Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 98". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-98.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 98". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 98Deze psalm heeft dezelfde strekking als de twee voorgaande, het is een profetie van het koninkrijk van de Messias, de oprichting ervan in de wereld en de toebrenging van de heidenen. De Chaldeer noemt hem een profetische psalm. Hij stelt in het licht:
I. De heerlijkheid van de Verlosser, Psalms 98:1..
II. De blijdschap van de verlosten, Psalms 98:4 Als wij bij het zingen van deze psalm op de rechte wijze aan Christus deze eer geven, en op goede gronden deze blijdschap voor onszelf nemen dan zingen wij met verstand. Indien zij, die Christus dag van verre gezien hebben en alleen in de belofte, zich aldus moesten verblijden, hoeveel te meer reden hebben wij dan niet om dit te doen, die deze dingen vervuld zien en delen in het betere, dat God over ons voorzien heeft, Hebrews 11:40.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 98Deze psalm heeft dezelfde strekking als de twee voorgaande, het is een profetie van het koninkrijk van de Messias, de oprichting ervan in de wereld en de toebrenging van de heidenen. De Chaldeer noemt hem een profetische psalm. Hij stelt in het licht:
I. De heerlijkheid van de Verlosser, Psalms 98:1..
II. De blijdschap van de verlosten, Psalms 98:4 Als wij bij het zingen van deze psalm op de rechte wijze aan Christus deze eer geven, en op goede gronden deze blijdschap voor onszelf nemen dan zingen wij met verstand. Indien zij, die Christus dag van verre gezien hebben en alleen in de belofte, zich aldus moesten verblijden, hoeveel te meer reden hebben wij dan niet om dit te doen, die deze dingen vervuld zien en delen in het betere, dat God over ons voorzien heeft, Hebrews 11:40.
Verzen 1-3
Psalm 98:1-3Wederom worden wij hier geroepen om de Heere een nieuw lied te zingen evenals tevoren Psalms 96:1. "zingt een allervoortreffelijkst lied, het beste, dat gij hebt." Laat het lied van Christus' liefde, evenals dat van Salomo over dat onderwerp, een lied van de liederen zijn. Een loflied voor verlossende liefde is een nieuw lied, zo een als tevoren niet is gezongen, want dit is een geheimenis, die voor eeuwen en geslachten verborgen is gebleven. Bekeerlingen zingen een nieuw lied, dat zeer verschillend is van hetgeen zij hebben gezongen, zij veranderen hun verwondering, en veranderen hun blijdschap, en daarom veranderen zij van lied. Indien Gods genade een nieuw hart in ons binnenste geeft, dan zal zij daarmee een nieuw lied geven in onze mond. In het Nieuwe Jeruzalem zullen nieuwe liederen worden gezongen, die tot in eeuwigheid nieuw zullen zijn en nooit zullen verouderen.
Last dit nieuwe lied gezongen worden tot eer van God, vanwege vier dingen.
1. De wonderen, die Hij gewrocht heeft, Hij heeft wonderen gedaan. Het werk van onze verlossing door Christus is een wonder. Als wij al de stappen ervan nagaan, van de beraming ervan, het desbetreffende raadsbesluit Gods van voor de grondlegging van de wereld, en de volvoering ervan met de eeuwige gevolgen, die er uit voortvloeien, als er geen tijd meer zijn zal, dan zullen wij zeggen dat God er wonderen in gedaan heeft. Het is geheel en al Zijn doen, en het is wonderlijk in onze ogen. Hoe meer het bekend wordt, hoe meer het zal worden bewonderd.
2. De overwinningen, die Hij behaald heeft. Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid hebben Hem de overwinning verkregen, Psalms 98:2. Onze Verlosser is alle de moeilijkheden teboven gekomen, die in de weg onzer verlossing lagen, Hij heeft zich door alle een weg gebrand, en was niet ontmoedigd door het werk en het lijden, dat Hem was toegewezen. Hij heeft al de vijanden onderworpen, die er zich tegen gesteld hadden, heeft de overwinning behaald over Satan, hem ontwapend en hem uitgeworpen uit zijn sterkten, Hij heeft "de overheden en machten uitgetogen," Colossians 2:15, heeft de machtige de vangst ontnomen, Isaiah 49:24, en aan de dood zijn doodwonde toegebracht, Hij heeft een onbetwistbare en volkomen overwinning verkregen, niet alleen voor Hemzelf, maar ook voor ons, want door Hem zijn wij meer dan overwinnaars. Deze overwinning heeft Hij door zichzelf behaald, door Zijn eigen macht, want er was niemand om te helpen, niemand om te ondersteunen, niemand, die zich durfde wagen in Zijn dienst, maar Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid, die altijd uitgestrekt zijn met goed gevolg, omdat ze nooit anders uitgestrekt zijn dan in een goede zaak, hebben Hem de overwinning verkregen, hebben Hem hulp en verlossing verkregen. Gods kracht en getrouwheid, hier Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid genoemd, hebben de Heere Jezus hulp gebracht door Hem op te wekken uit de doden en Hem aan Gods rechterhand te verhogen. Aldus Dr. Hammond.
3. De ontdekkingen, die Hij aan de wereld gedaan heeft van het werk van de verlossing. Wat Hij voor ons gewrocht heeft, heeft Hij ons geopenbaard, en beide door Zijn Zoon. De Evangelieopenbaring is hetgeen, waarop het Evangeliekoninkrijk is gegrond. "Het woord, dat God gezonden heeft," Acts 10:36, de opening van het verzegelde boek, is hetgeen met lofliederen bezongen moet worden, Revelation 5:8, omdat daardoor het mysterie aan het licht werd gebracht, dat lang verborgen was geweest in God. Merk op:
a. Het onderwerp van deze ontdekking, Zijn heil en Zijn gerechtigheid, die dikwijls samengevoegd worden, zoals in Isaiah 61:10, Isaiah 46:13, Isaiah 51:5, Isaiah 51:6, Isaiah 51:8. Heil duidt de verlossing zelf aan, en gerechtigheid de weg, waardoor het verkregen werd door de gerechtigheid van Christus. Of wel, het heil omvat al onze Evangelie-voorrechten, en de gerechtigheid al onze Evangelie-plichten, beide zijn bekend gemaakt, want God heeft ze samengevoegd, en wij moeten ze niet scheiden. Of wel, gerechtigheid is hier genomen voor de weg van onze rechtvaardigmaking door Christus, die in het Evangelie geopenbaard is te zijn door het geloof, Romans 1:17.
b. De eenvoudigheid dier ontdekking, Hij heeft het openlijk getoond, niet in typen en afschaduwing, zoals onder de wet, maar het is geschreven als met een zonnestraal, opdat die voorbijgaat het kunne lezen. Leraren zijn verordineerd om het in duidelijke, verstaanbare taal te prediken.
c. De uitgestrektheid van deze ontdekking, zij is gedaan voor de ogen van de heidenen en niet alleen de Joden- al de einden van de aarde hebben gezien het heil onzes Gods, want tot de heidenen was het woord van de zaligheid gezonden.
4. De vervulling van de profetieën en beloften des Ouden Testaments hierin, Psalms 98:3. Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid en Zijner waarheid aan het huis Israëls. God had genade weggelegd voor het zaad van Abraham, en had hun vele en grote verzekeringen gegeven van de goedertierenheid, die Hij voor hen bestemde in de laatste dagen, en het was tengevolge daarvan dat Hij Zijn Zoon Jezus verwekt heeft, niet alleen om een licht te zijn tot verlichting van de heidenen, maar ook om de heerlijkheid te zijn van Zijn volk Israël, want Hij heeft Hem in de eerste plaats gezonden om hen te zegenen. Van God wordt gezegd dat Hij, door Christus te zenden, barmhartigheid deed, die "beloofd was aan de vaderen, en gedachtig was aan Zijn heilig verbond", Luke 1:72. Hij heeft het dieswege gedaan, niet om enigerlei verdienste van hen.
Verzen 1-3
Psalm 98:1-3Wederom worden wij hier geroepen om de Heere een nieuw lied te zingen evenals tevoren Psalms 96:1. "zingt een allervoortreffelijkst lied, het beste, dat gij hebt." Laat het lied van Christus' liefde, evenals dat van Salomo over dat onderwerp, een lied van de liederen zijn. Een loflied voor verlossende liefde is een nieuw lied, zo een als tevoren niet is gezongen, want dit is een geheimenis, die voor eeuwen en geslachten verborgen is gebleven. Bekeerlingen zingen een nieuw lied, dat zeer verschillend is van hetgeen zij hebben gezongen, zij veranderen hun verwondering, en veranderen hun blijdschap, en daarom veranderen zij van lied. Indien Gods genade een nieuw hart in ons binnenste geeft, dan zal zij daarmee een nieuw lied geven in onze mond. In het Nieuwe Jeruzalem zullen nieuwe liederen worden gezongen, die tot in eeuwigheid nieuw zullen zijn en nooit zullen verouderen.
Last dit nieuwe lied gezongen worden tot eer van God, vanwege vier dingen.
1. De wonderen, die Hij gewrocht heeft, Hij heeft wonderen gedaan. Het werk van onze verlossing door Christus is een wonder. Als wij al de stappen ervan nagaan, van de beraming ervan, het desbetreffende raadsbesluit Gods van voor de grondlegging van de wereld, en de volvoering ervan met de eeuwige gevolgen, die er uit voortvloeien, als er geen tijd meer zijn zal, dan zullen wij zeggen dat God er wonderen in gedaan heeft. Het is geheel en al Zijn doen, en het is wonderlijk in onze ogen. Hoe meer het bekend wordt, hoe meer het zal worden bewonderd.
2. De overwinningen, die Hij behaald heeft. Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid hebben Hem de overwinning verkregen, Psalms 98:2. Onze Verlosser is alle de moeilijkheden teboven gekomen, die in de weg onzer verlossing lagen, Hij heeft zich door alle een weg gebrand, en was niet ontmoedigd door het werk en het lijden, dat Hem was toegewezen. Hij heeft al de vijanden onderworpen, die er zich tegen gesteld hadden, heeft de overwinning behaald over Satan, hem ontwapend en hem uitgeworpen uit zijn sterkten, Hij heeft "de overheden en machten uitgetogen," Colossians 2:15, heeft de machtige de vangst ontnomen, Isaiah 49:24, en aan de dood zijn doodwonde toegebracht, Hij heeft een onbetwistbare en volkomen overwinning verkregen, niet alleen voor Hemzelf, maar ook voor ons, want door Hem zijn wij meer dan overwinnaars. Deze overwinning heeft Hij door zichzelf behaald, door Zijn eigen macht, want er was niemand om te helpen, niemand om te ondersteunen, niemand, die zich durfde wagen in Zijn dienst, maar Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid, die altijd uitgestrekt zijn met goed gevolg, omdat ze nooit anders uitgestrekt zijn dan in een goede zaak, hebben Hem de overwinning verkregen, hebben Hem hulp en verlossing verkregen. Gods kracht en getrouwheid, hier Zijn rechterhand en de arm van Zijn heiligheid genoemd, hebben de Heere Jezus hulp gebracht door Hem op te wekken uit de doden en Hem aan Gods rechterhand te verhogen. Aldus Dr. Hammond.
3. De ontdekkingen, die Hij aan de wereld gedaan heeft van het werk van de verlossing. Wat Hij voor ons gewrocht heeft, heeft Hij ons geopenbaard, en beide door Zijn Zoon. De Evangelieopenbaring is hetgeen, waarop het Evangeliekoninkrijk is gegrond. "Het woord, dat God gezonden heeft," Acts 10:36, de opening van het verzegelde boek, is hetgeen met lofliederen bezongen moet worden, Revelation 5:8, omdat daardoor het mysterie aan het licht werd gebracht, dat lang verborgen was geweest in God. Merk op:
a. Het onderwerp van deze ontdekking, Zijn heil en Zijn gerechtigheid, die dikwijls samengevoegd worden, zoals in Isaiah 61:10, Isaiah 46:13, Isaiah 51:5, Isaiah 51:6, Isaiah 51:8. Heil duidt de verlossing zelf aan, en gerechtigheid de weg, waardoor het verkregen werd door de gerechtigheid van Christus. Of wel, het heil omvat al onze Evangelie-voorrechten, en de gerechtigheid al onze Evangelie-plichten, beide zijn bekend gemaakt, want God heeft ze samengevoegd, en wij moeten ze niet scheiden. Of wel, gerechtigheid is hier genomen voor de weg van onze rechtvaardigmaking door Christus, die in het Evangelie geopenbaard is te zijn door het geloof, Romans 1:17.
b. De eenvoudigheid dier ontdekking, Hij heeft het openlijk getoond, niet in typen en afschaduwing, zoals onder de wet, maar het is geschreven als met een zonnestraal, opdat die voorbijgaat het kunne lezen. Leraren zijn verordineerd om het in duidelijke, verstaanbare taal te prediken.
c. De uitgestrektheid van deze ontdekking, zij is gedaan voor de ogen van de heidenen en niet alleen de Joden- al de einden van de aarde hebben gezien het heil onzes Gods, want tot de heidenen was het woord van de zaligheid gezonden.
4. De vervulling van de profetieën en beloften des Ouden Testaments hierin, Psalms 98:3. Hij is gedachtig geweest Zijner goedertierenheid en Zijner waarheid aan het huis Israëls. God had genade weggelegd voor het zaad van Abraham, en had hun vele en grote verzekeringen gegeven van de goedertierenheid, die Hij voor hen bestemde in de laatste dagen, en het was tengevolge daarvan dat Hij Zijn Zoon Jezus verwekt heeft, niet alleen om een licht te zijn tot verlichting van de heidenen, maar ook om de heerlijkheid te zijn van Zijn volk Israël, want Hij heeft Hem in de eerste plaats gezonden om hen te zegenen. Van God wordt gezegd dat Hij, door Christus te zenden, barmhartigheid deed, die "beloofd was aan de vaderen, en gedachtig was aan Zijn heilig verbond", Luke 1:72. Hij heeft het dieswege gedaan, niet om enigerlei verdienste van hen.
Verzen 4-9
Psalm 98:4-9De oprichting van het koninkrijk van Christus wordt hier voorgesteld als een zaak van vreugde en lofzegging.
1. Laat al de kinderen van de mensen er zich in verblijden, want allen hebben zij er voordeel van, of kunnen het hebben. Telkens en nogmaals worden wij hier opgeroepen om op allerlei wijze onze vreugde er over uit te drukken, en er God de lof voor te geven. Juicht, zoals tevoren, Psalms 95:1, Psalms 95:2, roept uit van vreugde, als degenen, die aangedaan zijn door deze blijde tijdingen, en wensen dat ook anderen er door aangedaan zullen worden. Juicht en zingt vrolijk, Psalmzingt zingt Hosanna, Matthew 21:9, zingt Hallelujah, Revelation 19:6. Laat Hem welkom wezen op de troon, zoals nieuwe koningen verwelkomd worden, met luid gejuich, met vreugdekreten totdat de aarde er van weerklinkt, zoals toen Salomo tot koning werd uitgeroepen, I Koningen 1:40. En laat het gejuich van de menigte begeleid worden door de zangers en speellieden Psalms 87:7, Psalms 68:26, zoals gebruikelijk is bij zulke plechtigheden.
a. Laat heilige liederen de nieuwe Koning worden toegezongen: "Psalmzingt de Heere met de harp, met de harp en met de stem des gezangs. Geeft uitdrukking aan uw vreugde, maakt haar aldus bekend, wekt haar aldus nog meer op, en verbreidt haar onder anderen."
b. Laat die lofliederen ondersteund worden door gewijde muziek, niet slechts door de zachte, lieflijke melodie van de harp, maar, daar het een zegevierend Koning is, wiens eer en roem bezorgen worden, en die uitgaat overwinnende en opdat Hij overwonne, zo laat Hem uitgeroepen worden onder de tonen van de krijgsmuziek, van trompetten en bazuingeklank, Psalms 98:6. Laat al die vreugde Gode gewijd zijn, en laat er uiting aan worden gegeven op een plechtige, Godsdienstige wijze, juicht de Heere, Psalms 98:4, Psalmzingt de Heere, Psalms 98:5, doet het voor het aangezicht des Konings, des Heeren, Psalms 98:6. Vleselijke vrolijkheid is vijandig aan deze heilige blijdschap. Toen David huppelde voor de ark, zei hij dat het "was voor het aangezicht des Heeren," en de Godsvrucht van de bedoeling rechtvaardigde niet slechts wat hij deed, maar prees het aan. Telkenmale als wij voor het aangezicht des Heeren verschijnen, moeten wij ons in Hem verblijden, Deuteronomy 12:12, ons verblijden voor het aangezicht van de Heere Jezus, en voor Hem, niet alleen als de Heiland, maar als de Koning, de Koning van de koningen, de Koning van de kerk, en onze Koning.
2. Laat de mindere schepselen er zich in verblijden, Psalms 98:7. Dit is van gelijke strekking met hetgeen wij tevoren hadden, Psalms 96:11 Psalms 96:13. De zee bruise, en laat dit niet, zoals het wel eens placht, een schrikwekkend geluid genoemd worden, maar een vreugdevol geluid, want de komst van Christus en het heil door Hem gewerkt hebben de eigenschap van de moeilijkheden en verschrikkingen van deze wereld geheel en al veranderd, zodat, als de rivieren haar bruisen verheffen, haar golven verheffen, wij dit niet moeten beschouwen of uitleggen als een aandruisen van de zee tegen ons, maar veeleer als een zich verheugen met ons. Dat de rivieren haar vreugde uiten, zoals de mensen het doen als zij in de handen klappen, en laat de bergen, die beefden van vrees voor het aangezicht Gods, toen Hij nederkwam op de berg Sinaï om de wet te geven vreugde bedrijven voor Zijn aangezicht als het Evangelie gepredikt wordt, en dat woord des Heeren uitgaat van Zion op zachte lieflijke wijze. Dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven voor het aangezicht des Heeren. Dit geeft te kennen dat het koninkrijk van Christus een zegen zal wezen voor geheel de schepping, en gelijk de mindere schepselen de eer verkondigen van de Schepper, Psalms 19:1, zo verkondigen zij ook de eer van de Verlosser, want door Hem zijn niet slechts alle dingen in wezen, maar bestaan ook in hun orde. Het geeft mee te kennen dat de kinderen van de mensen achterlijk zullen wezen in het bewijzen van hun eerbied aan de Verlosser, en dat Hij er daarom voor moet uitzien naar de zee en de rivieren die de stompzinnigheid en ondankbaarheid van het mensdom zullen beschamen. En misschien moet hier gedacht worden aan de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, die wij, naar Zijn belofte verwachten, 2 Peter 3:13, en deze tweede vermelding van Zijn komst, evenals in Psalms 96:1, kan wel in de eerste plaats betrekking hebben op Zijn wederkomst, wanneer al deze dingen gelouterd zullen zijn, dan zal Hij komen om de wereld te richten in gerechtigheid. In het vooruitzicht van die dag verheugen zich allen die geheiligd zijn, en zelfs de zee, de rivieren en de bergen zouden zich verblijden, indien zij het konden. Men zou denken dat Vergilius het oog had op deze psalmen, zowel als op de orakelen van de Cumeaanse Sibylle, in zijn vierde eclogue, als hij daar of uit onwetendheid of met moedwillige onjuistheid op Asinius Pollio de aloude profetieën toepast, welker vervulling in die tijd verwacht werd, want hij leefde onder de regering van keizer Augustus even voor de geboorte van onze Heiland. Hij erkent dat zij de geboorte verwachtten van een kind van de hemel, dat een grote zegen zou wezen voor de wereld en de gouden eeuw zou herstellen:
"Jam nova progenies caelo demittitur alto Een nieuw geslacht daalt van de hemel neer, "
En dat zou de zonde wegnemen,
"Te duce, si qua manent sceleris vestigia nostra, Irrita perpetua solvent formidine terras Uw invloed zal iedere smet van bederf uitwissen, en de wereld bevrijden van verschrikking."
Vele andere dingen zegt hij van dit langverwachte kind, die Ludovicus Vives in zijn aantekeningen op deze eclogue toepasselijk acht op Christus, en, evenals de psalmist hier, besluit hij met een vooruitzicht op het zich verblijden van geheel de schepping hierin:
"Aspice, venturo laetentur utomnia saeclo. Zie, hoe deze beloofde eeuw allen doet juichen."
En zo allen juichen en zich verblijden, waarom dan niet ook wij?
Verzen 4-9
Psalm 98:4-9De oprichting van het koninkrijk van Christus wordt hier voorgesteld als een zaak van vreugde en lofzegging.
1. Laat al de kinderen van de mensen er zich in verblijden, want allen hebben zij er voordeel van, of kunnen het hebben. Telkens en nogmaals worden wij hier opgeroepen om op allerlei wijze onze vreugde er over uit te drukken, en er God de lof voor te geven. Juicht, zoals tevoren, Psalms 95:1, Psalms 95:2, roept uit van vreugde, als degenen, die aangedaan zijn door deze blijde tijdingen, en wensen dat ook anderen er door aangedaan zullen worden. Juicht en zingt vrolijk, Psalmzingt zingt Hosanna, Matthew 21:9, zingt Hallelujah, Revelation 19:6. Laat Hem welkom wezen op de troon, zoals nieuwe koningen verwelkomd worden, met luid gejuich, met vreugdekreten totdat de aarde er van weerklinkt, zoals toen Salomo tot koning werd uitgeroepen, I Koningen 1:40. En laat het gejuich van de menigte begeleid worden door de zangers en speellieden Psalms 87:7, Psalms 68:26, zoals gebruikelijk is bij zulke plechtigheden.
a. Laat heilige liederen de nieuwe Koning worden toegezongen: "Psalmzingt de Heere met de harp, met de harp en met de stem des gezangs. Geeft uitdrukking aan uw vreugde, maakt haar aldus bekend, wekt haar aldus nog meer op, en verbreidt haar onder anderen."
b. Laat die lofliederen ondersteund worden door gewijde muziek, niet slechts door de zachte, lieflijke melodie van de harp, maar, daar het een zegevierend Koning is, wiens eer en roem bezorgen worden, en die uitgaat overwinnende en opdat Hij overwonne, zo laat Hem uitgeroepen worden onder de tonen van de krijgsmuziek, van trompetten en bazuingeklank, Psalms 98:6. Laat al die vreugde Gode gewijd zijn, en laat er uiting aan worden gegeven op een plechtige, Godsdienstige wijze, juicht de Heere, Psalms 98:4, Psalmzingt de Heere, Psalms 98:5, doet het voor het aangezicht des Konings, des Heeren, Psalms 98:6. Vleselijke vrolijkheid is vijandig aan deze heilige blijdschap. Toen David huppelde voor de ark, zei hij dat het "was voor het aangezicht des Heeren," en de Godsvrucht van de bedoeling rechtvaardigde niet slechts wat hij deed, maar prees het aan. Telkenmale als wij voor het aangezicht des Heeren verschijnen, moeten wij ons in Hem verblijden, Deuteronomy 12:12, ons verblijden voor het aangezicht van de Heere Jezus, en voor Hem, niet alleen als de Heiland, maar als de Koning, de Koning van de koningen, de Koning van de kerk, en onze Koning.
2. Laat de mindere schepselen er zich in verblijden, Psalms 98:7. Dit is van gelijke strekking met hetgeen wij tevoren hadden, Psalms 96:11 Psalms 96:13. De zee bruise, en laat dit niet, zoals het wel eens placht, een schrikwekkend geluid genoemd worden, maar een vreugdevol geluid, want de komst van Christus en het heil door Hem gewerkt hebben de eigenschap van de moeilijkheden en verschrikkingen van deze wereld geheel en al veranderd, zodat, als de rivieren haar bruisen verheffen, haar golven verheffen, wij dit niet moeten beschouwen of uitleggen als een aandruisen van de zee tegen ons, maar veeleer als een zich verheugen met ons. Dat de rivieren haar vreugde uiten, zoals de mensen het doen als zij in de handen klappen, en laat de bergen, die beefden van vrees voor het aangezicht Gods, toen Hij nederkwam op de berg Sinaï om de wet te geven vreugde bedrijven voor Zijn aangezicht als het Evangelie gepredikt wordt, en dat woord des Heeren uitgaat van Zion op zachte lieflijke wijze. Dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven voor het aangezicht des Heeren. Dit geeft te kennen dat het koninkrijk van Christus een zegen zal wezen voor geheel de schepping, en gelijk de mindere schepselen de eer verkondigen van de Schepper, Psalms 19:1, zo verkondigen zij ook de eer van de Verlosser, want door Hem zijn niet slechts alle dingen in wezen, maar bestaan ook in hun orde. Het geeft mee te kennen dat de kinderen van de mensen achterlijk zullen wezen in het bewijzen van hun eerbied aan de Verlosser, en dat Hij er daarom voor moet uitzien naar de zee en de rivieren die de stompzinnigheid en ondankbaarheid van het mensdom zullen beschamen. En misschien moet hier gedacht worden aan de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, die wij, naar Zijn belofte verwachten, 2 Peter 3:13, en deze tweede vermelding van Zijn komst, evenals in Psalms 96:1, kan wel in de eerste plaats betrekking hebben op Zijn wederkomst, wanneer al deze dingen gelouterd zullen zijn, dan zal Hij komen om de wereld te richten in gerechtigheid. In het vooruitzicht van die dag verheugen zich allen die geheiligd zijn, en zelfs de zee, de rivieren en de bergen zouden zich verblijden, indien zij het konden. Men zou denken dat Vergilius het oog had op deze psalmen, zowel als op de orakelen van de Cumeaanse Sibylle, in zijn vierde eclogue, als hij daar of uit onwetendheid of met moedwillige onjuistheid op Asinius Pollio de aloude profetieën toepast, welker vervulling in die tijd verwacht werd, want hij leefde onder de regering van keizer Augustus even voor de geboorte van onze Heiland. Hij erkent dat zij de geboorte verwachtten van een kind van de hemel, dat een grote zegen zou wezen voor de wereld en de gouden eeuw zou herstellen:
"Jam nova progenies caelo demittitur alto Een nieuw geslacht daalt van de hemel neer, "
En dat zou de zonde wegnemen,
"Te duce, si qua manent sceleris vestigia nostra, Irrita perpetua solvent formidine terras Uw invloed zal iedere smet van bederf uitwissen, en de wereld bevrijden van verschrikking."
Vele andere dingen zegt hij van dit langverwachte kind, die Ludovicus Vives in zijn aantekeningen op deze eclogue toepasselijk acht op Christus, en, evenals de psalmist hier, besluit hij met een vooruitzicht op het zich verblijden van geheel de schepping hierin:
"Aspice, venturo laetentur utomnia saeclo. Zie, hoe deze beloofde eeuw allen doet juichen."
En zo allen juichen en zich verblijden, waarom dan niet ook wij?