Lectionary Calendar
Wednesday, May 15th, 2024
the Seventh Week after Easter
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 34

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 34

In dit hoofdstuk onderricht God Mozes, en deze moet dan Israël onderrichten:

I. Betreffende de grenzen van het land Kanan, Numbers 34:1.

II. Betreffende de verdeling en de uitdeling er van aan de stammen Israëls, Numbers 34:17.

Wij hebben hier een beschrijving van de grenzen van het land Kanan naar alle zijden. God onderrichtte Mozes hier om deze grenzen vast te stellen, niet als een aardrijkskundige op een landkaart, om aan de weetgierigheid te voldoen, maar als een vorst voor een schenking opdat met zekerheid geweten zou worden, wat in die schenking begrepen is. Er was hun een veel grotere bezitting beloofd, die hun ook ter bestemder tijd gegeven zou zijn, indien zij gehoorzaam waren geweest, reikende zelfs tot aan de Eufraat, Deuteronomy 11:24. En zover heeft Israëls heerschappij zich ook werkelijk uitgestrekt in de tijd van David en Salomo, 2 Chronicles 9:26. Maar wat hier beschreven wordt, is alleen Kanan, dat het deel was van de negen en een halve stam, want de andere twee en een halve stam waren reeds gevestigd. Numbers 34:14. Betreffende deze grenzen nu van Kanan valt op te merken:

I. Dat zij binnen zekere bepalingen waren afgeperkt, want God heeft de bepalingen van onze woningen verordend, Acts 17:26. Die landpalen waren hun gesteld:

1. Opdat zij zouden weten wie zij hadden te verdrijven, en hoever de opdracht, die hun gegeven was, zich uitstrekte, Numbers 33:53 dat zij de inwoners zouden uitdrijven. Alleen diegenen, welke zich tussen deze grenzen bevonden, moesten zij verdelgen, tot hiertoe moet hun bloedig zwaard gaan en niet verder.

2. Opdat zij zouden weten welke bezitting zij te wachten hadden. God wilde niet dat Zijn volk hun begeerte naar wereldlijk goed zou vergroten, maar dat zij zouden weten genoeg te hebben, om daarmee dan tevreden te zijn. De Israëlieten zelf moeten niet alleen inwoners gemaakt worden in het midden van het land, maar plaats laten voor hun naburen om bij hen te wonen. God stelt bepalingen aan onze erve zo laat ons dan perken stellen aan onze begeerten en ons schikken naar de toestand, waarin God ons geplaatst heeft.

II. Dat het, betrekkelijk, een kleine omvang had. Zoals de grenzen hier gesteld zijn, wordt het berekend slechts een lengte gehad te hebben van honderd zestig mijlen, en een breedte van ongeveer vijftig mijlen, het bevatte misschien niet veel meer dan de helft van de oppervlakte van Engeland, en toch is dit het land, dat aan de vader van de gelovigen beloofd was, en de bezitting van het zaad Israëls. Dit was het plekje gronds, waarin gedurende veel eeuwen God alleen bekend was en Zijn naam groot was Psalms 76:2. Dit was de wijngaard des Heeren de besloten hof, maar zoals het is met wijngaarden en hoven, de beperktheid van omvang werd ruim opgewogen door de buitengewone vruchtbaarheid van de grond, want anders zou het kleine land het talrijke volk, dat het bewoonde niet hebben kunnen onderhouden. Zie hieraan:

1. Hoe klein een deel van de wereld God voor zichzelf heeft, hoewel de aarde des Heeren is, en haar volheid, zijn er slechts weinigen, die Hem kennen en Hem dienen, maar die weinigen zijn gelukkig, zeer gelukkig, omdat zij Gode vruchtbaar zijn.

2. Hoe klein een deel van de wereld God dikwijls aan Zijn volk geeft. Zij, die hun deel hebben in de hemel, hebben reden om tevreden te wezen met een klein deel op aarde, maar evenals hier, wat er ontbreekt aan hoeveelheid wordt vergoed door de hoedanigheid, want het weinige, dat de rechtvaardige heeft, het van de liefde Gods hebbende en met Zijn zegen, is veel beter en veel troostrijker, dan de overvloed van de goddelozen, Psalms 37:16.

III. Er was iets opmerkelijks in die grenzen en landpalen.

1. Kanan zelf was een schoon, lieflijk, sierlijk land, Daniel 8:9, Psalms 48:3- en toch grensde het aan woestijnen en zeeën, en was omringd van onderscheidene treurig- uitziende landschappen. Aldus is de wijngaard van de kerk aan alle zijden omgeven door de woestijn van deze wereld, die als contrast er van dient om te doen uitkomen, hoe schoon van gelegenheid zij is.

2. Velen van die grenzen waren zijn bolwerken en natuurlijke versterkingen, om de toegang voor vijanden moeilijk te maken, waarmee hun te kennen werd gegeven dat de God van de natuur hun beschermer was en hen met goedgunstigheid zal omringen als met een rondas, Psalms 5:13.

3. De grens reikte tot aan de rivier van Egypte, Numbers 34:5. Opdat de aanblik van dat land, dat zij van uit het hunne zien konden, hen zou doen gedenken aan hun dienstbaarheid aldaar en hun wonderbare bevrijding.

4. Het begin van hun grenzen wordt hier gesteld aan de Zoutzee, Numbers 34:3, en daar eindigen zij, Numbers 34:12. Dat was het blijvende gedenkteken van de verwoesting van Sodom en Gomorra, de schone, vruchtbare vallei, waarin deze steden gestaan hebben, werd een meer, welks wateren nooit door een wind werden bewogen, geen schip droegen, met geen vis werden gevuld, generlei levend schepsel werd er in gevonden, en daarom de Dode Zee werd genoemd. Dit was een deel van hun grenzen, om een gedurige waarschuwing voor hen te wezen, om zich te wachten voor de zonden die het verderf over Sodom hebben gebracht toch werd de ongerechtigheid van Sodom later in Israël gevonden, Ezechiël 16:49, om welke Kanan wel niet, zoals Sodom tot een zoutzee werd gemaakt, maar wel tot een onvruchtbare grond, en dat gebleven is tot op de huldigen dag.

5. Hun westergrens was de grote zee, Numbers 34:6, die thans de Middellandse Zee genoemd wordt. Sommigen beschouwen die zee zelf als deel uitmakende van hun bezit, en dat zij krachtens deze schenking de heerschappij er over hadden, zodat zij er de meesters van hadden kunnen zijn, indien zij het niet verbeurd hadden door hun zonde.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 34

In dit hoofdstuk onderricht God Mozes, en deze moet dan Israël onderrichten:

I. Betreffende de grenzen van het land Kanan, Numbers 34:1.

II. Betreffende de verdeling en de uitdeling er van aan de stammen Israëls, Numbers 34:17.

Wij hebben hier een beschrijving van de grenzen van het land Kanan naar alle zijden. God onderrichtte Mozes hier om deze grenzen vast te stellen, niet als een aardrijkskundige op een landkaart, om aan de weetgierigheid te voldoen, maar als een vorst voor een schenking opdat met zekerheid geweten zou worden, wat in die schenking begrepen is. Er was hun een veel grotere bezitting beloofd, die hun ook ter bestemder tijd gegeven zou zijn, indien zij gehoorzaam waren geweest, reikende zelfs tot aan de Eufraat, Deuteronomy 11:24. En zover heeft Israëls heerschappij zich ook werkelijk uitgestrekt in de tijd van David en Salomo, 2 Chronicles 9:26. Maar wat hier beschreven wordt, is alleen Kanan, dat het deel was van de negen en een halve stam, want de andere twee en een halve stam waren reeds gevestigd. Numbers 34:14. Betreffende deze grenzen nu van Kanan valt op te merken:

I. Dat zij binnen zekere bepalingen waren afgeperkt, want God heeft de bepalingen van onze woningen verordend, Acts 17:26. Die landpalen waren hun gesteld:

1. Opdat zij zouden weten wie zij hadden te verdrijven, en hoever de opdracht, die hun gegeven was, zich uitstrekte, Numbers 33:53 dat zij de inwoners zouden uitdrijven. Alleen diegenen, welke zich tussen deze grenzen bevonden, moesten zij verdelgen, tot hiertoe moet hun bloedig zwaard gaan en niet verder.

2. Opdat zij zouden weten welke bezitting zij te wachten hadden. God wilde niet dat Zijn volk hun begeerte naar wereldlijk goed zou vergroten, maar dat zij zouden weten genoeg te hebben, om daarmee dan tevreden te zijn. De Israëlieten zelf moeten niet alleen inwoners gemaakt worden in het midden van het land, maar plaats laten voor hun naburen om bij hen te wonen. God stelt bepalingen aan onze erve zo laat ons dan perken stellen aan onze begeerten en ons schikken naar de toestand, waarin God ons geplaatst heeft.

II. Dat het, betrekkelijk, een kleine omvang had. Zoals de grenzen hier gesteld zijn, wordt het berekend slechts een lengte gehad te hebben van honderd zestig mijlen, en een breedte van ongeveer vijftig mijlen, het bevatte misschien niet veel meer dan de helft van de oppervlakte van Engeland, en toch is dit het land, dat aan de vader van de gelovigen beloofd was, en de bezitting van het zaad Israëls. Dit was het plekje gronds, waarin gedurende veel eeuwen God alleen bekend was en Zijn naam groot was Psalms 76:2. Dit was de wijngaard des Heeren de besloten hof, maar zoals het is met wijngaarden en hoven, de beperktheid van omvang werd ruim opgewogen door de buitengewone vruchtbaarheid van de grond, want anders zou het kleine land het talrijke volk, dat het bewoonde niet hebben kunnen onderhouden. Zie hieraan:

1. Hoe klein een deel van de wereld God voor zichzelf heeft, hoewel de aarde des Heeren is, en haar volheid, zijn er slechts weinigen, die Hem kennen en Hem dienen, maar die weinigen zijn gelukkig, zeer gelukkig, omdat zij Gode vruchtbaar zijn.

2. Hoe klein een deel van de wereld God dikwijls aan Zijn volk geeft. Zij, die hun deel hebben in de hemel, hebben reden om tevreden te wezen met een klein deel op aarde, maar evenals hier, wat er ontbreekt aan hoeveelheid wordt vergoed door de hoedanigheid, want het weinige, dat de rechtvaardige heeft, het van de liefde Gods hebbende en met Zijn zegen, is veel beter en veel troostrijker, dan de overvloed van de goddelozen, Psalms 37:16.

III. Er was iets opmerkelijks in die grenzen en landpalen.

1. Kanan zelf was een schoon, lieflijk, sierlijk land, Daniel 8:9, Psalms 48:3- en toch grensde het aan woestijnen en zeeën, en was omringd van onderscheidene treurig- uitziende landschappen. Aldus is de wijngaard van de kerk aan alle zijden omgeven door de woestijn van deze wereld, die als contrast er van dient om te doen uitkomen, hoe schoon van gelegenheid zij is.

2. Velen van die grenzen waren zijn bolwerken en natuurlijke versterkingen, om de toegang voor vijanden moeilijk te maken, waarmee hun te kennen werd gegeven dat de God van de natuur hun beschermer was en hen met goedgunstigheid zal omringen als met een rondas, Psalms 5:13.

3. De grens reikte tot aan de rivier van Egypte, Numbers 34:5. Opdat de aanblik van dat land, dat zij van uit het hunne zien konden, hen zou doen gedenken aan hun dienstbaarheid aldaar en hun wonderbare bevrijding.

4. Het begin van hun grenzen wordt hier gesteld aan de Zoutzee, Numbers 34:3, en daar eindigen zij, Numbers 34:12. Dat was het blijvende gedenkteken van de verwoesting van Sodom en Gomorra, de schone, vruchtbare vallei, waarin deze steden gestaan hebben, werd een meer, welks wateren nooit door een wind werden bewogen, geen schip droegen, met geen vis werden gevuld, generlei levend schepsel werd er in gevonden, en daarom de Dode Zee werd genoemd. Dit was een deel van hun grenzen, om een gedurige waarschuwing voor hen te wezen, om zich te wachten voor de zonden die het verderf over Sodom hebben gebracht toch werd de ongerechtigheid van Sodom later in Israël gevonden, Ezechiël 16:49, om welke Kanan wel niet, zoals Sodom tot een zoutzee werd gemaakt, maar wel tot een onvruchtbare grond, en dat gebleven is tot op de huldigen dag.

5. Hun westergrens was de grote zee, Numbers 34:6, die thans de Middellandse Zee genoemd wordt. Sommigen beschouwen die zee zelf als deel uitmakende van hun bezit, en dat zij krachtens deze schenking de heerschappij er over hadden, zodat zij er de meesters van hadden kunnen zijn, indien zij het niet verbeurd hadden door hun zonde.

Verzen 16-29

Numeri 34:16-29

God benoemt hier commissarissen om het land onder hen te verdelen. De verovering er van wordt als een gedane zaak beschouwd hoewel er totnutoe nog niets voor gedaan of ondernomen was. Hier hebben wij geen benoeming of aanstelling van generaals en opperbevelhebbers, die de oorlog moesten voeren want zij zullen het land in bezit krijgen, niet door hun zwaard, noch door hun boog, maar door de macht en de gunst van God, en zij moeten zo zeker zijn van de overwinning en van voorspoed, zolang God voor hen streed dat nu reeds de personen benoemd moeten worden, aan wie de verdeling van het land zal worden opgedragen, dat is: die presideren zullen bij de loting, in twistgedingen, die ontstaan kunnen, zullen hebben te beslissen en zullen toezien, dat in alles naar recht en billijkheid gehandeld zal worden.

1. De voornaamsten van die commissie waren Eleazar en Jozua, Numbers 34:17, als typen van Christus, die als priester en koning het hemelse Kanan onder het geestelijk Israël verdeelt, maar, zoals hier door het lot beslist moet worden, zo erkent Christus dat de beschikking moet zijn naar de wil des Vaders, Matthew 20:23, vergel. Efeziers 1:11.

2. Opdat er geen schijn van partijdigheid zou wezen, werd, behalve dezen nog een overste van elken stam aangesteld om toezicht te houden bij deze zaak, en er voor te zorgen, dat de stam die hij diende, niet benadeeld werd. Publieke zaken moeten zo behandeld worden, dat ieder niet slechts krijgt wat hem toekomt, maar dat zo het mogelijk is, aan ieder de overtuiging wordt gegeven, dat hem recht gedaan is en dat hij werkelijk heeft ontvangen wat hem toekomt. Het bevordert het geluk en welzijn van een land, als de oversten van het volk, enige uit iederen stam samenkomen, om over de zaken te beraadslagen, waar allen belang bij hebben, een instelling, die zeer tot eer, rust en veiligheid strekt van de natie, die er mee gezegend is.

Sommigen merken op dat de volgorde van de stammen grotelijks verschilt van die, waarmee zij totnutoe bij alle gelegenheden genoemd zijn, en overeenkomt met de nabuurschap van hun lot bij de verdeling van het land. Juda, Simeon en Benjamin, de eerste drie welke hier genoemd zijn, lagen dicht bij elkaar, aan de ene zijde naast hen lag het erfdeel van Dan dat van Efraïm en Manasse aan de andere zijde, Zebulon en Issaschar lagen naast elkaar meer noordwaarts, Aser en Nafthali het noordelijkste van allen, zoals men gemakkelijk op een kaart van Kanan zien kan. Dit is een bewijs, zegt bisschop Patrick, dat Mozes in zijn geschriften door Gods Geest geleid werd. Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend, en wat voor ons nieuw en verrassend is, heeft Hij volkomen voorzien, zonder enigerlei verwarring of onzekerheid.

Verzen 16-29

Numeri 34:16-29

God benoemt hier commissarissen om het land onder hen te verdelen. De verovering er van wordt als een gedane zaak beschouwd hoewel er totnutoe nog niets voor gedaan of ondernomen was. Hier hebben wij geen benoeming of aanstelling van generaals en opperbevelhebbers, die de oorlog moesten voeren want zij zullen het land in bezit krijgen, niet door hun zwaard, noch door hun boog, maar door de macht en de gunst van God, en zij moeten zo zeker zijn van de overwinning en van voorspoed, zolang God voor hen streed dat nu reeds de personen benoemd moeten worden, aan wie de verdeling van het land zal worden opgedragen, dat is: die presideren zullen bij de loting, in twistgedingen, die ontstaan kunnen, zullen hebben te beslissen en zullen toezien, dat in alles naar recht en billijkheid gehandeld zal worden.

1. De voornaamsten van die commissie waren Eleazar en Jozua, Numbers 34:17, als typen van Christus, die als priester en koning het hemelse Kanan onder het geestelijk Israël verdeelt, maar, zoals hier door het lot beslist moet worden, zo erkent Christus dat de beschikking moet zijn naar de wil des Vaders, Matthew 20:23, vergel. Efeziers 1:11.

2. Opdat er geen schijn van partijdigheid zou wezen, werd, behalve dezen nog een overste van elken stam aangesteld om toezicht te houden bij deze zaak, en er voor te zorgen, dat de stam die hij diende, niet benadeeld werd. Publieke zaken moeten zo behandeld worden, dat ieder niet slechts krijgt wat hem toekomt, maar dat zo het mogelijk is, aan ieder de overtuiging wordt gegeven, dat hem recht gedaan is en dat hij werkelijk heeft ontvangen wat hem toekomt. Het bevordert het geluk en welzijn van een land, als de oversten van het volk, enige uit iederen stam samenkomen, om over de zaken te beraadslagen, waar allen belang bij hebben, een instelling, die zeer tot eer, rust en veiligheid strekt van de natie, die er mee gezegend is.

Sommigen merken op dat de volgorde van de stammen grotelijks verschilt van die, waarmee zij totnutoe bij alle gelegenheden genoemd zijn, en overeenkomt met de nabuurschap van hun lot bij de verdeling van het land. Juda, Simeon en Benjamin, de eerste drie welke hier genoemd zijn, lagen dicht bij elkaar, aan de ene zijde naast hen lag het erfdeel van Dan dat van Efraïm en Manasse aan de andere zijde, Zebulon en Issaschar lagen naast elkaar meer noordwaarts, Aser en Nafthali het noordelijkste van allen, zoals men gemakkelijk op een kaart van Kanan zien kan. Dit is een bewijs, zegt bisschop Patrick, dat Mozes in zijn geschriften door Gods Geest geleid werd. Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend, en wat voor ons nieuw en verrassend is, heeft Hij volkomen voorzien, zonder enigerlei verwarring of onzekerheid.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Numbers 34". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/numbers-34.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile