Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 43". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-43.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 43". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 43Deze psalm werd waarschijnlijk bij diezelfde gelegenheid geschreven als de vorige, en daar hij geen opschrift heeft, kan hij er als een aanhangsel van worden beschouwd; de ziekte terugkerende, nam hij terstond hetzelfde geneesmiddel te baat, daar hij het in zijn boek had opgetekend met een PROBATUM EST er bij. Het tweede vers van deze psalm is bijna gelijkluidend met het tiende van de vorige psalm, gelijk het vijfde van deze volkomen gelijk is aan het twaalfde van die. Christus zelf, die de Geest had zonder mate, heeft, als er aanleiding toe was, een tweede en derde maal gebeden, zeggende dezelfde woorden, Matthew 26:44. In deze psalm:
I. Doet hij een beroep op God nopens het kwaad, dat hem gedaan was door zijn vijanden, Psalms 43:1,
II. Bidt hij God om wederom het genot te erlangen van vrijelijk de openbaren eredienst bij te wonen, en belooft er dan een goed gebruik van te zullen maken Psalms 43:3, Psalms 43:4
III. Poogt hij de ontroering in zijn gemoed tot bedaren te brengen door een levendige hoop en een vast vertrouwen op God, Psalms 43:5 Als wij onder het zingen van deze psalm hiernaar streven, dan zingen wij met genade in ons hart.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 43Deze psalm werd waarschijnlijk bij diezelfde gelegenheid geschreven als de vorige, en daar hij geen opschrift heeft, kan hij er als een aanhangsel van worden beschouwd; de ziekte terugkerende, nam hij terstond hetzelfde geneesmiddel te baat, daar hij het in zijn boek had opgetekend met een PROBATUM EST er bij. Het tweede vers van deze psalm is bijna gelijkluidend met het tiende van de vorige psalm, gelijk het vijfde van deze volkomen gelijk is aan het twaalfde van die. Christus zelf, die de Geest had zonder mate, heeft, als er aanleiding toe was, een tweede en derde maal gebeden, zeggende dezelfde woorden, Matthew 26:44. In deze psalm:
I. Doet hij een beroep op God nopens het kwaad, dat hem gedaan was door zijn vijanden, Psalms 43:1,
II. Bidt hij God om wederom het genot te erlangen van vrijelijk de openbaren eredienst bij te wonen, en belooft er dan een goed gebruik van te zullen maken Psalms 43:3, Psalms 43:4
III. Poogt hij de ontroering in zijn gemoed tot bedaren te brengen door een levendige hoop en een vast vertrouwen op God, Psalms 43:5 Als wij onder het zingen van deze psalm hiernaar streven, dan zingen wij met genade in ons hart.
Verzen 1-5
Psalm 43:1-5Met gepaste uitdrukkingen van hetgeen er omgaat in zijn ziel wendt David zich hierdoor geloof en gebed tot God als zijn rechter, zijn sterkte, zijn gids, zijn blijdschap en zijn hoop.
I. Als zijn rechter, zijn rechtvaardige rechter, die, naar hij wist, hem zal oordelen en die daar hij zich bewust is van zijn oprechtheid uitspraak zal doen ten zijnen dunste, Psalms 43:1 Doe mij recht, o God, en voer mijn rechtsgeding. Er waren die hem beschuldigden, tegen hen is hij verweerder, en van hun gerechtshof, waar hij ten onrechte schuldig verklaard en veroordeeld werd, beroept hij zich op het hof van de hemel, het opperste gerechtshof, biddende dat hun oordeel tegen hem vernietigd en zijn onschuld aan het licht gebracht zal worden. Er waren er, die hem onrecht hadden gedaan, en tegen hen treedt hij op als klager, en brengt zijn klacht tot Hem, die de wreker is van onrecht, biddende om recht voor zichzelf en recht aan hen.
Merk op:
1 Wie zijn vijanden waren, met welke hij deze strijd had te strijden. Er was een zondige groep van mannen, die hij een goddeloos of ongoedertieren volk noemt; zij, die het op onbarmhartige wijze hebben doen blijken dat zij goddeloos zijn want zij, die enigerlei vreze of liefde hebben voor hun meester, zullen medelijden hebben met hun mededienstknechten. En hier was de slechte man, hun opperhoofd, een man van bedrog en van onrecht, zeer waarschijnlijk Saul, die niet alleen aan David geen goedertierenheid betoond heeft, maar zeer vals en trouweloos met hem gehandeld heeft. Als het Absalom was, die hij bedoelde, dan was diens karakter niet beter. Zolang er nog zulke slechte mensen buiten de hel zijn, en er gehele troepen of volken zijn van de zodanige, is het niet vreemd dat godvruchtige mensen, die nog niet in de hemel zijn, een lage en harde behandeling ondervinden. Sommigen denken dat David door de geest van de profetie deze psalm ontworpen heeft ten gebruike van de Joden in hun gevangenschap in Babylon, en dat de Chaldeeën het ongoedertieren volk zijn, dat hier bedoeld is, op hen was het zeer toepasselijk, maar alleen zoals andere dergelijke Schriftuurplaatsen, waarvan geen van eigen uitlegging is. God kon hem bestemd hebben voor hun gebruik, hetzij David dit al of niet gedaan heeft.
2. Wat zijn gebed is met betrekking tot hen: Doe mij recht. Aangaande de twist, die God met hem had wegens zonde, bidt hij: " Treed niet met mij in het gericht, want dan zal ik veroordeeld worden", maar aangaande de twist die zijn vijanden met hem hadden, bidt hij. "Heere, doe mij recht, want ik weet dat ik gerechtvaardigd zal worden; voer mij rechtsgeding, neem het voor mij op, en verschijn in Uw voorzienigheid ten mijnen behoeve." Hij, wiens zaak eerlijk is, kan verwachten dat God haar zal voorstaan. Twist mijn twistzaak om mij van hen te bevrijden, zodat ik niet wordt overgegeven in hun begeerte." Wij moeten onze zaak genoegzaam voorgestaan achten als wij verlost worden, al is het ook dat onze vijanden niet worden verwoest.
II. Als zijn sterkte, zijn algenoegzame kracht; aldus beschouwt hij God, Psalms 43:2 Gij zijt de God van mijn sterkte, mijn God, mijn sterkte, aan wie al mijn sterkte is ontleend, die mij dikwijls versterkt hebt, en zonder wie ik zwak ben als water, volslagen onmachtig om iets voor U te doen of te lijden." David bedreef nu rouw, was ontbloot van geestelijke blijdschap maar toch bevond hij dat God de God van zijn sterkte was. Indien wij geen vertroosting kunnen smaken in God, dan kunnen wij toch op Hem steunen en geestelijke steun verlangen terwijl wij geestelijk genot ontberen. David pleit nu hierop bij God: Gij zijt de God, op wie ik steun als mijne sterkte, waarom verstoot Gij mij dan? " Dat was een vergissing, want nooit verstoot God hen, die op Hem betrouwen, hoe treurig zij ook de toestand achten waarin zij zich bevinden "Gij zijt de God van mijn sterkte, waarom is mijn vijand mij dan te sterk, en waarom ga ik in het zwart vanwege zijn verdrukking?" Het is moeilijk de macht van de vijanden van de kerk overeen te brengen met de almachtige sterkte van de God van de kerk, maar ten dage als al Zijn vijanden tot Zijn voetbank worden gesteld, zal dit overeen gebracht worden.
III. Als zijn gids, zijn getrouwe gids Psalms 43:3 Leid mij, breng mij tot de berg van Uw heiligheid. Hij bidt:
1. Dat God hem door Zijn voorzienigheid zal terugbrengen uit zijn ballingschap, hem de weg zal openen om wederom vrijelijk te kunnen genieten van de voorrechten van Gods heiligdom. Zijn hart is op de berg van Gods heiligheid en in Zijn woningen, niet in de vertroostingen en lieflijkheid van zijn gezin, zijn bevorderingen aan het hof, of zijn vermaken, het Genesis van dit alles kon hij dragen, maar hij smacht er naar Gods woningen weer te zien, niets is in zijn ogen zo lieflijk als deze, daar wenste hij teruggebracht te worden. Daarom bidt hij: "Zend Uw licht en Uw waarheid, laat mij die hebben als vrucht van Uw gunst, die licht is, en de vervulling van Uw belofte, die waarheid is. Meer behoeven wij niet te begeren om ons gelukkig te maken, dan het goede dat voortvloeit uit Gods gunst en opgesloten is in Zijn belofte. Die goedertierenheid, die waarheid, is genoeg, is alles, en als wij deze in de beschikkingen van Gods voorzienigheid zien, dan zich wij onder een zeer veilig geleide. Hen, die God leidt, leidt Hij tot de berg van Zijn heiligheid en tot Zijn woningen; diegenen dus, die voorgeven door de Geest te worden geleid en zich toch afkeren van de inzettingen Gods, moeten zeer stellig dwalen.
2. Dat God door Zijn genade hem in gemeenschap met Hem zal doen komen, en hem zal bereiden voor het zien en de genieting van Hem in de andere wereld. Sommigen van de Joodse schrijvers verstaan hier door licht en waarheid, Messias de Vorst, en Elia Zijn voorloper, deze zijn gekomen in antwoord op de gebeden van het Oude Testament. Maar nog behoren wij te bidden om Gods lichtende waarheid, om de Geest van licht en waarheid, die het gemis vergoedt van Christus lichamelijke tegenwoordigheid, om ons in te leiden in de verborgenheid van de Godzaligheid en ons te besturen op de weg naar de hemel. Als God Zijn licht en Zijn waarheid zendt in ons hart dan zullen die ons opvoeren naar de bovenwereld in al onze Godsdienstige verrichtingen en ons leiden in al onze bedoelingen en verwachtingen; en als wij nauwgezet dat licht en die waarheid volgen, dan zullen zij ons gewis heenbrengen naar de heiligen berg hierboven.
IV. Als zijn blijdschap, zijn uitnemende blijdschap. Als God hem leidt naar Zijn woningen als Hij hem zijn vorige vrijheden weergeeft dan weet hij zeer wel wat hij te doen heeft; dan zal ik ingaan tot Gods altaar, Psalms 43:4 Hij zal zo dicht als hij kan tot God naderen, tot de God van de blijdschap van zijn verheuging. Zij, die tot Gods woningen komen, moeten komen tot Zijn altaar, zij, die tot de inzettingen komen moeten er zich op voorbereiden, zich ervoor bevoegd maken, en dan komen tot bijzondere inzettingen, tot die welke ons het meest in dankbare liefde aan God verbinden. Hoe dichter wij tot God komen, hoe vaster wij Hem aankleven, hoe beter. Zij, die tot Gods altaar komen moeten wel toezien dat zij daarin tot God komen, tot Hem naderen met het hart, met een waarachtig hart, wij komen tevergeefs tot de heilige inzettingen indien wij in die inzettingen niet tot de heilige God komen. Zij, die tot God komen, moeten tot Hem komen als de God van de blijdschap van hun verheuging, niet slechts als hun toekomstige gelukzaligheid maar als hun tegenwoordige blijdschap, en dat niet een gewone, maar een uitnemende blijdschap, al de blijdschap van de zinnen en van de tijd ver overtreffende. In het oorspronkelijke is die uitdrukking zeer krachtig, tot God, de blijdschap van mijn verheuging, of van mijn triomf. Wat het ook zij waarin wij ons verblijden of triomferen, God moet er de blijdschap van wezen, al onze vreugde er in moet eindigen in Hem, en moet door de gave heengaan tot de gever. Als wij tot God komen als tot onze uitnemende blijdschap, dan moeten onze genietingen en vertroostingen in Hem de stof wezen van ons loven van Hem als God, onze God. Ik zal U loven met de harp, o God, mijn God! David muntte uit in het bespelen van de harp, 1 Samuel 16:16, 1 Samuel 16:18, en met datgene, waarin hij uitmuntte, wilde hij God loven, want God moet geloofd worden met het beste dat wij hebben; het is betamelijk dat Hij met het beste geloofd en geprezen wordt, die het beste is.
V. Als zijn hoop, zijn nimmer falende hoop Psalms 43:5 Evenals tevoren twist David hier met zichzelf om zijn gedruktheid en vertwijfeling en erkent hij verkeerd te doen met er aan toe te geven, daar hij er geen reden toe heeft. Wat buigt gij u neer, o mijn ziel? Dan stelt hij zich gerust met de gelovige verwachting, die hij had om Gode eer te geven: Hoop op God want ik zal Hem nog loven. En om heerlijkheid te genieten bij God: Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God. Hierop kunnen wij nooit te veel de nadruk leggen want het is hetgeen waarin en waarbij wij moeten leven en sterven.
Verzen 1-5
Psalm 43:1-5Met gepaste uitdrukkingen van hetgeen er omgaat in zijn ziel wendt David zich hierdoor geloof en gebed tot God als zijn rechter, zijn sterkte, zijn gids, zijn blijdschap en zijn hoop.
I. Als zijn rechter, zijn rechtvaardige rechter, die, naar hij wist, hem zal oordelen en die daar hij zich bewust is van zijn oprechtheid uitspraak zal doen ten zijnen dunste, Psalms 43:1 Doe mij recht, o God, en voer mijn rechtsgeding. Er waren die hem beschuldigden, tegen hen is hij verweerder, en van hun gerechtshof, waar hij ten onrechte schuldig verklaard en veroordeeld werd, beroept hij zich op het hof van de hemel, het opperste gerechtshof, biddende dat hun oordeel tegen hem vernietigd en zijn onschuld aan het licht gebracht zal worden. Er waren er, die hem onrecht hadden gedaan, en tegen hen treedt hij op als klager, en brengt zijn klacht tot Hem, die de wreker is van onrecht, biddende om recht voor zichzelf en recht aan hen.
Merk op:
1 Wie zijn vijanden waren, met welke hij deze strijd had te strijden. Er was een zondige groep van mannen, die hij een goddeloos of ongoedertieren volk noemt; zij, die het op onbarmhartige wijze hebben doen blijken dat zij goddeloos zijn want zij, die enigerlei vreze of liefde hebben voor hun meester, zullen medelijden hebben met hun mededienstknechten. En hier was de slechte man, hun opperhoofd, een man van bedrog en van onrecht, zeer waarschijnlijk Saul, die niet alleen aan David geen goedertierenheid betoond heeft, maar zeer vals en trouweloos met hem gehandeld heeft. Als het Absalom was, die hij bedoelde, dan was diens karakter niet beter. Zolang er nog zulke slechte mensen buiten de hel zijn, en er gehele troepen of volken zijn van de zodanige, is het niet vreemd dat godvruchtige mensen, die nog niet in de hemel zijn, een lage en harde behandeling ondervinden. Sommigen denken dat David door de geest van de profetie deze psalm ontworpen heeft ten gebruike van de Joden in hun gevangenschap in Babylon, en dat de Chaldeeën het ongoedertieren volk zijn, dat hier bedoeld is, op hen was het zeer toepasselijk, maar alleen zoals andere dergelijke Schriftuurplaatsen, waarvan geen van eigen uitlegging is. God kon hem bestemd hebben voor hun gebruik, hetzij David dit al of niet gedaan heeft.
2. Wat zijn gebed is met betrekking tot hen: Doe mij recht. Aangaande de twist, die God met hem had wegens zonde, bidt hij: " Treed niet met mij in het gericht, want dan zal ik veroordeeld worden", maar aangaande de twist die zijn vijanden met hem hadden, bidt hij. "Heere, doe mij recht, want ik weet dat ik gerechtvaardigd zal worden; voer mij rechtsgeding, neem het voor mij op, en verschijn in Uw voorzienigheid ten mijnen behoeve." Hij, wiens zaak eerlijk is, kan verwachten dat God haar zal voorstaan. Twist mijn twistzaak om mij van hen te bevrijden, zodat ik niet wordt overgegeven in hun begeerte." Wij moeten onze zaak genoegzaam voorgestaan achten als wij verlost worden, al is het ook dat onze vijanden niet worden verwoest.
II. Als zijn sterkte, zijn algenoegzame kracht; aldus beschouwt hij God, Psalms 43:2 Gij zijt de God van mijn sterkte, mijn God, mijn sterkte, aan wie al mijn sterkte is ontleend, die mij dikwijls versterkt hebt, en zonder wie ik zwak ben als water, volslagen onmachtig om iets voor U te doen of te lijden." David bedreef nu rouw, was ontbloot van geestelijke blijdschap maar toch bevond hij dat God de God van zijn sterkte was. Indien wij geen vertroosting kunnen smaken in God, dan kunnen wij toch op Hem steunen en geestelijke steun verlangen terwijl wij geestelijk genot ontberen. David pleit nu hierop bij God: Gij zijt de God, op wie ik steun als mijne sterkte, waarom verstoot Gij mij dan? " Dat was een vergissing, want nooit verstoot God hen, die op Hem betrouwen, hoe treurig zij ook de toestand achten waarin zij zich bevinden "Gij zijt de God van mijn sterkte, waarom is mijn vijand mij dan te sterk, en waarom ga ik in het zwart vanwege zijn verdrukking?" Het is moeilijk de macht van de vijanden van de kerk overeen te brengen met de almachtige sterkte van de God van de kerk, maar ten dage als al Zijn vijanden tot Zijn voetbank worden gesteld, zal dit overeen gebracht worden.
III. Als zijn gids, zijn getrouwe gids Psalms 43:3 Leid mij, breng mij tot de berg van Uw heiligheid. Hij bidt:
1. Dat God hem door Zijn voorzienigheid zal terugbrengen uit zijn ballingschap, hem de weg zal openen om wederom vrijelijk te kunnen genieten van de voorrechten van Gods heiligdom. Zijn hart is op de berg van Gods heiligheid en in Zijn woningen, niet in de vertroostingen en lieflijkheid van zijn gezin, zijn bevorderingen aan het hof, of zijn vermaken, het Genesis van dit alles kon hij dragen, maar hij smacht er naar Gods woningen weer te zien, niets is in zijn ogen zo lieflijk als deze, daar wenste hij teruggebracht te worden. Daarom bidt hij: "Zend Uw licht en Uw waarheid, laat mij die hebben als vrucht van Uw gunst, die licht is, en de vervulling van Uw belofte, die waarheid is. Meer behoeven wij niet te begeren om ons gelukkig te maken, dan het goede dat voortvloeit uit Gods gunst en opgesloten is in Zijn belofte. Die goedertierenheid, die waarheid, is genoeg, is alles, en als wij deze in de beschikkingen van Gods voorzienigheid zien, dan zich wij onder een zeer veilig geleide. Hen, die God leidt, leidt Hij tot de berg van Zijn heiligheid en tot Zijn woningen; diegenen dus, die voorgeven door de Geest te worden geleid en zich toch afkeren van de inzettingen Gods, moeten zeer stellig dwalen.
2. Dat God door Zijn genade hem in gemeenschap met Hem zal doen komen, en hem zal bereiden voor het zien en de genieting van Hem in de andere wereld. Sommigen van de Joodse schrijvers verstaan hier door licht en waarheid, Messias de Vorst, en Elia Zijn voorloper, deze zijn gekomen in antwoord op de gebeden van het Oude Testament. Maar nog behoren wij te bidden om Gods lichtende waarheid, om de Geest van licht en waarheid, die het gemis vergoedt van Christus lichamelijke tegenwoordigheid, om ons in te leiden in de verborgenheid van de Godzaligheid en ons te besturen op de weg naar de hemel. Als God Zijn licht en Zijn waarheid zendt in ons hart dan zullen die ons opvoeren naar de bovenwereld in al onze Godsdienstige verrichtingen en ons leiden in al onze bedoelingen en verwachtingen; en als wij nauwgezet dat licht en die waarheid volgen, dan zullen zij ons gewis heenbrengen naar de heiligen berg hierboven.
IV. Als zijn blijdschap, zijn uitnemende blijdschap. Als God hem leidt naar Zijn woningen als Hij hem zijn vorige vrijheden weergeeft dan weet hij zeer wel wat hij te doen heeft; dan zal ik ingaan tot Gods altaar, Psalms 43:4 Hij zal zo dicht als hij kan tot God naderen, tot de God van de blijdschap van zijn verheuging. Zij, die tot Gods woningen komen, moeten komen tot Zijn altaar, zij, die tot de inzettingen komen moeten er zich op voorbereiden, zich ervoor bevoegd maken, en dan komen tot bijzondere inzettingen, tot die welke ons het meest in dankbare liefde aan God verbinden. Hoe dichter wij tot God komen, hoe vaster wij Hem aankleven, hoe beter. Zij, die tot Gods altaar komen moeten wel toezien dat zij daarin tot God komen, tot Hem naderen met het hart, met een waarachtig hart, wij komen tevergeefs tot de heilige inzettingen indien wij in die inzettingen niet tot de heilige God komen. Zij, die tot God komen, moeten tot Hem komen als de God van de blijdschap van hun verheuging, niet slechts als hun toekomstige gelukzaligheid maar als hun tegenwoordige blijdschap, en dat niet een gewone, maar een uitnemende blijdschap, al de blijdschap van de zinnen en van de tijd ver overtreffende. In het oorspronkelijke is die uitdrukking zeer krachtig, tot God, de blijdschap van mijn verheuging, of van mijn triomf. Wat het ook zij waarin wij ons verblijden of triomferen, God moet er de blijdschap van wezen, al onze vreugde er in moet eindigen in Hem, en moet door de gave heengaan tot de gever. Als wij tot God komen als tot onze uitnemende blijdschap, dan moeten onze genietingen en vertroostingen in Hem de stof wezen van ons loven van Hem als God, onze God. Ik zal U loven met de harp, o God, mijn God! David muntte uit in het bespelen van de harp, 1 Samuel 16:16, 1 Samuel 16:18, en met datgene, waarin hij uitmuntte, wilde hij God loven, want God moet geloofd worden met het beste dat wij hebben; het is betamelijk dat Hij met het beste geloofd en geprezen wordt, die het beste is.
V. Als zijn hoop, zijn nimmer falende hoop Psalms 43:5 Evenals tevoren twist David hier met zichzelf om zijn gedruktheid en vertwijfeling en erkent hij verkeerd te doen met er aan toe te geven, daar hij er geen reden toe heeft. Wat buigt gij u neer, o mijn ziel? Dan stelt hij zich gerust met de gelovige verwachting, die hij had om Gode eer te geven: Hoop op God want ik zal Hem nog loven. En om heerlijkheid te genieten bij God: Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts en mijn God. Hierop kunnen wij nooit te veel de nadruk leggen want het is hetgeen waarin en waarbij wij moeten leven en sterven.