Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Revelation 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/revelation-2.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Revelation 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 2De apostel Johannes, na in het vorige hoofdstuk geschreven te hebben de dingen, die hij gezien had, gaat nu op gebod van God over tot het schrijven van hetgeen is, 1:19, dat is: de tegenwoordige toestand van de zeven gemeenten van Azië, met welke hij bijzonder bekend was en voor welke hij tedere belangstelling voelde. Hem werd opgedragen aan elk harer te schrijven overeenkomstig hun tegenwoordigen toestand en omstandigheden, en elke brief te richten aan den engel van die gemeente, aan den dienaar of liever aan den raad van dienaren van die gemeente, welke engelen genoemd worden omdat zij boden Gods aan de mensheid zijn. In dit hoofdstuk hebben wij
I. Den brief gezonden aan Efeze, Revelation 2:1,
II. Dien aan Smyrna, Revelation 2:8,
III. Dien aan Pergamus, Revelation 2:12,
IV. Dien aan Thyatira, Revelation 2:18.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, OPENBARING 2De apostel Johannes, na in het vorige hoofdstuk geschreven te hebben de dingen, die hij gezien had, gaat nu op gebod van God over tot het schrijven van hetgeen is, 1:19, dat is: de tegenwoordige toestand van de zeven gemeenten van Azië, met welke hij bijzonder bekend was en voor welke hij tedere belangstelling voelde. Hem werd opgedragen aan elk harer te schrijven overeenkomstig hun tegenwoordigen toestand en omstandigheden, en elke brief te richten aan den engel van die gemeente, aan den dienaar of liever aan den raad van dienaren van die gemeente, welke engelen genoemd worden omdat zij boden Gods aan de mensheid zijn. In dit hoofdstuk hebben wij
I. Den brief gezonden aan Efeze, Revelation 2:1,
II. Dien aan Smyrna, Revelation 2:8,
III. Dien aan Pergamus, Revelation 2:12,
IV. Dien aan Thyatira, Revelation 2:18.
Verzen 1-7
Openbaring 2:1-7Wij hebben hier:
I. Het opschrift, waarbij wij opmerken:
1. Aan welke gemeente de eerste van deze brieven is gericht: de gemeente van Efeze, een beroemde gemeente, door den apostel Paulus gesticht, Acts 19:1, en daarna verzorgd en geregeerd door Johannes, die daar zeer dikwijls verblijf hield. Wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat Timotheus was de engel, of de enige herder en bisschop, van deze gemeente in dien tijd, dat hij, die zulk een uitnemenden geest had, en natuurlijk zo bezorgd was voor het welzijn van de zielen der gemeente, zo verachterd zou zijn dat hij de bestraffing zou verdienen, welke hier aan de gezamenlijke dienaren van deze gemeente gegeven wordt.
2. Door wie deze brief naar Efeze wordt gezonden. Hier vinden wij een van de titels van Christus in Zijne verschijning aan Johannes in het vorige hoofdstuk gegeven. Die de zeven sterren in Zijne rechterhand houdt en in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt, 1:13. 16.. Deze titel bevat twee delen:
A. Hij houdt de zeven sterren in Zijne rechterhand. De dienaren van Christus verkeren onder Zijn bijzondere zorg en bescherming. Het is de ere Gods, dat Hij het aantal der sterren kent, dat Hij ze bij namen roept, dat Hij de lieflijkheden van het Zevengesternte bindt, en de strengen van Orion losmaakt, Job 38:31. En het is de eer van onzen Heere Jezus Christus, dat de dienaren der gemeente, die groter zegeningen voor haar zijn dan de sterren voor de wereld, in Zijne hand zijn. Hij bestiert al hun bewegingen, Hij beschikt over hen in hun verschillende loopbaan, Hij vervult hen met licht en invloed, Hij draagt hen, want anders zouden ze spoedig vallende sterren worden, zij zijn de werktuigen in Zijne hand en al het goede dat zij doen, dat doet Hij door hen.
B. Hij wandelt in het midden van de gouden kandelaren. Dit ziet op Zijne betrekking tot de gemeenten, gelijk het eerste op Zijne betrekking tot de dienaren. Christus is op innige wijze tegenwoordig in en omgaande met Zijne gemeenten, Hij weet en beschouwt haar toestand, Hij heeft Zijn behagen in hen gelijk een man, die in Zijnen hof wandelt. Ofschoon Christus in den hemel is, wandelt Hij in het midden Zijner gemeenten op aarde en ziet alles wat in haar verkeerd is en al wat haar ontbreekt. Dat is een grote bemoediging voor hen, aan wie de zorg voor de gemeenten opgedragen is, dat de Heere Jezus ze gegraveerd heeft in de palmen Zijner handen.
II. De inhoud van dezen brief, waarin wij, zoals in de meeste die volgen, hebben:
1. De lof en de berisping, die Christus aan deze gemeente geeft, aan dienaren en leden, en die Hij altijd geeft met de betuiging dat Hij hun werken weet. Daarom moet zowel op Zijn lof als op Zijn berisping nauwkeurig acht geslagen worden, want Hij spreekt niet onderstellenderwijze, Hij weet wat Hij zegt. De gemeente van Efeze wordt geprezen:
A. Om haar ijver in plichtsbetrachting: Ik weet uwe werken en uwen arbeid, Revelation 2:2. Dat zal meer onmiddellijk betrekking hebben op de dienaren, die ijverig en werkzaam geweest waren. Waardigheid roept tot plichtsbetrachting. Zij, die sterren in de hand van Christus zijn, moeten voortdurend in beweging zijn, om licht te geven aan allen rondom hen. Gij hebt om Mijns naams wil gearbeid en zijt niet moede geworden, Revelation 2:3. Christus neemt kennis van het werk van elke dag en elk uur, dat Zijn dienstknechten voor Hem verrichten, en hun arbeid zal niet ijdel zijn in den Heere.
B. Om haar geduld onder het lijden. Uw arbeid en uwe lijdzaamheid, Revelation 2:2. Het is niet genoeg dat wij ijverig zijn, wij moeten ook lijdzaam wezen en als goede krijgsknechten van Christus verdrukkingen lijden. Dienaren moeten grote lijdzaamheid bezitten en beoefenen, en geen Christen kan er buiten. Er moet verdraagzame lijdzaamheid zijn om de beledigingen der mensen en de bestraffingen van de Voorzienigheid te verdragen, en er moet wachtende lijdzaamheid zijn, opdat zij den wil Gods verricht hebbende, het woord mogen horen: Gij hebt verdragen en hebt geduld, Revelation 2:3. Wij zullen in onzen weg en ons werk op zulke moeilijkheden stuiten, dat wij lijdzaamheid nodig zullen hebben om goed voort te gaan en goed te eindigen.
C. Om hun ijver tegen hetgeen kwaad was, Revelation 2:2. Gij kunt de kwaden niet dragen, Revelation 2:2. Het komt zeer wel overeen met de Christelijke lijdzaamheid, dat men de zonde niet door de vingers ziet, veelmin toestaat, ofschoon wij jegens de mensen alle zachtheid moeten betonen, zo moeten wij een rechtvaardigen ijver tegen hun zonden aan den dag leggen. Deze hun ijver was te meer lofwaardig omdat hij gegrond was op kennis, een behoorlijke ijver tegen de tevoren onderzochte beweringen, handelingen en gedragingen van kwade mensen: gij hebt beproefd degenen, die uitgeven dat zij apostelen zijn, en zijn het niet, en hebt ze leugenaars bevonden, Revelation 2:2. Ware ijver begint met voorzichtigheid, niemand mag uitgeworpen worden alvorens hij beproefd werd. In deze gemeente waren sommigen opgestaan, die beweerden geen gewone dienaren, maar apostelen te zijn, en hun beweringen waren behoorlijk onderzocht, maar leugenachtig en ijdel bevonden. Zij, die onpartijdig naar waarheid zoeken, zullen haar vinden en leren kennen.
2. De bestraffing, die aan deze gemeente gegeven wordt. Maar ik heb tegen u, Revelation 2:4. Zij, die veel goeds hebben, kunnen toch iets hebben dat verkeerd is, en onze Heere Jezus, die een onpartijdige Meester en Rechter is, neemt van beide kennis. Ofschoon Hij eerst opmerkt hetgeen goed is en het liefst daar melding van maakt, let Hij toch ook op hetgeen verkeerd is en zal hen daarover getrouw bestraffen. De zonde, waarvan Christus deze gemeente beschuldigde, was haar achteruitgang en haar verlaten van heilige liefde en ijver. Dat gij uw eerste liefde hebt verlaten. Gij hebt niet verlaten en verzaakt het voorwerp van uw liefde, maar de brandende liefde, die eerst aan den dag kwam, is verminderd.
A. De eerste genegenheid van mensen jegens Christus, en heiligheid en hemel, is gewoonlijk levendig en warm. God herinnerde Israël aan de eerste huwelijkstrouw, toen zij Hem volgen wilde overal waar Hij heenging.
B. Deze levendige genegenheid zal zinken en bekoelen, indien er geen grote zorg gedragen wordt en niet veel ijver aangewend wordt, om haar in voortdurende oefening te houden.
C. Christus wordt door Zijn volk gegriefd en mishaagd, wanneer Hij ziet dat zij nalatig en koud jegens Hem worden, en op de een of andere wijze zal Hij hen doen gevoelen dat Hij hun zulks euvel duidt. 3. De raad, dien Christus hun geeft. Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u enz., Revelation 2:5.
A. Zij, die hun eerste liefde verloren hebben, moeten gedenken waarvan zij uitgevallen zijn, zij moeten hun tegenwoordigen toestand met hun vroegeren staat vergelijken, en in aanmerking nemen hoeveel beter het hun toen was dan nu, hoeveel vrede, kracht, reinheid en blijdschap zij verloren hebben toen zij hun eerste liefde verlieten, hoe meer getroost zij des nachts konden neerliggen en slapen, hoe meer verkwikt zij des morgens konden ontwaken, hoe veel beter zij beproevingen konden verdragen, hoe meer betamelijk zij zich konden verheugen over de gunsten der Voorzienigheid, hoe veel gemakkelijker voor hen de gedachte aan den dood was, en hoe veel sterker hun verlangen naar den hemel en het eeuwige leven was.
B. Zij moeten zich bekeren. Zij moeten innerlijk gegriefd en beschaamd worden over hun zondige nalatigheid, zij moeten zich zelven veroordelen en zich schamen, nederig voor God hun zonde belijden, met oordeling en veroordeling van zich zelven.
C. Zij moeten zich bekeren en de eerste werken doen. Zij moeten als het ware van voren af aan beginnen, stap voor stap teruggaan, totdat zij komen aan de plaats, waar zij den eersten verkeerden stap gezet hebben, zij moeten zich benaarstigen hun vorigen ijver te doen herleven en te herwinnen, hun eerste tederheid, hun eersten ernst, zij moeten vurig bidden en zo nauwlettend waken als deden zij nu pas hun eerste schreden op den weg Gods.
4. Deze goede raad wordt versterkt en aangedrongen:
A. Door een sterke bedreiging, wanneer hij verwaarloosd zou worden. En. zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen en zal uwen kandelaar van zijne plaats weren. Wanneer de aanwezigheid van de genade en den Geest van Christus verwaarloosd worden, moeten wij de komst van Zijn ongenoegen verwachten. Hij zal komen in den weg van oordelen, en zulks onverwacht en verrassend, over onbekeerlijke gemeenten en zondaren, Hij zal die gemeente verderven, het Evangelie wegnemen, haar dienaren en Zijne instellingen verwijderen. En wat zullen de gemeenten en haar engelen doen wanneer het Evangelie weggenomen is?
B. Door een aanmoedigende vermelding van het goede, dat nog in haar was. Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaieten haat, welke Ik ook haat, Revelation 2:6. Ofschoon gij achteruit zijt gegaan in uwe liefde voor het goede, zo zijt ge toch vol haat gebleven tegen het kwade, vooral tegen hetgeen grof kwaad is. De Nicolaieten waren een listige sekte, die zich dekte met den naam van Christenen. Zij hadden afschuwelijke leerstellingen en waren schuldig aan hatelijke daden, hatelijk voor Christus en voor alle oprechte Christenen. En tot lof van de gemeente van Efeze wordt vermeld, dat zij een gerechtige ijver tegen en afschuw van die goddeloze leerstellingen en praktijken had. Onverschilligheid van geest omtrent waarheid en dwaling, goed en kwaad, moge met de namen van liefde en zachtmoedigheid bestempeld worden, maar zij behaagt Christus niet. Onze Zaligmaker voegt Zijn lof bij Zijn bedreiging, ten einde Zijn raad des te beter ingang te doen vinden.
III. Wij komen nu tot het slot van dezen brief, waarin wij te letten hebben op:
1. Een oproeping om gehoor te geven: Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. A. Wat in de Schrift geschreven staat, is gesproken door den Geest Gods.
B. Hetgeen tot een enkele gemeente gezegd wordt, heeft betrekking op alle gemeenten van alle plaatsen en tijden.
C. Wij kunnen ons vermogen om te horen nooit beter besteden dan door te horen naar het woord Gods, en wij verdienen ons gehoor te verliezen indien wij het niet tot dat doel gebruiken. Zij, die nu niet naar de roepstem Gods willen horen, zullen eens wensen dat zij nimmer het vermogen om iets te horen mochten gehad hebben.
2. Een belofte van grote barmhartigheid voor hen, die overwinnen. Het Christelijk leven is een oorlog tegen zonde, Satan, wereld en vlees. Het is niet genoeg dat wij aan dezen oorlog deelnemen, wij moeten stand houden tot het einde, en nooit voor onze geestelijke vijanden wijken, maar den goeden strijd strijden tot wij de overwinning behaald hebben, gelijk alle goede volhardende Christenen zeker doen zullen. Dan zullen de strijd en de overwinning een heerlijke zegepraal en beloning brengen. Aan de overwinnaars wordt hier beloofd, dat hun zal worden te eten gegeven van den boom, die in het midden van het paradijs Gods is, Revelation 2:7. Zij zullen die volmaking van heiligheid en die bevestiging daarin verkrijgen, die Adam zou verkregen hebben indien hij zijne beproeving goed doorstaan had, hij zou dan gegeten hebben van den boom des levens, die in het midden van het paradijs stond en dat zou voor hem geweest zijn het sacrament of de bevestiging van zijn heiligen en gelukzaligen staat. Zo zullen allen, die standvastig blijven in hun Christelijke beproeving en strijd, van Christus, als de boom des levens, volmaking en bevestiging in heiligheid en gelukzaligheid in het paradijs Gods ontvangen, niet in het aardse paradijs, maar in het hemelse, Revelation 22:1, Revelation 22:2.
Verzen 1-7
Openbaring 2:1-7Wij hebben hier:
I. Het opschrift, waarbij wij opmerken:
1. Aan welke gemeente de eerste van deze brieven is gericht: de gemeente van Efeze, een beroemde gemeente, door den apostel Paulus gesticht, Acts 19:1, en daarna verzorgd en geregeerd door Johannes, die daar zeer dikwijls verblijf hield. Wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat Timotheus was de engel, of de enige herder en bisschop, van deze gemeente in dien tijd, dat hij, die zulk een uitnemenden geest had, en natuurlijk zo bezorgd was voor het welzijn van de zielen der gemeente, zo verachterd zou zijn dat hij de bestraffing zou verdienen, welke hier aan de gezamenlijke dienaren van deze gemeente gegeven wordt.
2. Door wie deze brief naar Efeze wordt gezonden. Hier vinden wij een van de titels van Christus in Zijne verschijning aan Johannes in het vorige hoofdstuk gegeven. Die de zeven sterren in Zijne rechterhand houdt en in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt, 1:13. 16.. Deze titel bevat twee delen:
A. Hij houdt de zeven sterren in Zijne rechterhand. De dienaren van Christus verkeren onder Zijn bijzondere zorg en bescherming. Het is de ere Gods, dat Hij het aantal der sterren kent, dat Hij ze bij namen roept, dat Hij de lieflijkheden van het Zevengesternte bindt, en de strengen van Orion losmaakt, Job 38:31. En het is de eer van onzen Heere Jezus Christus, dat de dienaren der gemeente, die groter zegeningen voor haar zijn dan de sterren voor de wereld, in Zijne hand zijn. Hij bestiert al hun bewegingen, Hij beschikt over hen in hun verschillende loopbaan, Hij vervult hen met licht en invloed, Hij draagt hen, want anders zouden ze spoedig vallende sterren worden, zij zijn de werktuigen in Zijne hand en al het goede dat zij doen, dat doet Hij door hen.
B. Hij wandelt in het midden van de gouden kandelaren. Dit ziet op Zijne betrekking tot de gemeenten, gelijk het eerste op Zijne betrekking tot de dienaren. Christus is op innige wijze tegenwoordig in en omgaande met Zijne gemeenten, Hij weet en beschouwt haar toestand, Hij heeft Zijn behagen in hen gelijk een man, die in Zijnen hof wandelt. Ofschoon Christus in den hemel is, wandelt Hij in het midden Zijner gemeenten op aarde en ziet alles wat in haar verkeerd is en al wat haar ontbreekt. Dat is een grote bemoediging voor hen, aan wie de zorg voor de gemeenten opgedragen is, dat de Heere Jezus ze gegraveerd heeft in de palmen Zijner handen.
II. De inhoud van dezen brief, waarin wij, zoals in de meeste die volgen, hebben:
1. De lof en de berisping, die Christus aan deze gemeente geeft, aan dienaren en leden, en die Hij altijd geeft met de betuiging dat Hij hun werken weet. Daarom moet zowel op Zijn lof als op Zijn berisping nauwkeurig acht geslagen worden, want Hij spreekt niet onderstellenderwijze, Hij weet wat Hij zegt. De gemeente van Efeze wordt geprezen:
A. Om haar ijver in plichtsbetrachting: Ik weet uwe werken en uwen arbeid, Revelation 2:2. Dat zal meer onmiddellijk betrekking hebben op de dienaren, die ijverig en werkzaam geweest waren. Waardigheid roept tot plichtsbetrachting. Zij, die sterren in de hand van Christus zijn, moeten voortdurend in beweging zijn, om licht te geven aan allen rondom hen. Gij hebt om Mijns naams wil gearbeid en zijt niet moede geworden, Revelation 2:3. Christus neemt kennis van het werk van elke dag en elk uur, dat Zijn dienstknechten voor Hem verrichten, en hun arbeid zal niet ijdel zijn in den Heere.
B. Om haar geduld onder het lijden. Uw arbeid en uwe lijdzaamheid, Revelation 2:2. Het is niet genoeg dat wij ijverig zijn, wij moeten ook lijdzaam wezen en als goede krijgsknechten van Christus verdrukkingen lijden. Dienaren moeten grote lijdzaamheid bezitten en beoefenen, en geen Christen kan er buiten. Er moet verdraagzame lijdzaamheid zijn om de beledigingen der mensen en de bestraffingen van de Voorzienigheid te verdragen, en er moet wachtende lijdzaamheid zijn, opdat zij den wil Gods verricht hebbende, het woord mogen horen: Gij hebt verdragen en hebt geduld, Revelation 2:3. Wij zullen in onzen weg en ons werk op zulke moeilijkheden stuiten, dat wij lijdzaamheid nodig zullen hebben om goed voort te gaan en goed te eindigen.
C. Om hun ijver tegen hetgeen kwaad was, Revelation 2:2. Gij kunt de kwaden niet dragen, Revelation 2:2. Het komt zeer wel overeen met de Christelijke lijdzaamheid, dat men de zonde niet door de vingers ziet, veelmin toestaat, ofschoon wij jegens de mensen alle zachtheid moeten betonen, zo moeten wij een rechtvaardigen ijver tegen hun zonden aan den dag leggen. Deze hun ijver was te meer lofwaardig omdat hij gegrond was op kennis, een behoorlijke ijver tegen de tevoren onderzochte beweringen, handelingen en gedragingen van kwade mensen: gij hebt beproefd degenen, die uitgeven dat zij apostelen zijn, en zijn het niet, en hebt ze leugenaars bevonden, Revelation 2:2. Ware ijver begint met voorzichtigheid, niemand mag uitgeworpen worden alvorens hij beproefd werd. In deze gemeente waren sommigen opgestaan, die beweerden geen gewone dienaren, maar apostelen te zijn, en hun beweringen waren behoorlijk onderzocht, maar leugenachtig en ijdel bevonden. Zij, die onpartijdig naar waarheid zoeken, zullen haar vinden en leren kennen.
2. De bestraffing, die aan deze gemeente gegeven wordt. Maar ik heb tegen u, Revelation 2:4. Zij, die veel goeds hebben, kunnen toch iets hebben dat verkeerd is, en onze Heere Jezus, die een onpartijdige Meester en Rechter is, neemt van beide kennis. Ofschoon Hij eerst opmerkt hetgeen goed is en het liefst daar melding van maakt, let Hij toch ook op hetgeen verkeerd is en zal hen daarover getrouw bestraffen. De zonde, waarvan Christus deze gemeente beschuldigde, was haar achteruitgang en haar verlaten van heilige liefde en ijver. Dat gij uw eerste liefde hebt verlaten. Gij hebt niet verlaten en verzaakt het voorwerp van uw liefde, maar de brandende liefde, die eerst aan den dag kwam, is verminderd.
A. De eerste genegenheid van mensen jegens Christus, en heiligheid en hemel, is gewoonlijk levendig en warm. God herinnerde Israël aan de eerste huwelijkstrouw, toen zij Hem volgen wilde overal waar Hij heenging.
B. Deze levendige genegenheid zal zinken en bekoelen, indien er geen grote zorg gedragen wordt en niet veel ijver aangewend wordt, om haar in voortdurende oefening te houden.
C. Christus wordt door Zijn volk gegriefd en mishaagd, wanneer Hij ziet dat zij nalatig en koud jegens Hem worden, en op de een of andere wijze zal Hij hen doen gevoelen dat Hij hun zulks euvel duidt. 3. De raad, dien Christus hun geeft. Gedenkt dan waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeert u enz., Revelation 2:5.
A. Zij, die hun eerste liefde verloren hebben, moeten gedenken waarvan zij uitgevallen zijn, zij moeten hun tegenwoordigen toestand met hun vroegeren staat vergelijken, en in aanmerking nemen hoeveel beter het hun toen was dan nu, hoeveel vrede, kracht, reinheid en blijdschap zij verloren hebben toen zij hun eerste liefde verlieten, hoe meer getroost zij des nachts konden neerliggen en slapen, hoe meer verkwikt zij des morgens konden ontwaken, hoe veel beter zij beproevingen konden verdragen, hoe meer betamelijk zij zich konden verheugen over de gunsten der Voorzienigheid, hoe veel gemakkelijker voor hen de gedachte aan den dood was, en hoe veel sterker hun verlangen naar den hemel en het eeuwige leven was.
B. Zij moeten zich bekeren. Zij moeten innerlijk gegriefd en beschaamd worden over hun zondige nalatigheid, zij moeten zich zelven veroordelen en zich schamen, nederig voor God hun zonde belijden, met oordeling en veroordeling van zich zelven.
C. Zij moeten zich bekeren en de eerste werken doen. Zij moeten als het ware van voren af aan beginnen, stap voor stap teruggaan, totdat zij komen aan de plaats, waar zij den eersten verkeerden stap gezet hebben, zij moeten zich benaarstigen hun vorigen ijver te doen herleven en te herwinnen, hun eerste tederheid, hun eersten ernst, zij moeten vurig bidden en zo nauwlettend waken als deden zij nu pas hun eerste schreden op den weg Gods.
4. Deze goede raad wordt versterkt en aangedrongen:
A. Door een sterke bedreiging, wanneer hij verwaarloosd zou worden. En. zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen en zal uwen kandelaar van zijne plaats weren. Wanneer de aanwezigheid van de genade en den Geest van Christus verwaarloosd worden, moeten wij de komst van Zijn ongenoegen verwachten. Hij zal komen in den weg van oordelen, en zulks onverwacht en verrassend, over onbekeerlijke gemeenten en zondaren, Hij zal die gemeente verderven, het Evangelie wegnemen, haar dienaren en Zijne instellingen verwijderen. En wat zullen de gemeenten en haar engelen doen wanneer het Evangelie weggenomen is?
B. Door een aanmoedigende vermelding van het goede, dat nog in haar was. Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaieten haat, welke Ik ook haat, Revelation 2:6. Ofschoon gij achteruit zijt gegaan in uwe liefde voor het goede, zo zijt ge toch vol haat gebleven tegen het kwade, vooral tegen hetgeen grof kwaad is. De Nicolaieten waren een listige sekte, die zich dekte met den naam van Christenen. Zij hadden afschuwelijke leerstellingen en waren schuldig aan hatelijke daden, hatelijk voor Christus en voor alle oprechte Christenen. En tot lof van de gemeente van Efeze wordt vermeld, dat zij een gerechtige ijver tegen en afschuw van die goddeloze leerstellingen en praktijken had. Onverschilligheid van geest omtrent waarheid en dwaling, goed en kwaad, moge met de namen van liefde en zachtmoedigheid bestempeld worden, maar zij behaagt Christus niet. Onze Zaligmaker voegt Zijn lof bij Zijn bedreiging, ten einde Zijn raad des te beter ingang te doen vinden.
III. Wij komen nu tot het slot van dezen brief, waarin wij te letten hebben op:
1. Een oproeping om gehoor te geven: Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. A. Wat in de Schrift geschreven staat, is gesproken door den Geest Gods.
B. Hetgeen tot een enkele gemeente gezegd wordt, heeft betrekking op alle gemeenten van alle plaatsen en tijden.
C. Wij kunnen ons vermogen om te horen nooit beter besteden dan door te horen naar het woord Gods, en wij verdienen ons gehoor te verliezen indien wij het niet tot dat doel gebruiken. Zij, die nu niet naar de roepstem Gods willen horen, zullen eens wensen dat zij nimmer het vermogen om iets te horen mochten gehad hebben.
2. Een belofte van grote barmhartigheid voor hen, die overwinnen. Het Christelijk leven is een oorlog tegen zonde, Satan, wereld en vlees. Het is niet genoeg dat wij aan dezen oorlog deelnemen, wij moeten stand houden tot het einde, en nooit voor onze geestelijke vijanden wijken, maar den goeden strijd strijden tot wij de overwinning behaald hebben, gelijk alle goede volhardende Christenen zeker doen zullen. Dan zullen de strijd en de overwinning een heerlijke zegepraal en beloning brengen. Aan de overwinnaars wordt hier beloofd, dat hun zal worden te eten gegeven van den boom, die in het midden van het paradijs Gods is, Revelation 2:7. Zij zullen die volmaking van heiligheid en die bevestiging daarin verkrijgen, die Adam zou verkregen hebben indien hij zijne beproeving goed doorstaan had, hij zou dan gegeten hebben van den boom des levens, die in het midden van het paradijs stond en dat zou voor hem geweest zijn het sacrament of de bevestiging van zijn heiligen en gelukzaligen staat. Zo zullen allen, die standvastig blijven in hun Christelijke beproeving en strijd, van Christus, als de boom des levens, volmaking en bevestiging in heiligheid en gelukzaligheid in het paradijs Gods ontvangen, niet in het aardse paradijs, maar in het hemelse, Revelation 22:1, Revelation 22:2.
Verzen 8-11
Openbaring 2:8-11Wij komen nu tot den tweeden brief, gezonden aan een andere van de Aziatische gemeenten, waarbij wij, als bij den vroegeren, letten op:
I. De voorrede of het opschrift, in twee delen.
1. Het opschrift, dat ons zegt aan wie meer opzettelijk en bijzonder deze brief gericht werd.
Aan den engel der gemeente van die van Smyrna, Revelation 2:8. Dat is een plaats, die in onze dagen wl bekend is bij onze kooplieden, een stad van groten handel en veel weelde, misschien de enige van de zeven hier genoemde steden, die nog haar ouden naam draagt, ofschoon zij nu niet meer zich onderscheidt door haar Christelijke gemeente, want ze ligt bedolven onder het Mohammedanisme.
2. De ondertekening, die een anderen van de luisterrijke titels van onzen Heere Jezus vermeldt. De eerste en de laatste, die dood geweest is en weer levend is geworden, Revelation 2:8, genomen uit Revelation 1:17, Revelation 1:18.
A. Jezus Christus is de eerste en de laatste. Ons is slechts een zeer klein deel tijds in deze wereld vergund, maar onze Verlosser is de eerste en de laatste. Hij is de eerste, want alle dingen zijn door Hem gemaakt, en Hij was voor alle dingen bij God en Hij zelf was God. Hij is de laatste, want alle dingen zijn tot Hem gemaakt, en Hij zal de Rechter over allen zijn. Dit is voorzeker de titel van God, van eeuwigheid en tot eeuwigheid, en het is de titel van een, die als onveranderlijke Middelaar tussen God en de mensen staat, Jezus Christus, gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid. Hij was de eerste, want door Hem is de grondslag der gemeente gelegd in de patriarchale bedeling, en Hij is de laatste, want door Hem zal aan het einde der tijden de hoeksteen aangebracht en gelegd worden.
B. Hij is dood geweest en weer levend geworden. Hij is dood geweest, Hij stierf voor onze zonden, Hij is weer levend geworden, Hij werd opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, en Hij leeft eeuwig om voor ons te bidden. Hij is dood geweest, en verwierf door Zijn sterven onze zaligheid, Hij is levend geworden, en past door Zijn leven die zaligheid op ons toe. En indien wij, vijanden zijnde, verzoend zijn door Zijn dood, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. Zijn dood herdenken wij aan elke tafel des Heeren, Zijn opstanding en Zijn leven op elke Rustdag.
II. Het onderwerp van dezen brief aan Smyrna. Na de gewone mededeling van de alwetendheid van Christus en van de volkomen kennis, die Hij draagt van al de daden der mensen en voornamelijk van Zijne gemeenten, bespreekt Hij:
1. De vorderingen, die zij in hun geestelijken staat gemaakt hadden. Dit geschiedt in een korte, maar zeer nadrukkelijke uitspraak: Doch gij zijt rijk, Revelation 2:9, arm in tijdelijke, maar rijk in geestelijke goederen, arm van geest, maar rijk in genade. Hun geestelijke rijkdom stelt hun tijdelijke armoede in de schaduw. Velen zijn rijk in tijdelijke maar arm in geestelijke goederen. Zo was het in de gemeente van Laodicea gesteld. Sommigen, die uitwendig arm zijn, zijn inwendig rijk, rijk in geloof en goede werken, rijk in voorrechten, rijk in verbond en in gaven, rijk in hope, rijk in erfenis. Geestelijke rijkdom is gewoonlijk de beloning van grote naarstigheid: de vlijtige hand maakt rijk. Waar in geestelijken zin overvloed is, gaat het beter om uitwendige armoede te dragen, en wanneer Gods kinderen naar het tijdelijke verarmd worden ter wille van Christus en een goed geweten, dan geeft Hij hun alle geestelijke rijkdommen, die meer voldoening schenken en eeuwig duren.
2. Hun lijden. Ik weet uwe verdrukking en armoede, de vervolging, die zij ondergingen, en de roving hunner goederen. Zij, die aan Christus getrouw willen blijven, moeten verwachten door velerlei verdrukking te gaan, maar Jezus Christus neemt nauwlettend kennis van al hun droefenissen. In al hun droefenissen is Hij bedroefd, en Hij zal die droefenissen vergelden aan degenen, die hen bedroeven, maar zij, die bedroefd worden, zullen eeuwig met Hem rusten.
3. Hij kent de boosheid en de leugenachtigheid van hun vijanden. Ik weet de lastering dergenen, die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, Revelation 2:9, dat is, van hen die voorgeven dat zij het enige, uitverkoren, verbondsvolk van God zijn, waarop de Joden zich beroemden, zelfs nadat God hen verworpen had, van hen die de Joodse erediensten en plechtigheden wilden herstellen, die nu niet alleen verouderd, maar ook afgeschaft waren. Zij mogen zeggen dat zij alleen de kerk Gods in de wereld zijn, maar in werkelijkheid zijn zij een synagoge des Satans. Merk op:
A. Gelijk Christus in deze wereld ene gemeente heeft, het geestelijk Israël Gods, zo heeft Satan er een synagoge. Synagogen van Satan zijn alle verenigingen, die opgericht worden in tegenstelling tegen de waarheden van het Evangelie en die veroordelenswaardige dwalingen voorstaan en bevorderen, die opgericht worden in tegenstelling tegen de reinheid en geestelijkheid van den evangelischen eredienst, en die voorstaan en bevorderen de ledige uitvindingen van mensen en plechtigheden en gebruiken, die nooit in de gedachten van God zijn opgekomen, zij die opgericht worden om den waren godsdienst en de oprechte vereerders van God te belasteren en te vervolgen. Hij heerst over die alle, hij werkt er in, zijn belangen worden er door gediend, en hij ontvangt van haar een afschuwelijke verering en aan bidding.
B. Wanneer de synagogen des Satans zich uitgeven voor de gemeente Gods, is dat niets minder dan godslastering. God wordt grotelijks onteerd wanneer Zijn naam gebruikt wordt om de belangen van Satan te bevorderen en te beschermen, en Hij wordt door die godslastering ten hoogste vertoornd en zal een rechtvaardige wraak nemen op allen, die daarmee voortgaan.
4. Christus weet vooruit de aanstaande beproevingen van de Zijnen, en waarschuwt hen er tegen, waardoor Hij hen bijtijds er tegen wapent.
A. Hij waarschuwt hen tegen aanstaande beproevingen. Ziet, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen opdat gij verzocht wordt, en gij zult ene verdrukking hebben, Revelation 2:10. Het volk van God moet een reeks en opvolging van moeiten in deze wereld verwachten, en gewoonlijk nemen hun moeiten gedurig toe. Zij waren door hun beproevingen reeds verarmd, nu zouden zij in de gevangenis geworpen worden. De duivel hitst zijn werktuigen, de goddelozen, op om het volk van God te vervolgen, dwingelanden en vervolgers zijn de speelballen van den duivel, ofschoon zij hun eigen zondige kwaadaardigheid botvieren en niet weten dat zij door een duivelse macht voortgedreven worden.
B. Christus wapent de Zijnen vooraf tegen de naderende bezwaren. a. Door Zijn raad. Vreest geen der dingen, die gij lijden zult. Dat is niet slechts een bevel, of een machtwoord, of een verbod van slaafse vrees, neen het is een woord, dat de ziel ondersteunt en vervult met kracht en moed.
b. Door hun toe te zeggen dat hun lijden gematigd en beperkt zou worden.
Ten eerste. Het zou niet algemeen zijn. Enigen hunner, niet allen, zouden in de gevangenis geworpen worden, zij, die het best instaat waren om dat te verduren en het meest konden verwachten, dat ze door de anderen bezocht en vertroost zouden worden.
Ten tweede. Het zou niet voortdurend zijn, slechts een gezetten tijd en een korten tijd.
Tien dagen. Het zou geen droefenis zonder einde zijn, die dagen zouden verkort worden om der uitverkorenen wil. Ten derde. Het zou komen om hen te beproeven, niet om hen te verwoesten, opdat hun geloof, hun lijdzaamheid en hun moed zouden worden beproefd en verbeterd, en gevonden zouden worden te zijn tot heerlijkheid en eer.
c. Door hun een heerlijke beloning voor hun getrouwheid voor te stellen en te beloven.
Weest getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens, Revelation 2:10. Merk op: Ten eerste. De zekerheid van de beloning.
Ik zal u geven. Hij, die dat zegt, is ook machtig het te doen, en Hij heeft op zich genomen dat Hij het doen zal. Zij zullen de beloning uit Zijn eigen hand ontvangen, en geen van hun vijanden zal bij machte zijn om die uit Zijne hand te rukken of van hun hoofden af te werpen.
Ten tweede. Haar eigenaardigheid. Een kroon, als beloning voor hun armoede, hun getrouwheid en hun strijd.
5. Een kroon des levens, om hen te belonen die getrouw zijn zelfs tot den dood, dat is, tot gedood wordens toe, die getrouw zijn in hun sterven en uit dit leven scheiden door getrouwheid aan Christus. Het leven zo opgeleefd in Zijn dienst, of afgelegd voor Zijn zaak, zal beloond worden met een ander, een beter, een eeuwig leven.
III. Het slot van deze boodschap, hetzelfde als het voorgaande.
1. Een oproeping tot algemene aandacht, dat alle mensen, de gehele wereld, zullen horen naar hetgeen tussen Christus en Zijne gemeente verhandeld wordt, hoe Hij haar prijst, haar vertroost, h aar gebreken bestraft en haar getrouwheid beloont. Het is in het belang van alle bewoners der wereld om op te merken hoe God met Zijn eigen volk handelt, de gehele wereld kan daaruit onderricht ontvangen en wijsheid leren.
2. Een genadige belofte aan alle zegevierende Christenen. Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden, Revelation 2:11. Merk op:
A. Er is niet alleen een eerste, maar ook een tweede dood, een dood nadat het lichaam gestorven is. B. Deze tweede dood is onuitsprekelijk veel erger dan de eerste dood, zowel in zijn stervenspijnen en angsten (welke de angsten der ziel zijn zonder enige verzachting of ondersteuning) als in zijn duurzaamheid. Het is de eeuwige dood, den dood sterven, dood zijn en voortdurend stervend zijn. Dat is vreeslijk, noodlottig schadelijk voor allen, die het ondergaan.
C. Van dezen beschadigenden, verwoestenden dood zal Christus al Zijn getrouwe dienstknechten verlossen, de tweede dood zal geen macht hebben over hen, die deel hebben aan de eerste opstanding. De eerste dood zal hen niet beschadigen en de tweede dood zal geen macht over hen hebben.
Verzen 8-11
Openbaring 2:8-11Wij komen nu tot den tweeden brief, gezonden aan een andere van de Aziatische gemeenten, waarbij wij, als bij den vroegeren, letten op:
I. De voorrede of het opschrift, in twee delen.
1. Het opschrift, dat ons zegt aan wie meer opzettelijk en bijzonder deze brief gericht werd.
Aan den engel der gemeente van die van Smyrna, Revelation 2:8. Dat is een plaats, die in onze dagen wl bekend is bij onze kooplieden, een stad van groten handel en veel weelde, misschien de enige van de zeven hier genoemde steden, die nog haar ouden naam draagt, ofschoon zij nu niet meer zich onderscheidt door haar Christelijke gemeente, want ze ligt bedolven onder het Mohammedanisme.
2. De ondertekening, die een anderen van de luisterrijke titels van onzen Heere Jezus vermeldt. De eerste en de laatste, die dood geweest is en weer levend is geworden, Revelation 2:8, genomen uit Revelation 1:17, Revelation 1:18.
A. Jezus Christus is de eerste en de laatste. Ons is slechts een zeer klein deel tijds in deze wereld vergund, maar onze Verlosser is de eerste en de laatste. Hij is de eerste, want alle dingen zijn door Hem gemaakt, en Hij was voor alle dingen bij God en Hij zelf was God. Hij is de laatste, want alle dingen zijn tot Hem gemaakt, en Hij zal de Rechter over allen zijn. Dit is voorzeker de titel van God, van eeuwigheid en tot eeuwigheid, en het is de titel van een, die als onveranderlijke Middelaar tussen God en de mensen staat, Jezus Christus, gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid. Hij was de eerste, want door Hem is de grondslag der gemeente gelegd in de patriarchale bedeling, en Hij is de laatste, want door Hem zal aan het einde der tijden de hoeksteen aangebracht en gelegd worden.
B. Hij is dood geweest en weer levend geworden. Hij is dood geweest, Hij stierf voor onze zonden, Hij is weer levend geworden, Hij werd opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, en Hij leeft eeuwig om voor ons te bidden. Hij is dood geweest, en verwierf door Zijn sterven onze zaligheid, Hij is levend geworden, en past door Zijn leven die zaligheid op ons toe. En indien wij, vijanden zijnde, verzoend zijn door Zijn dood, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. Zijn dood herdenken wij aan elke tafel des Heeren, Zijn opstanding en Zijn leven op elke Rustdag.
II. Het onderwerp van dezen brief aan Smyrna. Na de gewone mededeling van de alwetendheid van Christus en van de volkomen kennis, die Hij draagt van al de daden der mensen en voornamelijk van Zijne gemeenten, bespreekt Hij:
1. De vorderingen, die zij in hun geestelijken staat gemaakt hadden. Dit geschiedt in een korte, maar zeer nadrukkelijke uitspraak: Doch gij zijt rijk, Revelation 2:9, arm in tijdelijke, maar rijk in geestelijke goederen, arm van geest, maar rijk in genade. Hun geestelijke rijkdom stelt hun tijdelijke armoede in de schaduw. Velen zijn rijk in tijdelijke maar arm in geestelijke goederen. Zo was het in de gemeente van Laodicea gesteld. Sommigen, die uitwendig arm zijn, zijn inwendig rijk, rijk in geloof en goede werken, rijk in voorrechten, rijk in verbond en in gaven, rijk in hope, rijk in erfenis. Geestelijke rijkdom is gewoonlijk de beloning van grote naarstigheid: de vlijtige hand maakt rijk. Waar in geestelijken zin overvloed is, gaat het beter om uitwendige armoede te dragen, en wanneer Gods kinderen naar het tijdelijke verarmd worden ter wille van Christus en een goed geweten, dan geeft Hij hun alle geestelijke rijkdommen, die meer voldoening schenken en eeuwig duren.
2. Hun lijden. Ik weet uwe verdrukking en armoede, de vervolging, die zij ondergingen, en de roving hunner goederen. Zij, die aan Christus getrouw willen blijven, moeten verwachten door velerlei verdrukking te gaan, maar Jezus Christus neemt nauwlettend kennis van al hun droefenissen. In al hun droefenissen is Hij bedroefd, en Hij zal die droefenissen vergelden aan degenen, die hen bedroeven, maar zij, die bedroefd worden, zullen eeuwig met Hem rusten.
3. Hij kent de boosheid en de leugenachtigheid van hun vijanden. Ik weet de lastering dergenen, die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, Revelation 2:9, dat is, van hen die voorgeven dat zij het enige, uitverkoren, verbondsvolk van God zijn, waarop de Joden zich beroemden, zelfs nadat God hen verworpen had, van hen die de Joodse erediensten en plechtigheden wilden herstellen, die nu niet alleen verouderd, maar ook afgeschaft waren. Zij mogen zeggen dat zij alleen de kerk Gods in de wereld zijn, maar in werkelijkheid zijn zij een synagoge des Satans. Merk op:
A. Gelijk Christus in deze wereld ene gemeente heeft, het geestelijk Israël Gods, zo heeft Satan er een synagoge. Synagogen van Satan zijn alle verenigingen, die opgericht worden in tegenstelling tegen de waarheden van het Evangelie en die veroordelenswaardige dwalingen voorstaan en bevorderen, die opgericht worden in tegenstelling tegen de reinheid en geestelijkheid van den evangelischen eredienst, en die voorstaan en bevorderen de ledige uitvindingen van mensen en plechtigheden en gebruiken, die nooit in de gedachten van God zijn opgekomen, zij die opgericht worden om den waren godsdienst en de oprechte vereerders van God te belasteren en te vervolgen. Hij heerst over die alle, hij werkt er in, zijn belangen worden er door gediend, en hij ontvangt van haar een afschuwelijke verering en aan bidding.
B. Wanneer de synagogen des Satans zich uitgeven voor de gemeente Gods, is dat niets minder dan godslastering. God wordt grotelijks onteerd wanneer Zijn naam gebruikt wordt om de belangen van Satan te bevorderen en te beschermen, en Hij wordt door die godslastering ten hoogste vertoornd en zal een rechtvaardige wraak nemen op allen, die daarmee voortgaan.
4. Christus weet vooruit de aanstaande beproevingen van de Zijnen, en waarschuwt hen er tegen, waardoor Hij hen bijtijds er tegen wapent.
A. Hij waarschuwt hen tegen aanstaande beproevingen. Ziet, de duivel zal enigen van ulieden in de gevangenis werpen opdat gij verzocht wordt, en gij zult ene verdrukking hebben, Revelation 2:10. Het volk van God moet een reeks en opvolging van moeiten in deze wereld verwachten, en gewoonlijk nemen hun moeiten gedurig toe. Zij waren door hun beproevingen reeds verarmd, nu zouden zij in de gevangenis geworpen worden. De duivel hitst zijn werktuigen, de goddelozen, op om het volk van God te vervolgen, dwingelanden en vervolgers zijn de speelballen van den duivel, ofschoon zij hun eigen zondige kwaadaardigheid botvieren en niet weten dat zij door een duivelse macht voortgedreven worden.
B. Christus wapent de Zijnen vooraf tegen de naderende bezwaren. a. Door Zijn raad. Vreest geen der dingen, die gij lijden zult. Dat is niet slechts een bevel, of een machtwoord, of een verbod van slaafse vrees, neen het is een woord, dat de ziel ondersteunt en vervult met kracht en moed.
b. Door hun toe te zeggen dat hun lijden gematigd en beperkt zou worden.
Ten eerste. Het zou niet algemeen zijn. Enigen hunner, niet allen, zouden in de gevangenis geworpen worden, zij, die het best instaat waren om dat te verduren en het meest konden verwachten, dat ze door de anderen bezocht en vertroost zouden worden.
Ten tweede. Het zou niet voortdurend zijn, slechts een gezetten tijd en een korten tijd.
Tien dagen. Het zou geen droefenis zonder einde zijn, die dagen zouden verkort worden om der uitverkorenen wil. Ten derde. Het zou komen om hen te beproeven, niet om hen te verwoesten, opdat hun geloof, hun lijdzaamheid en hun moed zouden worden beproefd en verbeterd, en gevonden zouden worden te zijn tot heerlijkheid en eer.
c. Door hun een heerlijke beloning voor hun getrouwheid voor te stellen en te beloven.
Weest getrouw tot den dood en Ik zal u geven de kroon des levens, Revelation 2:10. Merk op: Ten eerste. De zekerheid van de beloning.
Ik zal u geven. Hij, die dat zegt, is ook machtig het te doen, en Hij heeft op zich genomen dat Hij het doen zal. Zij zullen de beloning uit Zijn eigen hand ontvangen, en geen van hun vijanden zal bij machte zijn om die uit Zijne hand te rukken of van hun hoofden af te werpen.
Ten tweede. Haar eigenaardigheid. Een kroon, als beloning voor hun armoede, hun getrouwheid en hun strijd.
5. Een kroon des levens, om hen te belonen die getrouw zijn zelfs tot den dood, dat is, tot gedood wordens toe, die getrouw zijn in hun sterven en uit dit leven scheiden door getrouwheid aan Christus. Het leven zo opgeleefd in Zijn dienst, of afgelegd voor Zijn zaak, zal beloond worden met een ander, een beter, een eeuwig leven.
III. Het slot van deze boodschap, hetzelfde als het voorgaande.
1. Een oproeping tot algemene aandacht, dat alle mensen, de gehele wereld, zullen horen naar hetgeen tussen Christus en Zijne gemeente verhandeld wordt, hoe Hij haar prijst, haar vertroost, h aar gebreken bestraft en haar getrouwheid beloont. Het is in het belang van alle bewoners der wereld om op te merken hoe God met Zijn eigen volk handelt, de gehele wereld kan daaruit onderricht ontvangen en wijsheid leren.
2. Een genadige belofte aan alle zegevierende Christenen. Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden, Revelation 2:11. Merk op:
A. Er is niet alleen een eerste, maar ook een tweede dood, een dood nadat het lichaam gestorven is. B. Deze tweede dood is onuitsprekelijk veel erger dan de eerste dood, zowel in zijn stervenspijnen en angsten (welke de angsten der ziel zijn zonder enige verzachting of ondersteuning) als in zijn duurzaamheid. Het is de eeuwige dood, den dood sterven, dood zijn en voortdurend stervend zijn. Dat is vreeslijk, noodlottig schadelijk voor allen, die het ondergaan.
C. Van dezen beschadigenden, verwoestenden dood zal Christus al Zijn getrouwe dienstknechten verlossen, de tweede dood zal geen macht hebben over hen, die deel hebben aan de eerste opstanding. De eerste dood zal hen niet beschadigen en de tweede dood zal geen macht over hen hebben.
Verzen 12-17
Openbaring 2:12-17In dezen brief hebben wij te letten op:
I. Het opschrift van deze boodschap.
1. Hem aan wie hij gezonden werd: Schrijf aan den engel der gemeente, die in Pergamus is. Het is niet zeker of deze stad verrees op de bouwvallen van Troje, en dus een nieuw-Troje was, of enige andere stad van dien naam, maar het is ook niet van belang. Het was ene plaats, waar Christus ene gemeente had geroepen en verzameld, door de verkondiging van het Evangelie en de genade van Zijn Geest, die het woord vruchtbaar gemaakt had.
2. Wie deze boodschap naar Pergamus zond. Dezelfde Jezus, die hier beschreven wordt als degene, die het tweesnijdend scherp zwaard heeft, uit wiens mond een tweesnijdend scherp zwaard ging, Revelation 1:16. Men heeft opgemerkt, dat in de titels, welke Christus zich bij voorkeur in de verschillende brieven gaf, iets ligt in overeenstemming met de toestanden van deze gemeenten. Zo bijvoorbeeld Efeze: niets kan meer geschikt geacht worden om een trage en verachterende gemeente op te wekken en te herstellen dan de herinnering dat Christus degene is, die de sterren in Zijne rechterhand houdt en tussen de zeven gouden kandelaren wandelt. De gemeente van Pergamus was besmet met mensen van bedorven zin, die al wat zij konden deden om het geloof en de instellingen van de gemeente te bederven, en Christus, die besloten had hen te bestrijden met het zwaard van Zijn woord, noemt zich degene, die het tweesnijdend scherp zwaard heeft.
A. Het Woord Gods is een zwaard, het is een wapen, zowel voor verdediging als voor aanval geschikt, het is in de hand van God geschikt om beiden, de zonde en de zondaren te verslaan.
B. Het is een scherp zwaard. Geen hart is zo hard, of dat zwaard kan het verwonden, geen knoop is zo vast gelegd, of het kan die doorsnijden, het kan scheiding maken tussen ziel en geest, dat is: tussen de ziel en de zondige gewoonten, die door voortdurend volgen als een tweede ziel, als een met de ziel, geworden zijn.
C. Het is een tweesnijdend zwaard, het keert zich en snijdt aan alle zijden. Het heeft de snede van de wet tegen de overtreders onder die bedeling, en de snede van het Evangelie tegen de verachters van die bedeling. Er is een snede om een wond te slaan, en een snede om een vervuilde wond te openen ten einde haar te genezen. Er is geen ontkomen aan de snede van het zwaard, keert gij u ter rechterzijde, daar heeft het een snede, wendt gij u aan de linkerkant, ook daar heeft het een snede, het wendt en keert zich naar alle zijden.
II. Van het opschrift komen wij tot den inhoud van den brief, waarvan de volgorde ongeveer dezelfde is als van de vorige.
1. Christus bespreekt de beproevingen en de moeilijkheden, welke deze gemeente overkwamen.
Ik weet uwe werken en waar gij woont enz., Revelation 2:13. De werken van Gods dienstknechten worden het best gekend, wanneer de omstandigheden, waaronder zij deze werken verrichtten, behoorlijk in. overweging genomen worden. Hetgeen nu aan de goede werken van deze gemeente veel heerlijkheid bijzette, was de omstandigheid van de plaats, waar deze gemeente gesticht was, een plaats waar de troon des Satans is. Gelijk onze grote Heere aandachtig let op al de voordelen en gelegenheden, welke wij hebben om onzen plicht te vervullen in onze woonplaats, zo rekent Hij ook met al de verzoekingen en ontmoedigingen, die wij ontmoeten in de plaats onzer woning, en laat die als genadige uitzonderingen gelden. Deze gemeente woonde waar de troon des Satans was, waar hij zijn hof hield. Hij gaat om door de wereld, maar hij heeft zijn troon in sommige plaatsen, die berucht zijn om haar goddeloosheid, dwaling en wreedheid. Sommigen menen dat de Romeinse stadhouder in Pergamus een woedende vijand van de Christenen zal geweest zijn, en de zetel der vervolging is de troon des Satans.
2. Hij prijst hun standvastigheid, Maar gij houdt Mijn naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend. Deze twee uitdrukkingen bedoelen in vele opzichten hetzelfde, de eerste kan echter meer op den uitslag en de tweede meer op het middel betrekking hebben. Gij houdt Mijn naam.
A. Gij schaamt u niet voor uw betrekking tot Mij, maar rekent het u een eer dat Mijn naam over u genoemd is, dat, gelijk de vrouw naar den naam van haar echtgenoot genoemd. wordt, gij Mijn naam draagt, dat houdt gij vast als uw eer en voorrecht.
B. Hetgeen u zo getrouw gemaakt heeft is de genade des geloofs, gij hebt niet verloochend de grote leerstellingen van het Evangelie en het Christelijk geloof niet verlaten, en daardoor zijt gij getrouw gebleven. Ons geloof zal altijd groten invloed op onze trouw hebben. Mensen, die het geloof van Christus verloochenen, mogen veel roemen op hun oprechtheid en hun getrouwheid aan God en hun geweten, maar men ziet zelden dat zij, die het ware geloof verlaten, hun getrouwheid bewaren. Zij, wier geloof zich stoot aan de rots der ergernis, zullen gewoonlijk ook op die rots schipbreuk lijden van hun getrouwheid. Hier verheft onze gezegende Heere de getrouwheid van deze gemeente naar aanleiding van de tijdsomstandigheden zowel als van haar woonplaats. Zij waren standvastig gebleven bok in die dagen, in welke Antipas, Zijn getrouwe getuige, gedood was. Wie deze persoon was en of er enige mystieke betekenis in zijn naam ligt, is onbekend. Hij was een getrouwe discipel van Christus, hij stierf voor Hem den marteldood en bezegelde zijn geloof en zijne getrouwheid met zijn bloed in de plaats, waar de Satan woonde, en ofschoon de overige gelovigen dat wisten en het gezien hadden, werden zij er niet door ontmoedigd of uit hun vastigheid gerukt, dit wordt hier uitdrukkelijk tot hun eer vermeld.
3. Hij berispt hen voor zondige gebreken, Revelation 2:14. Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israël's een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. En Revelation 2:15 :Alzo hebt gij ook die de lering der Nicolaieten houden, hetwelk Ik haat. Er waren sommigen, die leerden dat het geoorloofd was dingen te eten, die den afgoden geofferd waren, en dat eenvoudige hoererij geen zonde was. Door hun onzuivere verering trokken zij de mensen mede in onreine praktijken gelijk Bileam de kinderen Israël's deed.
A. De onreinheid des geestes en de onreinheid des vlezes gaan dikwijls gepaard. Bedorven leringen en bedorven eredienst leiden dikwijls tot een bedorven wandel.
B. Het is zeer geoorloofd den naam van ketterse leidslieden te geven aan hun volgelingen. Dat is de eenvoudigste wijze om aan te duiden wie wij bedoelen. C. Het mishaagt God als wij in gemeenschap blijven met mensen van bedorven beginselen en praktijken, en het brengt schuld en blaam over de gehele gemeente, wij worden daardoor deelgenoten aan de zonden van anderen. Ofschoon de gemeente als zodanig geen macht heeft de mensen, ter oorzake van ketterij en onzedelijkheid, aan den lijve te straffen, zo heeft zij wel de macht hen buiten haar gemeenschap te sluiten, en wanneer zij dat niet doet, mishaagt zij Christus, het Hoofd en den Koning der kerk.
4. Hij roept hen tot bekering. Bekeert u, en zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds, Revelation 2:16.
A. Bekering is de plicht van heiligen zowel als van zondaren, het is een evangelische plicht..
B. Het is de plicht van gemeenten zowel als van bijzondere personen, die gezamenlijk zondigen, moeten zich gezamenlijk bekeren.
C. Het is de plicht van Christelijke gemeenschappen over de zonden van anderen zich te verootmoedigen, zoverre zij daaraan medeplichtig zijn, al is het ook slechts door oogluiking.
D. Wanneer God overgaat tot het straffen van bedorven leden ener gemeente, berispt Hij die gemeente zelf omdat zij hun toegelaten heeft in haar midden te blijven, en enige druppelen van den storm vallen op de gehele gemeente.
E. Geen zwaard snijdt zo diep of veroorzaakt zulk een dodelijke wond als het zwaard in Christus' mond. Wanneer de bedreigingen van het Woord vat krijgen op het geweten van een zondaar, zal die spoedig een afschuw van zich zelven krijgen, en wanneer die bedreigingen uitgevoerd worden, dan wordt hij ten enenmale afgesneden. Vroeger of later zal het woord van God vat krijgen op iedere zondaar, hetzij tot zijn bekering of tot zijn verwarring.
III. Wij hebben nu het slot van den brief, waarin, na de gewone oproeping om algemene aandacht, de belofte van grote gunst gedaan wordt aan hen, die overwinnen. Hun zal gegeven worden te eten van het manna, dat verborgen is, en een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, dien niemand kent, dan die hem ontvangt, Revelation 2:17.
1. Het verborgen manna, de invloeden en vertroostingen van den Geest van Christus in de gemeenschap met Hem, van den hemel in de ziel nederdalende, van tijd tot tijd, tot hun ondersteuning en om hun een voorsmaak te geven van de zaligheid der engelen en der heiligen in den hemel. Dat manna is verborgen voor de overigen, geen vreemde zal er zich in mengen, en het is neergelegd in Christus, de ark des verbonds in het heilige der heiligen.
2. Een witten keursteen, met een nieuwen naam daarin gegraveerd. Deze witte steen stelt voor de vrijspraak van de zonde, de vergelijking is ontleend aan de gewoonte der ouden om een witten steen te geven aan hen, die door de rechtbank vrijgesproken waren, en een zwarten steen aan degenen, die veroordeeld werden. De nieuwe naam is de naam der aanneming, aangenomen personen droegen voortaan den naam van de familie, waarin zij aangenomen waren. Niemand kan het bewijs van iemands aanneming lezen dan hij zelf, hij kan het niet altijd lezen, maar indien hij volhardt tot het einde zal hij beide ontvangen, het bewijs van zijn kindschap en de erfenis.
Verzen 12-17
Openbaring 2:12-17In dezen brief hebben wij te letten op:
I. Het opschrift van deze boodschap.
1. Hem aan wie hij gezonden werd: Schrijf aan den engel der gemeente, die in Pergamus is. Het is niet zeker of deze stad verrees op de bouwvallen van Troje, en dus een nieuw-Troje was, of enige andere stad van dien naam, maar het is ook niet van belang. Het was ene plaats, waar Christus ene gemeente had geroepen en verzameld, door de verkondiging van het Evangelie en de genade van Zijn Geest, die het woord vruchtbaar gemaakt had.
2. Wie deze boodschap naar Pergamus zond. Dezelfde Jezus, die hier beschreven wordt als degene, die het tweesnijdend scherp zwaard heeft, uit wiens mond een tweesnijdend scherp zwaard ging, Revelation 1:16. Men heeft opgemerkt, dat in de titels, welke Christus zich bij voorkeur in de verschillende brieven gaf, iets ligt in overeenstemming met de toestanden van deze gemeenten. Zo bijvoorbeeld Efeze: niets kan meer geschikt geacht worden om een trage en verachterende gemeente op te wekken en te herstellen dan de herinnering dat Christus degene is, die de sterren in Zijne rechterhand houdt en tussen de zeven gouden kandelaren wandelt. De gemeente van Pergamus was besmet met mensen van bedorven zin, die al wat zij konden deden om het geloof en de instellingen van de gemeente te bederven, en Christus, die besloten had hen te bestrijden met het zwaard van Zijn woord, noemt zich degene, die het tweesnijdend scherp zwaard heeft.
A. Het Woord Gods is een zwaard, het is een wapen, zowel voor verdediging als voor aanval geschikt, het is in de hand van God geschikt om beiden, de zonde en de zondaren te verslaan.
B. Het is een scherp zwaard. Geen hart is zo hard, of dat zwaard kan het verwonden, geen knoop is zo vast gelegd, of het kan die doorsnijden, het kan scheiding maken tussen ziel en geest, dat is: tussen de ziel en de zondige gewoonten, die door voortdurend volgen als een tweede ziel, als een met de ziel, geworden zijn.
C. Het is een tweesnijdend zwaard, het keert zich en snijdt aan alle zijden. Het heeft de snede van de wet tegen de overtreders onder die bedeling, en de snede van het Evangelie tegen de verachters van die bedeling. Er is een snede om een wond te slaan, en een snede om een vervuilde wond te openen ten einde haar te genezen. Er is geen ontkomen aan de snede van het zwaard, keert gij u ter rechterzijde, daar heeft het een snede, wendt gij u aan de linkerkant, ook daar heeft het een snede, het wendt en keert zich naar alle zijden.
II. Van het opschrift komen wij tot den inhoud van den brief, waarvan de volgorde ongeveer dezelfde is als van de vorige.
1. Christus bespreekt de beproevingen en de moeilijkheden, welke deze gemeente overkwamen.
Ik weet uwe werken en waar gij woont enz., Revelation 2:13. De werken van Gods dienstknechten worden het best gekend, wanneer de omstandigheden, waaronder zij deze werken verrichtten, behoorlijk in. overweging genomen worden. Hetgeen nu aan de goede werken van deze gemeente veel heerlijkheid bijzette, was de omstandigheid van de plaats, waar deze gemeente gesticht was, een plaats waar de troon des Satans is. Gelijk onze grote Heere aandachtig let op al de voordelen en gelegenheden, welke wij hebben om onzen plicht te vervullen in onze woonplaats, zo rekent Hij ook met al de verzoekingen en ontmoedigingen, die wij ontmoeten in de plaats onzer woning, en laat die als genadige uitzonderingen gelden. Deze gemeente woonde waar de troon des Satans was, waar hij zijn hof hield. Hij gaat om door de wereld, maar hij heeft zijn troon in sommige plaatsen, die berucht zijn om haar goddeloosheid, dwaling en wreedheid. Sommigen menen dat de Romeinse stadhouder in Pergamus een woedende vijand van de Christenen zal geweest zijn, en de zetel der vervolging is de troon des Satans.
2. Hij prijst hun standvastigheid, Maar gij houdt Mijn naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend. Deze twee uitdrukkingen bedoelen in vele opzichten hetzelfde, de eerste kan echter meer op den uitslag en de tweede meer op het middel betrekking hebben. Gij houdt Mijn naam.
A. Gij schaamt u niet voor uw betrekking tot Mij, maar rekent het u een eer dat Mijn naam over u genoemd is, dat, gelijk de vrouw naar den naam van haar echtgenoot genoemd. wordt, gij Mijn naam draagt, dat houdt gij vast als uw eer en voorrecht.
B. Hetgeen u zo getrouw gemaakt heeft is de genade des geloofs, gij hebt niet verloochend de grote leerstellingen van het Evangelie en het Christelijk geloof niet verlaten, en daardoor zijt gij getrouw gebleven. Ons geloof zal altijd groten invloed op onze trouw hebben. Mensen, die het geloof van Christus verloochenen, mogen veel roemen op hun oprechtheid en hun getrouwheid aan God en hun geweten, maar men ziet zelden dat zij, die het ware geloof verlaten, hun getrouwheid bewaren. Zij, wier geloof zich stoot aan de rots der ergernis, zullen gewoonlijk ook op die rots schipbreuk lijden van hun getrouwheid. Hier verheft onze gezegende Heere de getrouwheid van deze gemeente naar aanleiding van de tijdsomstandigheden zowel als van haar woonplaats. Zij waren standvastig gebleven bok in die dagen, in welke Antipas, Zijn getrouwe getuige, gedood was. Wie deze persoon was en of er enige mystieke betekenis in zijn naam ligt, is onbekend. Hij was een getrouwe discipel van Christus, hij stierf voor Hem den marteldood en bezegelde zijn geloof en zijne getrouwheid met zijn bloed in de plaats, waar de Satan woonde, en ofschoon de overige gelovigen dat wisten en het gezien hadden, werden zij er niet door ontmoedigd of uit hun vastigheid gerukt, dit wordt hier uitdrukkelijk tot hun eer vermeld.
3. Hij berispt hen voor zondige gebreken, Revelation 2:14. Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israël's een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren. En Revelation 2:15 :Alzo hebt gij ook die de lering der Nicolaieten houden, hetwelk Ik haat. Er waren sommigen, die leerden dat het geoorloofd was dingen te eten, die den afgoden geofferd waren, en dat eenvoudige hoererij geen zonde was. Door hun onzuivere verering trokken zij de mensen mede in onreine praktijken gelijk Bileam de kinderen Israël's deed.
A. De onreinheid des geestes en de onreinheid des vlezes gaan dikwijls gepaard. Bedorven leringen en bedorven eredienst leiden dikwijls tot een bedorven wandel.
B. Het is zeer geoorloofd den naam van ketterse leidslieden te geven aan hun volgelingen. Dat is de eenvoudigste wijze om aan te duiden wie wij bedoelen. C. Het mishaagt God als wij in gemeenschap blijven met mensen van bedorven beginselen en praktijken, en het brengt schuld en blaam over de gehele gemeente, wij worden daardoor deelgenoten aan de zonden van anderen. Ofschoon de gemeente als zodanig geen macht heeft de mensen, ter oorzake van ketterij en onzedelijkheid, aan den lijve te straffen, zo heeft zij wel de macht hen buiten haar gemeenschap te sluiten, en wanneer zij dat niet doet, mishaagt zij Christus, het Hoofd en den Koning der kerk.
4. Hij roept hen tot bekering. Bekeert u, en zo niet, Ik zal u haastelijk bijkomen, en zal tegen hen krijg voeren met het zwaard Mijns monds, Revelation 2:16.
A. Bekering is de plicht van heiligen zowel als van zondaren, het is een evangelische plicht..
B. Het is de plicht van gemeenten zowel als van bijzondere personen, die gezamenlijk zondigen, moeten zich gezamenlijk bekeren.
C. Het is de plicht van Christelijke gemeenschappen over de zonden van anderen zich te verootmoedigen, zoverre zij daaraan medeplichtig zijn, al is het ook slechts door oogluiking.
D. Wanneer God overgaat tot het straffen van bedorven leden ener gemeente, berispt Hij die gemeente zelf omdat zij hun toegelaten heeft in haar midden te blijven, en enige druppelen van den storm vallen op de gehele gemeente.
E. Geen zwaard snijdt zo diep of veroorzaakt zulk een dodelijke wond als het zwaard in Christus' mond. Wanneer de bedreigingen van het Woord vat krijgen op het geweten van een zondaar, zal die spoedig een afschuw van zich zelven krijgen, en wanneer die bedreigingen uitgevoerd worden, dan wordt hij ten enenmale afgesneden. Vroeger of later zal het woord van God vat krijgen op iedere zondaar, hetzij tot zijn bekering of tot zijn verwarring.
III. Wij hebben nu het slot van den brief, waarin, na de gewone oproeping om algemene aandacht, de belofte van grote gunst gedaan wordt aan hen, die overwinnen. Hun zal gegeven worden te eten van het manna, dat verborgen is, en een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen naam geschreven, dien niemand kent, dan die hem ontvangt, Revelation 2:17.
1. Het verborgen manna, de invloeden en vertroostingen van den Geest van Christus in de gemeenschap met Hem, van den hemel in de ziel nederdalende, van tijd tot tijd, tot hun ondersteuning en om hun een voorsmaak te geven van de zaligheid der engelen en der heiligen in den hemel. Dat manna is verborgen voor de overigen, geen vreemde zal er zich in mengen, en het is neergelegd in Christus, de ark des verbonds in het heilige der heiligen.
2. Een witten keursteen, met een nieuwen naam daarin gegraveerd. Deze witte steen stelt voor de vrijspraak van de zonde, de vergelijking is ontleend aan de gewoonte der ouden om een witten steen te geven aan hen, die door de rechtbank vrijgesproken waren, en een zwarten steen aan degenen, die veroordeeld werden. De nieuwe naam is de naam der aanneming, aangenomen personen droegen voortaan den naam van de familie, waarin zij aangenomen waren. Niemand kan het bewijs van iemands aanneming lezen dan hij zelf, hij kan het niet altijd lezen, maar indien hij volhardt tot het einde zal hij beide ontvangen, het bewijs van zijn kindschap en de erfenis.
Verzen 18-29
Openbaring 2:18-29Al de brieven hebben ongeveer gelijken vorm. In dezen, evenals in de andere, hebben wij acht te slaan op het opschrift, den inhoud en het slot.
I. Het opschrift.
1. De brief is gericht aan den engel der gemeente te Thyatira. Dat was een stad in KleinAzië, ten zuiden van Mysië en ten noorden van Lydië, een handelsstad, waaruit Lydia de purperverkoopster afkomstig was, die te Filippi in Macedonië vertoevende, waarschijnlijk omdat haar beroep haar daar bracht, Paulus hoorde prediken, en wier hart God opende, zodat zij acht gaf op de dingen, die gesproken werden, en geloofde en gedoopt werd, waarna zij Paulus en Silas aldaar onderhield. Of het Evangelie door haar in haar woonplaats Thyatira gebracht werd, is niet bekend, maar het was er en er was, zoals deze brief ons verzekert, een bloei- ende Evangelische gemeente.
2. De brief wordt gezonden door den Zoon van God, hier beschreven als die Zijne ogen heeft als ene vlam vuurs en Zijne voeten blinkend koper gelijk. Zijn algemene naam is hier de Zoon van God, dat is: de eeuwige en eniggeboren Zoon van God, hetgeen aanduidt dat Hij dezelfde natuur heeft als de Vader, maar met een onderscheiden en ondergeschikt bestaan. De beschrijving hier van Hem gegeven, is tweeledig.
A. Zijn ogen zijn gelijk een vlam vuurs, hetgeen betekent Zijn doordringende, volkomen wetenschap, Zijn door-en-door-zien van alle personen en dingen, Hij is het die nieren en harten onderzoekt, Revelation 2:23, en maken zal dat alle gemeenten zullen weten dat Hij dat doet.
B. Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk, de uitgangen van Zijne voorzienigheid zijn vast, ontzaglijk en alle rein en heilig. Gelijk Hij met volkomen wijsheid oordeelt, zo handelt Hij met volkomen kracht en stand vastigheid.
II. De inhoud van dezen brief bevat evenals die van de andere brieven:
1. De eervolle beschrijving en de lof, die Christus aan deze gemeente geeft, aan dienaren en gemeente, en dat door iemand, die geen vreemdeling in hun midden was, maar wel bekend met hen en met de beginselen, waarnaar zij handelden. Christus maakt ten opzichte van deze gemeente eervolle vermelding van:
A. Hun liefde, hetzij meer in het algemeen, een geneigdheid om allen mensen goed te doen, hetzij in het bijzonder jegens de huisgenoten des geloofs, zonder liefde is er geen ware godsdienst.
B. Hun dienst, hun bediening, dit betreft meer de dienaren en waardigheidsbekleder in de gemeente, die gearbeid hadden in het woord en in de leer.
C. Hun geloof, hetwelk de genade was die al de andere, hun liefde en dienst, werkzaam maakte. D. Hun lijdzaamheid, want zij, die het liefderijkst voor anderen zijn, h et ijverigst en het krachtigst in het geloof, moeten daarom juist het meeste verwachten dat hun lijdzaamheid zal geoefend worden.
E. Hun werken, hun toenemende vruchtbaarheid, hun laatste werken waren beter dan de eerste. Dit is een uitnemende trek, terwijl anderen hun eerste liefde verlieten en hun eersten ijver verloren, werden zij voortdurend wijzer en beter. Het moet de eerzucht en de ernstige begeerte van alle Christenen zijn, dat hun laatste werken de beste zullen zijn, dat zij dagelijks beter mogen worden en eindelijk het best.
2. Een getrouwe berisping over hetgeen verkeerd was. Deze is niet zo rechtstreeks gericht tegen de gemeente zelf als tegen sommige goddeloze verleiders, die in haar waren, de fout der gemeente was dat zij hen te veel duldde.
A. Deze goddeloze verleiders worden vergeleken met Izebel en bij haar naam genoemd. Izebel was ene vervolgster van de profeten des Heeren, en een grote begunstigster van afgodendienaars en valse profeten. De zonde van deze verleiders was dat zij trachtten de dienaren van God tot hoererij te brengen en afgoden te doen offeren. Zij noemden zich profeten en beproefden op grond daarvan oppergezag over de dienaren van de gemeente te doen gelden. Twee dingen verzwaarden de zonde van deze verleiders, van welken, omdat zij een samengesloten geheel vormden, in het enkelvoud gesproken wordt.
a. Zij gebruikten Gods naam om de waarheid van Zijn leer en eredienst tegen te staan, en dit verzwaarde hun zonde zeer,
b. Zij misbruikten de lankmoedigheid Gods om zich in hun boosheid te verharden. God gaf hun tijd voor bekering, maar zij bekeerden zich niet. Merk hier op: Ten eerste. Bekering is nodig om de verwoesting van de zondaren te voorkomen.
Ten tweede. Bekering vereist tijd, een tijdsverloop en geschikten tijd, zij is een groot werk.
Ten derde. Waar God tijd voor bekering geeft, verwacht Hij ook de vruchten der bekering.
Ten vierde. Wanneer de zondaar den tijd voor de bekering laat verloren gaan, zal hem des te erger verwoesting overkomen.
B. Maar waarom wordt de boosheid van deze Izebel de gemeente van Thyatira ten laste gelegd? Omdat die gemeente haar toeliet het volk in die stad te verleiden. Was dat dan de schuld van de gemeente? Zij hadden als gemeente niet de macht om te verbannen of gevangen te nemen, maar haar dienaren hadden de macht om haar in den ban te doen, en het is waarschijnlijk dat zij deze macht verwaarloosden en daardoor medeplichtig aan haar zonde werden.
3. De straf van deze verleidster, deze Izebel, Revelation 2:22, Revelation 2:23, waarin een voorzegging van den val van Babylon ligt opgesloten. A. Ziet, Ik werp haar te bed, op een bed van pijn, niet van vermaak, een bed van vlammen, en zij, die met haar gezondigd hebben, zullen met haar lijden, tenzij dezen dat nu nog door bekering voorkomen.
B. En hare kinderen zal Ik door den dood ombrengen, Revelation 2:23, dat is door den tweeden dood, die de eigenlijke dood is en geen hoop op een toekomstig leven overlaat. Er is geen opstanding voor hen, die den tweeden dood sterven, maar alleen schande en eeuwige smart.
4. De bedoeling van Christus met de verwoesting van deze goddeloze verleiders, en deze was tot onderricht van anderen, met name van de gemeenten. En al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uwe werken, Revelation 2:23. God wordt gekend door de oordelen, die Hij ten uitvoer legt, en door deze wraak, die Hij op de verleiders nemen zou, zou Hij allen doen kennen:
A. Zijn onfeilbare kennis van de harten der mensen, van hun beginselen, voornemens, gezindheid, gemoedsgesteldheid, hun vormelijkheid om met de afgodendienaars samen te gaan.
B. Zijn onkreukbare rechtvaardigheid, waardoor Hij een iegelijk naar zijne werken geeft, waarbij de naam van Christen te zijn geen bescherming, en de gemeenten geen wijkplaatsen voor de zondaars en zondaressen zijn zullen.
5. De aanmoediging, gegeven aan hen, die zich zelven rein en onbevlekt bewaren. Doch ik zeg tot ulieden en tot de anderen enz., Revelation 2:24. Merk op:
A. Hoe deze verleiders hun leerstellingen noemden, diepten, diepzinnige geheimenissen, die het volk behaagden, en waardoor zij trachtten de mensen te doen geloven dat zij een dieper inzicht in den godsdienst hadden dan de dienaren bereikt hadden.
B. Hoe Christus ze noemt, diepten des Satans. Satanische begoochelingen en verleidingen, duivelse geheimen, want er bestaat een verborgenheid der ongerechtigheid, zowel als een geheim der godzaligheid. Het is gevaarlijk de verborgenheden Gods te verachten en het is gevaarlijk de geheimen des Satans te leren kennen.
C. Hoe teder Christus is voor Zijn getrouwe dienstknechten. Ik zal u geen anderen last opleggen, maar hetgeen gij hebt, houdt dat totdat Ik zal komen, Revelation 2:24. Ik zal uw geloof niet overladen met nieuwe verborgenheden, of uw geweten met nieuwe wetten. Ik verlang alleen uw aandacht voor hetgeen gij reeds ontvangen hebt. Houdt wat gij hebt, meer verlang ik niet. Christus zal komen om een einde te maken aan al de verzoekingen van Zijn volk, en indien zij het geloof bewaren in een goed geweten, zal wanneer Hij komt alle gevaar en moeite voor eeuwig voorbij zijn..
III. Wij komen nu tot het slot van Zijn boodschap, Revelation 2:26. Hier is in de eerste plaats:
1. De belofte van een heerlijke beloning voor de volhardende, overwinnende gelovigen, en wel tweeledig. A. Zeer grote macht en heerschappij over de andere bewoners der wereld. Macht over de heidenen. Dat kan betrekking hebben op den tijd, waarin het keizerrijk Christelijk zou worden en de wereld komen onder de heerschappij van een Christelijken keizer, zoals Constantijn de Grote de eerste was, maar het kan ook slaan op de andere wereld, waar de gelovigen met Christus ten oordeel zullen zitten in Zijnen troon en met Hem zich verenigen zullen in het onderzoeken, veroordelen en ten straf overleveren van de vijanden van Christus en Zijne gemeente. De oprechten zullen het koninkrijk beërven.
B. Kennis en wetenschap, die bij zoveel macht en heerschappij behoren. Ik zal hem de morgenster geven. Christus is de morgenster. Hij brengt het daglicht in de ziel, het licht van genade en heerlijkheid, en Hij zal Zijn volk dien overvloed van licht en wijsheid geven, die vereist wordt voor den staat van waardigheid en heerschappij, welken zij zullen verkrijgen op den morgen der opstanding.
2. Deze brief eindigt met de gewone oproeping tot aandacht: Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt, Revelation 2:29. In de voorgaande brieven gaat deze vermaning aan de beloften vooraf, maar in dezen en de volgende brieven komt zij daarna, ten einde ons te zeggen dat wij aandacht moeten schenken aan al de beloften zowel als aan al de voorschriften, die Christus aan Zijne gemeenten geeft.
Verzen 18-29
Openbaring 2:18-29Al de brieven hebben ongeveer gelijken vorm. In dezen, evenals in de andere, hebben wij acht te slaan op het opschrift, den inhoud en het slot.
I. Het opschrift.
1. De brief is gericht aan den engel der gemeente te Thyatira. Dat was een stad in KleinAzië, ten zuiden van Mysië en ten noorden van Lydië, een handelsstad, waaruit Lydia de purperverkoopster afkomstig was, die te Filippi in Macedonië vertoevende, waarschijnlijk omdat haar beroep haar daar bracht, Paulus hoorde prediken, en wier hart God opende, zodat zij acht gaf op de dingen, die gesproken werden, en geloofde en gedoopt werd, waarna zij Paulus en Silas aldaar onderhield. Of het Evangelie door haar in haar woonplaats Thyatira gebracht werd, is niet bekend, maar het was er en er was, zoals deze brief ons verzekert, een bloei- ende Evangelische gemeente.
2. De brief wordt gezonden door den Zoon van God, hier beschreven als die Zijne ogen heeft als ene vlam vuurs en Zijne voeten blinkend koper gelijk. Zijn algemene naam is hier de Zoon van God, dat is: de eeuwige en eniggeboren Zoon van God, hetgeen aanduidt dat Hij dezelfde natuur heeft als de Vader, maar met een onderscheiden en ondergeschikt bestaan. De beschrijving hier van Hem gegeven, is tweeledig.
A. Zijn ogen zijn gelijk een vlam vuurs, hetgeen betekent Zijn doordringende, volkomen wetenschap, Zijn door-en-door-zien van alle personen en dingen, Hij is het die nieren en harten onderzoekt, Revelation 2:23, en maken zal dat alle gemeenten zullen weten dat Hij dat doet.
B. Zijn voeten zijn blinkend koper gelijk, de uitgangen van Zijne voorzienigheid zijn vast, ontzaglijk en alle rein en heilig. Gelijk Hij met volkomen wijsheid oordeelt, zo handelt Hij met volkomen kracht en stand vastigheid.
II. De inhoud van dezen brief bevat evenals die van de andere brieven:
1. De eervolle beschrijving en de lof, die Christus aan deze gemeente geeft, aan dienaren en gemeente, en dat door iemand, die geen vreemdeling in hun midden was, maar wel bekend met hen en met de beginselen, waarnaar zij handelden. Christus maakt ten opzichte van deze gemeente eervolle vermelding van:
A. Hun liefde, hetzij meer in het algemeen, een geneigdheid om allen mensen goed te doen, hetzij in het bijzonder jegens de huisgenoten des geloofs, zonder liefde is er geen ware godsdienst.
B. Hun dienst, hun bediening, dit betreft meer de dienaren en waardigheidsbekleder in de gemeente, die gearbeid hadden in het woord en in de leer.
C. Hun geloof, hetwelk de genade was die al de andere, hun liefde en dienst, werkzaam maakte. D. Hun lijdzaamheid, want zij, die het liefderijkst voor anderen zijn, h et ijverigst en het krachtigst in het geloof, moeten daarom juist het meeste verwachten dat hun lijdzaamheid zal geoefend worden.
E. Hun werken, hun toenemende vruchtbaarheid, hun laatste werken waren beter dan de eerste. Dit is een uitnemende trek, terwijl anderen hun eerste liefde verlieten en hun eersten ijver verloren, werden zij voortdurend wijzer en beter. Het moet de eerzucht en de ernstige begeerte van alle Christenen zijn, dat hun laatste werken de beste zullen zijn, dat zij dagelijks beter mogen worden en eindelijk het best.
2. Een getrouwe berisping over hetgeen verkeerd was. Deze is niet zo rechtstreeks gericht tegen de gemeente zelf als tegen sommige goddeloze verleiders, die in haar waren, de fout der gemeente was dat zij hen te veel duldde.
A. Deze goddeloze verleiders worden vergeleken met Izebel en bij haar naam genoemd. Izebel was ene vervolgster van de profeten des Heeren, en een grote begunstigster van afgodendienaars en valse profeten. De zonde van deze verleiders was dat zij trachtten de dienaren van God tot hoererij te brengen en afgoden te doen offeren. Zij noemden zich profeten en beproefden op grond daarvan oppergezag over de dienaren van de gemeente te doen gelden. Twee dingen verzwaarden de zonde van deze verleiders, van welken, omdat zij een samengesloten geheel vormden, in het enkelvoud gesproken wordt.
a. Zij gebruikten Gods naam om de waarheid van Zijn leer en eredienst tegen te staan, en dit verzwaarde hun zonde zeer,
b. Zij misbruikten de lankmoedigheid Gods om zich in hun boosheid te verharden. God gaf hun tijd voor bekering, maar zij bekeerden zich niet. Merk hier op: Ten eerste. Bekering is nodig om de verwoesting van de zondaren te voorkomen.
Ten tweede. Bekering vereist tijd, een tijdsverloop en geschikten tijd, zij is een groot werk.
Ten derde. Waar God tijd voor bekering geeft, verwacht Hij ook de vruchten der bekering.
Ten vierde. Wanneer de zondaar den tijd voor de bekering laat verloren gaan, zal hem des te erger verwoesting overkomen.
B. Maar waarom wordt de boosheid van deze Izebel de gemeente van Thyatira ten laste gelegd? Omdat die gemeente haar toeliet het volk in die stad te verleiden. Was dat dan de schuld van de gemeente? Zij hadden als gemeente niet de macht om te verbannen of gevangen te nemen, maar haar dienaren hadden de macht om haar in den ban te doen, en het is waarschijnlijk dat zij deze macht verwaarloosden en daardoor medeplichtig aan haar zonde werden.
3. De straf van deze verleidster, deze Izebel, Revelation 2:22, Revelation 2:23, waarin een voorzegging van den val van Babylon ligt opgesloten. A. Ziet, Ik werp haar te bed, op een bed van pijn, niet van vermaak, een bed van vlammen, en zij, die met haar gezondigd hebben, zullen met haar lijden, tenzij dezen dat nu nog door bekering voorkomen.
B. En hare kinderen zal Ik door den dood ombrengen, Revelation 2:23, dat is door den tweeden dood, die de eigenlijke dood is en geen hoop op een toekomstig leven overlaat. Er is geen opstanding voor hen, die den tweeden dood sterven, maar alleen schande en eeuwige smart.
4. De bedoeling van Christus met de verwoesting van deze goddeloze verleiders, en deze was tot onderricht van anderen, met name van de gemeenten. En al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uwe werken, Revelation 2:23. God wordt gekend door de oordelen, die Hij ten uitvoer legt, en door deze wraak, die Hij op de verleiders nemen zou, zou Hij allen doen kennen:
A. Zijn onfeilbare kennis van de harten der mensen, van hun beginselen, voornemens, gezindheid, gemoedsgesteldheid, hun vormelijkheid om met de afgodendienaars samen te gaan.
B. Zijn onkreukbare rechtvaardigheid, waardoor Hij een iegelijk naar zijne werken geeft, waarbij de naam van Christen te zijn geen bescherming, en de gemeenten geen wijkplaatsen voor de zondaars en zondaressen zijn zullen.
5. De aanmoediging, gegeven aan hen, die zich zelven rein en onbevlekt bewaren. Doch ik zeg tot ulieden en tot de anderen enz., Revelation 2:24. Merk op:
A. Hoe deze verleiders hun leerstellingen noemden, diepten, diepzinnige geheimenissen, die het volk behaagden, en waardoor zij trachtten de mensen te doen geloven dat zij een dieper inzicht in den godsdienst hadden dan de dienaren bereikt hadden.
B. Hoe Christus ze noemt, diepten des Satans. Satanische begoochelingen en verleidingen, duivelse geheimen, want er bestaat een verborgenheid der ongerechtigheid, zowel als een geheim der godzaligheid. Het is gevaarlijk de verborgenheden Gods te verachten en het is gevaarlijk de geheimen des Satans te leren kennen.
C. Hoe teder Christus is voor Zijn getrouwe dienstknechten. Ik zal u geen anderen last opleggen, maar hetgeen gij hebt, houdt dat totdat Ik zal komen, Revelation 2:24. Ik zal uw geloof niet overladen met nieuwe verborgenheden, of uw geweten met nieuwe wetten. Ik verlang alleen uw aandacht voor hetgeen gij reeds ontvangen hebt. Houdt wat gij hebt, meer verlang ik niet. Christus zal komen om een einde te maken aan al de verzoekingen van Zijn volk, en indien zij het geloof bewaren in een goed geweten, zal wanneer Hij komt alle gevaar en moeite voor eeuwig voorbij zijn..
III. Wij komen nu tot het slot van Zijn boodschap, Revelation 2:26. Hier is in de eerste plaats:
1. De belofte van een heerlijke beloning voor de volhardende, overwinnende gelovigen, en wel tweeledig. A. Zeer grote macht en heerschappij over de andere bewoners der wereld. Macht over de heidenen. Dat kan betrekking hebben op den tijd, waarin het keizerrijk Christelijk zou worden en de wereld komen onder de heerschappij van een Christelijken keizer, zoals Constantijn de Grote de eerste was, maar het kan ook slaan op de andere wereld, waar de gelovigen met Christus ten oordeel zullen zitten in Zijnen troon en met Hem zich verenigen zullen in het onderzoeken, veroordelen en ten straf overleveren van de vijanden van Christus en Zijne gemeente. De oprechten zullen het koninkrijk beërven.
B. Kennis en wetenschap, die bij zoveel macht en heerschappij behoren. Ik zal hem de morgenster geven. Christus is de morgenster. Hij brengt het daglicht in de ziel, het licht van genade en heerlijkheid, en Hij zal Zijn volk dien overvloed van licht en wijsheid geven, die vereist wordt voor den staat van waardigheid en heerschappij, welken zij zullen verkrijgen op den morgen der opstanding.
2. Deze brief eindigt met de gewone oproeping tot aandacht: Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeente zegt, Revelation 2:29. In de voorgaande brieven gaat deze vermaning aan de beloften vooraf, maar in dezen en de volgende brieven komt zij daarna, ten einde ons te zeggen dat wij aandacht moeten schenken aan al de beloften zowel als aan al de voorschriften, die Christus aan Zijne gemeenten geeft.