Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 47". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-47.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 47". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 47Het doel van deze psalm is: ons op te wekken om God te loven, alle volken er toe op te wekken, en:
I. Er wordt ons gezegd hoe het te doen: in het openbaar, met blijmoedigheid en verstand, Psalms 47:2, Psalms 47:7, Psalms 47:8.
II. Wij worden voorzien van stof om te loven.
1. Gods majesteit, Psalms 47:2
2. Zijn vrijmachtige en algemeens heerschappij, Psalms 47:3, Psalms 47:8.
3. De grote dingen, die Hij voor Zijn volk gedaan heeft en doen zal, Psalms 47:4 Velen veronderstellen dat deze psalm geschreven werd bij gelegenheid van het opbrengen van de ark naar de berg Zion, waar Psalms 47:6 naar schijnt te verwijzen: GOD VAART OP MET GEJUICH, maar hij ziet nog verder, naar het opvaren van Christus naar het hemelse Zion, nadat Hij Zijn onderneming op aarde volbracht had, en naar het oprichten van Zijn koninkrijk in de wereld, waarvan de heidenen gewillige onderdanen zullen worden. Bij het zingen van deze psalm moeten wij eer geven aan de verhoogde Verlosser, ons verblijden in Zijn verhoging en zijn lof bekend maken, belijdende dat Hij de Heere is tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 47Het doel van deze psalm is: ons op te wekken om God te loven, alle volken er toe op te wekken, en:
I. Er wordt ons gezegd hoe het te doen: in het openbaar, met blijmoedigheid en verstand, Psalms 47:2, Psalms 47:7, Psalms 47:8.
II. Wij worden voorzien van stof om te loven.
1. Gods majesteit, Psalms 47:2
2. Zijn vrijmachtige en algemeens heerschappij, Psalms 47:3, Psalms 47:8.
3. De grote dingen, die Hij voor Zijn volk gedaan heeft en doen zal, Psalms 47:4 Velen veronderstellen dat deze psalm geschreven werd bij gelegenheid van het opbrengen van de ark naar de berg Zion, waar Psalms 47:6 naar schijnt te verwijzen: GOD VAART OP MET GEJUICH, maar hij ziet nog verder, naar het opvaren van Christus naar het hemelse Zion, nadat Hij Zijn onderneming op aarde volbracht had, en naar het oprichten van Zijn koninkrijk in de wereld, waarvan de heidenen gewillige onderdanen zullen worden. Bij het zingen van deze psalm moeten wij eer geven aan de verhoogde Verlosser, ons verblijden in Zijn verhoging en zijn lof bekend maken, belijdende dat Hij de Heere is tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Verzen 1-5
Psalm 47:1-5Het hart van de psalmist, vervuld zijnde van grote en goede gedachten van God, poogt hij allen, die hem omringen, op te wekken om met hem God te loven, als iemand, die overtuigd is dat God alle eer en lof waardig is, en die smart gevoelt over zijn eigen en anderer tekortkoming in dit gezegende werk. Merk in deze verzen op:
I. Wie geroepen worden om God te loven" al gij volken, gij gehele volk van Israël," deze waren zijn eigen onderdanen onder zijn zorg en beheer, en daarom zal hij hen opwekken om God te loven, want op hen heeft hij invloed. Wat anderen ook mogen doen, hij en zijn huis, en zijn volk, zullen de Heere loven. Of "al gij volken van de aarde"; en aldus kan het genomen worden als een profetie van de bekering van de heidenen en hun toebrenging tot de kerk. Zie Romans 15:11
II. Waartoe zij geroepen worden: klapt in de handen, ten teken van uw blijdschap en voldoening over hetgeen God voor u gedaan heeft van uw goedkeuring, ja van uw bewondering van hetgeen God gedaan heeft in het algemeen en van uw verontwaardiging op al de vijanden van Gods heerlijkheid, Job 27:23 Klapt in de handen, als mensen, die vervoerd zijn van vreugde en zich niet kunnen inhouden; juicht Gode, niet om Hem te doen horen Zijn oor is niet zwaar geworden maar om allen, die u omringen, te doen horen, hen te doen opmerken hoezeer gij getroffen en vervuld zijt van de werken Gods. Juicht van vreugde in Hem en in Zijn macht en goedheid, opdat anderen zich met u verenigen in uw triomf." Zulke uitdrukkingen van Godvruchtige blijdschap en liefde, die aan sommigen onbetamelijk kunnen toeschijnen, moeten niet haastig afgekeurd en veroordeeld worden, en nog veel minder worden bespot, want als zij voortkomen uit een oprecht hart, dan zal God de kracht van de liefde aannemen, en de zwakheid in de wijze van uitdrukking voorbijzien.
III. Wat ons wordt voorgesteld als stof om God te loven.
1. Dat de God met wie wij te doen hebben een God is van ontzaglijke majesteit, Psalms 47:3 De Heere, de Allerhoogste, is vreselijk. Hij is oneindig ver boven de edelste schepselen, hoger dan de hoogste. Er zijn volmaaktheden in Hem, die door allen geëerd moeten worden inzonderheid de macht, heiligheid en rechtvaardigheid, die gevreesd moeten worden door allen, die met Hem strijden.
2. Dat Hij een God is van vrijmachtige en algemeens heerschappij; Hij is een Koning, die alleen heerst en met volstrekte macht en gezag, een Koning van de gehele aarde. Al de schepselen, door Hem gemaakt zijnde, zijn Hem onderworpen, en daarom is Hij een groot Koning, de Koning van de koningen.
3. Dat Hij bijzonder zorg draagt voor Zijn volk en hun belangen, dit gedaan heeft en altijd doen zal.
A. Door hun overwinning en voorspoed te geven, Psalms 47:4, de volken onder hen brengende en de natten onder hun voeten, zowel die hen in de weg stonden, Psalms 44:1. 3, als die hen aanvielen. Dit heeft God voor hen gedaan, getuige hun geplant worden in Kanan en hun blijven aldaar tot op deze dag. Zij twijfelden niet of Hij zou dit nog voor hen doen door Zijn knecht David, die voorspoedig was waar hij ook zijn zegevierende wapenen richtte; Naar dit ziet voorwaarts naar het koninkrijk van de Messias, dat de gehele aarde zal omvatten en niet beperkt zal zijn tot de Joodse natie. Jezus Christus zal de heidenen onderwerpen, Hij zal hen als schapen inbrengen in de stal, dat is de betekenis van het woord, niet ter slachting, maar ter bewaring, ter behoudenis. Hij zal hun genegenheden onderwerpen, en hen tot een gewillig volk maken ten dage van Zijn heirkracht, hun gedachten leiden tot Zijn gehoorzaamheid, en hen, die afgedwaald waren, terugbrengen onder de leiding van "de grote Herder en Opziener van de zielen," 1 Peter 2:25
B. Door hun rust en een vaste verblijfplaats te schenken Psalms 47:5. Hij verkiest voor ons onze erfenis. Hij had het land Kanan verkozen tot erfdeel voor Israël; het was het land, dat de Heere hun God voor hen uitgespeurd had, zie Deuteronomy 32:8 Dit rechtvaardigde hun bezit van dat land en gaf er hun recht op, en dit maakte hun bezit ervan lieflijk en aangenaam. Zij hadden reden om te denken dat het een gelukkig, goed erfdeel was, en er tevreden en voldaan mee te zijn, daar de oneindige wijsheid het voor hen had verkoren. En de oprichting van Gods heiligdom erin maakte het tot de "heerlijkheid," de eer, van Jakob," en Hij heeft zo goed een erfdeel voor Jakob gekozen, omdat Hij hem liefhad, Deuteronomy 7:8 Pas dit geestelijk toe, en dan spreekt het:
a. Van het voorrecht van de heiligen, dat God zelf hun erfdeel voor hen verkoren heeft, en het een schone erfenis is. Hij heeft het gekozen, die de ziel kent en weet wat dienen kan om haar gelukkig te maken, en Hij heeft zo goed gekozen, dat Hij zelf het ondernomen heeft "het deel hunner erve te zijn" Psalms 16:5, en Hij heeft in de andere wereld een onverderfelijke erfenis voor hen bewaard, 1 Peter 1:4 Dit zal inderdaad de heerlijkheid van Jakob zijn voor wie Hij, omdat Hij hem liefhad, een zaligheid heeft bereid, als die geen oog heeft gezien.
b. Het geloof en de onderworpenheid van de heiligen aan God. Dit is de taal van iedere Godvruchtige ziel: God zal mijn erfdeel voor mij verkiezen; laat Hem mij mijn erfdeel aanwijzen, en ik zal erin berusten, er mee tevreden zijn. Hij weet wet goed voor mij is, beter dan ik het zelf weet, en daarom zal ik geen wil hebben dan die zich oplost in de Zijnen.
Verzen 1-5
Psalm 47:1-5Het hart van de psalmist, vervuld zijnde van grote en goede gedachten van God, poogt hij allen, die hem omringen, op te wekken om met hem God te loven, als iemand, die overtuigd is dat God alle eer en lof waardig is, en die smart gevoelt over zijn eigen en anderer tekortkoming in dit gezegende werk. Merk in deze verzen op:
I. Wie geroepen worden om God te loven" al gij volken, gij gehele volk van Israël," deze waren zijn eigen onderdanen onder zijn zorg en beheer, en daarom zal hij hen opwekken om God te loven, want op hen heeft hij invloed. Wat anderen ook mogen doen, hij en zijn huis, en zijn volk, zullen de Heere loven. Of "al gij volken van de aarde"; en aldus kan het genomen worden als een profetie van de bekering van de heidenen en hun toebrenging tot de kerk. Zie Romans 15:11
II. Waartoe zij geroepen worden: klapt in de handen, ten teken van uw blijdschap en voldoening over hetgeen God voor u gedaan heeft van uw goedkeuring, ja van uw bewondering van hetgeen God gedaan heeft in het algemeen en van uw verontwaardiging op al de vijanden van Gods heerlijkheid, Job 27:23 Klapt in de handen, als mensen, die vervoerd zijn van vreugde en zich niet kunnen inhouden; juicht Gode, niet om Hem te doen horen Zijn oor is niet zwaar geworden maar om allen, die u omringen, te doen horen, hen te doen opmerken hoezeer gij getroffen en vervuld zijt van de werken Gods. Juicht van vreugde in Hem en in Zijn macht en goedheid, opdat anderen zich met u verenigen in uw triomf." Zulke uitdrukkingen van Godvruchtige blijdschap en liefde, die aan sommigen onbetamelijk kunnen toeschijnen, moeten niet haastig afgekeurd en veroordeeld worden, en nog veel minder worden bespot, want als zij voortkomen uit een oprecht hart, dan zal God de kracht van de liefde aannemen, en de zwakheid in de wijze van uitdrukking voorbijzien.
III. Wat ons wordt voorgesteld als stof om God te loven.
1. Dat de God met wie wij te doen hebben een God is van ontzaglijke majesteit, Psalms 47:3 De Heere, de Allerhoogste, is vreselijk. Hij is oneindig ver boven de edelste schepselen, hoger dan de hoogste. Er zijn volmaaktheden in Hem, die door allen geëerd moeten worden inzonderheid de macht, heiligheid en rechtvaardigheid, die gevreesd moeten worden door allen, die met Hem strijden.
2. Dat Hij een God is van vrijmachtige en algemeens heerschappij; Hij is een Koning, die alleen heerst en met volstrekte macht en gezag, een Koning van de gehele aarde. Al de schepselen, door Hem gemaakt zijnde, zijn Hem onderworpen, en daarom is Hij een groot Koning, de Koning van de koningen.
3. Dat Hij bijzonder zorg draagt voor Zijn volk en hun belangen, dit gedaan heeft en altijd doen zal.
A. Door hun overwinning en voorspoed te geven, Psalms 47:4, de volken onder hen brengende en de natten onder hun voeten, zowel die hen in de weg stonden, Psalms 44:1. 3, als die hen aanvielen. Dit heeft God voor hen gedaan, getuige hun geplant worden in Kanan en hun blijven aldaar tot op deze dag. Zij twijfelden niet of Hij zou dit nog voor hen doen door Zijn knecht David, die voorspoedig was waar hij ook zijn zegevierende wapenen richtte; Naar dit ziet voorwaarts naar het koninkrijk van de Messias, dat de gehele aarde zal omvatten en niet beperkt zal zijn tot de Joodse natie. Jezus Christus zal de heidenen onderwerpen, Hij zal hen als schapen inbrengen in de stal, dat is de betekenis van het woord, niet ter slachting, maar ter bewaring, ter behoudenis. Hij zal hun genegenheden onderwerpen, en hen tot een gewillig volk maken ten dage van Zijn heirkracht, hun gedachten leiden tot Zijn gehoorzaamheid, en hen, die afgedwaald waren, terugbrengen onder de leiding van "de grote Herder en Opziener van de zielen," 1 Peter 2:25
B. Door hun rust en een vaste verblijfplaats te schenken Psalms 47:5. Hij verkiest voor ons onze erfenis. Hij had het land Kanan verkozen tot erfdeel voor Israël; het was het land, dat de Heere hun God voor hen uitgespeurd had, zie Deuteronomy 32:8 Dit rechtvaardigde hun bezit van dat land en gaf er hun recht op, en dit maakte hun bezit ervan lieflijk en aangenaam. Zij hadden reden om te denken dat het een gelukkig, goed erfdeel was, en er tevreden en voldaan mee te zijn, daar de oneindige wijsheid het voor hen had verkoren. En de oprichting van Gods heiligdom erin maakte het tot de "heerlijkheid," de eer, van Jakob," en Hij heeft zo goed een erfdeel voor Jakob gekozen, omdat Hij hem liefhad, Deuteronomy 7:8 Pas dit geestelijk toe, en dan spreekt het:
a. Van het voorrecht van de heiligen, dat God zelf hun erfdeel voor hen verkoren heeft, en het een schone erfenis is. Hij heeft het gekozen, die de ziel kent en weet wat dienen kan om haar gelukkig te maken, en Hij heeft zo goed gekozen, dat Hij zelf het ondernomen heeft "het deel hunner erve te zijn" Psalms 16:5, en Hij heeft in de andere wereld een onverderfelijke erfenis voor hen bewaard, 1 Peter 1:4 Dit zal inderdaad de heerlijkheid van Jakob zijn voor wie Hij, omdat Hij hem liefhad, een zaligheid heeft bereid, als die geen oog heeft gezien.
b. Het geloof en de onderworpenheid van de heiligen aan God. Dit is de taal van iedere Godvruchtige ziel: God zal mijn erfdeel voor mij verkiezen; laat Hem mij mijn erfdeel aanwijzen, en ik zal erin berusten, er mee tevreden zijn. Hij weet wet goed voor mij is, beter dan ik het zelf weet, en daarom zal ik geen wil hebben dan die zich oplost in de Zijnen.
Verzen 6-10
Psalm 47:6-10Hier worden wij zeer dringend vermaand om God te loven, Zijn lof te zingen; zo traag en achterlijk zijn wij in het volbrengen van deze plicht, dat wij er door gebod op gebod en regel op regel toe gedrongen moeten worden en op die wijze worden wij er hier toe gedrongen en vermaand, Psalms 47:7, psalmzingt Gode, en wederom: psalmzingt. Dit geeft te kennen dat het een zeer nodige en uitnemende plicht is een plicht, die wij herhaaldelijk en ijverig moeten volbrengen, wij kunnen telkens en nogmaals Gods lof zingen in dezelfde bewoordingen, zonder in ijdele herhalingen te vervallen, zo het slechts met liefde gedaan wordt. Zal een volk zijn God niet prijzen? Daniel 5:4 Zullen onderdanen hun koning niet prijzen? God is onze God, onze Koning, en daarom moeten wij Hem prijzen; wij moeten Zijn lof zingen als degenen, die er zich in verlustigen en er zich niet voor schamen. Maar er wordt hier een nodige regel aan toegevoegd, Psalms 47:8, psalmzingt met verstand, met maskil, een onderwijzing.
1. Op verstandige wijze, als degenen, die zelf verstaan waarom, om welke reden gij God prijst, en wat de betekenis is van deze dienst." Dit is de regel des Evangelies, 1 Corinthians 14:1. 15, "met de geest te zingen, en ook met het verstand te zingen," het is slechts met het hart dat wij de Heere psalmen, Ephesians 5:19 Het is geen welbehaaglijke dienst, als het geen redelijke dienst is.
2. Met een onderwijzing, als degenen, die aan anderen Gods heerlijke werken willen doen verstaan, hen willen leren Hem te loven."
Er worden in deze verzen drie dingen genoemd als rechtmatige stof voor onze lof, en ieder daarvan heeft nog een dubbele betekenis.
I. Wij moeten God prijzen, die opvaart Psalms 47:6 God vaart op met gejuich, hetgeen verwijzen kan:
1. Naar het opvoeren van de ark naar de berg Zion, dat met grote plechtigheid gedaan werd, David zelf huppelde voor de ark, terwijl de priesters waarschijnlijk op de bazuin en het volk met luid gejubel volgde. Daar de ark het ingestelde teken was van Gods bijzondere tegenwoordigheid, kon, toen deze met volmacht van Hem opgevoerd werd, gezegd worden dat Hij opvoer. Als Gods inzettingen uit onbekendheid van de mensen er mee in het licht worden gesteld, zodat zij openlijk en plechtig waargenomen kunnen worden, dan is dit een grote gunst voor ieder volk, waarin zij reden hebben zich te verblijden en waarvoor zij dankbaar moeten wezen.
2. Naar de hemelvaart van onze Heere Jezus, toen Hij Zijn werk op aarde volbracht had, Acts 1:9 Toen "voer God op met gejuich," het geklank eens konings, het gejuich eens overwinnaars, als een, die "overheden en machten uitgetogen hebbende, de gevangenen gevankelijk wegvoerde," Psalms 68:19 Hij voer op als Middelaar, afgeschaduwd door de ark en het verzoendeksel daarop, en werd evenals de ark in het Heilige van de heiligen gebracht, "in de hemel zelf," zie Hebrews 9:24 Wij lezen van geen gejuich geen bazuingeschal bij de hemelvaart van Christus, maar het waren de bewoners van de bovenwereld, deze kinderen Gods, die toen juichten, Job 38:7. "Hij zal weerkomen, gelijk Hij naar de hemel heen gevaren is," Acts 1:1; 11, en wij zijn er zeker van dat Hij wederkomen zal met gejuich en bazuingeschal. II. Wij moeten God loven als regerende, Psalms 47:8, Psalms 47:9 God is niet slechts onze Koning, weshalve wij Hem hulde moeten bewijzen, maar Hij is Koning van de gehele aarde, over al de koningen van de aarde, en daarom moet Hem aan iedere plaats het reukwerk des lofs geofferd worden. Dit nu kan verstaan worden:
1. Van het rijk van de voorzienigheid. Als Schepper, als de God van de natuur, heerst God over de heidenen, beschikt Hij over hen en over al hun zaken naar het Hem behaagt, hoewel zij Hem niet kennen en Hem niet eren. God zit op de troon van Zijn heiligheid, die Hij bereid heeft in de hemelen, en daar heerst Hij over allen, zelfs over de heidenen, door en aan hen Zijn eigen doeleinden tot stand brengende. Zie hier de uitgestrektheid van Gods heerschappij, allen zijn geboren binnen Zijn rechtsgebied; zelfs de heidenen, die andere goden dienen, worden geregeerd door de ware God, onze God, Of zij het willen of niet. Zie de billijkheid, de rechtmatigheid van Zijn regering; het is een troon van heiligheid, waarop Hij gezeten is, vanwaar Hij volmachten en orders geeft en oordelen uitspreekt, waarin, naar wij zeker zijn, geen ongerechtigheid is.
2. Van het koninkrijk van de Messias. Jezus Christus, die God is, en wiens troon eeuwig is en altoos, regeert over de heidenen. Hem is niet alleen het bestuur toevertrouwd over het rijk van de voorzienigheid, maar Hij zal het koninkrijk van Zijn genade oprichten in de heidenwereld en heersen in het hart van zeer velen, die in het heidendom waren geboren en opgevoed, Ephesians 2:12, Ephesians 2:13 Daarvan spreekt de apostel als van een grote verborgenheid, dat "de heidenen medeërfgenamen zijn," Ephesians 3:6 Christus zit op de troon van Zijn heiligheid, Zijn troon in de hemel, waar geheel het bestuur van Zijn regering bestemd en bedoeld is om Gods heiligheid te openbaren en onder de kinderen van de mensen heiligheid te bevorderen.
III. Wij moeten God loven als zijnde gediend en geëerd door de vorsten des volks, Psalms 47:10 Dit kan verstaan worden:
1. Van het congres of de bijeenkomst van de Staten van Israël, de hoofden en oversten van de onderscheidene stammen, op de plechtige feesten, of om de openbare zaken des volks te bespreken en af te doen. Het was de eer van Israël, dat zij het volk waren van de God van Abraham, gelijk zij Abrahams zaad waren, en in het verbond waren opgenomen; en Gode zij dank, deze zegen van Abraham is tot de heidenen gekomen, Galatians 3:14. Het was hun geluk, dat zij een gevestigde regering hadden, "de edelen des volks, die de schilden waren van hun land." De overheid is het schild van een volk, en het is voor ieder volk een grote zegen om dit schild te hebben, inzonderheid als hun vorsten, hun schilden, des Heren zijn, Hem toebehoren toegewijd zijn aan Zijn eer, en als hun macht gebruikt wordt in Zijn dienst, want dan wordt Hij grotelijks verhoogd. Evenzo is het de eer van God dat, in een anderen zin, de schilden van de aarde Hem toebehoren, de overheid is Zijn instelling, en Hij doet haar dienen tot Zijn eigen doeleinden in de regering van de wereld, het hart van de koningen neigende als waterbeken tot al wat Hij wil. Het stond goed met Israël toen de vorsten van het volk bijeenkwamen om over het openbare welzijn te beraadslagen. Het eenstemmige gevoelen van de groten van een volk ten opzichte van hetgeen tot hun vrede dient is een zeer gelukkig voorteken, dat overvloed van zegeningen belooft.
2. Het kan toegepast worden op de roeping van de heidenen in de kerk van Christus en beschouwd worden als een profetie, dat in de dagen van de Messias de koningen van de aarde en hun volken zich bij de kerk zullen voegen en hun heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem zullen brengen; dat zij allen het volk zullen worden van de God Abrahams, aan wie beloofd was dat hij de vader van vele volken zou zijn. De vrijwilligen van het volk zo kan het ook gelezen worden, het is hetzelfde woord, dat in psalm 110:3 gebruikt is: "Uw volk zal gewillig zijn" want die tot Christus vergaderd worden, zijn niet gedwongen, maar gewillig gemaakt om de Zijnen te wezen. Als de schilden van de aarde, de zinnebeelden van de koninklijke waardigheid, 1 Kings 14:27, 1 Kings 14:28, aan de Heere Jezus worden overgegeven, zoals de sleutelen van een stad aan de overwinnaar of de soeverein worden aangeboden, als vorsten hun macht aanwenden om de belangen van de Godsdienst te bevorderen, dan wordt Christus grotelijks verheerlijkt en verhoogd.
Verzen 6-10
Psalm 47:6-10Hier worden wij zeer dringend vermaand om God te loven, Zijn lof te zingen; zo traag en achterlijk zijn wij in het volbrengen van deze plicht, dat wij er door gebod op gebod en regel op regel toe gedrongen moeten worden en op die wijze worden wij er hier toe gedrongen en vermaand, Psalms 47:7, psalmzingt Gode, en wederom: psalmzingt. Dit geeft te kennen dat het een zeer nodige en uitnemende plicht is een plicht, die wij herhaaldelijk en ijverig moeten volbrengen, wij kunnen telkens en nogmaals Gods lof zingen in dezelfde bewoordingen, zonder in ijdele herhalingen te vervallen, zo het slechts met liefde gedaan wordt. Zal een volk zijn God niet prijzen? Daniel 5:4 Zullen onderdanen hun koning niet prijzen? God is onze God, onze Koning, en daarom moeten wij Hem prijzen; wij moeten Zijn lof zingen als degenen, die er zich in verlustigen en er zich niet voor schamen. Maar er wordt hier een nodige regel aan toegevoegd, Psalms 47:8, psalmzingt met verstand, met maskil, een onderwijzing.
1. Op verstandige wijze, als degenen, die zelf verstaan waarom, om welke reden gij God prijst, en wat de betekenis is van deze dienst." Dit is de regel des Evangelies, 1 Corinthians 14:1. 15, "met de geest te zingen, en ook met het verstand te zingen," het is slechts met het hart dat wij de Heere psalmen, Ephesians 5:19 Het is geen welbehaaglijke dienst, als het geen redelijke dienst is.
2. Met een onderwijzing, als degenen, die aan anderen Gods heerlijke werken willen doen verstaan, hen willen leren Hem te loven."
Er worden in deze verzen drie dingen genoemd als rechtmatige stof voor onze lof, en ieder daarvan heeft nog een dubbele betekenis.
I. Wij moeten God prijzen, die opvaart Psalms 47:6 God vaart op met gejuich, hetgeen verwijzen kan:
1. Naar het opvoeren van de ark naar de berg Zion, dat met grote plechtigheid gedaan werd, David zelf huppelde voor de ark, terwijl de priesters waarschijnlijk op de bazuin en het volk met luid gejubel volgde. Daar de ark het ingestelde teken was van Gods bijzondere tegenwoordigheid, kon, toen deze met volmacht van Hem opgevoerd werd, gezegd worden dat Hij opvoer. Als Gods inzettingen uit onbekendheid van de mensen er mee in het licht worden gesteld, zodat zij openlijk en plechtig waargenomen kunnen worden, dan is dit een grote gunst voor ieder volk, waarin zij reden hebben zich te verblijden en waarvoor zij dankbaar moeten wezen.
2. Naar de hemelvaart van onze Heere Jezus, toen Hij Zijn werk op aarde volbracht had, Acts 1:9 Toen "voer God op met gejuich," het geklank eens konings, het gejuich eens overwinnaars, als een, die "overheden en machten uitgetogen hebbende, de gevangenen gevankelijk wegvoerde," Psalms 68:19 Hij voer op als Middelaar, afgeschaduwd door de ark en het verzoendeksel daarop, en werd evenals de ark in het Heilige van de heiligen gebracht, "in de hemel zelf," zie Hebrews 9:24 Wij lezen van geen gejuich geen bazuingeschal bij de hemelvaart van Christus, maar het waren de bewoners van de bovenwereld, deze kinderen Gods, die toen juichten, Job 38:7. "Hij zal weerkomen, gelijk Hij naar de hemel heen gevaren is," Acts 1:1; 11, en wij zijn er zeker van dat Hij wederkomen zal met gejuich en bazuingeschal. II. Wij moeten God loven als regerende, Psalms 47:8, Psalms 47:9 God is niet slechts onze Koning, weshalve wij Hem hulde moeten bewijzen, maar Hij is Koning van de gehele aarde, over al de koningen van de aarde, en daarom moet Hem aan iedere plaats het reukwerk des lofs geofferd worden. Dit nu kan verstaan worden:
1. Van het rijk van de voorzienigheid. Als Schepper, als de God van de natuur, heerst God over de heidenen, beschikt Hij over hen en over al hun zaken naar het Hem behaagt, hoewel zij Hem niet kennen en Hem niet eren. God zit op de troon van Zijn heiligheid, die Hij bereid heeft in de hemelen, en daar heerst Hij over allen, zelfs over de heidenen, door en aan hen Zijn eigen doeleinden tot stand brengende. Zie hier de uitgestrektheid van Gods heerschappij, allen zijn geboren binnen Zijn rechtsgebied; zelfs de heidenen, die andere goden dienen, worden geregeerd door de ware God, onze God, Of zij het willen of niet. Zie de billijkheid, de rechtmatigheid van Zijn regering; het is een troon van heiligheid, waarop Hij gezeten is, vanwaar Hij volmachten en orders geeft en oordelen uitspreekt, waarin, naar wij zeker zijn, geen ongerechtigheid is.
2. Van het koninkrijk van de Messias. Jezus Christus, die God is, en wiens troon eeuwig is en altoos, regeert over de heidenen. Hem is niet alleen het bestuur toevertrouwd over het rijk van de voorzienigheid, maar Hij zal het koninkrijk van Zijn genade oprichten in de heidenwereld en heersen in het hart van zeer velen, die in het heidendom waren geboren en opgevoed, Ephesians 2:12, Ephesians 2:13 Daarvan spreekt de apostel als van een grote verborgenheid, dat "de heidenen medeërfgenamen zijn," Ephesians 3:6 Christus zit op de troon van Zijn heiligheid, Zijn troon in de hemel, waar geheel het bestuur van Zijn regering bestemd en bedoeld is om Gods heiligheid te openbaren en onder de kinderen van de mensen heiligheid te bevorderen.
III. Wij moeten God loven als zijnde gediend en geëerd door de vorsten des volks, Psalms 47:10 Dit kan verstaan worden:
1. Van het congres of de bijeenkomst van de Staten van Israël, de hoofden en oversten van de onderscheidene stammen, op de plechtige feesten, of om de openbare zaken des volks te bespreken en af te doen. Het was de eer van Israël, dat zij het volk waren van de God van Abraham, gelijk zij Abrahams zaad waren, en in het verbond waren opgenomen; en Gode zij dank, deze zegen van Abraham is tot de heidenen gekomen, Galatians 3:14. Het was hun geluk, dat zij een gevestigde regering hadden, "de edelen des volks, die de schilden waren van hun land." De overheid is het schild van een volk, en het is voor ieder volk een grote zegen om dit schild te hebben, inzonderheid als hun vorsten, hun schilden, des Heren zijn, Hem toebehoren toegewijd zijn aan Zijn eer, en als hun macht gebruikt wordt in Zijn dienst, want dan wordt Hij grotelijks verhoogd. Evenzo is het de eer van God dat, in een anderen zin, de schilden van de aarde Hem toebehoren, de overheid is Zijn instelling, en Hij doet haar dienen tot Zijn eigen doeleinden in de regering van de wereld, het hart van de koningen neigende als waterbeken tot al wat Hij wil. Het stond goed met Israël toen de vorsten van het volk bijeenkwamen om over het openbare welzijn te beraadslagen. Het eenstemmige gevoelen van de groten van een volk ten opzichte van hetgeen tot hun vrede dient is een zeer gelukkig voorteken, dat overvloed van zegeningen belooft.
2. Het kan toegepast worden op de roeping van de heidenen in de kerk van Christus en beschouwd worden als een profetie, dat in de dagen van de Messias de koningen van de aarde en hun volken zich bij de kerk zullen voegen en hun heerlijkheid in het Nieuwe Jeruzalem zullen brengen; dat zij allen het volk zullen worden van de God Abrahams, aan wie beloofd was dat hij de vader van vele volken zou zijn. De vrijwilligen van het volk zo kan het ook gelezen worden, het is hetzelfde woord, dat in psalm 110:3 gebruikt is: "Uw volk zal gewillig zijn" want die tot Christus vergaderd worden, zijn niet gedwongen, maar gewillig gemaakt om de Zijnen te wezen. Als de schilden van de aarde, de zinnebeelden van de koninklijke waardigheid, 1 Kings 14:27, 1 Kings 14:28, aan de Heere Jezus worden overgegeven, zoals de sleutelen van een stad aan de overwinnaar of de soeverein worden aangeboden, als vorsten hun macht aanwenden om de belangen van de Godsdienst te bevorderen, dan wordt Christus grotelijks verheerlijkt en verhoogd.