Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 149

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 149

De voorgaande psalm was een hymne des lofs aan de Schepper, deze is gewijd aan de Verlosser. Het is een psalm van triomf in de God Israëls, en over de vijanden van Israël. Hij werd waarschijnlijk geschreven bij gelegenheid van een overwinning, waarmee Israël gezegend werd en geëerd. Sommigen maken de gissing, dat hij geschreven werd toen David de burg Zion had ingenomen, en er zijn regering had gevestigd. Maar hij ziet verder en wel naar het koninkrijk van de Messias, die in de wagen van Zijn eeuwig Evangelie uitgaat, overwinnende en opdat Hij overwon. Op Hem, op Zijn genade en heerlijkheid, moeten wij het oog hebben bij het zingen van deze psalm die spreekt:

I. Van overvloedige blijdschap voor al het volk van God, Psalms 149:1..

II. Van grote verschrikking voor de hoogmoedigsten hunner vijanden, Psalms 149:6.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, PSALMEN 149

De voorgaande psalm was een hymne des lofs aan de Schepper, deze is gewijd aan de Verlosser. Het is een psalm van triomf in de God Israëls, en over de vijanden van Israël. Hij werd waarschijnlijk geschreven bij gelegenheid van een overwinning, waarmee Israël gezegend werd en geëerd. Sommigen maken de gissing, dat hij geschreven werd toen David de burg Zion had ingenomen, en er zijn regering had gevestigd. Maar hij ziet verder en wel naar het koninkrijk van de Messias, die in de wagen van Zijn eeuwig Evangelie uitgaat, overwinnende en opdat Hij overwon. Op Hem, op Zijn genade en heerlijkheid, moeten wij het oog hebben bij het zingen van deze psalm die spreekt:

I. Van overvloedige blijdschap voor al het volk van God, Psalms 149:1..

II. Van grote verschrikking voor de hoogmoedigsten hunner vijanden, Psalms 149:6.

Verzen 1-5

Psalm 149:1-5

I. Wij hebben hier de oproep, gericht tot Gods Israël om te loven. In de vorige psalm werden al Zijn werken opgewekt om Hem te loven, maar hier zijn het inzonderheid de heiligen, die daartoe opgeroepen worden. Merk dan op:

1. Wie geroepen worden om God te loven. Israël in het algemeen, het lichaam van de kerk Psalms 149:2, de kinderen Zions in het bijzonder, De inwoners van die heilige berg, die nader bij God zijn dan andere Israëlieten, van hen, die het Woord en de inzettingen Gods in hun nabijheid hebben, die er geen verre reizen voor behoeven te doen, wordt met recht verwacht dat zij meer zullen doen in het loven van God dan anderen. Alle ware Christenen kunnen zich kinderen Zions noemen, want in geloof en hoop zijn wij tot de berg Zion gekomen, Hebrews 12:22. De heiligen moeten God loven, de heiligen in belijdenis, de heiligen in macht, want dat is het doel hunner heiligmaking, zij zijn toegewijd aan de heerlijkheid Gods en vernieuwd door de genade Gods, opdat zij Hem zijn tot een naam en tot lof.

2. Wat het beginsel moet zijn van deze lof, en dat is: heilige blijdschap in God: dat Israël zich verblijde, en de kinderen Zions zich verheugen en Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen om die eer. Onze lof van God moet voortkomen uit een hart, dat vervuld is van vreugde en triomf in Gods hoedanigheden en in onze betrekking tot Hem. Veel van de kracht van de Godzaligheid in het hart bestaat daarin, dat wij God tot onze hoogste blijdschap maken, en dat wij ons in Hem vertroosten en verlustigen, en ons geloof in Christus wordt beschreven door onze blijdschap in Hem. Wij geven eer aan God als wij ons in Hem verlustigen. Wij moeten opspringen van vreugde om die eer, ons verblijden in Hem als onze eer, en in het deel, dat wij in Hem hebben, en laat ons het als onze eer beschouwen dat wij tot hen behoren, die zich vermijden in God.

3. Wat de uitdrukkingen moeten wezen van de lof. Wij moeten op iedere geschikte wijze de lof van God verkondigen. Zingt de Heere. Wij moeten er ons mee onderhouden en Zijn naam verkondigen door Hem te psalmzingen, Psalms 149:3, te juichen, Psalms 149:5, want wij moeten psalmen zingen met ons hart als degenen, die zich dit niet schamen niet alleen, maar er in verruimd zijn. Wij moeten een nieuw lied zingen, nieuw gecomponeerd bij iedere gelegenheid zingen met nieuwe genegenheid, nieuwe aandoening, waardoor het lied nieuw wordt, al is het ook dat de woorden tevoren reeds gebruikt werden. Laat God geloofd worden in de reien, op de trommel en de harp, Psalms 149:3, overeenkomstig het zeer oude gebruik in de Oud-Testamentische kerk, Exodus 15:20, waar wij bevinden dat God geloofd werd met trommelen en met reien. Zij, die naar aanleiding daarvan aandringen op muziek bij de Godsverering, moeten dan ook de dans, de reien, invoeren, want die gingen samen, zoals Davids huppelen voor de ark, Judges 21:21. Maar terwijl vele Schriftuurplaatsen in het Nieuwe Testament het zingen handhaven als een Evangelie-inzetting, is er geen, die muziek en dans voorschrijft of aanbeveelt, de Evangelieregel voor psalmgezang is te zingen met de geest en met het verstand.

4. Welke gelegenheden aangegrepen moeten worden om God te loven, geen ervan moeten wij laten voorbijgaan, maar wij moeten inzonderheid,

a. God loven in het openbaar in de plechtige vergadering, Psalms 149:1 in de gemeente van Zijn gunstgenoten, hoe talrijker zij is, hoe beter, dat is meer gelijk aan de hemel. Zo moet Gods naam erkend worden voor de wereld zo moet aan de dienst plechtigheid worden bijgezet, en wij moeten elkaar er toe opwekken. Het beginsel en het doel van ons samenkomen in Godsdienstige vergaderingen is: ons te verenigen in het loven van God. Andere delen van de dienst moeten daartoe leiden.

b. Wij moeten Hem loven in de binnenkamer. Laat de heiligen zo vervoerd zijn van blijdschap in God, dat zij juichen op hun legers, als zij des nachts wakker worden, vol zijnde van de lof van God, zoals David, Psalms 119:62. Als Gods Israël tot een rustige vestiging is gebracht, laat het daar dan met dankbaarheid aan God van genieten, en nog veel meer kunnen ware gelovigen, die ingegaan zijn tot Gods rust en rust vinden in Jezus Christus, hierover juichen van vreugde. Laat hen op hun ziekbed, op hun sterfbed, de lof huns Gods zingen.

II. De reden, aan Gods Israël gegeven om God te loven. Denkt aan:

1. Gods daden voor hen. Zij hebben reden om zich te verblijden in God, om zich toe te wijden aan Zijn eer, bezig te zijn in Zijn dienst, want Hij is het, die hen gemaakt heeft. Hij heeft ons het aanzijn gegeven als mensen, en wij hebben reden om Hem daarvoor te loven, want het is een edel en voortreffelijk bestaan. Hij maakte hen tot hetgeen zij waren, zo verschillend van andere volken, laat dit volk Hem dan loven, want Hij heeft hen voor zich geformeerd, opdat zij Zijn lof zouden vertellen, Isaiah 43:21. Laat Israël zich verblijden in zijn makers, zo is het in het oorspronkelijke, want God zei: Laat ons mensen maken, en hierin is, naar sommigen denken, de verborgenheid van de Drie-eenheid.

2. Gods heerschappij over hen. Dit volgt uit het vorige: als Hij hen gemaakt heeft, dan is Hij hun Koning, Hij, die het aanzijn gaf, kan ongetwijfeld wet geven, en dit moet de stof zijn voor onze blijdschap en lof, -dat wij onder de leiding en bescherming zijn van zo wijs en machtig een Koning. Verheug u zeer, gij dochter Zions, zie, uw Koning zal u komen, de Koning Messias, die God gezalfd heeft over Zion, de berg van Zijn heiligheid. Laat al de kinderen Zions zich in Hem verblijden, en uitgaan om Hem met hun hosanna's te ontmoeten, Zacheria 9:9.

3. Gods verlustiging in hen. Hij is een Koning die heerst door liefde, en dieswege geprezen moet worden, want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk, aan hun diensten, aan hun voorspoed, aan gemeenschap met hen, en aan de mededelingen van Zijn gunst aan hen. Hij, die oneindig zalig is in de genieting van zichzelf, en aan wiens gelukzaligheid niets toegevoegd kan worden, verwaardigt zich toch genadiglijk om een welgevallen aan Zijn volk te hebben, Psalms 147:11.

4. Gods voornemens betreffende hen. Behalve het tegenwoordig welgevallen, dat Hij aan hen heeft, heeft Hij nog toekomstige heerlijkheid voor hen bereid. Hij zal de zachtmoedigen versieren, de ootmoedigen, de berouwhebbenden die beven voor Zijn Woord en er zich aan onderwerpen, die lijdzaam zijn onder hun beproevingen, en alle zachtmoedigheid bewezen aan alle mensen. Dezen worden door de mensen gehoond en belasterd, maar God zal hen rechtvaardigen, en hun smaad van hen afwissen, Hij zal hen versieren, zij zullen niet alleen blijken rein te wezen, maar schoon en lieflijk voor de ogen van de gehele wereld, door de schoonheid waarmee Hij hen versierd heeft. Hij zal hen versieren met heil, met tijdelijke verlossingen, als God merkwaardige verlossingen werkt voor Zijn volk, worden zij, die nederlagen tussen twee rijen van stenen, als vleugelen van een duif, overdekt met zilver, Psalms 68:14, maar inzonderheid met eeuwig heil. De rechtvaardigen zullen versierd zijn op de dag, wanneer zij zullen blinken als de zon. Laat hen in de hoop hierop ook op de donkerste dag een nieuw lied zingen.

Verzen 1-5

Psalm 149:1-5

I. Wij hebben hier de oproep, gericht tot Gods Israël om te loven. In de vorige psalm werden al Zijn werken opgewekt om Hem te loven, maar hier zijn het inzonderheid de heiligen, die daartoe opgeroepen worden. Merk dan op:

1. Wie geroepen worden om God te loven. Israël in het algemeen, het lichaam van de kerk Psalms 149:2, de kinderen Zions in het bijzonder, De inwoners van die heilige berg, die nader bij God zijn dan andere Israëlieten, van hen, die het Woord en de inzettingen Gods in hun nabijheid hebben, die er geen verre reizen voor behoeven te doen, wordt met recht verwacht dat zij meer zullen doen in het loven van God dan anderen. Alle ware Christenen kunnen zich kinderen Zions noemen, want in geloof en hoop zijn wij tot de berg Zion gekomen, Hebrews 12:22. De heiligen moeten God loven, de heiligen in belijdenis, de heiligen in macht, want dat is het doel hunner heiligmaking, zij zijn toegewijd aan de heerlijkheid Gods en vernieuwd door de genade Gods, opdat zij Hem zijn tot een naam en tot lof.

2. Wat het beginsel moet zijn van deze lof, en dat is: heilige blijdschap in God: dat Israël zich verblijde, en de kinderen Zions zich verheugen en Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen om die eer. Onze lof van God moet voortkomen uit een hart, dat vervuld is van vreugde en triomf in Gods hoedanigheden en in onze betrekking tot Hem. Veel van de kracht van de Godzaligheid in het hart bestaat daarin, dat wij God tot onze hoogste blijdschap maken, en dat wij ons in Hem vertroosten en verlustigen, en ons geloof in Christus wordt beschreven door onze blijdschap in Hem. Wij geven eer aan God als wij ons in Hem verlustigen. Wij moeten opspringen van vreugde om die eer, ons verblijden in Hem als onze eer, en in het deel, dat wij in Hem hebben, en laat ons het als onze eer beschouwen dat wij tot hen behoren, die zich vermijden in God.

3. Wat de uitdrukkingen moeten wezen van de lof. Wij moeten op iedere geschikte wijze de lof van God verkondigen. Zingt de Heere. Wij moeten er ons mee onderhouden en Zijn naam verkondigen door Hem te psalmzingen, Psalms 149:3, te juichen, Psalms 149:5, want wij moeten psalmen zingen met ons hart als degenen, die zich dit niet schamen niet alleen, maar er in verruimd zijn. Wij moeten een nieuw lied zingen, nieuw gecomponeerd bij iedere gelegenheid zingen met nieuwe genegenheid, nieuwe aandoening, waardoor het lied nieuw wordt, al is het ook dat de woorden tevoren reeds gebruikt werden. Laat God geloofd worden in de reien, op de trommel en de harp, Psalms 149:3, overeenkomstig het zeer oude gebruik in de Oud-Testamentische kerk, Exodus 15:20, waar wij bevinden dat God geloofd werd met trommelen en met reien. Zij, die naar aanleiding daarvan aandringen op muziek bij de Godsverering, moeten dan ook de dans, de reien, invoeren, want die gingen samen, zoals Davids huppelen voor de ark, Judges 21:21. Maar terwijl vele Schriftuurplaatsen in het Nieuwe Testament het zingen handhaven als een Evangelie-inzetting, is er geen, die muziek en dans voorschrijft of aanbeveelt, de Evangelieregel voor psalmgezang is te zingen met de geest en met het verstand.

4. Welke gelegenheden aangegrepen moeten worden om God te loven, geen ervan moeten wij laten voorbijgaan, maar wij moeten inzonderheid,

a. God loven in het openbaar in de plechtige vergadering, Psalms 149:1 in de gemeente van Zijn gunstgenoten, hoe talrijker zij is, hoe beter, dat is meer gelijk aan de hemel. Zo moet Gods naam erkend worden voor de wereld zo moet aan de dienst plechtigheid worden bijgezet, en wij moeten elkaar er toe opwekken. Het beginsel en het doel van ons samenkomen in Godsdienstige vergaderingen is: ons te verenigen in het loven van God. Andere delen van de dienst moeten daartoe leiden.

b. Wij moeten Hem loven in de binnenkamer. Laat de heiligen zo vervoerd zijn van blijdschap in God, dat zij juichen op hun legers, als zij des nachts wakker worden, vol zijnde van de lof van God, zoals David, Psalms 119:62. Als Gods Israël tot een rustige vestiging is gebracht, laat het daar dan met dankbaarheid aan God van genieten, en nog veel meer kunnen ware gelovigen, die ingegaan zijn tot Gods rust en rust vinden in Jezus Christus, hierover juichen van vreugde. Laat hen op hun ziekbed, op hun sterfbed, de lof huns Gods zingen.

II. De reden, aan Gods Israël gegeven om God te loven. Denkt aan:

1. Gods daden voor hen. Zij hebben reden om zich te verblijden in God, om zich toe te wijden aan Zijn eer, bezig te zijn in Zijn dienst, want Hij is het, die hen gemaakt heeft. Hij heeft ons het aanzijn gegeven als mensen, en wij hebben reden om Hem daarvoor te loven, want het is een edel en voortreffelijk bestaan. Hij maakte hen tot hetgeen zij waren, zo verschillend van andere volken, laat dit volk Hem dan loven, want Hij heeft hen voor zich geformeerd, opdat zij Zijn lof zouden vertellen, Isaiah 43:21. Laat Israël zich verblijden in zijn makers, zo is het in het oorspronkelijke, want God zei: Laat ons mensen maken, en hierin is, naar sommigen denken, de verborgenheid van de Drie-eenheid.

2. Gods heerschappij over hen. Dit volgt uit het vorige: als Hij hen gemaakt heeft, dan is Hij hun Koning, Hij, die het aanzijn gaf, kan ongetwijfeld wet geven, en dit moet de stof zijn voor onze blijdschap en lof, -dat wij onder de leiding en bescherming zijn van zo wijs en machtig een Koning. Verheug u zeer, gij dochter Zions, zie, uw Koning zal u komen, de Koning Messias, die God gezalfd heeft over Zion, de berg van Zijn heiligheid. Laat al de kinderen Zions zich in Hem verblijden, en uitgaan om Hem met hun hosanna's te ontmoeten, Zacheria 9:9.

3. Gods verlustiging in hen. Hij is een Koning die heerst door liefde, en dieswege geprezen moet worden, want de Heere heeft een welgevallen aan Zijn volk, aan hun diensten, aan hun voorspoed, aan gemeenschap met hen, en aan de mededelingen van Zijn gunst aan hen. Hij, die oneindig zalig is in de genieting van zichzelf, en aan wiens gelukzaligheid niets toegevoegd kan worden, verwaardigt zich toch genadiglijk om een welgevallen aan Zijn volk te hebben, Psalms 147:11.

4. Gods voornemens betreffende hen. Behalve het tegenwoordig welgevallen, dat Hij aan hen heeft, heeft Hij nog toekomstige heerlijkheid voor hen bereid. Hij zal de zachtmoedigen versieren, de ootmoedigen, de berouwhebbenden die beven voor Zijn Woord en er zich aan onderwerpen, die lijdzaam zijn onder hun beproevingen, en alle zachtmoedigheid bewezen aan alle mensen. Dezen worden door de mensen gehoond en belasterd, maar God zal hen rechtvaardigen, en hun smaad van hen afwissen, Hij zal hen versieren, zij zullen niet alleen blijken rein te wezen, maar schoon en lieflijk voor de ogen van de gehele wereld, door de schoonheid waarmee Hij hen versierd heeft. Hij zal hen versieren met heil, met tijdelijke verlossingen, als God merkwaardige verlossingen werkt voor Zijn volk, worden zij, die nederlagen tussen twee rijen van stenen, als vleugelen van een duif, overdekt met zilver, Psalms 68:14, maar inzonderheid met eeuwig heil. De rechtvaardigen zullen versierd zijn op de dag, wanneer zij zullen blinken als de zon. Laat hen in de hoop hierop ook op de donkerste dag een nieuw lied zingen.

Verzen 6-9

Psalm 149:6-9

Het Israël Gods wordt hier voorgesteld als triomferende over hun vijanden, dat beide de stof is van hun lof, (laat hen Gode de eer geven van deze overwinningen) en het loon van hun lof, zij, die waarlijk dankbaar zijn aan God voor hun rust, zullen gezegend worden met overwinning. Het kan ook genomen worden voor nog een verdere uitdrukking van hun lof, Psalms 149:6. Laat de hoge lof van God in hun mond zijn, en laat hen dan in heilige ijver voor Zijn eer een tweesnijdend zwaard in hun hand nemen, om tegen de vijanden van Zijn koninkrijk te strijden.

Dit nu kan toegepast worden:

1. Op de vele overwinningen, waarmee God Zijn volk Israël gezegend heeft over de volken van Kanan, en over andere volken, die ten verderve waren gedoemd. Deze begonnen in Mozes en Jozua, die, toen zij aan Israël de hoge lof des Heeren leerden, daarbij een tweesnijdend zwaard in hun hand gaven, ook David heeft dit gedaan, want gelijk hij lieflijk was in psalmen Israëls, zo was hij ook de aanvoerder van hun heirscharen, en heeft de kinderen van Juda het gebruik van de boog geleerd, 2 Samuel 1:18, hun handen ten strijde geleerd, zoals God het zijn handen geleerd heeft. Zo zijn hij en zij overwinnend voortgegaan, strijdende de strijd des Heeren, en Israëls twistzaak wrekende aan hen, die hen hadden verdrukt, toen hebben zij wraak gedaan over de heidenen, ( de Filistijnen, Moabieten Ammonieten en anderen, 2 Samuel 8:1 en verv.) en bestraffingen over de volkeren wegens al het onrecht, dat zij Gods volk hadden aangedaan Psalms 149:7. Hun koningen en achtbaren werden gevangen genomen, Psalms 149:8, en aan sommigen van hen werd het beschreven oordeel volvoerd zoals door Jozua aan de koningen van Kanan door Gideon aan de vorsten van Midian, door Samuël aan Agag. De eer hiervan straalde af over geheel het Israël Gods, en Hem, die hun die eer gegeven heeft, doen zij haar wederkeren in hun hallelujahs. Het leger van Josafat had tegelijk de hoge lof Gods in zijn mond en een tweesnijdend zwaard in hun hand, want zij gingen uit ten krijg, zingende de lof van God, en toen voerden zij met hun zwaard Gods oordelen uit, 2 Chronicles 20:23. Sommigen passen dit toe op de tijd van de Maccabeeën, toen de Joden soms grote overwinningen behaalden over hun tegenstanders en verdrukkers. En indien het vreemd schijnt dat de zachtmoedigen, in weerwil van dit karakter, zo streng zijn, en dat nog wel jegens koningen en achtbaren dan is hier een woord, dat er hen in rechtvaardigt: het is het beschreven recht.

Zij doen het niet uit persoonlijke kwaadwilligheid of wraakzucht, of doordat zij zich door enigerlei bloeddorstige staatkunde laten beheersen, maar omdat zij er een opdracht van God voor hebben, overeenkomstig Zijn aanwijzing en in gehoorzaamheid aan Zijn bevel. Zo zullen de koningen van de aarde, die gebruikt worden voor de verwoesting van het nieuwtestamentische Babylon, slechts het beschreven recht ten uitvoer brengen, Revelation 17:16, Revelation 17:17. Daar echter thans zodanig een bijzondere opdracht niet overgelegd kan worden, zal dit volstrekt het geweld niet rechtvaardigen, hetzij van onderdanen tegen hun vorsten, of van vorsten tegen hun onderdanen, of van beide tegen hun naburen, onder voorwendsel van Godsdienst, want Christus heeft nooit bedoeld dat zijn Evangelie te vuur en te zwaard verbreid zou worden, of dat Zijn gerechtigheid door de toorn des mensen gewerkt zou worden. Als de hoge lof van God in onze mond is, dan behoort er een olijftak des vredes in onze handen te zijn. 2. Op Christus overwinningen door de kracht van Zijn Evangelie en genade over geestelijke vijanden, waarin alle gelovigen meer de overwinnaars zijn. Het Woord van God is het tweesnijdend zwaard, Hebrews 4:12, het zwaard des Geestes, Efeziers 6:17. Het is niet genoeg om dit in ons tuighuis te hebben, wij moeten het ook in onze hand hebben, zoals onze Meester het in Zijn hand had toen Hij zei: Er is geschreven. Met dit tweesnijdend zwaard hebben de eerste predikers van het Evangelie een glorierijke overwinning behaald over de machten van de duisternis, er werd wraak geoefend aan de goden van de heidenen door de overtuiging en bekering van hen, die gedurende lange tijd hun aanbidders waren geweest, en door de verschrikking en verwarring van hen, die niet tot berouw en bekering wilden komen, Revelation 6:15, de sterkten van Satan werden nedergeworpen, 2 Corinthiers 10:4, 5, de groten van de aarde werden er toe gebracht om te beven voor het woord, zoals Felix, Satan, de god van deze wereld werd buitengeworpen, overeenkomstig het oordeel, dat tegen hem werd uitgesproken. Het is de eer van alle Christenen, dat hun heilige Godsdienst zo overwinnend is geweest. Met dit tweesnijdend zwaard strijden de gelovigen tegen hun eigen bederf, en door de genade van God brengen zij het tenonder en doden zij het, de zonde, die over hen heeft geheerst, is gekruisigd, het eigen ik, dat eens als koning op de troon zat, is met ketenen gebonden en tot onderwerping gebracht aan het juk van Christus, de verzoeker is overwonnen en verpletterd onder hun voeten, dit is de heerlijkheid van al Gods gunstgenoten. volkomen vervulling hiervan zal plaatshebben in het oordeel van de grote dag, als de Heere zal komen met vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, Judas: 14, 15. Dan zal wraak geoefend worden over de heidenen, Psalms 149:7 en bestraffingen, eeuwige bestraffingen over de volken, koningen en achtbaren, die de banden en touwen van Christus' regering wegwierpen, Psalms 2:3, zullen niet bij machte zijn om de ketenen en boeien van Zijn toorn en gerechtigheid weg te werpen. Dan zal het beschreven recht volvoerd worden, want de verborgen dingen van de mensen zullen geoordeeld worden naar het Evangelie. Deze eer zullen alle heiligen hebben, die als bijzitters met Christus de wereld zullen oordelen, 1 Corinthiers 6:2. Laat hen in het vooruitzicht daarvan de Heere loven en tot aan het einde huns levens de getrouwe dienaren en krijgsknechten van Christus blijven.

Verzen 6-9

Psalm 149:6-9

Het Israël Gods wordt hier voorgesteld als triomferende over hun vijanden, dat beide de stof is van hun lof, (laat hen Gode de eer geven van deze overwinningen) en het loon van hun lof, zij, die waarlijk dankbaar zijn aan God voor hun rust, zullen gezegend worden met overwinning. Het kan ook genomen worden voor nog een verdere uitdrukking van hun lof, Psalms 149:6. Laat de hoge lof van God in hun mond zijn, en laat hen dan in heilige ijver voor Zijn eer een tweesnijdend zwaard in hun hand nemen, om tegen de vijanden van Zijn koninkrijk te strijden.

Dit nu kan toegepast worden:

1. Op de vele overwinningen, waarmee God Zijn volk Israël gezegend heeft over de volken van Kanan, en over andere volken, die ten verderve waren gedoemd. Deze begonnen in Mozes en Jozua, die, toen zij aan Israël de hoge lof des Heeren leerden, daarbij een tweesnijdend zwaard in hun hand gaven, ook David heeft dit gedaan, want gelijk hij lieflijk was in psalmen Israëls, zo was hij ook de aanvoerder van hun heirscharen, en heeft de kinderen van Juda het gebruik van de boog geleerd, 2 Samuel 1:18, hun handen ten strijde geleerd, zoals God het zijn handen geleerd heeft. Zo zijn hij en zij overwinnend voortgegaan, strijdende de strijd des Heeren, en Israëls twistzaak wrekende aan hen, die hen hadden verdrukt, toen hebben zij wraak gedaan over de heidenen, ( de Filistijnen, Moabieten Ammonieten en anderen, 2 Samuel 8:1 en verv.) en bestraffingen over de volkeren wegens al het onrecht, dat zij Gods volk hadden aangedaan Psalms 149:7. Hun koningen en achtbaren werden gevangen genomen, Psalms 149:8, en aan sommigen van hen werd het beschreven oordeel volvoerd zoals door Jozua aan de koningen van Kanan door Gideon aan de vorsten van Midian, door Samuël aan Agag. De eer hiervan straalde af over geheel het Israël Gods, en Hem, die hun die eer gegeven heeft, doen zij haar wederkeren in hun hallelujahs. Het leger van Josafat had tegelijk de hoge lof Gods in zijn mond en een tweesnijdend zwaard in hun hand, want zij gingen uit ten krijg, zingende de lof van God, en toen voerden zij met hun zwaard Gods oordelen uit, 2 Chronicles 20:23. Sommigen passen dit toe op de tijd van de Maccabeeën, toen de Joden soms grote overwinningen behaalden over hun tegenstanders en verdrukkers. En indien het vreemd schijnt dat de zachtmoedigen, in weerwil van dit karakter, zo streng zijn, en dat nog wel jegens koningen en achtbaren dan is hier een woord, dat er hen in rechtvaardigt: het is het beschreven recht.

Zij doen het niet uit persoonlijke kwaadwilligheid of wraakzucht, of doordat zij zich door enigerlei bloeddorstige staatkunde laten beheersen, maar omdat zij er een opdracht van God voor hebben, overeenkomstig Zijn aanwijzing en in gehoorzaamheid aan Zijn bevel. Zo zullen de koningen van de aarde, die gebruikt worden voor de verwoesting van het nieuwtestamentische Babylon, slechts het beschreven recht ten uitvoer brengen, Revelation 17:16, Revelation 17:17. Daar echter thans zodanig een bijzondere opdracht niet overgelegd kan worden, zal dit volstrekt het geweld niet rechtvaardigen, hetzij van onderdanen tegen hun vorsten, of van vorsten tegen hun onderdanen, of van beide tegen hun naburen, onder voorwendsel van Godsdienst, want Christus heeft nooit bedoeld dat zijn Evangelie te vuur en te zwaard verbreid zou worden, of dat Zijn gerechtigheid door de toorn des mensen gewerkt zou worden. Als de hoge lof van God in onze mond is, dan behoort er een olijftak des vredes in onze handen te zijn. 2. Op Christus overwinningen door de kracht van Zijn Evangelie en genade over geestelijke vijanden, waarin alle gelovigen meer de overwinnaars zijn. Het Woord van God is het tweesnijdend zwaard, Hebrews 4:12, het zwaard des Geestes, Efeziers 6:17. Het is niet genoeg om dit in ons tuighuis te hebben, wij moeten het ook in onze hand hebben, zoals onze Meester het in Zijn hand had toen Hij zei: Er is geschreven. Met dit tweesnijdend zwaard hebben de eerste predikers van het Evangelie een glorierijke overwinning behaald over de machten van de duisternis, er werd wraak geoefend aan de goden van de heidenen door de overtuiging en bekering van hen, die gedurende lange tijd hun aanbidders waren geweest, en door de verschrikking en verwarring van hen, die niet tot berouw en bekering wilden komen, Revelation 6:15, de sterkten van Satan werden nedergeworpen, 2 Corinthiers 10:4, 5, de groten van de aarde werden er toe gebracht om te beven voor het woord, zoals Felix, Satan, de god van deze wereld werd buitengeworpen, overeenkomstig het oordeel, dat tegen hem werd uitgesproken. Het is de eer van alle Christenen, dat hun heilige Godsdienst zo overwinnend is geweest. Met dit tweesnijdend zwaard strijden de gelovigen tegen hun eigen bederf, en door de genade van God brengen zij het tenonder en doden zij het, de zonde, die over hen heeft geheerst, is gekruisigd, het eigen ik, dat eens als koning op de troon zat, is met ketenen gebonden en tot onderwerping gebracht aan het juk van Christus, de verzoeker is overwonnen en verpletterd onder hun voeten, dit is de heerlijkheid van al Gods gunstgenoten. volkomen vervulling hiervan zal plaatshebben in het oordeel van de grote dag, als de Heere zal komen met vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, Judas: 14, 15. Dan zal wraak geoefend worden over de heidenen, Psalms 149:7 en bestraffingen, eeuwige bestraffingen over de volken, koningen en achtbaren, die de banden en touwen van Christus' regering wegwierpen, Psalms 2:3, zullen niet bij machte zijn om de ketenen en boeien van Zijn toorn en gerechtigheid weg te werpen. Dan zal het beschreven recht volvoerd worden, want de verborgen dingen van de mensen zullen geoordeeld worden naar het Evangelie. Deze eer zullen alle heiligen hebben, die als bijzitters met Christus de wereld zullen oordelen, 1 Corinthiers 6:2. Laat hen in het vooruitzicht daarvan de Heere loven en tot aan het einde huns levens de getrouwe dienaren en krijgsknechten van Christus blijven.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Psalms 149". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/psalms-149.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile