Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Revelation 21". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/revelation-21.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Revelation 21". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 21Tot hiertoe heeft de profetie van dit boek ons een zeer merkwaardige mengeling doen zien van licht en schaduw, voorspoed en tegenstand, barmhartigheid en oordeel, in de leidingen der Voorzienigheid van Zijne gemeente in de wereld. Nu, bij het besluit, breekt den dag aan en de schaduwen vlieden, een nieuwe wereld verschijnt, want de oude is voorbijgegaan. Sommigen menen dat alles wat de beide laatste hoofdstukken bevatten, gezegd wordt van den toestand der gemeente reeds hier op aarde, in de heerlijkheid van de laatste dagen. Maar anderen, met meer waarschijnlijkheid houden het voor een schildering van den volmaakten en zegevierenden staat der gemeente in den hemel. De getrouwe heiligen en dienstknechten Gods hebben slechts korten tijd te wachten, en zij zullen niet alleen zien, maar ook smaken, de volmaakte heiligheid en gelukzaligheid van de toekomende wereld. In dit hoofdstuk hebben wij
I. Ene inleiding tot het gezicht van het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:1,
II. Het gezicht zelf, Revelation 21:10.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 21Tot hiertoe heeft de profetie van dit boek ons een zeer merkwaardige mengeling doen zien van licht en schaduw, voorspoed en tegenstand, barmhartigheid en oordeel, in de leidingen der Voorzienigheid van Zijne gemeente in de wereld. Nu, bij het besluit, breekt den dag aan en de schaduwen vlieden, een nieuwe wereld verschijnt, want de oude is voorbijgegaan. Sommigen menen dat alles wat de beide laatste hoofdstukken bevatten, gezegd wordt van den toestand der gemeente reeds hier op aarde, in de heerlijkheid van de laatste dagen. Maar anderen, met meer waarschijnlijkheid houden het voor een schildering van den volmaakten en zegevierenden staat der gemeente in den hemel. De getrouwe heiligen en dienstknechten Gods hebben slechts korten tijd te wachten, en zij zullen niet alleen zien, maar ook smaken, de volmaakte heiligheid en gelukzaligheid van de toekomende wereld. In dit hoofdstuk hebben wij
I. Ene inleiding tot het gezicht van het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:1,
II. Het gezicht zelf, Revelation 21:10.
Verzen 1-8
Openbaring 21:1-8Wij hebben hier een meer algemeen overzicht van de gelukzaligheid der gemeente Gods in haar toekomstigen staat, waaronder wij veiligst haar toestand in den hemel kunnen verstaan.
I. Een nieuwe wereld opent zich nu voor onze ogen, Revelation 21:1. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, dat is: een nieuw heelal, want onder het woord hemel verstaan wij hemel en aarde. Onder een nieuwe aarde bedoelen wij een nieuwe toestand voor de lichamen der mensen en een hemel voor hun zielen. Deze wereld wordt niet opnieuw geschapen, maar opnieuw geopend en vervuld met degenen, die haar beërven zullen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen dan niet van elkaar onderscheiden zijn, die aarde van de heiligen, hun verheerlijkte lichamen, zal dan geestelijk en hemels zijn en deel uitmaken van deze reine en schitterende woningen. Om plaats te maken voor den aanvang van deze nieuwe wereld, was de oude wereld met al haar moeiten en veranderlijkheid voorbijgegaan.
II. In deze nieuwe wereld zag de apostel de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, niet plaatselijk maar oorspronkelijk. Dit nieuwe Jeruzalem is de gemeente Gods in haar nieuwen en volmaakten toestand, toebereid als ene bruid, die voor haar man versierd is, heerlijk gemaakt door al de volmaaktheid van wijsheid en heiligheid, geschikt voor de volkomen vereniging met den Heere Jezus Christus in heerlijkheid.
III. De gezegende tegenwoordigheid van God bij Zijn volk wordt hier afgekondigd en bewonderd. Ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen en God zelf zal bij hen en hun God zijn, Revelation 21:3. Merk hier op:
1. De tegenwoordigheid van God bij Zijne gemeente in hare heerlijkheid.
2. Het is een oorzaak van verwondering, dat de heilige God ooit bij een van de mensenkinderen zal wonen.
3. De tegenwoordigheid van God bij Zijn volk in den hemel zal nooit, gelijk hier op aarde, onderbroken worden, maar Hij zal voortdurend bij hen wonen.
4. Het verbond, het gemeenschappelijk belang en de betrekking, die hier tussen God en Zijn volk bestaan, zullen in den hemel volmaakt worden. Zij zullen Zijn volk zijn. Hun zielen zullen als het ware in Hem opgaan met al de liefde, de verering voor en de blijdschap in God, welke hun betrekking tot Hem vereist, en dat zal hun volmaakte heiligheid uitmaken.
God zelf zal hun God zijn, Zijne onmiddellijke tegenwoordigheid bij hen, Zijne liefde aan hen geopenbaard, Zijne heerlijkheid op hen gelegd, zullen hun volmaakte gelukzaligheid uitmaken. Hij zal van Zijne zijde geheel aan den aard der betrekking voldoen, gelijk zij van hun kant.
IV. Deze nieuwe en gezegende toestand zal geheel vrij zijn van alle moeite en verdriet.
1. Alle gevolgen van vroegere droefenissen zullen weggenomen worden. Hier hebben zij dikwijls tranen gestort, om hun zonden, van droefheid, bij de rampen die de gemeenten troffen, maar nu zullen alle tranen van hun ogen afgewist worden. Geen teken, geen gedachtenis van vroegere droefheid blijft over, geen andere dan die hun tegenwoordige gelukzaligheid nog voller en groter maken kan. God zelf als hun tedere Vader, met Zijn eigen zachte hand, zal al de tranen uit de ogen Zijner kinderen wegwissen, en zij zouden die tranen niet willen missen, nu zij weten dat God zelf ze afdrogen zal.
2. Alle oorzaken van toekomende droefheid zullen weggenomen worden. De dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, dat waren dingen, die mogelijk waren in en behoorden bij hun vroegeren toestand, maar de eerste dingen zijn weggegaan.
V. De waarachtigheid en zekerheid van dezen gezegenden toestand worden bevestigd door Gods woord en belofte, Johannes ontvangt bevel om het op te schrijven ter eeuwige gedachtenis, Revelation 21:5. Het onderwerp van dit gezicht is zo groot en zo belangrijk voor de gemeente en het volk van God, dat zij daarvan de volste verzekering ontvangen moeten en God daarom de waarachtigheid er van herhaalt en doet opschrijven. Bovendien, verscheidene eeuwen zouden voorbijgaan tussen den tijd, waarin het gezicht gegeven, en dien, waarin het vervuld werd, en daarin zouden zware beproevingen in menigte voorkomen, en daarom beval God het op te schrijven tot eeuwige gedachtenis en voortdurend gebruik voor Zijn volk.
1. De zekerheid van de belofte wordt bevestigd. Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw. Daarop volgt: Het is geschied. Zo zeker alsof het reeds gebeurd was. Wij mogen en moeten Gods belofte aannemen alsof zij de vervulling waren, wanneer Hij zegt dat Hij alle dingen nieuw maakt, is dit in beginsel reeds geschied.
2. Hij verpandt ons Zijn titels en Zijn eer als zekerheid voor de gehele vervulling, de titels de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Het was Zijne heerlijkheid dat Hij den aanvang van de wereld en van de gemeente tot stand bracht, het zal Zijne heerlijkheid zijn dat Hij het aangevangen werk voleindigt en het niet onvoltooid laat. Gelijk Zijn macht en Zijn wil de eerste oorzaak van alle dingen zijn, zo zijn Zijn welbehagen en heerlijkheid er de volmaking van, Hij zal Zijn doel niet missen, want dan zou Hij niet langer de Alfa en de Omega zijn. De mensen beginnen dikwijls aan dingen, die zij niet voltooien kunnen, maar de raad Gods zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen.
3. Het verlangen van Zijn volk naar dezen zegenrijken toestand levert een ander bewijs voor de waarachtigheid en zekerheid er van. Zij dorsten naar een toestand van zondeloze volmaaktheid en onafgebroken blijdschap in God, en God zelf heeft deze reikhalzende begeerte in hen gewrocht, die nooit voldaan worden kan door enig ander ding hoe ook genaamd, en daarom zou het de foltering der ziel zijn indien zij teleurgesteld werden. Maar dat zou onbestaanbaar zijn met Gods goedheid en met Zijne liefde voor de Zijnen, heilige en hemelse begeerten in hen te scheppen, en hun dan de voldoening daarvan te onthouden, .en daarom kunnen zij er van verzekerd zijn, dat wanneer zij hun tegenwoordige moeilijkheden overwonnen hebben, Hij den dorstigen zal geven uit de fontein van het water des levens voor niet.
VI. De grootheid van deze toekomstige gelukzaligheid wordt beschreven en toegelicht.
1. Door de kosteloosheid ervan, zij is een vrijwillige gave Gods. Hij geeft het water des levens voor niet en daarom zal Zijn volk er niet minder, maar meer dankbaar voor zijn. 2. De volheid ervan. Het volk van God is dan gelegerd bij de hoofdbron van alle zegeningen: het zal alles beërven, Revelation 21:7, door God te genieten zullen zij alle dingen genieten. Hij is alles in allen.
3. Door het recht waarmee zij deze zegeningen genieten, het recht van erfgenamen, zij zullen zonen Gods zijn, de meest-eervolle van alle namen, die voortspruit uit de naaste en dierbaarste betrekking tot God, en de zekerste en onveranderlijkste tevens, want er kan geen sprake van zijn dat die betrekking ooit gewijzigd wordt.
4. Door den grotelijks daarvan verschillenden toestand der goddelozen. Hun ellende draagt er toe bij om de heerlijkheid en gelukzaligheid van de heiligen in het licht te stellen, zowel als de onderscheidende goedheid Gods jegens hen, Revelation 21:8. Merk hier op:
A. De zonden van hen, die verloren gaan. In de eerste plaats worden genoemd hun vreesachtigheid en ongeloof. De vreesachtigen openen de zwarte lijst. Zij durfden de moeilijkheden van den godsdienst niet het hoofd bieden, en hun slaafse vrees bracht hen tot ongeloof. Maar zij, die zo bang waren dat zij het kruis van Christus niet op zich durfden nemen en hun plicht jegens Hem vervullen, schroomden niet zich over te geven aan allerlei afschuwelijke goddeloosheid, doodslag, hoererij, toverij, afgoderij en leugen.
B. Hun straf. Hun deel is in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood.
a. Zij konden niet voor de zaak van Christus op den brandstapel sterven, nu moeten zij voor hun zonden branden in de hel.
b. Zij moeten na hun natuurlijken dood een tweeden dood lijden, de angsten en verschrikkingen van den eersten dood leveren hen over aan de veel groter verschrikkingen en angsten van den tweeden dood, die is sterven en eeuwig stervende zijn.
c. Hun ellende zal hun verdiende deel en loon zijn, zij hebben het rechtvaardig verdiend, in werkelijkheid hebben zij het zelf gekozen, het is hetgeen zij door hun zonden zich zelven bereid hebben. Zo zal de ellende der verdoemden de gelukzaligheid van de geredden in het licht stellen, en de gelukzaligheid der geredden zal de ellende der verdoemden vergroten.
Verzen 1-8
Openbaring 21:1-8Wij hebben hier een meer algemeen overzicht van de gelukzaligheid der gemeente Gods in haar toekomstigen staat, waaronder wij veiligst haar toestand in den hemel kunnen verstaan.
I. Een nieuwe wereld opent zich nu voor onze ogen, Revelation 21:1. En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, dat is: een nieuw heelal, want onder het woord hemel verstaan wij hemel en aarde. Onder een nieuwe aarde bedoelen wij een nieuwe toestand voor de lichamen der mensen en een hemel voor hun zielen. Deze wereld wordt niet opnieuw geschapen, maar opnieuw geopend en vervuld met degenen, die haar beërven zullen. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zullen dan niet van elkaar onderscheiden zijn, die aarde van de heiligen, hun verheerlijkte lichamen, zal dan geestelijk en hemels zijn en deel uitmaken van deze reine en schitterende woningen. Om plaats te maken voor den aanvang van deze nieuwe wereld, was de oude wereld met al haar moeiten en veranderlijkheid voorbijgegaan.
II. In deze nieuwe wereld zag de apostel de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, niet plaatselijk maar oorspronkelijk. Dit nieuwe Jeruzalem is de gemeente Gods in haar nieuwen en volmaakten toestand, toebereid als ene bruid, die voor haar man versierd is, heerlijk gemaakt door al de volmaaktheid van wijsheid en heiligheid, geschikt voor de volkomen vereniging met den Heere Jezus Christus in heerlijkheid.
III. De gezegende tegenwoordigheid van God bij Zijn volk wordt hier afgekondigd en bewonderd. Ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen en God zelf zal bij hen en hun God zijn, Revelation 21:3. Merk hier op:
1. De tegenwoordigheid van God bij Zijne gemeente in hare heerlijkheid.
2. Het is een oorzaak van verwondering, dat de heilige God ooit bij een van de mensenkinderen zal wonen.
3. De tegenwoordigheid van God bij Zijn volk in den hemel zal nooit, gelijk hier op aarde, onderbroken worden, maar Hij zal voortdurend bij hen wonen.
4. Het verbond, het gemeenschappelijk belang en de betrekking, die hier tussen God en Zijn volk bestaan, zullen in den hemel volmaakt worden. Zij zullen Zijn volk zijn. Hun zielen zullen als het ware in Hem opgaan met al de liefde, de verering voor en de blijdschap in God, welke hun betrekking tot Hem vereist, en dat zal hun volmaakte heiligheid uitmaken.
God zelf zal hun God zijn, Zijne onmiddellijke tegenwoordigheid bij hen, Zijne liefde aan hen geopenbaard, Zijne heerlijkheid op hen gelegd, zullen hun volmaakte gelukzaligheid uitmaken. Hij zal van Zijne zijde geheel aan den aard der betrekking voldoen, gelijk zij van hun kant.
IV. Deze nieuwe en gezegende toestand zal geheel vrij zijn van alle moeite en verdriet.
1. Alle gevolgen van vroegere droefenissen zullen weggenomen worden. Hier hebben zij dikwijls tranen gestort, om hun zonden, van droefheid, bij de rampen die de gemeenten troffen, maar nu zullen alle tranen van hun ogen afgewist worden. Geen teken, geen gedachtenis van vroegere droefheid blijft over, geen andere dan die hun tegenwoordige gelukzaligheid nog voller en groter maken kan. God zelf als hun tedere Vader, met Zijn eigen zachte hand, zal al de tranen uit de ogen Zijner kinderen wegwissen, en zij zouden die tranen niet willen missen, nu zij weten dat God zelf ze afdrogen zal.
2. Alle oorzaken van toekomende droefheid zullen weggenomen worden. De dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn, dat waren dingen, die mogelijk waren in en behoorden bij hun vroegeren toestand, maar de eerste dingen zijn weggegaan.
V. De waarachtigheid en zekerheid van dezen gezegenden toestand worden bevestigd door Gods woord en belofte, Johannes ontvangt bevel om het op te schrijven ter eeuwige gedachtenis, Revelation 21:5. Het onderwerp van dit gezicht is zo groot en zo belangrijk voor de gemeente en het volk van God, dat zij daarvan de volste verzekering ontvangen moeten en God daarom de waarachtigheid er van herhaalt en doet opschrijven. Bovendien, verscheidene eeuwen zouden voorbijgaan tussen den tijd, waarin het gezicht gegeven, en dien, waarin het vervuld werd, en daarin zouden zware beproevingen in menigte voorkomen, en daarom beval God het op te schrijven tot eeuwige gedachtenis en voortdurend gebruik voor Zijn volk.
1. De zekerheid van de belofte wordt bevestigd. Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw. Daarop volgt: Het is geschied. Zo zeker alsof het reeds gebeurd was. Wij mogen en moeten Gods belofte aannemen alsof zij de vervulling waren, wanneer Hij zegt dat Hij alle dingen nieuw maakt, is dit in beginsel reeds geschied.
2. Hij verpandt ons Zijn titels en Zijn eer als zekerheid voor de gehele vervulling, de titels de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Het was Zijne heerlijkheid dat Hij den aanvang van de wereld en van de gemeente tot stand bracht, het zal Zijne heerlijkheid zijn dat Hij het aangevangen werk voleindigt en het niet onvoltooid laat. Gelijk Zijn macht en Zijn wil de eerste oorzaak van alle dingen zijn, zo zijn Zijn welbehagen en heerlijkheid er de volmaking van, Hij zal Zijn doel niet missen, want dan zou Hij niet langer de Alfa en de Omega zijn. De mensen beginnen dikwijls aan dingen, die zij niet voltooien kunnen, maar de raad Gods zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen.
3. Het verlangen van Zijn volk naar dezen zegenrijken toestand levert een ander bewijs voor de waarachtigheid en zekerheid er van. Zij dorsten naar een toestand van zondeloze volmaaktheid en onafgebroken blijdschap in God, en God zelf heeft deze reikhalzende begeerte in hen gewrocht, die nooit voldaan worden kan door enig ander ding hoe ook genaamd, en daarom zou het de foltering der ziel zijn indien zij teleurgesteld werden. Maar dat zou onbestaanbaar zijn met Gods goedheid en met Zijne liefde voor de Zijnen, heilige en hemelse begeerten in hen te scheppen, en hun dan de voldoening daarvan te onthouden, .en daarom kunnen zij er van verzekerd zijn, dat wanneer zij hun tegenwoordige moeilijkheden overwonnen hebben, Hij den dorstigen zal geven uit de fontein van het water des levens voor niet.
VI. De grootheid van deze toekomstige gelukzaligheid wordt beschreven en toegelicht.
1. Door de kosteloosheid ervan, zij is een vrijwillige gave Gods. Hij geeft het water des levens voor niet en daarom zal Zijn volk er niet minder, maar meer dankbaar voor zijn. 2. De volheid ervan. Het volk van God is dan gelegerd bij de hoofdbron van alle zegeningen: het zal alles beërven, Revelation 21:7, door God te genieten zullen zij alle dingen genieten. Hij is alles in allen.
3. Door het recht waarmee zij deze zegeningen genieten, het recht van erfgenamen, zij zullen zonen Gods zijn, de meest-eervolle van alle namen, die voortspruit uit de naaste en dierbaarste betrekking tot God, en de zekerste en onveranderlijkste tevens, want er kan geen sprake van zijn dat die betrekking ooit gewijzigd wordt.
4. Door den grotelijks daarvan verschillenden toestand der goddelozen. Hun ellende draagt er toe bij om de heerlijkheid en gelukzaligheid van de heiligen in het licht te stellen, zowel als de onderscheidende goedheid Gods jegens hen, Revelation 21:8. Merk hier op:
A. De zonden van hen, die verloren gaan. In de eerste plaats worden genoemd hun vreesachtigheid en ongeloof. De vreesachtigen openen de zwarte lijst. Zij durfden de moeilijkheden van den godsdienst niet het hoofd bieden, en hun slaafse vrees bracht hen tot ongeloof. Maar zij, die zo bang waren dat zij het kruis van Christus niet op zich durfden nemen en hun plicht jegens Hem vervullen, schroomden niet zich over te geven aan allerlei afschuwelijke goddeloosheid, doodslag, hoererij, toverij, afgoderij en leugen.
B. Hun straf. Hun deel is in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer, hetwelk is de tweede dood.
a. Zij konden niet voor de zaak van Christus op den brandstapel sterven, nu moeten zij voor hun zonden branden in de hel.
b. Zij moeten na hun natuurlijken dood een tweeden dood lijden, de angsten en verschrikkingen van den eersten dood leveren hen over aan de veel groter verschrikkingen en angsten van den tweeden dood, die is sterven en eeuwig stervende zijn.
c. Hun ellende zal hun verdiende deel en loon zijn, zij hebben het rechtvaardig verdiend, in werkelijkheid hebben zij het zelf gekozen, het is hetgeen zij door hun zonden zich zelven bereid hebben. Zo zal de ellende der verdoemden de gelukzaligheid van de geredden in het licht stellen, en de gelukzaligheid der geredden zal de ellende der verdoemden vergroten.
Verzen 9-27
Openbaring 21:9-27Wij hebben reeds overwogen de inleiding tot het gezicht van het nieuwe Jeruzalem in een meer algemene schets van den hemelsen staat, thans komen wij tot het gezicht zelf. Merk hier op:
I. Den persoon, die den apostel het visioen te zien gaf: een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, Revelation 21:9. God heeft voor Zijn heilige engelen grote verscheidenheid van werk en bediening. Nu eens moeten zij de bazuin van de goddelijke Voorzienigheid blazen en een zorgloze wereld getrouw waarschuwen, dan weer moeten zij de fiolen van Gods toorn uitgieten over onbekeerde zondaren, en op andere tijden moeten zij hemelse dingen openbaren aan de erfgenamen der zaligheid. Zij volbrengen met naarstigheid elk bevel door God hun gegeven, en wanneer deze wereld haar loop volbracht heeft zullen de engelen door den groten God tot in alle eeuwigheid gebruikt worden voor ander geschikt en hun aangenaam werk.
II. De plaats, vanwaar den apostel dit heerlijk gezicht en vooruitzicht gegeven werd. Hij werd in zinsverrukking medegenomen op een groten en hogen berg. Van zulke hoogten hebben de mensen gewoonlijk het beste uitzicht op de omliggende steden. Zij, die een duidelijk gezicht van den hemel hebben willen, moeten zo dicht mogelijk den hemel naderen, op den berg der gezichts, den berg van overpeinzing en geloof, vanwaar zij, als van den top van Pisga, het goede land, het hemelse Kanan, kunnen overzien.
III. Den inhoud van het gezicht, de bruid, de vrouw des Lams, Revelation 21:10, dat is de gemeente Gods in haar heerlijken, volmaakten, zegevierenden toestand, onder de gelijkenis van Jeruzalem, hebbende de heerlijkheid van God als haar luister, de bruid door en voor haar bruidegom versierd, heerlijk in haar betrekking tot Christus, omdat Zijn gelijkenis nu in haar volmaakt is en Zijn gunst haar bestraalt. En thans volgt een breedvoerige beschrijving van de zegepralende gemeente onder het zinnebeeld van een stad, die in rijkdom en glans alle steden van deze wereld samen verre overtreft. Dit nieuwe Jeruzalem wordt ons zowel uitwendig als inwendig voor ogen gesteld.
1. Het uitwendige van de stad, den muur en de poorten, den muur voor veiligheid en de poorten om toegang te verlenen.
A. De muur voor veiligheid. De hemel is een veilige toestand, die daar wonen zijn omringd van een muur, die hen scheidt van en bevestigt tegen alle onheilen en vijanden. Ten aanzien van dezen muur merken wij op:
a. De hoogte, die zeer aanzienlijk is: honderd vier en veertig ellen, Revelation 21:17, voldoende zowel voor sieraad als voor veiligheid.
b. De bestanddelen. Hij was van jaspis gebouwd, van de allerkostelijkste stenen, als teken van kracht en schoonheid, Revelation 21:11. De stad had een muur, die even kostbaar als ondoordringbaar was.
c. De vorm, die zeer regelmatig was. De stad lag vierkant, hare lengte was zo groot als hare breedte. In het nieuw Jeruzalem zal alles gelijke reinheid en volmaaktheid bezitten. Er zal volstrekte gelijkheid heersen in de zegevierende gemeente, waarnaar op aarde steeds gewenst wordt en waaraan men voortdurend de behoefte gevoelt, maar dat niet verwacht mag worden alvorens wij den hemel bereikt hebben.
d. De afmeting van dezen muur, Revelation 21:15 :16..
Twaalf duizend stadiën aan elke zijde. Hier is ruimte voor het gehele volk Gods: In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen.
e. De fondamenten van den muur, want de hemel is een stad die fondamenten heeft, Revelation 21:19.. Zij zijn de beloften en de macht van God, en de verdiensten van Christus, die zijn de sterke fondamenten van de zaligheid en veiligheid der gemeente. Van die fondamenten worden ons hun aantal en hun bouwstof meegedeeld. Hun aantal is twaalf, heenwijzende naar de twaalf apostelen, Revelation 21:14, wier evangelische leerstellingen de fondamenten zijn, waarop de gemeente gebouwd is. Christus zelf is de uiterste hoeksteen. Deze fondamenten waren van bouwstof verscheiden en kostbaar, hetgeen wordt aangeduid door twaalf soorten van edelgesteenten, waardoor te kennen gegeven wordt de verscheidenheid en de waarde van de leerstellingen des Evangelies, of van de genaden des Heiligen Geestes, of van de persoonlijke uitnemendheden van den Heere Jezus Christus.
B. De poorten voor den ingang. De hemel is niet ontoegankelijk: er is een weg geopend tot in het heilige der heiligen, er is vrije toegang voor allen, die geheiligd werden, zij zullen niet buitengesloten worden. Wat deze poorten betreft, merken wij op:
a. Hun getal: twaalfpoorten, overeenkomende met de twaalf stammen Israël's Geheel het ware Israël Gods zal toegang hebben in het nieuwe Jeruzalem, evenals elke stam dat had in het aardse Jeruzalem.
b. De wachters, die er in geplaatst waren: twaalf engelen, om te ontvangen en toe te laten de verscheidene stammen van het geestelijk Israël en alle anderen buiten te houden.
c. De inschriften in de poorten. De namen van de twaalf geslachten der kinderen Israël's, om aan te tonen dat zij recht hebben op den boom des levens en op den ingang door poorten der stad.
d. De gelegenheid van die poorten. De stad had vier gelijke zijden, overeenkomstig de vier hemelstreken: oost, west, noord en zuid, en daarom waren aan elke zijde drie poorten, aanduidende dat van alle zijden der aarde enigen zullen komen en veilig ten hemel gaan, en daar aangenomen worden, en dat er zowel van de ene zijde der aarde als van de andere vrije toegang is, want in Christus is niet Jood of Griek, barbaar of Scyt, dienstknecht of vrije. Mensen van alle volken en talen, die in Christus geloven, hebben door Hem toegang tot God, in genade hier en in heerlijkheid hiernamaals.
e. De bouwstoffen van deze poorten, zij bestonden alle uit paarlen, maar toch met grote verscheidenheid. Elke poort was uit ene parel, hetzij uit een enkele parel van verbazenden omvang, of uit ene soort paarlen. Christus is de parel van grote waarde en Hij is onze weg tot God. Er is op aarde niets heerlijk genoeg om de schoonheid van den hemel waardig af te beelden. Konden wij door het vergrootglas van sterke verbeelding ons zulk een stad voorstellen als hier wordt beschreven, alleen slechts het uitwendige, zulk een muur en zulke poorten, hoe verbazingwekkend en hoe heerlijk zou de aanblik zijn! En toch is dit slechts een flauw en schaduwachtig beeld van wat de hemel zelf aanbiedt.
2. Het inwendige van het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:22. Wij hebben gezien zijn sterken muur, zijn statige poorten en zijn heerlijke poortwachters, nu worden wij door de poorten de stad zelf binnengeleid. Het eerste wat onze aandacht trekt is de straat van de stad: die is zuiver goud, gelijk doorluchtig glas, Revelation 21:21. De heiligen in den hemel wandelen op goud. Het nieuwe Jeruzalem heeft zijn verscheidene straten. Er is de volmaaktste orde in den hemel, iedere heilige heeft zijn eigen woning. Er is gemeenschap in den hemel, de heiligen rusten daar, maar het is geen lijdelijke rust, het is geen toestand van slaap en werkeloosheid, maar een staat van verblijdende beweging. De volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen. Zij wandelen met Christus in witte klederen. Zij hebben gemeenschap niet enkel met God, maar ook met elkaar, en al hun voetstappen zijn vast en zuiver. Zij zijn rein en heilig als goud en doorschijnend glas.
A. De tempel van het nieuwe Jeruzalem. Die was geen stoffelijke tempel door mensenhanden gebouwd, gelijk die van Salomo of Zerubbabel, maar een geheel geestelijke en goddelijke tempel, want de Heere de almachtige God is haar tempel en het Lam. De heiligen hierboven hebben geen behoefte aan instellingen, die hier de middelen waren om hen voor den hemel toe te bereiden. Wanneer het doel bereikt is, zijn de middelen overbodig geworden. Volmaakte en onmiddellijke gemeenschap met God zal meer dan genoegzaam zijn om de instellingen des Evangelies te vervangen.
B. Het licht van deze stad. Waar geen licht is, kan geen luister of genoegen zijn. De hemel is de erfenis der heiligen in het licht. Maar wat is dat licht? Daar schijnt geen zon of maan, Revelation 21:23. Het licht is goed en het is den ogen goed de zon te aanschouwen. Welk een treurige wereld zou het hier zijn, indien het licht der zon haar niet bescheen! En wat vervangt nu in den hemel het licht der zon? Er is geen behoefte aan zonnestralen, want de heerlijkheid Gods heeft de stad verlicht en het Lam is haar kaars. God zal in Christus de eeuwigdurende bron van kennis en vreugde voor de heiligen zijn, en waar dat het geval is daar is geen behoefte aan zon of maan, zomin als wij behoefte hebben aan een kaars op den vollen middag, wanneer de zon schijnt in hare kracht.
C. De inwoners van deze stad. Zij worden hier op verschillende wijzen beschreven.
a. Hun getal, gehele volken van gezaligde zielen, enigen uit alle volken en velen uit sommige volken. Al de menigten, die op de aarde verzegeld werden, zijn gezaligd in den hemel.
b. Hun waardigheid, sommigen van de koningen en vorsten der aarde, grote koningen. God zal de hemelse woningen vervullen met mensen van allerlei rang en stand, hoog en laag, en wanneer de grootste koningen in den hemel komen, zullen zij al hun vroegere eer en majesteit verslonden zien door de hemelse heerlijkheid, die al het vroegere zo ver overtreft.
c. Hun voortdurenden toegang en ingang in de stad. De poorten zullen nietgesloten worden. Daar is geen nacht en dus behoeven de poorten niet gesloten te worden. Op elk uur komt nu deze, dan gene, en allen die geheiligd zijn vinden de poorten altijd open, zij hebben een overvloedigen ingang in het koninkrijk. D. De heerlijkheden van deze stad. Zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daar in brengen. Al wat uitnemend en kostelijk is op aarde zal daar in verhoogden en verfijnden vorm genoten worden, en tot veel hoger trap: schitterender kronen, van beter en duurzamer zelfstandigheid, zoeter en meer voldoening gevende feesten, een heerlijker opwachting, waarachtiger gevoel van eer en veel hoger ereposten, uitnemender gemoedsgesteldheid, omgang en gedrag uitstekender dan ooit in de wereld bekend was.
E. De smetteloze reinheid van allen, die behoren tot het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:27.
a. In de heiligen zelf zal niets onreins overgebleven zijn. In hun dood zullen zij verlost worden van al wat van ontreinigenden aard is. Thans gevoelen zij op droevige wijze hun deugden vermengd met bederf, dat hen hindert in hun dienen van God, hun gemeenschap met Hem onderbreekt, het licht van Zijn vriendelijk aanschijn onderschept. Maar bij hun intrede van het heilige der heiligen zijn zij gewassen in het bloed van Christus en zonder vlek of rimpel den Vader voorgesteld.
b. Daar zullen onder de heiligen geen onreine personen toegelaten worden. In het aardse Jeruzalem zal altijd een gemengd gezelschap zijn ondanks alle zorg, die daartegen genomen wordt. Een of andere wortel van bitterheid kan opwaarts spruiten en de Christelijke gezelschappen beroeren en ontreinigen, maar in het nieuwe Jeruzalem is de gehele gemeenschap volmaakt rein.
Ten eerste Zij is vrij van allen, die openlijk lichtzinnig zijn. Er wordt niemand toegelaten, die gruwelijkheid doet. In de gemeenten op aarde werden soms gruwelijke dingen gedaan, plechtige instellingen werden lichtzinnig behandeld en ontheiligd met openlijk-wereldse bedoelingen en door mensen, die als goddelozen algemeen bekend stonden. Maar zulke gruwelen zijn in den hemel onmogelijk.
Ten tweede. Vrij van huichelaars, die leugen spreken, die zeggen dat zij Joden zijn en zijn het niet, maar liegen. Zij sluipen in de gemeenten van Christus op aarde binnen en kunnen hun leugen voor een tijdlang bedekt houden, misschien gedurende hun gehele leven. Maar zij kunnen het nieuwe Jeruzalem niet binnendringen, dat alleen bestemd is voor hen, die geroepen en verkoren en gelovig zijn, die allen geschreven staan niet in de registers van de zichtbare gemeente, maar in het boek des levens des Lams..
Verzen 9-27
Openbaring 21:9-27Wij hebben reeds overwogen de inleiding tot het gezicht van het nieuwe Jeruzalem in een meer algemene schets van den hemelsen staat, thans komen wij tot het gezicht zelf. Merk hier op:
I. Den persoon, die den apostel het visioen te zien gaf: een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, Revelation 21:9. God heeft voor Zijn heilige engelen grote verscheidenheid van werk en bediening. Nu eens moeten zij de bazuin van de goddelijke Voorzienigheid blazen en een zorgloze wereld getrouw waarschuwen, dan weer moeten zij de fiolen van Gods toorn uitgieten over onbekeerde zondaren, en op andere tijden moeten zij hemelse dingen openbaren aan de erfgenamen der zaligheid. Zij volbrengen met naarstigheid elk bevel door God hun gegeven, en wanneer deze wereld haar loop volbracht heeft zullen de engelen door den groten God tot in alle eeuwigheid gebruikt worden voor ander geschikt en hun aangenaam werk.
II. De plaats, vanwaar den apostel dit heerlijk gezicht en vooruitzicht gegeven werd. Hij werd in zinsverrukking medegenomen op een groten en hogen berg. Van zulke hoogten hebben de mensen gewoonlijk het beste uitzicht op de omliggende steden. Zij, die een duidelijk gezicht van den hemel hebben willen, moeten zo dicht mogelijk den hemel naderen, op den berg der gezichts, den berg van overpeinzing en geloof, vanwaar zij, als van den top van Pisga, het goede land, het hemelse Kanan, kunnen overzien.
III. Den inhoud van het gezicht, de bruid, de vrouw des Lams, Revelation 21:10, dat is de gemeente Gods in haar heerlijken, volmaakten, zegevierenden toestand, onder de gelijkenis van Jeruzalem, hebbende de heerlijkheid van God als haar luister, de bruid door en voor haar bruidegom versierd, heerlijk in haar betrekking tot Christus, omdat Zijn gelijkenis nu in haar volmaakt is en Zijn gunst haar bestraalt. En thans volgt een breedvoerige beschrijving van de zegepralende gemeente onder het zinnebeeld van een stad, die in rijkdom en glans alle steden van deze wereld samen verre overtreft. Dit nieuwe Jeruzalem wordt ons zowel uitwendig als inwendig voor ogen gesteld.
1. Het uitwendige van de stad, den muur en de poorten, den muur voor veiligheid en de poorten om toegang te verlenen.
A. De muur voor veiligheid. De hemel is een veilige toestand, die daar wonen zijn omringd van een muur, die hen scheidt van en bevestigt tegen alle onheilen en vijanden. Ten aanzien van dezen muur merken wij op:
a. De hoogte, die zeer aanzienlijk is: honderd vier en veertig ellen, Revelation 21:17, voldoende zowel voor sieraad als voor veiligheid.
b. De bestanddelen. Hij was van jaspis gebouwd, van de allerkostelijkste stenen, als teken van kracht en schoonheid, Revelation 21:11. De stad had een muur, die even kostbaar als ondoordringbaar was.
c. De vorm, die zeer regelmatig was. De stad lag vierkant, hare lengte was zo groot als hare breedte. In het nieuw Jeruzalem zal alles gelijke reinheid en volmaaktheid bezitten. Er zal volstrekte gelijkheid heersen in de zegevierende gemeente, waarnaar op aarde steeds gewenst wordt en waaraan men voortdurend de behoefte gevoelt, maar dat niet verwacht mag worden alvorens wij den hemel bereikt hebben.
d. De afmeting van dezen muur, Revelation 21:15 :16..
Twaalf duizend stadiën aan elke zijde. Hier is ruimte voor het gehele volk Gods: In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen.
e. De fondamenten van den muur, want de hemel is een stad die fondamenten heeft, Revelation 21:19.. Zij zijn de beloften en de macht van God, en de verdiensten van Christus, die zijn de sterke fondamenten van de zaligheid en veiligheid der gemeente. Van die fondamenten worden ons hun aantal en hun bouwstof meegedeeld. Hun aantal is twaalf, heenwijzende naar de twaalf apostelen, Revelation 21:14, wier evangelische leerstellingen de fondamenten zijn, waarop de gemeente gebouwd is. Christus zelf is de uiterste hoeksteen. Deze fondamenten waren van bouwstof verscheiden en kostbaar, hetgeen wordt aangeduid door twaalf soorten van edelgesteenten, waardoor te kennen gegeven wordt de verscheidenheid en de waarde van de leerstellingen des Evangelies, of van de genaden des Heiligen Geestes, of van de persoonlijke uitnemendheden van den Heere Jezus Christus.
B. De poorten voor den ingang. De hemel is niet ontoegankelijk: er is een weg geopend tot in het heilige der heiligen, er is vrije toegang voor allen, die geheiligd werden, zij zullen niet buitengesloten worden. Wat deze poorten betreft, merken wij op:
a. Hun getal: twaalfpoorten, overeenkomende met de twaalf stammen Israël's Geheel het ware Israël Gods zal toegang hebben in het nieuwe Jeruzalem, evenals elke stam dat had in het aardse Jeruzalem.
b. De wachters, die er in geplaatst waren: twaalf engelen, om te ontvangen en toe te laten de verscheidene stammen van het geestelijk Israël en alle anderen buiten te houden.
c. De inschriften in de poorten. De namen van de twaalf geslachten der kinderen Israël's, om aan te tonen dat zij recht hebben op den boom des levens en op den ingang door poorten der stad.
d. De gelegenheid van die poorten. De stad had vier gelijke zijden, overeenkomstig de vier hemelstreken: oost, west, noord en zuid, en daarom waren aan elke zijde drie poorten, aanduidende dat van alle zijden der aarde enigen zullen komen en veilig ten hemel gaan, en daar aangenomen worden, en dat er zowel van de ene zijde der aarde als van de andere vrije toegang is, want in Christus is niet Jood of Griek, barbaar of Scyt, dienstknecht of vrije. Mensen van alle volken en talen, die in Christus geloven, hebben door Hem toegang tot God, in genade hier en in heerlijkheid hiernamaals.
e. De bouwstoffen van deze poorten, zij bestonden alle uit paarlen, maar toch met grote verscheidenheid. Elke poort was uit ene parel, hetzij uit een enkele parel van verbazenden omvang, of uit ene soort paarlen. Christus is de parel van grote waarde en Hij is onze weg tot God. Er is op aarde niets heerlijk genoeg om de schoonheid van den hemel waardig af te beelden. Konden wij door het vergrootglas van sterke verbeelding ons zulk een stad voorstellen als hier wordt beschreven, alleen slechts het uitwendige, zulk een muur en zulke poorten, hoe verbazingwekkend en hoe heerlijk zou de aanblik zijn! En toch is dit slechts een flauw en schaduwachtig beeld van wat de hemel zelf aanbiedt.
2. Het inwendige van het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:22. Wij hebben gezien zijn sterken muur, zijn statige poorten en zijn heerlijke poortwachters, nu worden wij door de poorten de stad zelf binnengeleid. Het eerste wat onze aandacht trekt is de straat van de stad: die is zuiver goud, gelijk doorluchtig glas, Revelation 21:21. De heiligen in den hemel wandelen op goud. Het nieuwe Jeruzalem heeft zijn verscheidene straten. Er is de volmaaktste orde in den hemel, iedere heilige heeft zijn eigen woning. Er is gemeenschap in den hemel, de heiligen rusten daar, maar het is geen lijdelijke rust, het is geen toestand van slaap en werkeloosheid, maar een staat van verblijdende beweging. De volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen. Zij wandelen met Christus in witte klederen. Zij hebben gemeenschap niet enkel met God, maar ook met elkaar, en al hun voetstappen zijn vast en zuiver. Zij zijn rein en heilig als goud en doorschijnend glas.
A. De tempel van het nieuwe Jeruzalem. Die was geen stoffelijke tempel door mensenhanden gebouwd, gelijk die van Salomo of Zerubbabel, maar een geheel geestelijke en goddelijke tempel, want de Heere de almachtige God is haar tempel en het Lam. De heiligen hierboven hebben geen behoefte aan instellingen, die hier de middelen waren om hen voor den hemel toe te bereiden. Wanneer het doel bereikt is, zijn de middelen overbodig geworden. Volmaakte en onmiddellijke gemeenschap met God zal meer dan genoegzaam zijn om de instellingen des Evangelies te vervangen.
B. Het licht van deze stad. Waar geen licht is, kan geen luister of genoegen zijn. De hemel is de erfenis der heiligen in het licht. Maar wat is dat licht? Daar schijnt geen zon of maan, Revelation 21:23. Het licht is goed en het is den ogen goed de zon te aanschouwen. Welk een treurige wereld zou het hier zijn, indien het licht der zon haar niet bescheen! En wat vervangt nu in den hemel het licht der zon? Er is geen behoefte aan zonnestralen, want de heerlijkheid Gods heeft de stad verlicht en het Lam is haar kaars. God zal in Christus de eeuwigdurende bron van kennis en vreugde voor de heiligen zijn, en waar dat het geval is daar is geen behoefte aan zon of maan, zomin als wij behoefte hebben aan een kaars op den vollen middag, wanneer de zon schijnt in hare kracht.
C. De inwoners van deze stad. Zij worden hier op verschillende wijzen beschreven.
a. Hun getal, gehele volken van gezaligde zielen, enigen uit alle volken en velen uit sommige volken. Al de menigten, die op de aarde verzegeld werden, zijn gezaligd in den hemel.
b. Hun waardigheid, sommigen van de koningen en vorsten der aarde, grote koningen. God zal de hemelse woningen vervullen met mensen van allerlei rang en stand, hoog en laag, en wanneer de grootste koningen in den hemel komen, zullen zij al hun vroegere eer en majesteit verslonden zien door de hemelse heerlijkheid, die al het vroegere zo ver overtreft.
c. Hun voortdurenden toegang en ingang in de stad. De poorten zullen nietgesloten worden. Daar is geen nacht en dus behoeven de poorten niet gesloten te worden. Op elk uur komt nu deze, dan gene, en allen die geheiligd zijn vinden de poorten altijd open, zij hebben een overvloedigen ingang in het koninkrijk. D. De heerlijkheden van deze stad. Zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daar in brengen. Al wat uitnemend en kostelijk is op aarde zal daar in verhoogden en verfijnden vorm genoten worden, en tot veel hoger trap: schitterender kronen, van beter en duurzamer zelfstandigheid, zoeter en meer voldoening gevende feesten, een heerlijker opwachting, waarachtiger gevoel van eer en veel hoger ereposten, uitnemender gemoedsgesteldheid, omgang en gedrag uitstekender dan ooit in de wereld bekend was.
E. De smetteloze reinheid van allen, die behoren tot het nieuwe Jeruzalem, Revelation 21:27.
a. In de heiligen zelf zal niets onreins overgebleven zijn. In hun dood zullen zij verlost worden van al wat van ontreinigenden aard is. Thans gevoelen zij op droevige wijze hun deugden vermengd met bederf, dat hen hindert in hun dienen van God, hun gemeenschap met Hem onderbreekt, het licht van Zijn vriendelijk aanschijn onderschept. Maar bij hun intrede van het heilige der heiligen zijn zij gewassen in het bloed van Christus en zonder vlek of rimpel den Vader voorgesteld.
b. Daar zullen onder de heiligen geen onreine personen toegelaten worden. In het aardse Jeruzalem zal altijd een gemengd gezelschap zijn ondanks alle zorg, die daartegen genomen wordt. Een of andere wortel van bitterheid kan opwaarts spruiten en de Christelijke gezelschappen beroeren en ontreinigen, maar in het nieuwe Jeruzalem is de gehele gemeenschap volmaakt rein.
Ten eerste Zij is vrij van allen, die openlijk lichtzinnig zijn. Er wordt niemand toegelaten, die gruwelijkheid doet. In de gemeenten op aarde werden soms gruwelijke dingen gedaan, plechtige instellingen werden lichtzinnig behandeld en ontheiligd met openlijk-wereldse bedoelingen en door mensen, die als goddelozen algemeen bekend stonden. Maar zulke gruwelen zijn in den hemel onmogelijk.
Ten tweede. Vrij van huichelaars, die leugen spreken, die zeggen dat zij Joden zijn en zijn het niet, maar liegen. Zij sluipen in de gemeenten van Christus op aarde binnen en kunnen hun leugen voor een tijdlang bedekt houden, misschien gedurende hun gehele leven. Maar zij kunnen het nieuwe Jeruzalem niet binnendringen, dat alleen bestemd is voor hen, die geroepen en verkoren en gelovig zijn, die allen geschreven staan niet in de registers van de zichtbare gemeente, maar in het boek des levens des Lams..