Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 16

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 16

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, SPREUKEN 16

Vers 1

Spreuken 16:1

De Engelse overzetting van deze tekst luidt: De schikkingen van het hart in de mens, en het antwoord van de tong, is van van de Heere en daaruit leren wij dat wij van onszelf niet bekwaam zijn iets te denken of te spreken, als uit onszelf, dat wijs en goed is, maar dat onze bekwaamheid is uit God, die met het hart en de mond is, en in ons werkt beide het willen en het werken, Filipp. 2:13. Psalms 10:17. Maar de meesten lezen hem aldus: de mens heeft schikkingen des harten, hij kan dit of dat bedenken, zich dit of dat voornemen, maar het antwoord van de tong, niet alleen het voordragen van hetgeen hij bedoelde te spreken, maar de uitkomst, het succes van hetgeen hij denkt te doen, is van de Heere. Dat is in het kort:

1. De mens maakt beschikkingen, hij heeft vrijheid van gedachte, en een vrije wil, die zijn hem toegestaan, laat hem zijn plannen beramen naar het hem het beste voorkomt, maar met dat al: het is

2. God die beschikt. De mens kan met zijn zaken niet voortgaan zonder de bijstand en de zegen van God, die de mens de mond gemaakt heeft, en ons leert wat wij zullen spreken. Ja meer, God kan gemakkelijk der mensen voornemens tegenstaan, en hun schikkingen en raadslagen teniet doen, en dikwijls doet Hij dat ook. Het was een vloek, die Bileam in zijn hart beraamd had, maar het antwoord van de tong was een zegen.

Vers 1

Spreuken 16:1

De Engelse overzetting van deze tekst luidt: De schikkingen van het hart in de mens, en het antwoord van de tong, is van van de Heere en daaruit leren wij dat wij van onszelf niet bekwaam zijn iets te denken of te spreken, als uit onszelf, dat wijs en goed is, maar dat onze bekwaamheid is uit God, die met het hart en de mond is, en in ons werkt beide het willen en het werken, Filipp. 2:13. Psalms 10:17. Maar de meesten lezen hem aldus: de mens heeft schikkingen des harten, hij kan dit of dat bedenken, zich dit of dat voornemen, maar het antwoord van de tong, niet alleen het voordragen van hetgeen hij bedoelde te spreken, maar de uitkomst, het succes van hetgeen hij denkt te doen, is van de Heere. Dat is in het kort:

1. De mens maakt beschikkingen, hij heeft vrijheid van gedachte, en een vrije wil, die zijn hem toegestaan, laat hem zijn plannen beramen naar het hem het beste voorkomt, maar met dat al: het is

2. God die beschikt. De mens kan met zijn zaken niet voortgaan zonder de bijstand en de zegen van God, die de mens de mond gemaakt heeft, en ons leert wat wij zullen spreken. Ja meer, God kan gemakkelijk der mensen voornemens tegenstaan, en hun schikkingen en raadslagen teniet doen, en dikwijls doet Hij dat ook. Het was een vloek, die Bileam in zijn hart beraamd had, maar het antwoord van de tong was een zegen.

Vers 2

Spreuken 16:2

1. Wij zijn geneigd om partijdig te zijn in ons oordeel over onszelf. Alle wegen des mans, al zijn voornemens, al zijn handelingen zijn zuiver in zijn ogen, hij ziet er niets verkeerds in, niets om hetwelk hij zich zou moeten veroordelen, niets gebrekkigs in zijn plannen, waardoor zij zouden moeten mislukken, en daarom vertrouwt hij vast voorspoed te zullen hebben, en dat het antwoord van de tong zal wezen naar de verwachting van zijn hart, maar er is zeer veel onreins, dat onze wegen aankleeft, waarvan we ons niet bewust zijn, of waarvan wij niet zo slecht denken als wij behoorden.

2. Gods oordeel, ons betreffende, dies zijn wij zeker, is naar waarheid. Hij weegt de geesten in een rechte, onfeilbare weegschaal, Hij weet wat in ons is, en daarnaar spreekt Hij een oordeel over ons uit, Tekel schrijvende op hetgeen in onze weegschaal is goedgekeurd, in de weegschaal gewogen en te licht bevonden, en naar Zijn oordeel moeten wij staan of vallen. Hij ziet niet slechts der mensen wegen, maar beproeft hun geesten, en wij zijn zoals onze geest is.

Vers 2

Spreuken 16:2

1. Wij zijn geneigd om partijdig te zijn in ons oordeel over onszelf. Alle wegen des mans, al zijn voornemens, al zijn handelingen zijn zuiver in zijn ogen, hij ziet er niets verkeerds in, niets om hetwelk hij zich zou moeten veroordelen, niets gebrekkigs in zijn plannen, waardoor zij zouden moeten mislukken, en daarom vertrouwt hij vast voorspoed te zullen hebben, en dat het antwoord van de tong zal wezen naar de verwachting van zijn hart, maar er is zeer veel onreins, dat onze wegen aankleeft, waarvan we ons niet bewust zijn, of waarvan wij niet zo slecht denken als wij behoorden.

2. Gods oordeel, ons betreffende, dies zijn wij zeker, is naar waarheid. Hij weegt de geesten in een rechte, onfeilbare weegschaal, Hij weet wat in ons is, en daarnaar spreekt Hij een oordeel over ons uit, Tekel schrijvende op hetgeen in onze weegschaal is goedgekeurd, in de weegschaal gewogen en te licht bevonden, en naar Zijn oordeel moeten wij staan of vallen. Hij ziet niet slechts der mensen wegen, maar beproeft hun geesten, en wij zijn zoals onze geest is.

Vers 3

Spreuken 16:3

Het is zeer begerenswaardig, dat onze gedachten bevestigd worden, niet geslingerd en verward zijn door ontrustende zorgen en angsten, voort te gaan in een gestadige wandel van eerlijkheid en Godsvrucht, door generlei gebeurtenis of verandering ontroerd of buiten ons evenwicht gebracht, de overtuiging te hebben dat alle dingen zullen medewerken ten goede en ten laatste goed zullen eindigen, en daarom altijd kalm en bezadigd te zijn.

Het enige middel om onze gedachten bevestigd te hebben is: onze werken op de Heere te wentelen. De grote belangen van onze ziel moeten van de genade Gods worden aanbevolen met een steunen op en onderworpenheid aan de leiding dier genade, 2 Timothy 1:12, al onze uitwendige belangen moeten overgelaten worden aan de voorzienigheid Gods en aan de vrijmachtige, wijze en genadige beschikking dier voorzienigheid. Wentel uw werken op de Heere, wentel de last van uw zorg van uzelf af op God, leg door gebed Hem de zaak voor. Maak uw werken de Heere bekend, zo lezen het sommigen, niet slechts de werken uwer hand, maar de werkingen van uw hart, en laat dan alles door geloof en vertrouwen op Hem en onderworpenheid aan Hem, aan Hem over: de wil des Heeren geschiede. Als wij besluiten dat alles wat Gode behaagt, ons zal behagen, dan kunnen wij gerust zijn.

Vers 3

Spreuken 16:3

Het is zeer begerenswaardig, dat onze gedachten bevestigd worden, niet geslingerd en verward zijn door ontrustende zorgen en angsten, voort te gaan in een gestadige wandel van eerlijkheid en Godsvrucht, door generlei gebeurtenis of verandering ontroerd of buiten ons evenwicht gebracht, de overtuiging te hebben dat alle dingen zullen medewerken ten goede en ten laatste goed zullen eindigen, en daarom altijd kalm en bezadigd te zijn.

Het enige middel om onze gedachten bevestigd te hebben is: onze werken op de Heere te wentelen. De grote belangen van onze ziel moeten van de genade Gods worden aanbevolen met een steunen op en onderworpenheid aan de leiding dier genade, 2 Timothy 1:12, al onze uitwendige belangen moeten overgelaten worden aan de voorzienigheid Gods en aan de vrijmachtige, wijze en genadige beschikking dier voorzienigheid. Wentel uw werken op de Heere, wentel de last van uw zorg van uzelf af op God, leg door gebed Hem de zaak voor. Maak uw werken de Heere bekend, zo lezen het sommigen, niet slechts de werken uwer hand, maar de werkingen van uw hart, en laat dan alles door geloof en vertrouwen op Hem en onderworpenheid aan Hem, aan Hem over: de wil des Heeren geschiede. Als wij besluiten dat alles wat Gode behaagt, ons zal behagen, dan kunnen wij gerust zijn.

Vers 4

Spreuken 16:4

God is de eerste oorzaak, de formeerder van alle dingen en alle personen, de fontein van alle bestaan, Hij gaf aan ieder schepsel het aanzijn en bestemde deszelfs plaats. Zelfs de goddelozen zijn Zijn schepselen, hoewel zij rebellen zijn, Hij gaf hun de krachten, waarmee zij tegen Hem strijden, hetgeen hun goddeloosheid verzwaart, dat zij niet willen dat Hij, die hen gemaakt heeft, over hen zal heersen, en daarom zal Hij, hoewel Hij hen gemaakt heeft, hen niet verlossen en behouden.

God is het einddoel. Alles is van Hem en uit Hem, en daarom is alles tot Hem en voor Hem. Hij heeft alles gemaakt naar Zijn wil en tot Zijn lof. Het is Zijn bedoeling, dat alle schepselen Zijn oogmerken zullen dienen, en in Zijn bedoelingen zal Hij niet falen of tekort schieten. Allen zijn Zijn dienstknechten. Hij wordt niet verheerlijkt door de goddelozen, maar Hij zal aan hen verheerlijkt worden. Hij heeft geen mens goddeloos gemaakt, maar Hij heeft hen gemaakt, van wie Hij voorzag dat zij goddeloos zullen zijn, toch heeft Hij hen gemaakt, Genesis 6:6, omdat Hij wist eer aan hen te verkrijgen. Zie Romans 9:22. Of, zoals sommigen het verstaan, heeft de goddelozen gemaakt om door Hem gebruikt te worden als de werktuigen Zijns toorns ten dage des kwaads, als Hij oordelen brengt over de wereld. Evenals van andere dingen, maakt Hij zelfs van goddeloze mensen enig gebruik, om Zijn zwaard, Zijn hand te zijn, Psalms 17:13, Psalms 17:14, "flagellum Dei de gesel Gods." De koning van Babel wordt Zijn knecht genoemd.

Vers 4

Spreuken 16:4

God is de eerste oorzaak, de formeerder van alle dingen en alle personen, de fontein van alle bestaan, Hij gaf aan ieder schepsel het aanzijn en bestemde deszelfs plaats. Zelfs de goddelozen zijn Zijn schepselen, hoewel zij rebellen zijn, Hij gaf hun de krachten, waarmee zij tegen Hem strijden, hetgeen hun goddeloosheid verzwaart, dat zij niet willen dat Hij, die hen gemaakt heeft, over hen zal heersen, en daarom zal Hij, hoewel Hij hen gemaakt heeft, hen niet verlossen en behouden.

God is het einddoel. Alles is van Hem en uit Hem, en daarom is alles tot Hem en voor Hem. Hij heeft alles gemaakt naar Zijn wil en tot Zijn lof. Het is Zijn bedoeling, dat alle schepselen Zijn oogmerken zullen dienen, en in Zijn bedoelingen zal Hij niet falen of tekort schieten. Allen zijn Zijn dienstknechten. Hij wordt niet verheerlijkt door de goddelozen, maar Hij zal aan hen verheerlijkt worden. Hij heeft geen mens goddeloos gemaakt, maar Hij heeft hen gemaakt, van wie Hij voorzag dat zij goddeloos zullen zijn, toch heeft Hij hen gemaakt, Genesis 6:6, omdat Hij wist eer aan hen te verkrijgen. Zie Romans 9:22. Of, zoals sommigen het verstaan, heeft de goddelozen gemaakt om door Hem gebruikt te worden als de werktuigen Zijns toorns ten dage des kwaads, als Hij oordelen brengt over de wereld. Evenals van andere dingen, maakt Hij zelfs van goddeloze mensen enig gebruik, om Zijn zwaard, Zijn hand te zijn, Psalms 17:13, Psalms 17:14, "flagellum Dei de gesel Gods." De koning van Babel wordt Zijn knecht genoemd.

Vers 5

Spreuken 16:5

De hoogmoed van de zondaren zet God tegen hen. Hij, die groot van vermogen zijnde, hoog van hart is, wiens geest opgeheven werd met zijn staat, zodat hij onbeschaamd en onbeschoft wordt in zijn gedrag tegenover God en mensen, hij wete dat, hoewel hij zichzelf bewondert en anderen hem vleien, hij toch de Heere een gruwel is, de grote God veracht hem, de heilige God verafschuwt hem.

De kracht of macht van de zondaren kan hen niet beveiligen tegen God, hoewel zij zich met beide handen versterken, al kunnen zij ook elkaar versterken door hun verbonden en samenspanningen, hun krachten verenigende tegen God, zullen zij aan Zijn rechtvaardig oordeel toch niet ontkomen. Wee dien, die met zijn Formeerder twist, Isaiah 45:9.

Vers 5

Spreuken 16:5

De hoogmoed van de zondaren zet God tegen hen. Hij, die groot van vermogen zijnde, hoog van hart is, wiens geest opgeheven werd met zijn staat, zodat hij onbeschaamd en onbeschoft wordt in zijn gedrag tegenover God en mensen, hij wete dat, hoewel hij zichzelf bewondert en anderen hem vleien, hij toch de Heere een gruwel is, de grote God veracht hem, de heilige God verafschuwt hem.

De kracht of macht van de zondaren kan hen niet beveiligen tegen God, hoewel zij zich met beide handen versterken, al kunnen zij ook elkaar versterken door hun verbonden en samenspanningen, hun krachten verenigende tegen God, zullen zij aan Zijn rechtvaardig oordeel toch niet ontkomen. Wee dien, die met zijn Formeerder twist, Isaiah 45:9.

Vers 6

Spreuken 16:6

Zie hier:

1. Hoe de schuld van de zonde van ons wordt weggenomen, door de goedertierenheid en trouw van God, goedertierenheid in het beloven, trouw in het volbrengen, de goedertierenheid en trouw, die elkaar ontmoeten in Jezus Christus, de Middelaar, door het verbond van de genade waarin goedertierenheid en trouw zo helder uitblinken, door onze goedertierenheid en trouw als de voorwaarde van de vergeving, en een noodzakelijke bevoegdmaking er voor, door dezen, en niet door de offers van de wet, Micah 6:7, Micah 6:8.

2. Hoe de kracht van de zonde in ons wordt gebroken, door de beginselen van goedertierenheid en trouw heersende in ons, de verdorven neigingen worden uitgezuiverd, aldus kunnen wij het eerste gedeelte opvatten en door de vreze des Heeren en de invloed dier vreze wijkt men af van het kwade, diegenen zullen niet tegen God durven zondigen, wier hart van een heilige vreze en eerbied voor Hem vervuld is.

Vers 6

Spreuken 16:6

Zie hier:

1. Hoe de schuld van de zonde van ons wordt weggenomen, door de goedertierenheid en trouw van God, goedertierenheid in het beloven, trouw in het volbrengen, de goedertierenheid en trouw, die elkaar ontmoeten in Jezus Christus, de Middelaar, door het verbond van de genade waarin goedertierenheid en trouw zo helder uitblinken, door onze goedertierenheid en trouw als de voorwaarde van de vergeving, en een noodzakelijke bevoegdmaking er voor, door dezen, en niet door de offers van de wet, Micah 6:7, Micah 6:8.

2. Hoe de kracht van de zonde in ons wordt gebroken, door de beginselen van goedertierenheid en trouw heersende in ons, de verdorven neigingen worden uitgezuiverd, aldus kunnen wij het eerste gedeelte opvatten en door de vreze des Heeren en de invloed dier vreze wijkt men af van het kwade, diegenen zullen niet tegen God durven zondigen, wier hart van een heilige vreze en eerbied voor Hem vervuld is.

Vers 7

Spreuken 16:7

God kan vijanden in vrienden verkeren, zo Hem dit behaagt, Hij, die alle harten in Zijn hand heeft, heeft toegang tot de geest, het gemoed van de mensen, en macht er over, onmerkbaar, maar onweerstaanbaar in hen werkende. Hij kan iemands vijanden met hem bevredigen, hun gezindheid veranderen, of hen tot een geveinsde onderwerping brengen. Hij kan alle vijandschap doden, en hen tot elkaar brengen, die op de grootste afstand van elkaar stonden.

Hij zal het voor ons doen, als wij Hem behagen, als wij het ons ten doel stellen om met God verzoend te worden er ons te bewaren in Zijn liefde, Hij zal hen, die ons hebben benijd en kwellend voor ons geweest zijn, er toe neigen om een goede mening van ons te koesteren en onze vrienden te worden. God heeft Ezau bevredigd met Jakob, Abimelech met Izak, en Davids vijanden er toe gebracht om naar zijn gunst te staan en een verbond met Israël te begeren. Het beeld Gods, zichtbaar wordende in de rechtvaardigen, alsmede Zijn bijzondere goedertierenheid jegens hen, zijn genoeg om hen in de achting van allen aan te bevelen, zelfs in die van hen, die het meest bevooroordeeld tegen hen zijn geweest.

Vers 7

Spreuken 16:7

God kan vijanden in vrienden verkeren, zo Hem dit behaagt, Hij, die alle harten in Zijn hand heeft, heeft toegang tot de geest, het gemoed van de mensen, en macht er over, onmerkbaar, maar onweerstaanbaar in hen werkende. Hij kan iemands vijanden met hem bevredigen, hun gezindheid veranderen, of hen tot een geveinsde onderwerping brengen. Hij kan alle vijandschap doden, en hen tot elkaar brengen, die op de grootste afstand van elkaar stonden.

Hij zal het voor ons doen, als wij Hem behagen, als wij het ons ten doel stellen om met God verzoend te worden er ons te bewaren in Zijn liefde, Hij zal hen, die ons hebben benijd en kwellend voor ons geweest zijn, er toe neigen om een goede mening van ons te koesteren en onze vrienden te worden. God heeft Ezau bevredigd met Jakob, Abimelech met Izak, en Davids vijanden er toe gebracht om naar zijn gunst te staan en een verbond met Israël te begeren. Het beeld Gods, zichtbaar wordende in de rechtvaardigen, alsmede Zijn bijzondere goedertierenheid jegens hen, zijn genoeg om hen in de achting van allen aan te bevelen, zelfs in die van hen, die het meest bevooroordeeld tegen hen zijn geweest.

Vers 8

Spreuken 16:8

Hier:

1. Wordt ondersteld dat een eerlijk Godvruchtige slechts weinig van de rijkdom van de wereld kan hebben, al de rechtvaardigen zijn niet rijk, dat iemand weinig kan hebben en toch eerlijk kan zijn, armoede is wel een verzoeking tot oneerlijkheid, Hoofdst. 30:9, maar geen onweerstaanbare. Een mens kan voor een wijle rijk worden door bedrog en verdrukking, kan veelheid van inkomsten hebben die verkregen zijn en behouden worden zonder recht, zonder er een gegronde aanspraak op te hebben, of er een goed gebruik van te maken.

2. Wordt beweerd dat een kleine bezitting waar men eerlijk aan gekomen is, waarmee iemand tevreden is, waar hij kalm en rustig van geniet, waarmee hij God dient met blijdschap, en waarvan hij een goed gebruik maakt, veel beter en veel kostbaarder is dan een grote bezitting, die op onrechtmatige wijze verkregen werd, onrechtmatig werd behouden en slecht werd besteed. Zij brengt een meer innerlijke voldoening mede, een betere reputatie bij allen die wijs en goed zijn, zij zal langer duren en groter voordeel opleveren in de grote dag als de mensen geoordeeld zullen worden, niet naar wat zij hadden, maar naar wat zij deden.

Vers 8

Spreuken 16:8

Hier:

1. Wordt ondersteld dat een eerlijk Godvruchtige slechts weinig van de rijkdom van de wereld kan hebben, al de rechtvaardigen zijn niet rijk, dat iemand weinig kan hebben en toch eerlijk kan zijn, armoede is wel een verzoeking tot oneerlijkheid, Hoofdst. 30:9, maar geen onweerstaanbare. Een mens kan voor een wijle rijk worden door bedrog en verdrukking, kan veelheid van inkomsten hebben die verkregen zijn en behouden worden zonder recht, zonder er een gegronde aanspraak op te hebben, of er een goed gebruik van te maken.

2. Wordt beweerd dat een kleine bezitting waar men eerlijk aan gekomen is, waarmee iemand tevreden is, waar hij kalm en rustig van geniet, waarmee hij God dient met blijdschap, en waarvan hij een goed gebruik maakt, veel beter en veel kostbaarder is dan een grote bezitting, die op onrechtmatige wijze verkregen werd, onrechtmatig werd behouden en slecht werd besteed. Zij brengt een meer innerlijke voldoening mede, een betere reputatie bij allen die wijs en goed zijn, zij zal langer duren en groter voordeel opleveren in de grote dag als de mensen geoordeeld zullen worden, niet naar wat zij hadden, maar naar wat zij deden.

Vers 9

Spreuken 16:9

De mens wordt ons hier voorgesteld:

1. Als een redelijk wezen, dat het vermogen heeft om voor zichzelf te schikken en te bedenken. Het hart overdenkt zijn weg, stelt zich een doel voor, beraamt wegen en middelen om tot dat doel te geraken, hetgeen de mindere schepselen, die geleid worden door het gevoel en het natuurlijk instinct, niet kunnen. Des te meer schande voor hem, als hij zijn weg niet overdenkt om er God mee te behagen en voor zijn eeuwige staat te voorzien.

2. Maar als een afhankelijk schepsel, dat onderworpen is aan het bestuur en de heerschappij van zijn Maker, als de mensen hun weg bedenken zo, dat Gods eer hun doel is en Zijn wil hun regel, dan kunnen zij verwachten dat Hij door Zijn Geest en genade hun gang zal sturen, zodat zij niet zullen afraken van hun weg en hun doel niet zullen missen. Maar laat de mensen hun wereldlijke zaken met nog zoveel beleid schikken en regelen, en met nog zo grote waarschijnlijkheid van succes, toch heeft God de uitkomst in Zijn hand, en soms stuurt Hij hun gang naar hetgeen ze het minst bedoeld hebben. De bedoeling hiervan is ons te leren zeggen: Indien de Heere wil en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen, James 4:14, James 4:15 en ons oog op God gericht te hebben, niet alleen in de grote wendingen van ons leven, maar bij iedere stap, die wij doen, Heere, richt mijn weg, 1 Thessalonians 3:11.

Vers 9

Spreuken 16:9

De mens wordt ons hier voorgesteld:

1. Als een redelijk wezen, dat het vermogen heeft om voor zichzelf te schikken en te bedenken. Het hart overdenkt zijn weg, stelt zich een doel voor, beraamt wegen en middelen om tot dat doel te geraken, hetgeen de mindere schepselen, die geleid worden door het gevoel en het natuurlijk instinct, niet kunnen. Des te meer schande voor hem, als hij zijn weg niet overdenkt om er God mee te behagen en voor zijn eeuwige staat te voorzien.

2. Maar als een afhankelijk schepsel, dat onderworpen is aan het bestuur en de heerschappij van zijn Maker, als de mensen hun weg bedenken zo, dat Gods eer hun doel is en Zijn wil hun regel, dan kunnen zij verwachten dat Hij door Zijn Geest en genade hun gang zal sturen, zodat zij niet zullen afraken van hun weg en hun doel niet zullen missen. Maar laat de mensen hun wereldlijke zaken met nog zoveel beleid schikken en regelen, en met nog zo grote waarschijnlijkheid van succes, toch heeft God de uitkomst in Zijn hand, en soms stuurt Hij hun gang naar hetgeen ze het minst bedoeld hebben. De bedoeling hiervan is ons te leren zeggen: Indien de Heere wil en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen, James 4:14, James 4:15 en ons oog op God gericht te hebben, niet alleen in de grote wendingen van ons leven, maar bij iedere stap, die wij doen, Heere, richt mijn weg, 1 Thessalonians 3:11.

Vers 10

Spreuken 16:10

Een Goddelijke spreuk is op de lippen des konings. Wij wensen dat dit als stelling altijd waar was, en het moet ons gebed zijn voor koningen en allen, die in hoogheid zijn dat een Goddelijke spreuk op hun lippen moge wezen, zowel in het geven van orders, opdat zij dit doen met wijsheid, als in het uitspreken van een vonnis, opdat dit in gerechtigheid zij, en die beide liggen opgesloten in het gericht, en dat daarin hun mond niet zal overtreden 1 Timothy 2:1. Maar dikwijls is het anders, en daarom:

1. Kan het gelezen worden als een gebod, een voorschrift aan de koningen en rechters van de aarde, om wijs en beraden te zijn, laat hen rechtvaardig wezen en regeren in de vreze Gods, laat hen handelen met zoveel wijsheid en nauwgezetheid van geweten, dat er als een heilige Godsspraak zij in alles wat zij zeggen of doen, en dat zij door bovennatuurlijke beginselen worden geleid, laat hun mond niet overtreden in het gericht, want het gericht is Godes.

2. Het kan opgevat worden als een belofte aan alle goede koningen, dat indien zij in oprechtheid Gods eer op het oog hebben, leiding en bestuur van Hem begeren, Hij hun wijsheid en genade zal geven naar evenredigheid van de hoge plaats, die zij innemen, en de macht, die hun gegeven is. Toen Saul tot koning was gezalfd, heeft God hem een andere geest gegeven.

3. Het was waar betreffende Salomo, die dit geschreven heeft, hij had buitengewone wijsheid, ingevolge de belofte, die God hem gedaan had. Zie 1 Kings 3:28.

Vers 10

Spreuken 16:10

Een Goddelijke spreuk is op de lippen des konings. Wij wensen dat dit als stelling altijd waar was, en het moet ons gebed zijn voor koningen en allen, die in hoogheid zijn dat een Goddelijke spreuk op hun lippen moge wezen, zowel in het geven van orders, opdat zij dit doen met wijsheid, als in het uitspreken van een vonnis, opdat dit in gerechtigheid zij, en die beide liggen opgesloten in het gericht, en dat daarin hun mond niet zal overtreden 1 Timothy 2:1. Maar dikwijls is het anders, en daarom:

1. Kan het gelezen worden als een gebod, een voorschrift aan de koningen en rechters van de aarde, om wijs en beraden te zijn, laat hen rechtvaardig wezen en regeren in de vreze Gods, laat hen handelen met zoveel wijsheid en nauwgezetheid van geweten, dat er als een heilige Godsspraak zij in alles wat zij zeggen of doen, en dat zij door bovennatuurlijke beginselen worden geleid, laat hun mond niet overtreden in het gericht, want het gericht is Godes.

2. Het kan opgevat worden als een belofte aan alle goede koningen, dat indien zij in oprechtheid Gods eer op het oog hebben, leiding en bestuur van Hem begeren, Hij hun wijsheid en genade zal geven naar evenredigheid van de hoge plaats, die zij innemen, en de macht, die hun gegeven is. Toen Saul tot koning was gezalfd, heeft God hem een andere geest gegeven.

3. Het was waar betreffende Salomo, die dit geschreven heeft, hij had buitengewone wijsheid, ingevolge de belofte, die God hem gedaan had. Zie 1 Kings 3:28.

Vers 11

Spreuken 16:11

1. De openbare rechtsbedeling door de magistraat is een inzetting Gods, daarbij wordt de weegschaal gehouden, en behoort ook gehouden te worden, door een vaste hand, en wij moeten ons er aan onderwerpen om des Heeren wil, en Zijn gezag zien in dat van de magistraat, Romeinen 13:I, 1 Peter 2:13.

2. Het waarnemen van de gerechtigheid in de handel tussen mens en mens is mee door God ingesteld. Hij heeft de mensen wijsheid geleerd om schaal en gewicht te maken ten einde nauwkeurig recht te bepalen tussen koper en verkoper, opdat geen van beide onrecht tilde, en alle andere nuttige uitvindingen voor het bewaren des rechts zijn van Hem. Hij heeft ook door Zijn wet geboden, dat zij recht moeten zijn, daarom is het een grote belediging van Hem en van Zijn regering om te vervalsen, en aldus onder schijn van recht onrecht te doen, hetgeen goddeloosheid is ter plaatse van de gerechtigheid.

Vers 11

Spreuken 16:11

1. De openbare rechtsbedeling door de magistraat is een inzetting Gods, daarbij wordt de weegschaal gehouden, en behoort ook gehouden te worden, door een vaste hand, en wij moeten ons er aan onderwerpen om des Heeren wil, en Zijn gezag zien in dat van de magistraat, Romeinen 13:I, 1 Peter 2:13.

2. Het waarnemen van de gerechtigheid in de handel tussen mens en mens is mee door God ingesteld. Hij heeft de mensen wijsheid geleerd om schaal en gewicht te maken ten einde nauwkeurig recht te bepalen tussen koper en verkoper, opdat geen van beide onrecht tilde, en alle andere nuttige uitvindingen voor het bewaren des rechts zijn van Hem. Hij heeft ook door Zijn wet geboden, dat zij recht moeten zijn, daarom is het een grote belediging van Hem en van Zijn regering om te vervalsen, en aldus onder schijn van recht onrecht te doen, hetgeen goddeloosheid is ter plaatse van de gerechtigheid.

Vers 12

Spreuken 16:12

Hier is:

1. De hoedanigheid van een goede koning, die Salomo niet bedoelde tot zijn eigen lof, maar ter onderrichting van zijn opvolgers, zijn naburen, en de onderkoningen onder hem. Een goed koning doet niet alleen recht, maar het is hem een gruwel om anders te doen, hij haat het denkbeeld van onrecht te doen en het recht te verkeren, hij verafschuwt niet slechts het onrecht, dat door anderen gedaan wordt, maar verafschuwt het om het zelf te doen, hoewel hij het, macht hebbende, veilig en gemakkelijk zou kunnen.

2. Het welzijn van een goede koning, door gerechtigheid wordt zijn troon bevestigd. Hij, voor wie het een gewetenstaak is om een goed gebruik te maken van zijn macht, zal dit de beste beveiliging van zijn rijk en zijn regering bevinden, want hierdoor zullen zijn onderdanen zich aan hem verplicht gevoelen, zij zijn gerust, zijn zijn belangen toegedaan, en de zegen van God zal er op rusten, en die is een vaste basis voor de troon en een sterke wacht er om heen.

Vers 12

Spreuken 16:12

Hier is:

1. De hoedanigheid van een goede koning, die Salomo niet bedoelde tot zijn eigen lof, maar ter onderrichting van zijn opvolgers, zijn naburen, en de onderkoningen onder hem. Een goed koning doet niet alleen recht, maar het is hem een gruwel om anders te doen, hij haat het denkbeeld van onrecht te doen en het recht te verkeren, hij verafschuwt niet slechts het onrecht, dat door anderen gedaan wordt, maar verafschuwt het om het zelf te doen, hoewel hij het, macht hebbende, veilig en gemakkelijk zou kunnen.

2. Het welzijn van een goede koning, door gerechtigheid wordt zijn troon bevestigd. Hij, voor wie het een gewetenstaak is om een goed gebruik te maken van zijn macht, zal dit de beste beveiliging van zijn rijk en zijn regering bevinden, want hierdoor zullen zijn onderdanen zich aan hem verplicht gevoelen, zij zijn gerust, zijn zijn belangen toegedaan, en de zegen van God zal er op rusten, en die is een vaste basis voor de troon en een sterke wacht er om heen.

Vers 13

Spreuken 16:13

Hier is nog een andere hoedanigheid van goede koningen, namelijk dat zij hen, die rechte dingen spreken, liefhebben en een welbehagen in hen hebben.

1. Zij haten tafelschuimers en vleiers, en willen zeer gaarne dat allen, die hen omringen getrouw met hen zullen handelen, hun zullen zeggen wat waar is, hetzij die waarheid aangenaam of onaangenaam is, zowel nopens personen als omtrent zaken, opdat alles in het ware licht worde gesteld en niets worde verholen of vermomd, Hoofdst. 29:12.

2. Zij doen niet slechts zelf recht, maar dragen zorg om diegenen in hun dienst te gebruiken, die ook recht doen, hetgeen van het uiterste gewicht is voor het volk, dat niet alleen onderdanig moet zijn aan de koning als de opperste macht hebbende, maar ook aan de stadhouders, die van hem gezonden worden, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Een goed koning zal daarom diegenen op een post van macht en invloed stellen, die nauwgezet van geweten zijn, zullen spreken wat recht en verstandig is, recht en ter zake weten te spreken.

Vers 13

Spreuken 16:13

Hier is nog een andere hoedanigheid van goede koningen, namelijk dat zij hen, die rechte dingen spreken, liefhebben en een welbehagen in hen hebben.

1. Zij haten tafelschuimers en vleiers, en willen zeer gaarne dat allen, die hen omringen getrouw met hen zullen handelen, hun zullen zeggen wat waar is, hetzij die waarheid aangenaam of onaangenaam is, zowel nopens personen als omtrent zaken, opdat alles in het ware licht worde gesteld en niets worde verholen of vermomd, Hoofdst. 29:12.

2. Zij doen niet slechts zelf recht, maar dragen zorg om diegenen in hun dienst te gebruiken, die ook recht doen, hetgeen van het uiterste gewicht is voor het volk, dat niet alleen onderdanig moet zijn aan de koning als de opperste macht hebbende, maar ook aan de stadhouders, die van hem gezonden worden, 1 Peter 2:13, 1 Peter 2:14. Een goed koning zal daarom diegenen op een post van macht en invloed stellen, die nauwgezet van geweten zijn, zullen spreken wat recht en verstandig is, recht en ter zake weten te spreken.

Verzen 14-15

Spreuken 16:14-15

Deze twee verzen tonen de macht aan van koningen, die overal groot is, maar inzonderheid in die Oosterse landen, waar zij absoluut en willekeurig was wie zij wilden doodden zij, en wie zij wilden behielden zij in het leven, hun wil was wet. Wij hebben reden om God te danken voor onze goede staatsregeling, door welke het prerogatief van de vorst gehandhaafd wordt zonder nadeel voor de vrijheid van de onderdaan. Maar hier wordt te kennen gegeven

1. Hoe geducht de grimmigheid eens konings is, zij is als de boden des doods, de toorn van Ahasveros was dit voor Haman. Een toornig woord van een verbolgen koning is voor menigeen een bode des doods geweest en heeft sommigen even grote schrik en ontsteltenis bezorgd, alsof een doodvonnis over hen was uitgesproken. Hij moet wel een wijs man wezen, die de toorn eens konings weet te verzoenen met een woord, ter rechter tijd gesproken, zoals Jonathan eens de woede zijns vaders tegen David tot bedaren heeft gebracht, 1 Samuel 19:6. Een wijs onderdaan kan soms aan een vertoornd vorst datgene voorstellen, hetwelk zijn toorn tot bedaren brengt.

2. Hoe kostelijk en begerenswaardig des konings gunst is voor hen, die zijn misnoegen hebben gaande gemaakt, het is leven uit de doden als de koning met hen verzoend is. Voor anderen is het als een wolk des spaden regens, verfrissend en verkwikkend voor de aardbodem. Salomo heeft zijn onderdanen hieraan herinnerd, opdat zij niets zouden doen om zich zijn toorn op de hals te halen, maar er naar zouden streven om zich aan te bevelen in zijn gunst. Ons moet dit er aan herinneren hoezeer het zaak voor ons is om te ontkomen aan de toorn van de Koning der koningen en Zijn gunst te verkrijgen. Zijn misnoegen is erger dan de dood, en Zijn gunst beter dan het leven, en daarom zijn zij dwazen, die om aan de toorn te ontkomen van een aardse vorst en zijn gunst te verkrijgen, zich buiten de gunst werpen van God en zich blootstellen aan Zijn toorn.

Verzen 14-15

Spreuken 16:14-15

Deze twee verzen tonen de macht aan van koningen, die overal groot is, maar inzonderheid in die Oosterse landen, waar zij absoluut en willekeurig was wie zij wilden doodden zij, en wie zij wilden behielden zij in het leven, hun wil was wet. Wij hebben reden om God te danken voor onze goede staatsregeling, door welke het prerogatief van de vorst gehandhaafd wordt zonder nadeel voor de vrijheid van de onderdaan. Maar hier wordt te kennen gegeven

1. Hoe geducht de grimmigheid eens konings is, zij is als de boden des doods, de toorn van Ahasveros was dit voor Haman. Een toornig woord van een verbolgen koning is voor menigeen een bode des doods geweest en heeft sommigen even grote schrik en ontsteltenis bezorgd, alsof een doodvonnis over hen was uitgesproken. Hij moet wel een wijs man wezen, die de toorn eens konings weet te verzoenen met een woord, ter rechter tijd gesproken, zoals Jonathan eens de woede zijns vaders tegen David tot bedaren heeft gebracht, 1 Samuel 19:6. Een wijs onderdaan kan soms aan een vertoornd vorst datgene voorstellen, hetwelk zijn toorn tot bedaren brengt.

2. Hoe kostelijk en begerenswaardig des konings gunst is voor hen, die zijn misnoegen hebben gaande gemaakt, het is leven uit de doden als de koning met hen verzoend is. Voor anderen is het als een wolk des spaden regens, verfrissend en verkwikkend voor de aardbodem. Salomo heeft zijn onderdanen hieraan herinnerd, opdat zij niets zouden doen om zich zijn toorn op de hals te halen, maar er naar zouden streven om zich aan te bevelen in zijn gunst. Ons moet dit er aan herinneren hoezeer het zaak voor ons is om te ontkomen aan de toorn van de Koning der koningen en Zijn gunst te verkrijgen. Zijn misnoegen is erger dan de dood, en Zijn gunst beter dan het leven, en daarom zijn zij dwazen, die om aan de toorn te ontkomen van een aardse vorst en zijn gunst te verkrijgen, zich buiten de gunst werpen van God en zich blootstellen aan Zijn toorn.

Vers 16

Spreuken 16:16

Salomo verklaart hier niet slechts dat het beter is wijsheid te verkrijgen dan goud, Hoofdst. 3:14, 8:19, maar spreekt met overtuiging en zekerheid, als hij zegt dat het veel beter is, onuitsprekelijk veel beter, hij zegt het met bewondering: Hoeveel beter! Hij is verbaasd over de onevenredigheid er tussen, hij beroept zich ervoor op het geweten van de mensen. Oordeelt zelf hoeveel beter het is, en met een toevoeging van dezelfde strekking, namelijk dat verstand te bekomen uitnemender is dan zilver en al de schatten van koningen en hun gunstgenoten.

Hemelse wijsheid is beter dan wereldrijke rijkdom, en er boven te verkiezen. Genade is van meer waardij dan goud. Genade is de gave van Gods bijzondere gunst, goud slechts van Zijn gewone, Zijn algemene voorzienigheid. Genade is voor onszelf, goud voor anderen. Genade is voor de ziel en de eeuwigheid, goud alleen voor het lichaam en de tijd. Genade zal ons bijstaan in de stervensure, wanneer goud ons van generlei nut is.

Het verkrijgen van deze hemelse wijsheid is beter dan het verkrijgen van wereldrijke rijkdom. Velen geven zich zorg en moeite om rijkdom te verkrijgen, zonder dat hun dit gelukt, maar genade is nooit ontzegd geworden aan hen die haar in oprechtheid gezocht hebben. In het verkrijgen van rijkdom is ijdelheid en kwelling des geestes, maar blijdschap en voldoening des geestes in het verkrijgen van wijsheid, grote vrede hebben zij, die haar beminnen.

Vers 16

Spreuken 16:16

Salomo verklaart hier niet slechts dat het beter is wijsheid te verkrijgen dan goud, Hoofdst. 3:14, 8:19, maar spreekt met overtuiging en zekerheid, als hij zegt dat het veel beter is, onuitsprekelijk veel beter, hij zegt het met bewondering: Hoeveel beter! Hij is verbaasd over de onevenredigheid er tussen, hij beroept zich ervoor op het geweten van de mensen. Oordeelt zelf hoeveel beter het is, en met een toevoeging van dezelfde strekking, namelijk dat verstand te bekomen uitnemender is dan zilver en al de schatten van koningen en hun gunstgenoten.

Hemelse wijsheid is beter dan wereldrijke rijkdom, en er boven te verkiezen. Genade is van meer waardij dan goud. Genade is de gave van Gods bijzondere gunst, goud slechts van Zijn gewone, Zijn algemene voorzienigheid. Genade is voor onszelf, goud voor anderen. Genade is voor de ziel en de eeuwigheid, goud alleen voor het lichaam en de tijd. Genade zal ons bijstaan in de stervensure, wanneer goud ons van generlei nut is.

Het verkrijgen van deze hemelse wijsheid is beter dan het verkrijgen van wereldrijke rijkdom. Velen geven zich zorg en moeite om rijkdom te verkrijgen, zonder dat hun dit gelukt, maar genade is nooit ontzegd geworden aan hen die haar in oprechtheid gezocht hebben. In het verkrijgen van rijkdom is ijdelheid en kwelling des geestes, maar blijdschap en voldoening des geestes in het verkrijgen van wijsheid, grote vrede hebben zij, die haar beminnen.

Vers 17

Spreuken 16:17

Het is de weg van de oprechten om zonde te vermijden, en alles wat erop gelijkt en er heenleidt, en dit is een baan, afgebakend op gezag, een spoor, dat gevolgd is door velen, die ons zijn voorgegaan, en waarop wij velen ontmoeten, die ons gezelschap houden, die weg is gemakkelijk te vinden, veilig te bereizen, zoals een heirbaan, Isaiah 35:8. Af te wijken van het kwade is verstand.

Het is de zorg van de oprechten, om hun eigen ziel te bewaren, opdat zij niet besmet worde door zonde en door de troebelen en de wederwaardigheden van deze wereld niet buiten staat geraken, om haar in hun lijdzaamheid te blijven bezitten en bovenal, opdat zij niet voor eeuwig zal omkomen, Matthew 16:26. Het is daarom hun zorg om hun weg te bewaren, er noch ter rechter-, noch ter linkerhand van af te wijken maar voorwaarts te streven naar de volkomenheid. Zij, die getrouw blijven aan hun plicht verzekeren hun geluk. Bewaar uw weg, en God zal u bewaren.

Vers 17

Spreuken 16:17

Het is de weg van de oprechten om zonde te vermijden, en alles wat erop gelijkt en er heenleidt, en dit is een baan, afgebakend op gezag, een spoor, dat gevolgd is door velen, die ons zijn voorgegaan, en waarop wij velen ontmoeten, die ons gezelschap houden, die weg is gemakkelijk te vinden, veilig te bereizen, zoals een heirbaan, Isaiah 35:8. Af te wijken van het kwade is verstand.

Het is de zorg van de oprechten, om hun eigen ziel te bewaren, opdat zij niet besmet worde door zonde en door de troebelen en de wederwaardigheden van deze wereld niet buiten staat geraken, om haar in hun lijdzaamheid te blijven bezitten en bovenal, opdat zij niet voor eeuwig zal omkomen, Matthew 16:26. Het is daarom hun zorg om hun weg te bewaren, er noch ter rechter-, noch ter linkerhand van af te wijken maar voorwaarts te streven naar de volkomenheid. Zij, die getrouw blijven aan hun plicht verzekeren hun geluk. Bewaar uw weg, en God zal u bewaren.

Spreuken 16:18

Hoogmoed zal vallen. Zij, die van een hogen geest zijn, die van zichzelf denken boven hetgeen betamelijk is, en met minachting neerzien op anderen, die met hun hoogmoed God beledigen en anderen ontrusten, zullen naar beneden worden gebracht, hetzij door hun verderf. Het is Gods eer om de hoogmoedigen te vernederen, Job 40:6. Het is de daad van de gerechtigheid, dat zij, die zich verheven hebben naar de diepte worden gebracht. Farao, Sanherib, Nebukadnezar zijn hier voorbeelden van geweest. De mensen kunnen de hoogmoed niet straffen maar zullen of bewonderen of vrezen, en daarom zal God het straffen ervan in Zijn eigen handen nemen. Laat het gerust aan Hem over om met trotse mensen te handelen.

Het gebeurt dikwijls, dat trotse mensen het hoogmoedigst en onbeschaamdst zijn even voor hun verderf, zodat het een stellig teken is, dat zij zich op de rand ervan bevinden. Als hoogmoedige mensen Gods oordelen trotseren, en zich op de grootste afstand ervan wanen, dan is het een teken dat die oordelen aan de deur zijn, getuige het geval van Benhadad en van Herodes. Zie ook Daniel 4:31. Laat ons daarom de hoogmoed van anderen niet vrezen, maar hem grotelijks vrezen in onszelf.

Spreuken 16:18

Hoogmoed zal vallen. Zij, die van een hogen geest zijn, die van zichzelf denken boven hetgeen betamelijk is, en met minachting neerzien op anderen, die met hun hoogmoed God beledigen en anderen ontrusten, zullen naar beneden worden gebracht, hetzij door hun verderf. Het is Gods eer om de hoogmoedigen te vernederen, Job 40:6. Het is de daad van de gerechtigheid, dat zij, die zich verheven hebben naar de diepte worden gebracht. Farao, Sanherib, Nebukadnezar zijn hier voorbeelden van geweest. De mensen kunnen de hoogmoed niet straffen maar zullen of bewonderen of vrezen, en daarom zal God het straffen ervan in Zijn eigen handen nemen. Laat het gerust aan Hem over om met trotse mensen te handelen.

Het gebeurt dikwijls, dat trotse mensen het hoogmoedigst en onbeschaamdst zijn even voor hun verderf, zodat het een stellig teken is, dat zij zich op de rand ervan bevinden. Als hoogmoedige mensen Gods oordelen trotseren, en zich op de grootste afstand ervan wanen, dan is het een teken dat die oordelen aan de deur zijn, getuige het geval van Benhadad en van Herodes. Zie ook Daniel 4:31. Laat ons daarom de hoogmoed van anderen niet vrezen, maar hem grotelijks vrezen in onszelf.

Vers 19

Spreuken 16:19

Dit is een paradox, die de kinderen van deze wereld niet kunnen begrijpen, en waarmee zij niet willen instemmen, namelijk dat het beter is arm en nederig te wezen dan rijk en hoogmoedig te zijn.

1. Zij, die de roof delen zijn gemeenlijk hoogmoedig, zij waarderen zichzelf en verachten anderen, en met hun staat verheft zich hun hart, hun gemoed, zij dus, die zijn in deze wereld, hebben de vermaning nodig om niet hoogmoedig te zijn, 1 Timothy 6:17. Zij, die hoogmoedig zijn, zich vooraan dringen, alles doen om bevordering te verkrijgen, zijn gewoonlijk degenen, die de roof delen, hem delen onder elkaar, het gaat hun naar de zin in de wereld, zij hebben het spel in handen.

2. Het is in alle opzichten beter lotgemeen te zijn met hen, wier staat gering is, en die er zich in schikken, dan om er naar te streven een groot aanzien in de wereld te hebben. Ootmoed kan ons wel blootstellen aan de verachting van de wereld, daar hij ons echter aanbeveelt in Gods gunst, bereidt hij ons voor Zijn genaderijke bezoekingen en voor Zijn heerlijkheid, beveiligt hij ons tegen vele verzoekingen, en bewaart hij de kalmte en rust van onze ziel, en dus is nederigheid veel beter dan die hovaardij, die hoewel zij de eer en de rijkdom van deze wereld verkrijgt, God tot des mensen vijand en de duivel tot zijn meester maakt.

Vers 19

Spreuken 16:19

Dit is een paradox, die de kinderen van deze wereld niet kunnen begrijpen, en waarmee zij niet willen instemmen, namelijk dat het beter is arm en nederig te wezen dan rijk en hoogmoedig te zijn.

1. Zij, die de roof delen zijn gemeenlijk hoogmoedig, zij waarderen zichzelf en verachten anderen, en met hun staat verheft zich hun hart, hun gemoed, zij dus, die zijn in deze wereld, hebben de vermaning nodig om niet hoogmoedig te zijn, 1 Timothy 6:17. Zij, die hoogmoedig zijn, zich vooraan dringen, alles doen om bevordering te verkrijgen, zijn gewoonlijk degenen, die de roof delen, hem delen onder elkaar, het gaat hun naar de zin in de wereld, zij hebben het spel in handen.

2. Het is in alle opzichten beter lotgemeen te zijn met hen, wier staat gering is, en die er zich in schikken, dan om er naar te streven een groot aanzien in de wereld te hebben. Ootmoed kan ons wel blootstellen aan de verachting van de wereld, daar hij ons echter aanbeveelt in Gods gunst, bereidt hij ons voor Zijn genaderijke bezoekingen en voor Zijn heerlijkheid, beveiligt hij ons tegen vele verzoekingen, en bewaart hij de kalmte en rust van onze ziel, en dus is nederigheid veel beter dan die hovaardij, die hoewel zij de eer en de rijkdom van deze wereld verkrijgt, God tot des mensen vijand en de duivel tot zijn meester maakt.

Vers 20

Spreuken 16:20

Wijsheid bezorgt de mens achting en succes.

Hij, die een zaak met wijsheid behandelt, die een meester is in zijn beroep of bedrijf, en doet blijken dat hij verstand heeft van hetgeen hij onderneemt, die bedachtzaamheid heeft in zijn zaken, en zo hij over het een of ander onderwerp spreekt of schrijft, het op voegzame, gepaste wijze doet, zal het goede vinden, zal in goede reputatie komen, en waarschijnlijk goede zaken doen.

Maar het is alleen Godsvrucht, die de mens waar geluk verzekert. Als zij, die een zaak met wijsheid behandelen, hoogmoedig zijn, op hun eigen verstand steunen, kunnen zij wel enig goed vinden, maar er geen grote voldoening in smaken, maar hij, die op de Heere vertrouwt, en niet op zijn wijsheid, is welgelukzalig, en zal ten laatste beter slagen. Sommigen lezen het eerste gedeelte van het vers in dier voege, dat het uitgelegd wordt van Godsvrucht die inderdaad ook ware wijsheid is: die op het woord verstandiglijk let die achtgeeft op het Woord van God, Hoofdst. 13:13, zal er het goede in vinden, en er goed door ervaren. En wie op de Heere vertrouwt, vertrouwt op Zijn Woord, waar hij acht op geeft, is welgelukzalig.

Vers 20

Spreuken 16:20

Wijsheid bezorgt de mens achting en succes.

Hij, die een zaak met wijsheid behandelt, die een meester is in zijn beroep of bedrijf, en doet blijken dat hij verstand heeft van hetgeen hij onderneemt, die bedachtzaamheid heeft in zijn zaken, en zo hij over het een of ander onderwerp spreekt of schrijft, het op voegzame, gepaste wijze doet, zal het goede vinden, zal in goede reputatie komen, en waarschijnlijk goede zaken doen.

Maar het is alleen Godsvrucht, die de mens waar geluk verzekert. Als zij, die een zaak met wijsheid behandelen, hoogmoedig zijn, op hun eigen verstand steunen, kunnen zij wel enig goed vinden, maar er geen grote voldoening in smaken, maar hij, die op de Heere vertrouwt, en niet op zijn wijsheid, is welgelukzalig, en zal ten laatste beter slagen. Sommigen lezen het eerste gedeelte van het vers in dier voege, dat het uitgelegd wordt van Godsvrucht die inderdaad ook ware wijsheid is: die op het woord verstandiglijk let die achtgeeft op het Woord van God, Hoofdst. 13:13, zal er het goede in vinden, en er goed door ervaren. En wie op de Heere vertrouwt, vertrouwt op Zijn Woord, waar hij acht op geeft, is welgelukzalig.

Vers 21

Spreuken 16:21

Zij, die degelijke wijsheid bezitten, zullen er de eer van hebben, zij verkrijgen er een goede reputatie door, zij zullen verstandige, ernstige mannen genoemd worden, en men zal eerbied hebben voor hun oordeel. Doe hetgeen verstandig en goed is, en gij zult er de lof van hebben.

Zij, die bij hun wijsheid ook nog welsprekendheid bezitten, die zich gemakkelijk en op sierlijke wijze weten uit te drukken, hun wijsheid mee te delen, woorden te hunner beschikking hebben, een goede taal, zowel als een goede zin, vermeerderen de lering, of de geleerdheid, zij bevorderen kennis bij anderen, doen er goed mede, en hierdoor vermeerderen zij ook hun eigen mate van kennis. Zij voegen er lering bij, maken gebruik van de wetenschap en bewijzen alzo diensten aan het gemenebest van de geleerdheid. Wie heeft, en gebruikt wat hij heeft, die zal gegeven worden.

Vers 21

Spreuken 16:21

Zij, die degelijke wijsheid bezitten, zullen er de eer van hebben, zij verkrijgen er een goede reputatie door, zij zullen verstandige, ernstige mannen genoemd worden, en men zal eerbied hebben voor hun oordeel. Doe hetgeen verstandig en goed is, en gij zult er de lof van hebben.

Zij, die bij hun wijsheid ook nog welsprekendheid bezitten, die zich gemakkelijk en op sierlijke wijze weten uit te drukken, hun wijsheid mee te delen, woorden te hunner beschikking hebben, een goede taal, zowel als een goede zin, vermeerderen de lering, of de geleerdheid, zij bevorderen kennis bij anderen, doen er goed mede, en hierdoor vermeerderen zij ook hun eigen mate van kennis. Zij voegen er lering bij, maken gebruik van de wetenschap en bewijzen alzo diensten aan het gemenebest van de geleerdheid. Wie heeft, en gebruikt wat hij heeft, die zal gegeven worden.

Vers 22

Spreuken 16:22

Door een wijs en goed man is altijd iets goeds te verkrijgen, zijn verstand is hem een springader des levens, die altijd vloeit en nooit kan uitdrogen, bij alle gelegenheden heeft hij iets te zeggen, dat leerrijk is en nuttig voor hen, die er gebruik van willen maken, oude en nieuwe dingen, voortgebracht uit zijn schat, het is tenminste een springader des levens voor hemzelf, hem overvloedige voldoening opleverende, met zijn gedachten onderhoudt en sticht hij zichzelf, zo niet anderen.

Door een dwaas is niets goeds te verkrijgen: zelfs zijn onderricht, zijn met zorg voorbereide en plechtige redevoeringen, zijn niets dan dwaasheid, zij zijn dwaas, gelijk hij zelf is, en hebben de strekking om anderen aan hem gelijk te maken. Als hij zijn best doet, het beste geeft van wat hij heeft, is het in vergelijking met het gewone spreken van een verstandig man, nog dwaasheid, een wijze spreekt beter aan tafel dan een dwaas op de stoel van Mozes.

Vers 22

Spreuken 16:22

Door een wijs en goed man is altijd iets goeds te verkrijgen, zijn verstand is hem een springader des levens, die altijd vloeit en nooit kan uitdrogen, bij alle gelegenheden heeft hij iets te zeggen, dat leerrijk is en nuttig voor hen, die er gebruik van willen maken, oude en nieuwe dingen, voortgebracht uit zijn schat, het is tenminste een springader des levens voor hemzelf, hem overvloedige voldoening opleverende, met zijn gedachten onderhoudt en sticht hij zichzelf, zo niet anderen.

Door een dwaas is niets goeds te verkrijgen: zelfs zijn onderricht, zijn met zorg voorbereide en plechtige redevoeringen, zijn niets dan dwaasheid, zij zijn dwaas, gelijk hij zelf is, en hebben de strekking om anderen aan hem gelijk te maken. Als hij zijn best doet, het beste geeft van wat hij heeft, is het in vergelijking met het gewone spreken van een verstandig man, nog dwaasheid, een wijze spreekt beter aan tafel dan een dwaas op de stoel van Mozes.

Vers 23

Spreuken 16:23

Salomo had welsprekendheid geprezen, en de zoetheid van de lippen, Proverbs 16:21, en scheen daaraan nog boven wijsheid de voorkeur te geven, maar hier verbetert hij zijn gezegde, als het ware, en toont aan dat welsprekendheid, tenzij er een goede schat van binnen is om haar te ondersteunen, van weinig waarde is. Wijsheid in het hart is de zaak, waar het op aankomt.

1. Deze is het, die ons bestuurt in het spreken, de mond leert wat hij moet spreken, wanneer en hoe hij moet spreken, zodat hetgeen gesproken wordt goed en gepast is, en op de rechte tijd wordt gesproken, want anders zou het, al zijn woorden nog zo fraai, beter zijn zo het niet gesproken ware.

2. Dat is het wat gewicht en belang bijzet aan hetgeen wij spreken, en er de lering van zal vermeerderen, kracht van betoog en klemmende argumenten, zonder welke een zaak, al wordt zij in nog zo fraaie bewoordingen voorgesteld, als beuzelachtig verworpen zal worden, als men haar van naderbij beziet. Snedige gezegden behagen het oor en strelen de verbeelding, maar het is lering op de lippen, die het verstand, het oordeel zal overtuigen en er invloed op zal uitoefenen, en daarvoor is wijsheid in het hart noodzakelijk.

Vers 23

Spreuken 16:23

Salomo had welsprekendheid geprezen, en de zoetheid van de lippen, Proverbs 16:21, en scheen daaraan nog boven wijsheid de voorkeur te geven, maar hier verbetert hij zijn gezegde, als het ware, en toont aan dat welsprekendheid, tenzij er een goede schat van binnen is om haar te ondersteunen, van weinig waarde is. Wijsheid in het hart is de zaak, waar het op aankomt.

1. Deze is het, die ons bestuurt in het spreken, de mond leert wat hij moet spreken, wanneer en hoe hij moet spreken, zodat hetgeen gesproken wordt goed en gepast is, en op de rechte tijd wordt gesproken, want anders zou het, al zijn woorden nog zo fraai, beter zijn zo het niet gesproken ware.

2. Dat is het wat gewicht en belang bijzet aan hetgeen wij spreken, en er de lering van zal vermeerderen, kracht van betoog en klemmende argumenten, zonder welke een zaak, al wordt zij in nog zo fraaie bewoordingen voorgesteld, als beuzelachtig verworpen zal worden, als men haar van naderbij beziet. Snedige gezegden behagen het oor en strelen de verbeelding, maar het is lering op de lippen, die het verstand, het oordeel zal overtuigen en er invloed op zal uitoefenen, en daarvoor is wijsheid in het hart noodzakelijk.

Vers 24

Spreuken 16:24

De lieflijke redenen, welke hier aanbevolen worden, moeten dezulke wezen, die het hart van de wijzen leert, er lering aan toevoegt, Proverbs 16:23, woorden van tijdige raadgeving, onderricht en vertroosting, woorden, genomen uit Gods Woord, want Salomo had van zijn vader geleerd om die zoeter te achten dan honing en honingzeem, Psalms 1:1-9:11. Deze redenen, of woorden, zijn voor hen, die ze weten te genieten:

1. Aangenaam, zij zijn als de honingraat, zoet voor de ziel, die er in proeft en smaakt dat de Heere goed is, niets is aangenamer voor de nieuwe mens dan het Woord van God, en de woorden, die er aan ontleend zijn, Psalms 119:103.

2. Gezond, vele dingen zijn aangenaam, die niet nuttig zijn, maar deze lieflijke redenen zijn medicijn voor het gebeente, voor de inwendige mens, zowel als zoet voor de ziel, zij maken, dat de beenderen, die door de zonde verbroken zijn, zich verheugen. Het gebeente is de kracht van het lichaam, en het goede Woord van God is een middel van geestelijke kracht, de krankheden genezende, die ons verzwakken.

Vers 24

Spreuken 16:24

De lieflijke redenen, welke hier aanbevolen worden, moeten dezulke wezen, die het hart van de wijzen leert, er lering aan toevoegt, Proverbs 16:23, woorden van tijdige raadgeving, onderricht en vertroosting, woorden, genomen uit Gods Woord, want Salomo had van zijn vader geleerd om die zoeter te achten dan honing en honingzeem, Psalms 1:1-9:11. Deze redenen, of woorden, zijn voor hen, die ze weten te genieten:

1. Aangenaam, zij zijn als de honingraat, zoet voor de ziel, die er in proeft en smaakt dat de Heere goed is, niets is aangenamer voor de nieuwe mens dan het Woord van God, en de woorden, die er aan ontleend zijn, Psalms 119:103.

2. Gezond, vele dingen zijn aangenaam, die niet nuttig zijn, maar deze lieflijke redenen zijn medicijn voor het gebeente, voor de inwendige mens, zowel als zoet voor de ziel, zij maken, dat de beenderen, die door de zonde verbroken zijn, zich verheugen. Het gebeente is de kracht van het lichaam, en het goede Woord van God is een middel van geestelijke kracht, de krankheden genezende, die ons verzwakken.

Vers 25

Spreuken 16:25

Dit hadden wij tevoren, Hoofdst. 14:12, maar hier wordt het herhaald, als iets dat zeer noodzakelijk overdacht moet worden.

1. Bij wijze van waarschuwing aan ons allen, om ons te wachten voor zelfbedrog in de grote belangen van onze ziel, door te rusten in hetgeen ons recht schijnt, maar het in werkelijkheid niet is en ter voorkoming van zelfbedrog, door partijdigheid bij het onderzoeken van ons eigen hart, en om te bevorderen dat wij streng de wacht houden over onszelf.

2. Bij wijze van verschrikking van hen, wier weg niet recht is, niet zoals hij behoorde te wezen, hoe hij ook aan henzelf en aan anderen moge toeschijnen, het einde ervan zal gewis de dood zijn.

Vers 25

Spreuken 16:25

Dit hadden wij tevoren, Hoofdst. 14:12, maar hier wordt het herhaald, als iets dat zeer noodzakelijk overdacht moet worden.

1. Bij wijze van waarschuwing aan ons allen, om ons te wachten voor zelfbedrog in de grote belangen van onze ziel, door te rusten in hetgeen ons recht schijnt, maar het in werkelijkheid niet is en ter voorkoming van zelfbedrog, door partijdigheid bij het onderzoeken van ons eigen hart, en om te bevorderen dat wij streng de wacht houden over onszelf.

2. Bij wijze van verschrikking van hen, wier weg niet recht is, niet zoals hij behoorde te wezen, hoe hij ook aan henzelf en aan anderen moge toeschijnen, het einde ervan zal gewis de dood zijn.

Vers 26

Spreuken 16:26

Dit is bedoeld om ons op te wekken tot naarstigheid, en ons aan te sporen om wat onze hand vindt om te doen, te doen met al onze macht, zowel in onze wereldlijke zaken als in het werk van de Godsdienst. Het is hartewerk dat hier bedoeld wordt, de arbeid van de ziel, die ons hier wordt aanbevolen.

1. Als hetgeen volstrekt noodzakelijk is, voortdurend smeekt onze mond er ons om, de noden en behoeften beide van ziel en lichaam zijn dringend, vereisen gestadige hulp, zodat wij of moeten werken, of moeten verhongeren. Beiden roepen om het dagelijks brood, en daarom moet er dagelijkse arbeid zijn, want in het zweet onzes aanschijns moeten wij eten, 2 Thessalonians 3:10.

2. Als hetgeen onuitsprekelijk gewin zal opleveren, wij weten op welke boodschap wij uit zijn, hij, die arbeidt, zal de vrucht plukken van zijn arbeid, het zal voor hemzelf zijn dat hij arbeidt, hij zal zich verblijden in zijn werk en de arbeid van zijn handen eten. Als wij van de Godsdienst ons werk maken, zal God hem tot onze zegen en onze zaligheid maken.

Vers 26

Spreuken 16:26

Dit is bedoeld om ons op te wekken tot naarstigheid, en ons aan te sporen om wat onze hand vindt om te doen, te doen met al onze macht, zowel in onze wereldlijke zaken als in het werk van de Godsdienst. Het is hartewerk dat hier bedoeld wordt, de arbeid van de ziel, die ons hier wordt aanbevolen.

1. Als hetgeen volstrekt noodzakelijk is, voortdurend smeekt onze mond er ons om, de noden en behoeften beide van ziel en lichaam zijn dringend, vereisen gestadige hulp, zodat wij of moeten werken, of moeten verhongeren. Beiden roepen om het dagelijks brood, en daarom moet er dagelijkse arbeid zijn, want in het zweet onzes aanschijns moeten wij eten, 2 Thessalonians 3:10.

2. Als hetgeen onuitsprekelijk gewin zal opleveren, wij weten op welke boodschap wij uit zijn, hij, die arbeidt, zal de vrucht plukken van zijn arbeid, het zal voor hemzelf zijn dat hij arbeidt, hij zal zich verblijden in zijn werk en de arbeid van zijn handen eten. Als wij van de Godsdienst ons werk maken, zal God hem tot onze zegen en onze zaligheid maken.

Verzen 27-28

Spreuken 16:27-28

Er zijn zodanigen, die niet slechts zelf ondeugend zijn, maar boosaardig zijn voor anderen, dat zijn de slechtsten van de mensen. Twee soorten ervan worden hier beschreven.

1. Dezulken, die iemand de eer van zijn goede naam benijden, en alles doen wat zij kunnen, om die door laster en verkeerde voorstellingen te vernietigen. Zij graven kwaad op, geven zich zeer veel moeite om het een of ander te ontdekken, waarop zij hun laster kunnen gronden, of dat er een schijn van waarheid aan kan geven. Als er niets boven de grond te vinden is, zullen zij, veeleer dan het te missen, er naar graven, opgraven wat verborgen is, of zeer ver terugzien, of door boze vermoedens en gissingen op te werpen, door boosaardige wenken en toespelingen hun doel zien te bereiken. Op de lippen van een lasteraar en achterklapper is als een vuur, niet alleen om de goede naam van zijn naaste te brandmerken, hem te beroken en te bezoedelen, maar als een brandend vuur om hem te verteren, en, hoe grote hoop hout zal een weinigje van dat vuur niet aansteken, en hoe moeilijk is die brand te blussen, James 3:5, James 3:6.

2. De zodanigen, die iemand de troost van de vriendschap benijden en alles doen wat zij kunnen om die te verbreken, door aan beide zijden zulke inblazingen te doen, dat zij, die het nauwst aan elkaar verbonden waren, gedurende zeer lange tijd vertrouwelijk met elkaar hadden omgegaan, er van elkaar door vervreemd worden en er verwijdering tussen hen ontstaat. Een verkeerd man, die het niet van zich verkrijgen kan iemand anders lief te hebben dan zichzelf, ergert er zich aan om anderen in liefde te zien leven, en daarom stelt hij het zich ten taak om krakeel in te werpen, door aan mensen slechte hoedanigheden toe te schrijven, leugens van hen uit te strooien en hatelijke geruchten over te brengen van de voornaamste vrienden, teneinde hen van elkaar te scheiden, hen op elkaar te vertoornen, of tenminste achterdochtig van elkaar te maken. Het zijn slechte mannen, en ook slechte vrouwen, die zulke boze diensten bewijzen, zij doen het werk des duivels, en van hem zullen zij hun loon ontvangen.

Verzen 27-28

Spreuken 16:27-28

Er zijn zodanigen, die niet slechts zelf ondeugend zijn, maar boosaardig zijn voor anderen, dat zijn de slechtsten van de mensen. Twee soorten ervan worden hier beschreven.

1. Dezulken, die iemand de eer van zijn goede naam benijden, en alles doen wat zij kunnen, om die door laster en verkeerde voorstellingen te vernietigen. Zij graven kwaad op, geven zich zeer veel moeite om het een of ander te ontdekken, waarop zij hun laster kunnen gronden, of dat er een schijn van waarheid aan kan geven. Als er niets boven de grond te vinden is, zullen zij, veeleer dan het te missen, er naar graven, opgraven wat verborgen is, of zeer ver terugzien, of door boze vermoedens en gissingen op te werpen, door boosaardige wenken en toespelingen hun doel zien te bereiken. Op de lippen van een lasteraar en achterklapper is als een vuur, niet alleen om de goede naam van zijn naaste te brandmerken, hem te beroken en te bezoedelen, maar als een brandend vuur om hem te verteren, en, hoe grote hoop hout zal een weinigje van dat vuur niet aansteken, en hoe moeilijk is die brand te blussen, James 3:5, James 3:6.

2. De zodanigen, die iemand de troost van de vriendschap benijden en alles doen wat zij kunnen om die te verbreken, door aan beide zijden zulke inblazingen te doen, dat zij, die het nauwst aan elkaar verbonden waren, gedurende zeer lange tijd vertrouwelijk met elkaar hadden omgegaan, er van elkaar door vervreemd worden en er verwijdering tussen hen ontstaat. Een verkeerd man, die het niet van zich verkrijgen kan iemand anders lief te hebben dan zichzelf, ergert er zich aan om anderen in liefde te zien leven, en daarom stelt hij het zich ten taak om krakeel in te werpen, door aan mensen slechte hoedanigheden toe te schrijven, leugens van hen uit te strooien en hatelijke geruchten over te brengen van de voornaamste vrienden, teneinde hen van elkaar te scheiden, hen op elkaar te vertoornen, of tenminste achterdochtig van elkaar te maken. Het zijn slechte mannen, en ook slechte vrouwen, die zulke boze diensten bewijzen, zij doen het werk des duivels, en van hem zullen zij hun loon ontvangen.

Verzen 29-30

Spreuken 16:29-30

Hier wordt ons nog een soort van slechte mensen beschreven, opdat wij noch zullen doen zoals zij doen, noch iets met hen van doen zullen hebben.

1. Dezulken, die, evenals Satan, al het kwaad doen dat zij kunnen door kracht en geweld, zoals briesende leeuwen, en niet alleen door bedrog en inblazingen, zoals listige slangen. Zij zijn mannen des gewelds, die alles doen door roof en verdrukking, die hun ogen sluiten om met de uiterste inspanning van hun geest verkeerdheden te bedenken, te overleggen hoe zij het grootst mogelijke kwaad kunnen veroorzaken aan hun naaste, hoe het krachtdadig te doen, maar met de meeste veiligheid voor henzelf, en dan hun lippen bewegende geven zij het woord van bevel aan hun agenten, hun werktuigen, volbrengen zij het kwaad, volbrengen zij het boze opzet, hun lippen bijtende, zo lezen het sommigen uit ergernis en boosheid. Als de goddeloze listige aanslagen bedenkt tegen de rechtvaardige, knerst hij over hem met zijn tanden.

2. Dezulken, die-wederom gelijk Satan alles doen wat zij kunnen om anderen te verlokken om zich met hen te verenigen om dit kwaad te doen, hen in een weg leidende die niet goed is, die noch eerlijk, noch achtbaar, noch veilig is, maar beledigend is voor God, en in het einde verderflijk zal blijken te zijn voor de zondaar. Aldus is het zijn oogmerk om sommigen te verderven in deze wereld door hen in benauwdheid en moeite te brengen, en anderen in de andere wereld door hen tot zonde te brengen.

Verzen 29-30

Spreuken 16:29-30

Hier wordt ons nog een soort van slechte mensen beschreven, opdat wij noch zullen doen zoals zij doen, noch iets met hen van doen zullen hebben.

1. Dezulken, die, evenals Satan, al het kwaad doen dat zij kunnen door kracht en geweld, zoals briesende leeuwen, en niet alleen door bedrog en inblazingen, zoals listige slangen. Zij zijn mannen des gewelds, die alles doen door roof en verdrukking, die hun ogen sluiten om met de uiterste inspanning van hun geest verkeerdheden te bedenken, te overleggen hoe zij het grootst mogelijke kwaad kunnen veroorzaken aan hun naaste, hoe het krachtdadig te doen, maar met de meeste veiligheid voor henzelf, en dan hun lippen bewegende geven zij het woord van bevel aan hun agenten, hun werktuigen, volbrengen zij het kwaad, volbrengen zij het boze opzet, hun lippen bijtende, zo lezen het sommigen uit ergernis en boosheid. Als de goddeloze listige aanslagen bedenkt tegen de rechtvaardige, knerst hij over hem met zijn tanden.

2. Dezulken, die-wederom gelijk Satan alles doen wat zij kunnen om anderen te verlokken om zich met hen te verenigen om dit kwaad te doen, hen in een weg leidende die niet goed is, die noch eerlijk, noch achtbaar, noch veilig is, maar beledigend is voor God, en in het einde verderflijk zal blijken te zijn voor de zondaar. Aldus is het zijn oogmerk om sommigen te verderven in deze wereld door hen in benauwdheid en moeite te brengen, en anderen in de andere wereld door hen tot zonde te brengen.

Vers 31

Spreuken 16:31

Het behoort de grote zorg te zijn van oude lieden, om op de weg van de gerechtigheid gevonden te worden, de weg van Godsdienst en ernstige Godsvrucht. Beide God en de mens zullen op die weg naar hen uitzien, men verwacht dat zij, die oud zijn, goed en Godvruchtig zijn, dat de veelheid hunner jaren hen de beste wijsheid zal leren, laat hen dus op die weg gevonden worden. De dood zal komen, de Rechter is komende, de Heere is nabij, laat hen, teneinde van Hem bevonden te worden in vrede, op de weg van de gerechtigheid gevonden worden, 2 Peter 3:14, bevonden worden alzo doende, Matthew 24:46. Laat oude lieden oude discipelen zijn, laat hen tot het einde volharden op de weg van de gerechtigheid, waarop zij reeds sedert lang begonnen zijn te wandelen, opdat zij er op gevonden mogen worden.

Indien oude lieden op de weg van de gerechtigheid gevonden worden, dan zal hun hoge leeftijd hun eer wezen. De ouderdom, als zodanig, is achtbaar en gebiedt achting, voor het grauwe haar zult gij opstaan, Leviticus 19:32, maar indien hij op de weg van de goddeloosheid wordt gevonden, is zijn eer verbeurd, zijn kroon ontheiligd, in het stof gelegd, Isaiah 65:20. Indien oude lieden dus hun eer willen bewaren, dan moeten zij nog vasthouden aan hun oprechtheid, en dan zal hun grijsheid hun in waarheid een kroon zijn, dan zijn zij dubbele eer waardig. Genade is de heerlijkheid van de ouderdom.

Vers 31

Spreuken 16:31

Het behoort de grote zorg te zijn van oude lieden, om op de weg van de gerechtigheid gevonden te worden, de weg van Godsdienst en ernstige Godsvrucht. Beide God en de mens zullen op die weg naar hen uitzien, men verwacht dat zij, die oud zijn, goed en Godvruchtig zijn, dat de veelheid hunner jaren hen de beste wijsheid zal leren, laat hen dus op die weg gevonden worden. De dood zal komen, de Rechter is komende, de Heere is nabij, laat hen, teneinde van Hem bevonden te worden in vrede, op de weg van de gerechtigheid gevonden worden, 2 Peter 3:14, bevonden worden alzo doende, Matthew 24:46. Laat oude lieden oude discipelen zijn, laat hen tot het einde volharden op de weg van de gerechtigheid, waarop zij reeds sedert lang begonnen zijn te wandelen, opdat zij er op gevonden mogen worden.

Indien oude lieden op de weg van de gerechtigheid gevonden worden, dan zal hun hoge leeftijd hun eer wezen. De ouderdom, als zodanig, is achtbaar en gebiedt achting, voor het grauwe haar zult gij opstaan, Leviticus 19:32, maar indien hij op de weg van de goddeloosheid wordt gevonden, is zijn eer verbeurd, zijn kroon ontheiligd, in het stof gelegd, Isaiah 65:20. Indien oude lieden dus hun eer willen bewaren, dan moeten zij nog vasthouden aan hun oprechtheid, en dan zal hun grijsheid hun in waarheid een kroon zijn, dan zijn zij dubbele eer waardig. Genade is de heerlijkheid van de ouderdom.

Vers 32

Spreuken 16:32

Dit beveelt ons de genade van de zachtmoedigheid aan, die ons allen wel betaamt, maar inzonderheid hun, die op hoge jaren zijn, Proverbs 16:31.

Merk op:

1. De aard ervan. Het is lankmoedig te zijn niet spoedig in toorn te worden ontstoken, niet geneigd te zijn om ieder verkeerd woord, of onvriendelijke bejegening euvel op te nemen, de tijd nemende om na te denken eer men zijn toorn naar buiten openbaart, opdat deze de perken van de betamelijkheid niet te buiten gaat, zo langzaam te zijn in ons naderen tot de toorn, dat wij gemakkelijk tot stilstand kunnen komen, en aldus tot verzoening worden gebracht, het is heerschappij te hebben over onze geest, onze lusten en neigingen, maar inzonderheid over onze hartstochten, onze toorn, deze onder bedwang houdende onder het nauwkeurig toezicht van Godsdienst en gezond verstand. Wij moeten onze toorn meester zijn, zoals God het is. Nahum 1:3.

2. De eer er van. Hij, die heerschappij verkrijgt en behoudt over zijn hartstochten, is beter dan de sterke, beter dan hij, die na een langdurig beleg een stad inneemt, of door een langdurige krijg een land tenonder brengt. Zie, een grotere, een meerdere, dan Alexander of Caesar is hier! Om de overwinning te behalen over onszelf en onze tomeloze hartstochten, daartoe wordt meer wijs beleid en een vaster en geregelder bestuur vereist, dan om de overwinning te behalen over de krijgsmacht eens vijands. Een zedelijke overwinning is voor een redelijk schepsel meer eervol dan een overwinning, die door ruw geweld wordt behaald. Het is een overwinning, die aan niemand kwaad doet, geen mensenlevens en geen schatten worden er aan opgeofferd, slechts enige lage lusten. Het is moeilijker, en daarom glorierijker, om een opstand in het eigen land te onderdrukken, dan om een inval van buitenlandse vijanden af te weren, ja zo groot is het gewin van de zachtmoedigheid, dat wij door haar meer dan overwinnaars zijn.

Vers 32

Spreuken 16:32

Dit beveelt ons de genade van de zachtmoedigheid aan, die ons allen wel betaamt, maar inzonderheid hun, die op hoge jaren zijn, Proverbs 16:31.

Merk op:

1. De aard ervan. Het is lankmoedig te zijn niet spoedig in toorn te worden ontstoken, niet geneigd te zijn om ieder verkeerd woord, of onvriendelijke bejegening euvel op te nemen, de tijd nemende om na te denken eer men zijn toorn naar buiten openbaart, opdat deze de perken van de betamelijkheid niet te buiten gaat, zo langzaam te zijn in ons naderen tot de toorn, dat wij gemakkelijk tot stilstand kunnen komen, en aldus tot verzoening worden gebracht, het is heerschappij te hebben over onze geest, onze lusten en neigingen, maar inzonderheid over onze hartstochten, onze toorn, deze onder bedwang houdende onder het nauwkeurig toezicht van Godsdienst en gezond verstand. Wij moeten onze toorn meester zijn, zoals God het is. Nahum 1:3.

2. De eer er van. Hij, die heerschappij verkrijgt en behoudt over zijn hartstochten, is beter dan de sterke, beter dan hij, die na een langdurig beleg een stad inneemt, of door een langdurige krijg een land tenonder brengt. Zie, een grotere, een meerdere, dan Alexander of Caesar is hier! Om de overwinning te behalen over onszelf en onze tomeloze hartstochten, daartoe wordt meer wijs beleid en een vaster en geregelder bestuur vereist, dan om de overwinning te behalen over de krijgsmacht eens vijands. Een zedelijke overwinning is voor een redelijk schepsel meer eervol dan een overwinning, die door ruw geweld wordt behaald. Het is een overwinning, die aan niemand kwaad doet, geen mensenlevens en geen schatten worden er aan opgeofferd, slechts enige lage lusten. Het is moeilijker, en daarom glorierijker, om een opstand in het eigen land te onderdrukken, dan om een inval van buitenlandse vijanden af te weren, ja zo groot is het gewin van de zachtmoedigheid, dat wij door haar meer dan overwinnaars zijn.

Vers 33

Spreuken 16:33

De Goddelijke voorzienigheid regelt en bestuurt de dingen, die voor ons volkomen toevallig zijn. Er geschiedt niets bij geval, en geen gebeurtenis wordt door een blind noodlot bepaald, maar alles hangt af van de wil en de raad Gods. Waar de mens oog noch hand in heeft, dat wordt alles door God gezien en gewerkt.

Als er door het lot te werpen een plechtig beroep wordt gedaan op Gods voorzienigheid ter beslissing van een gewichtige zaak, die anders niet of niet zo goed tot beslissing zou komen, dan moet God daarin worden gezien en wij moeten bidden dat God het lot besturen zal, 1 Samuel 14:41, Acts 1:24- en dan moeten wij er ook in berusten, overtuigd zijnde dat Gods hand het bestuur heeft, en dat die hand door oneindige wijsheid wordt geleid. Al de beschikkingen van Gods voorzienigheid in onze zaken moeten wij beschouwen als een besturing van ons lot, een beslissing van hetgeen wij in Gods hand hebben overgegeven, en er dus mee tevreden zijn.

Vers 33

Spreuken 16:33

De Goddelijke voorzienigheid regelt en bestuurt de dingen, die voor ons volkomen toevallig zijn. Er geschiedt niets bij geval, en geen gebeurtenis wordt door een blind noodlot bepaald, maar alles hangt af van de wil en de raad Gods. Waar de mens oog noch hand in heeft, dat wordt alles door God gezien en gewerkt.

Als er door het lot te werpen een plechtig beroep wordt gedaan op Gods voorzienigheid ter beslissing van een gewichtige zaak, die anders niet of niet zo goed tot beslissing zou komen, dan moet God daarin worden gezien en wij moeten bidden dat God het lot besturen zal, 1 Samuel 14:41, Acts 1:24- en dan moeten wij er ook in berusten, overtuigd zijnde dat Gods hand het bestuur heeft, en dat die hand door oneindige wijsheid wordt geleid. Al de beschikkingen van Gods voorzienigheid in onze zaken moeten wij beschouwen als een besturing van ons lot, een beslissing van hetgeen wij in Gods hand hebben overgegeven, en er dus mee tevreden zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Proverbs 16". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/proverbs-16.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile