrift luidt: "de vorsten van Edom, naar hun woonplaatsen in het land van hun bezitting." Daarmee is ontwijfelbaar zeker gezegd, dat de opgetelde namen niet persoonsnamen zijn, maar de namen van de woonplaatsen van de vorsten, waarnaar zij ook genoemd pleegden te worden..

Van Edom, niet van Ezau, omdat dit niet alleen de naam van het volk, maar ook van het land was geworden.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Chronicles 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-chronicles-1.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile