Lectionary Calendar
Wednesday, May 15th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Spreuken 2

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 2

Salomo had het verderf voorzegd van hen, die hardnekkig zijn in hun goddeloosheid, en nu wendt hij zich in dit hoofdstuk tot hen, die gewillig zijn om zich te laten onderwijzen.

I. Toont hun dat, zo zij de middelen van kennis en genade vlijtig gebruiken, ze van God de kennis en genade zullen verkrijgen, die zij zoeken, Proverbs 2:1.

II. Hij toont hun het onuitsprekelijk voordeel, dat dit voor hen zou wezen.

1. Het zou hen bewaren voor de strikken van boze mannen, Proverbs 2:10, en van boze vrouwen, Proverbs 2:16..

2. Het zou hen leiden en houden in de weg van de goeden, Proverbs 2:20. Zodat ons in dit hoofdstuk geleerd wordt beide om wijsheid te verkrijgen en hoe haar te gebruiken als wij haar hebben, opdat wij haar noch tevergeefs zoeken noch tevergeefs ontvangen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 2

Salomo had het verderf voorzegd van hen, die hardnekkig zijn in hun goddeloosheid, en nu wendt hij zich in dit hoofdstuk tot hen, die gewillig zijn om zich te laten onderwijzen.

I. Toont hun dat, zo zij de middelen van kennis en genade vlijtig gebruiken, ze van God de kennis en genade zullen verkrijgen, die zij zoeken, Proverbs 2:1.

II. Hij toont hun het onuitsprekelijk voordeel, dat dit voor hen zou wezen.

1. Het zou hen bewaren voor de strikken van boze mannen, Proverbs 2:10, en van boze vrouwen, Proverbs 2:16..

2. Het zou hen leiden en houden in de weg van de goeden, Proverbs 2:20. Zodat ons in dit hoofdstuk geleerd wordt beide om wijsheid te verkrijgen en hoe haar te gebruiken als wij haar hebben, opdat wij haar noch tevergeefs zoeken noch tevergeefs ontvangen.

Verzen 1-9

Spreuken 2:1-9

Lang tevoren had Job gevraagd: De wijsheid vanwaar zal zij gevonden? Job 28:12, Job 28:20. Hij had op die vraag dit algemene antwoord gegeven: God weet haar plaats, Proverbs 2:23. Maar Salomo gaat hier nog verder, en zegt ons beide, waar wij haar kunnen vinden en hoe wij haar kunnen verkrijgen.

Hier wordt ons gezegd:

I. Welke middelen wij moeten aanwenden om wijsheid te verkrijgen.

1. Wij moeten nauwkeurig achtgeven op het Woord van God, want dat is het woord van de wijsheid, dat ons wijs kan maken tot zaligheid, Proverbs 2:1, Proverbs 2:2..

a. Wij moeten ervan overtuigd zijn, dat de woorden Gods de fontein en de maatstaf zijn van wijsheid en verstand, en dat wij niet behoeven te begeren wijzer te zijn dan zij ons maken zullen. Wij moeten ons oor en ons hart er toe neigen, als tot de wijsheid en het verstand zelf, veel wijze dingen kunnen in menselijke geschriften gevonden worden, maar de Goddelijke openbaring en de ware Godsdienst, die er op gegrond is, zijn een en al wijsheid.

b. Wij moeten dienovereenkomstig het Woord van God ontvangen met alle bereidwilligheid des harten en het welkom heten, de geboden zowel als de beloften, zonder murmureren of tegenspreken. Spreek, Heere, want Uw knecht hoort.

c. Wij moeten ze bij ons wegleggen zoals wij onze schatten bij ons wegleggen, waarvan wij vrezen beroofd te zullen worden. Wij moeten het Woord van God niet slechts ontvangen, maar het houden, het houden in ons hart, teneinde het altijd gereed bij ons te hebben.

d. Wij moeten er ons oor toe neigen, wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen om het Woord van God te horen, er met ernst en aandacht naar luisteren, als bevreesd zijnde dat er ons iets van zal ontglippen.

e. Wij moeten er ons hart toe neigen, want anders zou het van geen nut zijn dat wij er ons oor toe neigen.

2. Wij moeten veel in het gebed zijn, Proverbs 2:3. Wij moeten roepen tot het verstand, zoals iemand, die op het punt is om van honger om te komen, dringend om brood vraagt, flauwe verlangens zullen niet baten wij moeten dringend aanhouden als degenen, die de waardij kennen van de kennis, en ons eigen gebrek er aan. Wij moeten roepen als nieuwgeboren kinderkens begerig zijn naar de onvervalste melk des Woords, 1 Peter 2:2. Wij moeten onze stem verheffen tot het verstand, haar opheffen tot de hemel, vanwaar deze goede en volmaakte gaven verwacht moeten worden, James 1:17. Wij moeten onze stem geven tot het verstand, zo is het in het oorspronkelijke, ervoor spreken, ervoor stemmen, de tong onderwerpen aan het gebod van de wijsheid, wij moeten er onze stem aan toewijden, ons hart er toe geneigd hebbende, moeten wij onze stem gebruiken om haar te zoeken. Salomo kon "probatum est" schrijven op deze methode, hij bad om wijsheid en verkreeg haar. Wij moeten er moeite voor willen doen, Proverbs 2:4. Wij moeten haar zoeken als zilver, haar verre verkiezen boven al de schatten van deze wereld, en arbeiden in het zoeken er naar als degenen die graven in de mijnen, zware arbeid verrichten, aan grote gevaren zijn blootgesteld met onvermoeibare vlijt en onverwinlijke standvastigheid en vastberadenheid, om het erts te zoeken, of, zoals degenen, die rijk willen worden, vroeg opstaan, en laat opblijven, niets onbeproefd laten, om maar geld te verkrijgen en hun schatkameren te vullen. Even naarstig moeten wij zijn in het gebruiken van de middelen om kennis te verkrijgen en te vervolgen om de Heere te kennen.

II. Op welke voorspoed wij kunnen hopen in het gebruik van deze middelen, onze arbeid zal niet ijdel zijn, want:

1. Wij zullen weten hoe onze bekendheid en gemeenschap met God te onderhouden, Gij zult de vreze des Heeren verstaan, Proverbs 2:5, gij zult weten Hem op de rechte wijze te aanbidden, gij zult in de verborgenheid en de betekenis van iedere inzetting ingeleid worden, en instaat zijn om aan het doel van de inzetting te beantwoorden, gij zult de kennis Gods vinden die nodig is om Hem op de rechte wijze te vrezen. Het is ons nodig te begrijpen dat het ons belang is om God te kennen, en dit te bewijzen door dienovereenkomstige genegenheid voor en aanbidding van Hem.

2. Wij zullen weten hoe ons op de rechte wijze te gedragen tegenover alle mensen, Proverbs 2:9. Gij zult door het Woord van God verstaan gerechtigheid en recht en billijkheid, zult die beginselen van rechtvaardigheid en barmhartigheid en billijkheid leren, die u in geheel uw levenswandel zullen besturen en regeren, u geschikt zullen maken voor iedere betrekking van het leven en ieder bedrijf, en u getrouw zullen maken voor alles wat u opgedragen wordt. Het zal u niet alleen een recht denkbeeld geven van rechtvaardigheid, maar ook de gezindheid om haar te beoefenen, en om aan iedereen te geven wat hem toekomt, want zij die niet rechtvaardiglijk handelen, verstaan haar niet recht. Dit zal hen leiden op alle goede pad, want de Schrift zal de mens Gods volmaakt maken. Diegenen hebben de beste kennis die hun plicht kennen, Psalms 111:10.

III. Welke grond wij hebben om te hopen op dit welslagen in ons zoeken van wijsheid, onze aanmoediging hiertoe moeten wij alleen aan God ontlenen, Proverbs 2:6.

1. God heeft wijsheid om te geven, Proverbs 2:6. De Heere is niet slechts zelf wijs, maar Hij geeft wijsheid, en dat is meer dan de wijste mensen in de wereld doen kunnen, want het is Gods kroonrecht om het verstand te openen. Al de wijsheid, die in enigerlei schepsel is, is Zijn gave Zijn vrije gave, en Hij geeft haar mildelijk, James 1:5. Hij heeft haar aan velen gegeven, en geeft haar nog, zo laat ons dan ons tot Hem er voor wenden.

2. Hij heeft de wereld gezegend met een openbaring van Zijn wil. Uit Zijn mond komt door de wet en de profeten, door het geschreven Woord en door Zijn dienaren, die Zijn mond zijn bij de kinderen van de mensen, kennis en verstand, zo'n ontdekking van waarheid en goed, als indien wij er de indruk van toelaten en ontvangen ons waarlijk verstandig zal maken. Het is beide een aansporing en een aanmoediging om wijsheid te zoeken, dat wij de Schriften hebben om te onderzoeken, waarin wij haar, zo wij vlijtig zoeken, kunnen vinden. 3. Hij heeft er inzonderheid in voorzien dat Godvruchtige mensen, die in oprechtheid gezind zijn om Zijn wil te doen, die kennis en dat verstand zullen hebben, welke hun nodig zijn, John 7:17. Laat hen zoeken en zij zullen haar vinden, laat hen bidden, en zij zal hun gegeven worden, Proverbs 2:7, Proverbs 2:8.

Merk hier op:

A. Wie het zijn, die aldus bevoorrecht worden. Het zijn de oprechten, in wie het beeld Gods vernieuwd is, dat bestaat in gerechtigheid, en zij, die in oprechtheid wandelen, die eerlijk zijn in hun handelingen, beide met God en de mensen en er een gewetenszaak van maken om hun plicht te doen in zover zij hem kennen, zij zijn Zijn gunstgenoten, Zijn heiligen, toegewijd aan Zijn eer en afgezonderd voor Zijn dienst.

B. Wat voor hen voorzien is.

a. Onderwijs. De middelen van wijsheid zijn aan allen gegeven, maar de wijsheid zelf, gezonde wijsheid, is weggelegd voor de oprechten, Proverbs 2:7, weggelegd in Christus, hun Hoofd, in wie alle de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn en die ons geworden is wijsheid van God. Die de Geest van de openbaring is in het woord, is een Geest van wijsheid in de zielen van hen, die geheiligd zijn, die wijsheid welke bestaat in Zijn weg te verstaan, en het is gezonde wijsheid, haar grondslag is vast, haar beginselen zijn solide, en haar voortbrengselen zijn van duurzaam voordeel.

b. Voldoening. Sommigen lezen het: Hij legt goed weg voor de oprechten, niet alleen degelijke kennis, meer degelijk geluk en ware lieflijkheid, Proverbs 8:21. Rijkdommen zijn dingen, die niets zijn, en zij, die ze hebben beelden zich slechts in dat zij gelukkig zijn maar wat voor de rechtvaardigen weggelegd is in de beloften en in de hemel, zal hen waarlijk, geheel en al en voor eeuwig gelukkig maken.

c. Bescherming. Zelfs zij, die in oprechtheid wandelen, kunnen in gevaar worden gebracht ter beproeving van hun geloof, maar God is hun een schild, zodat niets van hetgeen hun wedervaart hun werkelijk kwaad doet, noch hun een schrikwekkende vrees zal inboezemen, zij zijn veilig, en zij zullen zich veilig achten. Vrees niet, Abram, Ik ben u een schild. Het is hun weg, het zijn de paden des rechts, waarop zij wandelen, die de Heere kent en zegent en bewaart.

d. Genade, om te volharden tot het einde. Indien wij steunen en vertrouwen op God, Hem zoeken om wijsheid van Hem te verkrijgen, dan zal Hij ons steunen in onze oprechtheid, en ons bekwaam maken om de paden des rechts te houden, hoe wij ook verzocht zijn om er vanaf te wijken, want Hij bewaart de weg van Zijn gunstgenoten, opdat hij niet verkeerd of verdorven worde, en aldus bewaart Hij er hen veilig en onberispelijk in tot Zijn hemels koninkrijk. De verzekeringen, die God ons gegeven heeft van Zijn genade, zullen, als wij ze recht gebruiken, ons opwekken en verlevendigen in ons streven om onze plicht te doen. Werkt uws zelfs zaligheid, want het is God, die in u werkt.

Verzen 1-9

Spreuken 2:1-9

Lang tevoren had Job gevraagd: De wijsheid vanwaar zal zij gevonden? Job 28:12, Job 28:20. Hij had op die vraag dit algemene antwoord gegeven: God weet haar plaats, Proverbs 2:23. Maar Salomo gaat hier nog verder, en zegt ons beide, waar wij haar kunnen vinden en hoe wij haar kunnen verkrijgen.

Hier wordt ons gezegd:

I. Welke middelen wij moeten aanwenden om wijsheid te verkrijgen.

1. Wij moeten nauwkeurig achtgeven op het Woord van God, want dat is het woord van de wijsheid, dat ons wijs kan maken tot zaligheid, Proverbs 2:1, Proverbs 2:2..

a. Wij moeten ervan overtuigd zijn, dat de woorden Gods de fontein en de maatstaf zijn van wijsheid en verstand, en dat wij niet behoeven te begeren wijzer te zijn dan zij ons maken zullen. Wij moeten ons oor en ons hart er toe neigen, als tot de wijsheid en het verstand zelf, veel wijze dingen kunnen in menselijke geschriften gevonden worden, maar de Goddelijke openbaring en de ware Godsdienst, die er op gegrond is, zijn een en al wijsheid.

b. Wij moeten dienovereenkomstig het Woord van God ontvangen met alle bereidwilligheid des harten en het welkom heten, de geboden zowel als de beloften, zonder murmureren of tegenspreken. Spreek, Heere, want Uw knecht hoort.

c. Wij moeten ze bij ons wegleggen zoals wij onze schatten bij ons wegleggen, waarvan wij vrezen beroofd te zullen worden. Wij moeten het Woord van God niet slechts ontvangen, maar het houden, het houden in ons hart, teneinde het altijd gereed bij ons te hebben.

d. Wij moeten er ons oor toe neigen, wij moeten iedere gelegenheid aangrijpen om het Woord van God te horen, er met ernst en aandacht naar luisteren, als bevreesd zijnde dat er ons iets van zal ontglippen.

e. Wij moeten er ons hart toe neigen, want anders zou het van geen nut zijn dat wij er ons oor toe neigen.

2. Wij moeten veel in het gebed zijn, Proverbs 2:3. Wij moeten roepen tot het verstand, zoals iemand, die op het punt is om van honger om te komen, dringend om brood vraagt, flauwe verlangens zullen niet baten wij moeten dringend aanhouden als degenen, die de waardij kennen van de kennis, en ons eigen gebrek er aan. Wij moeten roepen als nieuwgeboren kinderkens begerig zijn naar de onvervalste melk des Woords, 1 Peter 2:2. Wij moeten onze stem verheffen tot het verstand, haar opheffen tot de hemel, vanwaar deze goede en volmaakte gaven verwacht moeten worden, James 1:17. Wij moeten onze stem geven tot het verstand, zo is het in het oorspronkelijke, ervoor spreken, ervoor stemmen, de tong onderwerpen aan het gebod van de wijsheid, wij moeten er onze stem aan toewijden, ons hart er toe geneigd hebbende, moeten wij onze stem gebruiken om haar te zoeken. Salomo kon "probatum est" schrijven op deze methode, hij bad om wijsheid en verkreeg haar. Wij moeten er moeite voor willen doen, Proverbs 2:4. Wij moeten haar zoeken als zilver, haar verre verkiezen boven al de schatten van deze wereld, en arbeiden in het zoeken er naar als degenen die graven in de mijnen, zware arbeid verrichten, aan grote gevaren zijn blootgesteld met onvermoeibare vlijt en onverwinlijke standvastigheid en vastberadenheid, om het erts te zoeken, of, zoals degenen, die rijk willen worden, vroeg opstaan, en laat opblijven, niets onbeproefd laten, om maar geld te verkrijgen en hun schatkameren te vullen. Even naarstig moeten wij zijn in het gebruiken van de middelen om kennis te verkrijgen en te vervolgen om de Heere te kennen.

II. Op welke voorspoed wij kunnen hopen in het gebruik van deze middelen, onze arbeid zal niet ijdel zijn, want:

1. Wij zullen weten hoe onze bekendheid en gemeenschap met God te onderhouden, Gij zult de vreze des Heeren verstaan, Proverbs 2:5, gij zult weten Hem op de rechte wijze te aanbidden, gij zult in de verborgenheid en de betekenis van iedere inzetting ingeleid worden, en instaat zijn om aan het doel van de inzetting te beantwoorden, gij zult de kennis Gods vinden die nodig is om Hem op de rechte wijze te vrezen. Het is ons nodig te begrijpen dat het ons belang is om God te kennen, en dit te bewijzen door dienovereenkomstige genegenheid voor en aanbidding van Hem.

2. Wij zullen weten hoe ons op de rechte wijze te gedragen tegenover alle mensen, Proverbs 2:9. Gij zult door het Woord van God verstaan gerechtigheid en recht en billijkheid, zult die beginselen van rechtvaardigheid en barmhartigheid en billijkheid leren, die u in geheel uw levenswandel zullen besturen en regeren, u geschikt zullen maken voor iedere betrekking van het leven en ieder bedrijf, en u getrouw zullen maken voor alles wat u opgedragen wordt. Het zal u niet alleen een recht denkbeeld geven van rechtvaardigheid, maar ook de gezindheid om haar te beoefenen, en om aan iedereen te geven wat hem toekomt, want zij die niet rechtvaardiglijk handelen, verstaan haar niet recht. Dit zal hen leiden op alle goede pad, want de Schrift zal de mens Gods volmaakt maken. Diegenen hebben de beste kennis die hun plicht kennen, Psalms 111:10.

III. Welke grond wij hebben om te hopen op dit welslagen in ons zoeken van wijsheid, onze aanmoediging hiertoe moeten wij alleen aan God ontlenen, Proverbs 2:6.

1. God heeft wijsheid om te geven, Proverbs 2:6. De Heere is niet slechts zelf wijs, maar Hij geeft wijsheid, en dat is meer dan de wijste mensen in de wereld doen kunnen, want het is Gods kroonrecht om het verstand te openen. Al de wijsheid, die in enigerlei schepsel is, is Zijn gave Zijn vrije gave, en Hij geeft haar mildelijk, James 1:5. Hij heeft haar aan velen gegeven, en geeft haar nog, zo laat ons dan ons tot Hem er voor wenden.

2. Hij heeft de wereld gezegend met een openbaring van Zijn wil. Uit Zijn mond komt door de wet en de profeten, door het geschreven Woord en door Zijn dienaren, die Zijn mond zijn bij de kinderen van de mensen, kennis en verstand, zo'n ontdekking van waarheid en goed, als indien wij er de indruk van toelaten en ontvangen ons waarlijk verstandig zal maken. Het is beide een aansporing en een aanmoediging om wijsheid te zoeken, dat wij de Schriften hebben om te onderzoeken, waarin wij haar, zo wij vlijtig zoeken, kunnen vinden. 3. Hij heeft er inzonderheid in voorzien dat Godvruchtige mensen, die in oprechtheid gezind zijn om Zijn wil te doen, die kennis en dat verstand zullen hebben, welke hun nodig zijn, John 7:17. Laat hen zoeken en zij zullen haar vinden, laat hen bidden, en zij zal hun gegeven worden, Proverbs 2:7, Proverbs 2:8.

Merk hier op:

A. Wie het zijn, die aldus bevoorrecht worden. Het zijn de oprechten, in wie het beeld Gods vernieuwd is, dat bestaat in gerechtigheid, en zij, die in oprechtheid wandelen, die eerlijk zijn in hun handelingen, beide met God en de mensen en er een gewetenszaak van maken om hun plicht te doen in zover zij hem kennen, zij zijn Zijn gunstgenoten, Zijn heiligen, toegewijd aan Zijn eer en afgezonderd voor Zijn dienst.

B. Wat voor hen voorzien is.

a. Onderwijs. De middelen van wijsheid zijn aan allen gegeven, maar de wijsheid zelf, gezonde wijsheid, is weggelegd voor de oprechten, Proverbs 2:7, weggelegd in Christus, hun Hoofd, in wie alle de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn en die ons geworden is wijsheid van God. Die de Geest van de openbaring is in het woord, is een Geest van wijsheid in de zielen van hen, die geheiligd zijn, die wijsheid welke bestaat in Zijn weg te verstaan, en het is gezonde wijsheid, haar grondslag is vast, haar beginselen zijn solide, en haar voortbrengselen zijn van duurzaam voordeel.

b. Voldoening. Sommigen lezen het: Hij legt goed weg voor de oprechten, niet alleen degelijke kennis, meer degelijk geluk en ware lieflijkheid, Proverbs 8:21. Rijkdommen zijn dingen, die niets zijn, en zij, die ze hebben beelden zich slechts in dat zij gelukkig zijn maar wat voor de rechtvaardigen weggelegd is in de beloften en in de hemel, zal hen waarlijk, geheel en al en voor eeuwig gelukkig maken.

c. Bescherming. Zelfs zij, die in oprechtheid wandelen, kunnen in gevaar worden gebracht ter beproeving van hun geloof, maar God is hun een schild, zodat niets van hetgeen hun wedervaart hun werkelijk kwaad doet, noch hun een schrikwekkende vrees zal inboezemen, zij zijn veilig, en zij zullen zich veilig achten. Vrees niet, Abram, Ik ben u een schild. Het is hun weg, het zijn de paden des rechts, waarop zij wandelen, die de Heere kent en zegent en bewaart.

d. Genade, om te volharden tot het einde. Indien wij steunen en vertrouwen op God, Hem zoeken om wijsheid van Hem te verkrijgen, dan zal Hij ons steunen in onze oprechtheid, en ons bekwaam maken om de paden des rechts te houden, hoe wij ook verzocht zijn om er vanaf te wijken, want Hij bewaart de weg van Zijn gunstgenoten, opdat hij niet verkeerd of verdorven worde, en aldus bewaart Hij er hen veilig en onberispelijk in tot Zijn hemels koninkrijk. De verzekeringen, die God ons gegeven heeft van Zijn genade, zullen, als wij ze recht gebruiken, ons opwekken en verlevendigen in ons streven om onze plicht te doen. Werkt uws zelfs zaligheid, want het is God, die in u werkt.

Verzen 10-22

Spreuken 2:10-22

Het doel van deze verzen is aan te tonen:

1. Welk groot voordeel ware wijsheid voor ons wezen zal, zij zal ons afhouden van de paden van de zonde, die ten verderve voeren en daarin zal zij ons grotere vriendelijkheid bewijzen, dan wanneer zij ons met al de schatten van de wereld verrijkt zou hebben.

2. Welk goed gebruik wij behoren te maken van de wijsheid, die God ons geeft, wij moeten haar gebruiken om ons te leiden en te besturen in de paden van de deugd, en om ons te wapenen tegen iedere soort van verzoeking.

3. Naar welke regelen wij bij onszelf kunnen onderzoeken, of wij al of niet deze wijsheid hebben, deze boom zal gekend worden aan zijn vruchten, indien wij waarlijk wijs zijn, dan zal dit blijken uit onze zorg om alle kwaad gezelschap en alle boze praktijken te mijden.

Deze wijsheid zal ons van nut zijn:

I. Om ons te bewaren voor kwaad, voor het kwaad van de zonde, en bijgevolg voor het kwaad van de benauwdheid, waarvan zij vergezeld gaat. In het algemeen, Proverbs 2:10, Proverbs 2:11. "Als de wijsheid u geheel en al in bezit heeft, dan zal zij u bewaren." En wanneer heeft zij ons geheel in bezit?

1. Als zij heerschappij over ons heeft, als zij niet slechts het hoofd vult met denkbeelden maar inkomt in het hart, en er gebiedende macht en invloed over heeft, als zij daar op de troon is, en aan neigingen en hartstochten de wet stelt, als zij inkomt in het hart zoals de zuurdesem in het deeg, om er haar geur en smaak te verspreiden, en het naar haar eigen beeld te veranderen, dan is het waarschijnlijk dat zij ons goed zal doen.

2. Als wij er ons in verlustigen, als wetenschap voor onze ziel lieflijk is. "Als gij er smaak in begint te krijgen als het kostelijkste vermaak, onderworpen zijt aan haar regelen uit keuze en met voldoening, als gij de beoefening van de deugd niet een slavernij noemt en een taak, maar vrijheid en genoegen, en een leven van ernstige Godsvrucht het heerlijkste leven, dat een mens in deze wereld kan leven, dan zult gij er de weldaad van kennen." Al zou ook haar bedwang in sommige opzichten onaangenaam kunnen zijn voor het lichaam, toch moet die aangenaam zijn voor de ziel. Als het hiertoe met ons gekomen is, dan zal de bedachtzaamheid over ons de wacht houden. God bewaart de weg van Zijn gunstgenoten, Proverbs 2:8, door hun bedachtzaamheid te geven, waardoor zij uit de weg des kwaads blijven, zodat de boze hen niet kan aanraken. Een beginsel van genade heersende in het hart, zal een krachtig voorbehoedmiddel wezen tegen bederf van binnen en tegen verzoekingen van buiten. Meer in het bijzonder zal de wijsheid ons bewaren:

A. Voor mannen van verdorven beginselen, atheïstische, onheilige mannen, die er zich op toeleggen om het oordeel van jonge lieden te bederven en hun vooroordelen in te blazen tegen de Godsdienst, en met doorschijnende reden om hun de ondeugd aan te prijzen. "Zij zal u redden van de kwade weg, van de man die verkeerdheden spreekt, Proverbs 2:12 en een heerlijke redding zal dit wezen, als uit de eigen kaken van de dood, van de weg, waarin hij wandelt, en waarin hij u overreedt om ook te wandelen " Van de vijand wordt gesproken als van n, Proverbs 2:12, van de kwade man, maar later als van velen, Proverbs 2:13, er is een club, een bende van hen, die samenverbonden zijn tegen de Godsdienst, en hand in hand gaan ter ondersteuning en bevordering van het rijk des duivels.

a. Zij hebben een geest van tegenspraak tegen hetgeen goed is, zij spreken verkeerdheden, zij zeggen al wat zij maar kunnen tegen de Godsdienst, beide om hun eigen vijandschap er tegen te tonen en om anderen te overreden om hem te verlaten. Zij zijn advocaten van Satan, zij pleiten voor Baal, en verkeren de rechte wegen des Heeren. Met hoeveel arglistigheid zullen onheilige vernuften redeneren voor de zonde, en met welk een bitterheid en deftigheid zullen zij vitten op het Woord van God! De wijsheid zal er ons voor bewaren om omgang te hebben met zulke mensen, of tenminste om door hen verstrikt te worden.

b. Zij zijn zelf afvalligen van hetgeen goed is, en de zodanigen zijn gewoonlijk de boosaardigste en gevaarlijkste vijanden van de Godsdienst, getuige Julianus, Proverbs 2:13. Zij verlaten de paden van de oprechtheid, waarin zij opgevoed waren, en waarop zij begonnen waren te wandelen, schudden de invloeden af van hun opvoeding, en verbreken de draden van hun veelbelovend begin, om te gaan in de wegen van de duisternis, in die boze wegen, die het licht haten, waarin de mensen blindelings geleid worden door onwetendheid en dwaling, en die hen naar volslagen duisternis heenvoeren. De wegen van de zonde zijn wegen van de duisternis onaangenaam en onveilig, hoe dwaas zijn zij, die de effen, lieflijke, heldere paden van de oprechtheid verlaten, om op die wegen te geen! Psalms 82:5, Psalms 82:1Joh. 2:11.

c. Zij scheppen behagen in zonde, beide in haar zelf te bedrijven, en in te zien dat anderen haar bedrijven, Proverbs 2:14. Zij zijn blijde met een gelegenheid om kwaad te doen, en in de volvoering en het welslagen van een boos plan. Het is spel voor een dwaas om kwaad te doen, en niets is hun aangenamer dan om de verkeerdheden van de kwaden te zien, hen op de wegen van de zonde getrokken te zien, en dan te zien hoe zij in die wegen verhard en bevestigd worden. Zij hebben er een welgevallen aan om te bemerken dat het rijk des duivels veld wint, zie Romans 1:32 tot zo'n hoogte van goddeloosheid zijn zij gekomen.

d. Zij zijn vastberaden in de zonde, Proverbs 2:15. Hun wegen zijn krom, hebben vele wendingen ten einde aan de vervolging hunner overtuiging te ontkomen en er de kracht van te breken, hun bedrieglijk hart voorziet hen van een loze verontschuldiging en een slimme uitvlucht, ten einde hun handen te sterken in hun goddeloosheid, zij zijn vastbesloten om er in voort te gaan, wat men er ook tegen zegge of doe. Ieder wijs man zal het gezelschap schuwen van de zodanigen.

B. Voor vrouwen van verdorven praktijken. De eersten leiden tot geestelijke goddeloosheden, de begeerlijkheden van de ongeheiligde geest, deze tot vleselijke lusten, die het lichaam die levenden tempel, verontreinigen, maar daarbij krijg voeren tegen de ziel. De overspeelster wordt hier de vreemde vrouw genoemd omdat geen man, die nog enigerlei wijsheid of goedheid in zich heeft, bekend met haar wil wezen, zij moet door ieder Israëliet geschuwd worden alsof zij een heidin ware, en een vreemde voor deze heilige burgerschap. Een vreemde vrouw inderdaad! Volkomen vervreemd van alle beginselen van verstand, deugd en eer.

Het is een grote genade om verlost te zijn van de verlokkingen van de overspeelster, in aanmerking genomen: a. Hoe vals zij is. Wie wil iets te doen hebben met hen, die een en al verraad zijn? Zij is een vreemde vrouw, want

Ten eerste. Zij is trouweloos jegens hem, die zij verleidt, zij spreekt schone woorden, zegt hem hoezeer zij hem bewondert boven iedere andere man, en welk een liefde zij voor hem koestert, maar zij vleit met haar redenen, zij heeft geen ware liefde voor hem, geen begeerte naar zijn welzijn, niet meer dan Delila Simsons welzijn begeerde, al wat zij beoogt is hem te bestelen en haar eigen lage lust te bevredigen.

Ten tweede. Zij is trouweloos jegens haar echtgenoot en schendt haar heilige verplichtingen jegens hem, hij was de leidsman harer jonkheid, door hem te huwen heeft zij hem als zodanig verkoren, en zich aan zijn leiding onderworpen, met de belofte hem alleen te volgen en alle anderen te verlaten, maar zij heeft hem verlaten, en daarom kan men niet denken dat zij aan iemand anders trouw zal zijn, en al wie haar aanneemt en onderhoudt, is medeplichtig aan haar trouweloosheid.

Ten derde. Zij is trouweloos jegens God zelf, zij vergeet het verbond haars Gods, het huwelijksverbond, Proverbs 2:17, waarvan God niet alleen getuige, maar ook partij is, want, daar Hij de verordening heeft ingesteld, doen beide partijen aan Hem de gelofte om elkaar trouw te wezen. Zij zondigt niet alleen tegen haar echtgenoot, maar ook tegen haar God, die daarom hoereerders en overspelers zal oordelen, omdat zij de eed verachten en het verbond verbreken, Ezechiël 17:18, Malachi 2:14.

b. Hoe noodlottig het zal blijken te zijn voor hen, die in verbintenis met haar vervallen, Proverbs 2:18, Proverbs 2:19. Laat het lijden van anderen ons ter waarschuwing strekken, wacht u voor de zonde van hoererij, want,

Ten eerste. Het verderf van hen, die er schuldig aan zijn, is gewis en onvermijdelijk, indien zij er zich niet van bekeren. Het is een zonde, die de directe strekking heeft om de ziel te doden, alle goede neigingen en gezindheden ervan uit te blussen, en haar bloot te stellen aan de toorn Gods en het zwaard van Zijn gerechtigheid. Zij, die leven in verboden genietingen, zijn dood terwijl zij leven. Laat de bedachtzaamheid iedere man behoeden, niet alleen voor de boze vrouw, maar voor het boze huis, want haar huis helt naar de dood, het is op de weg, die lijnrecht heenvoert naar de eeuwigen dood, en haar paden naar de Refaïm, naar de reuzen, zo lezen sommigen het, de zondaren van de oude wereld, die, levende in weelde en uitgieting van overdadigheid, afgesneden, uitgeroeid werden uit de tijd, en hun fondamenten werden nedergerukt door de vloed. Onze Heere Jezus houdt ons terug van zondige genoegens door de overweging van eeuwigdurende pijnigingen, door welke zij gevolgd worden, waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust, zie Matthew 5:28, Matthew 5:29.

Ten tweede. Hun bekering en wederoprichting zijn zeer onzeker, zeer hachelijk. Allen, of bijna allen, die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen. Het is zeer zeldzaam dat iemand, die in deze strik van de duivel gevangen is, weer tot zichzelf komt, zozeer is het hart verhard en de geest verblind door de bedriegelijkheid van deze zonde. Het pad des levens eens losgelaten zijnde, weten zij niet hoe er weer op te komen, maar zijn dan volkomen verdwaasd en betoverd door deze zonde, deze lage lusten. I. Vele geleerde uitleggers zijn van mening dat deze waarschuwing tegen de vreemde vrouw behalve in de letterlijke zin, ook in overdrachtelijke zin verstaan moet worden als een waarschuwing:

1. Tegen afgoderij, die geestelijke hoererij is. De wijsheid zal u bewaren voor alle gemeenzaamheid met de aanbidders van beelden en alle neiging om u bij hen te voegen, hetgeen gedurende zovele eeuwen zulke verderflijke gevolgen heeft gehad voor Israël, en ook voor Salomo zelf zo noodlottig is gebleken.

2. Tegen het laten vervoeren van de verstandelijke gaven en vermogens van de ziel door de lusten en begeerlijkheden van het lichaam. De wijsheid zal u er voor bewaren om geboeid en als betoverd te worden door wereldsgezindheid en onder de heerschappij te komen van het vlees, die bekende overspeelster, die haar leidsman verlaat, het verbond haars Gods verbreekt, naar de dood helt, en die, als zij een ongestoorde heerschappij heeft verkregen, de toestand van de ziel wanhopig maakt.

II. Deze wijsheid zal ons van nut wezen, om ons te leiden en besturen in hetgeen goed is, Proverbs 2:20. Opdat gij wandelt op de weg van de goeden. Wij moeten daarom de weg mijden van de man die verkeerdheden spreekt, en van de vreemde vrouw, opdat wij zullen wandelen op goede wegen, wij moeten daarom aflaten van het kwade, opdat wij zullen leren het goede te doen. Er is een weg, die in bijzondere zin de weg is van de goeden, de weg, waarop de goeden, als zodanig en in zover zij dit wezenlijk zijn geweest, altijd gewandeld hebben. Het zal onze wijsheid zijn om op die weg te wandelen, naar de goede, oude weg te vragen en er in te wandelen, Jeremiah 6:16, Hebrews 6:12, Hebrews 12:1. En wij moeten niet slechts voor een wijle in die weg wandelen, maar hem houden, erop blijven, en er nooit van afwijken, de paden van de rechtvaardigen zijn de paden des levens, allen die wijs zijn, hebben ze gekozen en houden zich er aan. "Opdat gij die uitnemende personen, de patriarchen en profeten, zult navolgen aldus de paraphrase van bisschop Patrick hiervan en bewaard wordt in de paden van die rechtvaardigen, welke hen nagevolgd hebben."

Wij moeten niet alleen in het algemeen onze weg kiezen naar het goede voorbeeld van de heiligen, maar ook hun leiding volgen in de keuze van onze bijzondere paden, het spoor opmerken, en de voetstappen van de kudde volgen.

Er worden hier twee redenen gegeven, waarom wij deze keuze moeten doen.

A. Omdat der mensen oprechtheid hun bevestiging zal zijn, Proverbs 2:21. Het zal de bevestiging zijn:

a. Van hun persoon, de vromen zullen de aarde bewonen en de oprechten zullen daarin overblijven, vreedzaam en rustig zolang zij leven, en hun oprechtheid zal er toe bijdragen, daar het hun gemoed tot rust brengt, hun raadslagen bestuurt, de welwillendheid hunner naburen voor hen wint, en hun recht geeft op de bijzondere gunst van God.

b. Van hun gezin. De oprechten zullen, in hun nakomelingen, overblijven in het land. Zij zullen wonen en voor eeuwig blijven in het hemelse Kanan, waarvan het aardse slechts een type was.

B. Omdat der mensen goddeloosheid hun verderf zal zijn, Proverbs 2:22. Zie wat er komt van de goddelozen die de weg kiezen van de kwade man, zij zullen uitgeroeid worden, afgesneden worden, niet alleen van de hemel hiernamaals en van alle hoop daarop, maar van de aarde thans, waarop zij hun hart, hun genegenheid gesteld hadden, en waarin zij hun schat hebben opgelegd. Zij denken er wortel in te schieten, maar zij en hun geslacht zullen er van uitgerukt worden, in gerechtigheid aan hen, maar in barmhartigheid jegens de aarde. Er komt een dag, wanneer hun wortel noch tak gelaten zal worden, Malachi 4:1. Laat dan die wijsheid komen in ons hart en lieflijk zijn aan onze ziel, welke ons afhouden zal van een weg die aldus zal eindigen.

Verzen 10-22

Spreuken 2:10-22

Het doel van deze verzen is aan te tonen:

1. Welk groot voordeel ware wijsheid voor ons wezen zal, zij zal ons afhouden van de paden van de zonde, die ten verderve voeren en daarin zal zij ons grotere vriendelijkheid bewijzen, dan wanneer zij ons met al de schatten van de wereld verrijkt zou hebben.

2. Welk goed gebruik wij behoren te maken van de wijsheid, die God ons geeft, wij moeten haar gebruiken om ons te leiden en te besturen in de paden van de deugd, en om ons te wapenen tegen iedere soort van verzoeking.

3. Naar welke regelen wij bij onszelf kunnen onderzoeken, of wij al of niet deze wijsheid hebben, deze boom zal gekend worden aan zijn vruchten, indien wij waarlijk wijs zijn, dan zal dit blijken uit onze zorg om alle kwaad gezelschap en alle boze praktijken te mijden.

Deze wijsheid zal ons van nut zijn:

I. Om ons te bewaren voor kwaad, voor het kwaad van de zonde, en bijgevolg voor het kwaad van de benauwdheid, waarvan zij vergezeld gaat. In het algemeen, Proverbs 2:10, Proverbs 2:11. "Als de wijsheid u geheel en al in bezit heeft, dan zal zij u bewaren." En wanneer heeft zij ons geheel in bezit?

1. Als zij heerschappij over ons heeft, als zij niet slechts het hoofd vult met denkbeelden maar inkomt in het hart, en er gebiedende macht en invloed over heeft, als zij daar op de troon is, en aan neigingen en hartstochten de wet stelt, als zij inkomt in het hart zoals de zuurdesem in het deeg, om er haar geur en smaak te verspreiden, en het naar haar eigen beeld te veranderen, dan is het waarschijnlijk dat zij ons goed zal doen.

2. Als wij er ons in verlustigen, als wetenschap voor onze ziel lieflijk is. "Als gij er smaak in begint te krijgen als het kostelijkste vermaak, onderworpen zijt aan haar regelen uit keuze en met voldoening, als gij de beoefening van de deugd niet een slavernij noemt en een taak, maar vrijheid en genoegen, en een leven van ernstige Godsvrucht het heerlijkste leven, dat een mens in deze wereld kan leven, dan zult gij er de weldaad van kennen." Al zou ook haar bedwang in sommige opzichten onaangenaam kunnen zijn voor het lichaam, toch moet die aangenaam zijn voor de ziel. Als het hiertoe met ons gekomen is, dan zal de bedachtzaamheid over ons de wacht houden. God bewaart de weg van Zijn gunstgenoten, Proverbs 2:8, door hun bedachtzaamheid te geven, waardoor zij uit de weg des kwaads blijven, zodat de boze hen niet kan aanraken. Een beginsel van genade heersende in het hart, zal een krachtig voorbehoedmiddel wezen tegen bederf van binnen en tegen verzoekingen van buiten. Meer in het bijzonder zal de wijsheid ons bewaren:

A. Voor mannen van verdorven beginselen, atheïstische, onheilige mannen, die er zich op toeleggen om het oordeel van jonge lieden te bederven en hun vooroordelen in te blazen tegen de Godsdienst, en met doorschijnende reden om hun de ondeugd aan te prijzen. "Zij zal u redden van de kwade weg, van de man die verkeerdheden spreekt, Proverbs 2:12 en een heerlijke redding zal dit wezen, als uit de eigen kaken van de dood, van de weg, waarin hij wandelt, en waarin hij u overreedt om ook te wandelen " Van de vijand wordt gesproken als van n, Proverbs 2:12, van de kwade man, maar later als van velen, Proverbs 2:13, er is een club, een bende van hen, die samenverbonden zijn tegen de Godsdienst, en hand in hand gaan ter ondersteuning en bevordering van het rijk des duivels.

a. Zij hebben een geest van tegenspraak tegen hetgeen goed is, zij spreken verkeerdheden, zij zeggen al wat zij maar kunnen tegen de Godsdienst, beide om hun eigen vijandschap er tegen te tonen en om anderen te overreden om hem te verlaten. Zij zijn advocaten van Satan, zij pleiten voor Baal, en verkeren de rechte wegen des Heeren. Met hoeveel arglistigheid zullen onheilige vernuften redeneren voor de zonde, en met welk een bitterheid en deftigheid zullen zij vitten op het Woord van God! De wijsheid zal er ons voor bewaren om omgang te hebben met zulke mensen, of tenminste om door hen verstrikt te worden.

b. Zij zijn zelf afvalligen van hetgeen goed is, en de zodanigen zijn gewoonlijk de boosaardigste en gevaarlijkste vijanden van de Godsdienst, getuige Julianus, Proverbs 2:13. Zij verlaten de paden van de oprechtheid, waarin zij opgevoed waren, en waarop zij begonnen waren te wandelen, schudden de invloeden af van hun opvoeding, en verbreken de draden van hun veelbelovend begin, om te gaan in de wegen van de duisternis, in die boze wegen, die het licht haten, waarin de mensen blindelings geleid worden door onwetendheid en dwaling, en die hen naar volslagen duisternis heenvoeren. De wegen van de zonde zijn wegen van de duisternis onaangenaam en onveilig, hoe dwaas zijn zij, die de effen, lieflijke, heldere paden van de oprechtheid verlaten, om op die wegen te geen! Psalms 82:5, Psalms 82:1Joh. 2:11.

c. Zij scheppen behagen in zonde, beide in haar zelf te bedrijven, en in te zien dat anderen haar bedrijven, Proverbs 2:14. Zij zijn blijde met een gelegenheid om kwaad te doen, en in de volvoering en het welslagen van een boos plan. Het is spel voor een dwaas om kwaad te doen, en niets is hun aangenamer dan om de verkeerdheden van de kwaden te zien, hen op de wegen van de zonde getrokken te zien, en dan te zien hoe zij in die wegen verhard en bevestigd worden. Zij hebben er een welgevallen aan om te bemerken dat het rijk des duivels veld wint, zie Romans 1:32 tot zo'n hoogte van goddeloosheid zijn zij gekomen.

d. Zij zijn vastberaden in de zonde, Proverbs 2:15. Hun wegen zijn krom, hebben vele wendingen ten einde aan de vervolging hunner overtuiging te ontkomen en er de kracht van te breken, hun bedrieglijk hart voorziet hen van een loze verontschuldiging en een slimme uitvlucht, ten einde hun handen te sterken in hun goddeloosheid, zij zijn vastbesloten om er in voort te gaan, wat men er ook tegen zegge of doe. Ieder wijs man zal het gezelschap schuwen van de zodanigen.

B. Voor vrouwen van verdorven praktijken. De eersten leiden tot geestelijke goddeloosheden, de begeerlijkheden van de ongeheiligde geest, deze tot vleselijke lusten, die het lichaam die levenden tempel, verontreinigen, maar daarbij krijg voeren tegen de ziel. De overspeelster wordt hier de vreemde vrouw genoemd omdat geen man, die nog enigerlei wijsheid of goedheid in zich heeft, bekend met haar wil wezen, zij moet door ieder Israëliet geschuwd worden alsof zij een heidin ware, en een vreemde voor deze heilige burgerschap. Een vreemde vrouw inderdaad! Volkomen vervreemd van alle beginselen van verstand, deugd en eer.

Het is een grote genade om verlost te zijn van de verlokkingen van de overspeelster, in aanmerking genomen: a. Hoe vals zij is. Wie wil iets te doen hebben met hen, die een en al verraad zijn? Zij is een vreemde vrouw, want

Ten eerste. Zij is trouweloos jegens hem, die zij verleidt, zij spreekt schone woorden, zegt hem hoezeer zij hem bewondert boven iedere andere man, en welk een liefde zij voor hem koestert, maar zij vleit met haar redenen, zij heeft geen ware liefde voor hem, geen begeerte naar zijn welzijn, niet meer dan Delila Simsons welzijn begeerde, al wat zij beoogt is hem te bestelen en haar eigen lage lust te bevredigen.

Ten tweede. Zij is trouweloos jegens haar echtgenoot en schendt haar heilige verplichtingen jegens hem, hij was de leidsman harer jonkheid, door hem te huwen heeft zij hem als zodanig verkoren, en zich aan zijn leiding onderworpen, met de belofte hem alleen te volgen en alle anderen te verlaten, maar zij heeft hem verlaten, en daarom kan men niet denken dat zij aan iemand anders trouw zal zijn, en al wie haar aanneemt en onderhoudt, is medeplichtig aan haar trouweloosheid.

Ten derde. Zij is trouweloos jegens God zelf, zij vergeet het verbond haars Gods, het huwelijksverbond, Proverbs 2:17, waarvan God niet alleen getuige, maar ook partij is, want, daar Hij de verordening heeft ingesteld, doen beide partijen aan Hem de gelofte om elkaar trouw te wezen. Zij zondigt niet alleen tegen haar echtgenoot, maar ook tegen haar God, die daarom hoereerders en overspelers zal oordelen, omdat zij de eed verachten en het verbond verbreken, Ezechiël 17:18, Malachi 2:14.

b. Hoe noodlottig het zal blijken te zijn voor hen, die in verbintenis met haar vervallen, Proverbs 2:18, Proverbs 2:19. Laat het lijden van anderen ons ter waarschuwing strekken, wacht u voor de zonde van hoererij, want,

Ten eerste. Het verderf van hen, die er schuldig aan zijn, is gewis en onvermijdelijk, indien zij er zich niet van bekeren. Het is een zonde, die de directe strekking heeft om de ziel te doden, alle goede neigingen en gezindheden ervan uit te blussen, en haar bloot te stellen aan de toorn Gods en het zwaard van Zijn gerechtigheid. Zij, die leven in verboden genietingen, zijn dood terwijl zij leven. Laat de bedachtzaamheid iedere man behoeden, niet alleen voor de boze vrouw, maar voor het boze huis, want haar huis helt naar de dood, het is op de weg, die lijnrecht heenvoert naar de eeuwigen dood, en haar paden naar de Refaïm, naar de reuzen, zo lezen sommigen het, de zondaren van de oude wereld, die, levende in weelde en uitgieting van overdadigheid, afgesneden, uitgeroeid werden uit de tijd, en hun fondamenten werden nedergerukt door de vloed. Onze Heere Jezus houdt ons terug van zondige genoegens door de overweging van eeuwigdurende pijnigingen, door welke zij gevolgd worden, waar de worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust, zie Matthew 5:28, Matthew 5:29.

Ten tweede. Hun bekering en wederoprichting zijn zeer onzeker, zeer hachelijk. Allen, of bijna allen, die tot haar ingaan, zullen niet wederkomen. Het is zeer zeldzaam dat iemand, die in deze strik van de duivel gevangen is, weer tot zichzelf komt, zozeer is het hart verhard en de geest verblind door de bedriegelijkheid van deze zonde. Het pad des levens eens losgelaten zijnde, weten zij niet hoe er weer op te komen, maar zijn dan volkomen verdwaasd en betoverd door deze zonde, deze lage lusten. I. Vele geleerde uitleggers zijn van mening dat deze waarschuwing tegen de vreemde vrouw behalve in de letterlijke zin, ook in overdrachtelijke zin verstaan moet worden als een waarschuwing:

1. Tegen afgoderij, die geestelijke hoererij is. De wijsheid zal u bewaren voor alle gemeenzaamheid met de aanbidders van beelden en alle neiging om u bij hen te voegen, hetgeen gedurende zovele eeuwen zulke verderflijke gevolgen heeft gehad voor Israël, en ook voor Salomo zelf zo noodlottig is gebleken.

2. Tegen het laten vervoeren van de verstandelijke gaven en vermogens van de ziel door de lusten en begeerlijkheden van het lichaam. De wijsheid zal u er voor bewaren om geboeid en als betoverd te worden door wereldsgezindheid en onder de heerschappij te komen van het vlees, die bekende overspeelster, die haar leidsman verlaat, het verbond haars Gods verbreekt, naar de dood helt, en die, als zij een ongestoorde heerschappij heeft verkregen, de toestand van de ziel wanhopig maakt.

II. Deze wijsheid zal ons van nut wezen, om ons te leiden en besturen in hetgeen goed is, Proverbs 2:20. Opdat gij wandelt op de weg van de goeden. Wij moeten daarom de weg mijden van de man die verkeerdheden spreekt, en van de vreemde vrouw, opdat wij zullen wandelen op goede wegen, wij moeten daarom aflaten van het kwade, opdat wij zullen leren het goede te doen. Er is een weg, die in bijzondere zin de weg is van de goeden, de weg, waarop de goeden, als zodanig en in zover zij dit wezenlijk zijn geweest, altijd gewandeld hebben. Het zal onze wijsheid zijn om op die weg te wandelen, naar de goede, oude weg te vragen en er in te wandelen, Jeremiah 6:16, Hebrews 6:12, Hebrews 12:1. En wij moeten niet slechts voor een wijle in die weg wandelen, maar hem houden, erop blijven, en er nooit van afwijken, de paden van de rechtvaardigen zijn de paden des levens, allen die wijs zijn, hebben ze gekozen en houden zich er aan. "Opdat gij die uitnemende personen, de patriarchen en profeten, zult navolgen aldus de paraphrase van bisschop Patrick hiervan en bewaard wordt in de paden van die rechtvaardigen, welke hen nagevolgd hebben."

Wij moeten niet alleen in het algemeen onze weg kiezen naar het goede voorbeeld van de heiligen, maar ook hun leiding volgen in de keuze van onze bijzondere paden, het spoor opmerken, en de voetstappen van de kudde volgen.

Er worden hier twee redenen gegeven, waarom wij deze keuze moeten doen.

A. Omdat der mensen oprechtheid hun bevestiging zal zijn, Proverbs 2:21. Het zal de bevestiging zijn:

a. Van hun persoon, de vromen zullen de aarde bewonen en de oprechten zullen daarin overblijven, vreedzaam en rustig zolang zij leven, en hun oprechtheid zal er toe bijdragen, daar het hun gemoed tot rust brengt, hun raadslagen bestuurt, de welwillendheid hunner naburen voor hen wint, en hun recht geeft op de bijzondere gunst van God.

b. Van hun gezin. De oprechten zullen, in hun nakomelingen, overblijven in het land. Zij zullen wonen en voor eeuwig blijven in het hemelse Kanan, waarvan het aardse slechts een type was.

B. Omdat der mensen goddeloosheid hun verderf zal zijn, Proverbs 2:22. Zie wat er komt van de goddelozen die de weg kiezen van de kwade man, zij zullen uitgeroeid worden, afgesneden worden, niet alleen van de hemel hiernamaals en van alle hoop daarop, maar van de aarde thans, waarop zij hun hart, hun genegenheid gesteld hadden, en waarin zij hun schat hebben opgelegd. Zij denken er wortel in te schieten, maar zij en hun geslacht zullen er van uitgerukt worden, in gerechtigheid aan hen, maar in barmhartigheid jegens de aarde. Er komt een dag, wanneer hun wortel noch tak gelaten zal worden, Malachi 4:1. Laat dan die wijsheid komen in ons hart en lieflijk zijn aan onze ziel, welke ons afhouden zal van een weg die aldus zal eindigen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 2". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-2.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile