Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 1

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 1

NUMERI

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET VIERDE BOEK VAN MOZES, GENAAMD NUMERI.

De titels der vijf boeken van Mozes, die wij in onze Bijbels gebruiken, zijn allen ontleend aan de Griekse vertaling der Zeventigen, de oudste overzetting van het Oude Testament, die ons bekend is. Alleen voor dit boek is de titel ontleend aan het Latijn, terwijl voor al de overigen de Griekse benamingen zijn behouden. Men had ook voor dit boek den Grieksen titel Arithmoi kunnen behouden, evengoed als Genesis voor het eerste en Exodus voor het tweede; of men had ook die namen kunnen vertalen, en het eerste boek: het Ontstaan of de Wording, het tweede de Uittocht of de Ontkoming hebben kunnen noemen, zoals dit derde boek Numeri, dat is: de getallen, of tellingen genoemd wordt. Dit boek is aldus genoemd vanwege de getallen der kinderen Israël's, die zo dikwijls in dit boek vermeld zijn, en zo wl waardig om er den titel aan te geven, omdat het de merkwaardige vervulling was van Gods belofte aan Abraham; dat zijn zaad zou zijn als de sterren des hemels in menigte. Het heeft ook betrekking op hun tellingen, ene bij den berg Sinaï, Numbers 1:1, de andere in de vlakten van Moab, negen en dertig jaren later, Numbers 26:1. En geen drie mannen van nu waren dezelfden als van toen. Het boek is bijna gelijkmatig verdeeld tussen geschiedenis en wetten, door elkaar gemengd.

I. Wij hebben de geschiedenissen van de telling en rangschikking der stammen, Numbers 1:1-4; de wijding van het altaar en van de Levieten, Numbers 7:1, 8; hun optrekken, Numbers 9:1,10; hun murmureren en hun ongeloof, om welke reden zij veroordeeld werden om veertig jaren in de woestijn om te wandelen, Numbers 11:1-14; de rebellie van Korach, Numbers 16:1,17; de geschiedenis van het laatste der veertig jaren, Hoofdstuk. 20-26; de verovering van Midian, en de vestiging der twee stammen, Numbers 31:1-32; met een verhaal van hun reizen, Numbers 33:1.

II. Wij hebben onderscheidene wetten: omtrent de Nazareeërs enz., Numbers 5:1, 6; en wederom omtrent den last der priesters, enz. Numbers 18:1, 19; feesten, Numbers 28:1, 29; en geloften, Numbers 20:1; en betreffende hun vestiging in Kanan, Numbers 27:1, 34, 35,36. Een uittreksel van veel in dit boek hebben wij in weinig woorden in Psalms 95:10 :Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en ene toepassing er van op ons zelven in Hebrews 4:1. Laat ons dan vrezen achtergebleven te zijn. Veel aanzienlijke volken waren toen in wezen, die in steden en versterkte plaatsen woonden, van wie door den gewijden geschiedschrijver geen nota wordt genomen, terwijl zeer nauwkeurig aantekening wordt gehouden van de zaken en Lotgevallen van een handvol mensen, die in tenten woonden, en op vreemde wijze ronddwaalden in een woestijn, omdat zij de kinderen waren van het verbond: want des Heeren deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve. Israël Zal nu gevormd worden tot een gemenebest, of liever, tot een koninkrijk, want DE HEERE WAS HUN KONING, 1 Samuel 12:12. Hun regering was een theocratie, en onder God was Mozes "koning in Jeshurun," Deuteronomy 33:5. voor de rechte vestiging nu van deze heiligen staat was, na de instelling van goede wetten, de instelling nodig van goede orde, daarom moest een onderzoek ingesteld worden van de onderdanen van dit koninkrijk, hetgeen geschiedt in dit hoofdstuk waarin wij hebben:

I. Orders, gegeven aan Mozes om het volk te tellen, Numbers 1:1.

II. De benoeming van personen, om hem hierin behulpzaam te zijn, Numbers 1:5.

III. Het afzonderlijk getal van elke stam, zoals het aan Mozes werd ingeleverd, Numbers 1:17.

IV. De som totaal van allen tezamen Numbers 1:44.

V. Een uitzondering van de Levieten, Numbers 1:47.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, NUMERI 1

NUMERI

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET VIERDE BOEK VAN MOZES, GENAAMD NUMERI.

De titels der vijf boeken van Mozes, die wij in onze Bijbels gebruiken, zijn allen ontleend aan de Griekse vertaling der Zeventigen, de oudste overzetting van het Oude Testament, die ons bekend is. Alleen voor dit boek is de titel ontleend aan het Latijn, terwijl voor al de overigen de Griekse benamingen zijn behouden. Men had ook voor dit boek den Grieksen titel Arithmoi kunnen behouden, evengoed als Genesis voor het eerste en Exodus voor het tweede; of men had ook die namen kunnen vertalen, en het eerste boek: het Ontstaan of de Wording, het tweede de Uittocht of de Ontkoming hebben kunnen noemen, zoals dit derde boek Numeri, dat is: de getallen, of tellingen genoemd wordt. Dit boek is aldus genoemd vanwege de getallen der kinderen Israël's, die zo dikwijls in dit boek vermeld zijn, en zo wl waardig om er den titel aan te geven, omdat het de merkwaardige vervulling was van Gods belofte aan Abraham; dat zijn zaad zou zijn als de sterren des hemels in menigte. Het heeft ook betrekking op hun tellingen, ene bij den berg Sinaï, Numbers 1:1, de andere in de vlakten van Moab, negen en dertig jaren later, Numbers 26:1. En geen drie mannen van nu waren dezelfden als van toen. Het boek is bijna gelijkmatig verdeeld tussen geschiedenis en wetten, door elkaar gemengd.

I. Wij hebben de geschiedenissen van de telling en rangschikking der stammen, Numbers 1:1-4; de wijding van het altaar en van de Levieten, Numbers 7:1, 8; hun optrekken, Numbers 9:1,10; hun murmureren en hun ongeloof, om welke reden zij veroordeeld werden om veertig jaren in de woestijn om te wandelen, Numbers 11:1-14; de rebellie van Korach, Numbers 16:1,17; de geschiedenis van het laatste der veertig jaren, Hoofdstuk. 20-26; de verovering van Midian, en de vestiging der twee stammen, Numbers 31:1-32; met een verhaal van hun reizen, Numbers 33:1.

II. Wij hebben onderscheidene wetten: omtrent de Nazareeërs enz., Numbers 5:1, 6; en wederom omtrent den last der priesters, enz. Numbers 18:1, 19; feesten, Numbers 28:1, 29; en geloften, Numbers 20:1; en betreffende hun vestiging in Kanan, Numbers 27:1, 34, 35,36. Een uittreksel van veel in dit boek hebben wij in weinig woorden in Psalms 95:10 :Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en ene toepassing er van op ons zelven in Hebrews 4:1. Laat ons dan vrezen achtergebleven te zijn. Veel aanzienlijke volken waren toen in wezen, die in steden en versterkte plaatsen woonden, van wie door den gewijden geschiedschrijver geen nota wordt genomen, terwijl zeer nauwkeurig aantekening wordt gehouden van de zaken en Lotgevallen van een handvol mensen, die in tenten woonden, en op vreemde wijze ronddwaalden in een woestijn, omdat zij de kinderen waren van het verbond: want des Heeren deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve. Israël Zal nu gevormd worden tot een gemenebest, of liever, tot een koninkrijk, want DE HEERE WAS HUN KONING, 1 Samuel 12:12. Hun regering was een theocratie, en onder God was Mozes "koning in Jeshurun," Deuteronomy 33:5. voor de rechte vestiging nu van deze heiligen staat was, na de instelling van goede wetten, de instelling nodig van goede orde, daarom moest een onderzoek ingesteld worden van de onderdanen van dit koninkrijk, hetgeen geschiedt in dit hoofdstuk waarin wij hebben:

I. Orders, gegeven aan Mozes om het volk te tellen, Numbers 1:1.

II. De benoeming van personen, om hem hierin behulpzaam te zijn, Numbers 1:5.

III. Het afzonderlijk getal van elke stam, zoals het aan Mozes werd ingeleverd, Numbers 1:17.

IV. De som totaal van allen tezamen Numbers 1:44.

V. Een uitzondering van de Levieten, Numbers 1:47.

Verzen 1-16

Numeri 1:1-16

Hier wordt een volmacht gegeven voor de telling van het volk Israël. Lang daarna is het aan David duur te staan gekomen, dat hij dit zonder volmacht gedaan heeft. Hier is:

I. De datum van deze volmacht, Numbers 1:1.

1. De plaats: zij wordt gegeven in het hof Gods, in de woestijn van Sinai, van Zijn koninklijk paleis, de tent van de samenkomst.

2. De tijd: in het tweede jaar nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, wij kunnen het het tweede jaar van die regering noemen. De wetten in Leviticus werden gegeven in de eerste maand van dat jaar, deze orders werden uitgevaardigd in het begin van de tweede maand.

II. De aanwijzingen gegeven voor de uitvoering er van, Numbers 1:2,Numbers 1:3.

1. Alleen personen van het mannelijk geslacht moesten geteld worden en van deze alleen de zodanigen, die geschikt waren voor de strijd. Niemand beneden de twintig jaren, want hoewel er onder de zodanigen wel waren die wat grootte en lichaamskracht betreft wel voor de militaire dienst geschikt zouden zijn, wilde God in mededogen met hun jeugd toch niet, dat zij al de wapens zouden dragen.

2. Ook moesten zij niet geteld worden, die vanwege hoge leeftijd, lichaamszwakte of gebreken, zoals blindheid, kreupelheid, of chronische kwalen, ongeschikt waren voor de strijd. Daar de kerk een strijdende kerk is worden slechts diegenen geacht er ware leden van te zijn, die zich hebben laten inschrijven als krijgsknechten van Jezus Christus, want ons leven, ons Christelijk leven is een strijd.

3. Het getal moest opgenomen worden naar het huis van hun vaders, opdat geweten zou worden, niet slechts hoevelen zij waren, en wat hun namen waren, maar ook van welke stam en geslacht zij waren, ja tot welk bijzonder huis ieder behoorde, of wel, het als het monsteren van een leger beschouwende, tot welk regiment ieder behoorde, ten einde zelf zijn plaats te weten, en de overheid mocht weten waar hem te vinden. Zij waren reeds een weinig tevoren geteld, toen hun hoofdgeld ten dienste van de tabernakel betaald moest worden, Exodus 38:25, Exodus 38:26. Maar het schijnt dat zij toen niet geregistreerd waren naar het huis van hun vaders, zoals dit nu geschiedde. Hun aantal was toen gelijk aan hun tegenwoordig aantal: zes honderd duizend, drie duizend en vijf honderd, want zovelen als er sedert gestorven waren, en dus van het getal afvielen zovelen hadden nu de twintigjarigen leeftijd bereikt, en werden dus bij het getal gevoegd. Een geslacht gaat voorbij, en een ander komt. Dagelijks ontstaan leemten, die echter dagelijks door nieuw aangekomenen weer gevuld worden. Gods voorzienigheid zorgt er voor dat op de een of andere tijd, in de ene of andere plaats, de geboorten opwegen tegen de sterfgevallen, opdat het menselijk geslachten het heilige zaad niet uitgeroeid worden van de aarde.

III. Er werden gevolmachtigden benoemd om dit werk te verrichten. Mozes en Aron moesten er het toezicht over houden, Numbers 1:3, en uit iederen stam moest een man, die van aanzien was in zijn stam en geacht werd er goed bekend mee te wezen, er behulpzaam bijzijn: de oversten van de stammen, Numbers 1:16. Zij, die aanzienlijk zijn, moeten er zich op toeleggen om van dienst te wezen, laat hem, die groot is, een dienaar zijn, en door zijn bekendheid met het publiek tonen, dat hij het waard is om van het publiek gekend en geëerd te worden. Dit werk van de telling werd opgedragen aan hem die de voornaamste, de edelste was van zijn stam.

Maar waarom werd deze telling bevolen en deze monsterrol bewaard? Om verscheidene redenen.

1. Om de vervulling te bewijzen van de belofte, gedaan aan Abraham, dat God zijn zaad uitermate zeer zou vermenigvuldigen, welke belofte vernieuwd werd aan Jakob, Genesis 28:14, dat "zijn zaad" "zou wezen als het stof van de aarde." Nu blijkt het dat er niet een tittel gevallen is van die goede belofte, hetgeen een bemoediging voor hen was om te hopen, dat ook de andere belofte, die namelijk van hun het land Kanan tot een erfelijke bezitting te geven, te bestemder tijd vervuld zal worden. Als naar het getal van een troep mensen naar ogenschijn gegist wordt, dan is het gemakkelijk voor iemand, die geneigd is tot vitten, te vermoeden dat de gissing fout is, en dat zij, geteld wordende, zouden blijken niet half zo talrijk te zijn. Daarom wilde God dat Israël geteld zou worden, opdat het in de geschiedenis zou worden vermeld, hoe grotelijks zij in korte tijd waren vermenigvuldigd, opdat de macht van Gods voorzienigheid en de waarheid van Zijn belofte door allen gezien en erkend zullen worden. Naar de gewone loop van de natuur zou het niet te verwachten zijn geweest, dat vijf en zeventig zielen (het getal van Jakob's gezin toen hij naar Egypte ging) in twee honderd vijftien jaren (en het was niet langer) tot zoveel honderdduizenden zouden worden. Het moest dus toegeschreven worden aan een buitengewone kracht in de belofte en de zegen van God.

2. Om de bijzondere zorg aan te duiden, die God zelf voor Zijn Israël wilde hebben, en verwachtte dat Mozes en de mindere oversten over hen hebben zouden. God wordt "de Herder Israëls" genoemd, Psalms 80:1. De herders nu hielden altijd berekening van hun kudden, en gaven ze bij getallen over aan de onderherders opdat zij zouden weten of er ook vermist waren, evenzo telt God Zijn kudde, opdat Hij van allen, die Hij in Zijn schaapskooi heeft toegelaten, er geen zou verliezen, behalve voor iets gelijkwaardige, namelijk hen, die geofferd werden aan Zijn gerechtigheid.

3. Het was om een verschil te stellen tussen de geboren Israëlieten en het vermengde volk, dat zich onder hen bevond. Geen anderen werden geteld dan Israëlieten, de gehele wereld is, vergeleken bij deze juwelen, slechts rommel nutteloos goed. Er wordt weinig acht gegeven op anderen, maar de heiligen zijn Gods bijzonder eigendom, over hen draagt Hij zeer bijzonder zorg. "De Heere kent degenen, die van Hem zijn," 2 Timothy 2:19, T Hij "kent hen bij name," Philippians 4:3. "De haren van hun hoofden zijn geteld, maar tot anderen zal Hij zeggen: "Ik heb u nooit gekend," heb nooit acht op u gegeven."

4. Het was om hen in verschillende afdelingen te rangschikken, ten einde de bedeling van het recht gemakkelijker te maken, en hun tocht door de woestijn geregelder. Het is een verwarde hoop volk, geen leger, dat niet gemonsterd en in orde gerangschikt is.

Verzen 1-16

Numeri 1:1-16

Hier wordt een volmacht gegeven voor de telling van het volk Israël. Lang daarna is het aan David duur te staan gekomen, dat hij dit zonder volmacht gedaan heeft. Hier is:

I. De datum van deze volmacht, Numbers 1:1.

1. De plaats: zij wordt gegeven in het hof Gods, in de woestijn van Sinai, van Zijn koninklijk paleis, de tent van de samenkomst.

2. De tijd: in het tweede jaar nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, wij kunnen het het tweede jaar van die regering noemen. De wetten in Leviticus werden gegeven in de eerste maand van dat jaar, deze orders werden uitgevaardigd in het begin van de tweede maand.

II. De aanwijzingen gegeven voor de uitvoering er van, Numbers 1:2,Numbers 1:3.

1. Alleen personen van het mannelijk geslacht moesten geteld worden en van deze alleen de zodanigen, die geschikt waren voor de strijd. Niemand beneden de twintig jaren, want hoewel er onder de zodanigen wel waren die wat grootte en lichaamskracht betreft wel voor de militaire dienst geschikt zouden zijn, wilde God in mededogen met hun jeugd toch niet, dat zij al de wapens zouden dragen.

2. Ook moesten zij niet geteld worden, die vanwege hoge leeftijd, lichaamszwakte of gebreken, zoals blindheid, kreupelheid, of chronische kwalen, ongeschikt waren voor de strijd. Daar de kerk een strijdende kerk is worden slechts diegenen geacht er ware leden van te zijn, die zich hebben laten inschrijven als krijgsknechten van Jezus Christus, want ons leven, ons Christelijk leven is een strijd.

3. Het getal moest opgenomen worden naar het huis van hun vaders, opdat geweten zou worden, niet slechts hoevelen zij waren, en wat hun namen waren, maar ook van welke stam en geslacht zij waren, ja tot welk bijzonder huis ieder behoorde, of wel, het als het monsteren van een leger beschouwende, tot welk regiment ieder behoorde, ten einde zelf zijn plaats te weten, en de overheid mocht weten waar hem te vinden. Zij waren reeds een weinig tevoren geteld, toen hun hoofdgeld ten dienste van de tabernakel betaald moest worden, Exodus 38:25, Exodus 38:26. Maar het schijnt dat zij toen niet geregistreerd waren naar het huis van hun vaders, zoals dit nu geschiedde. Hun aantal was toen gelijk aan hun tegenwoordig aantal: zes honderd duizend, drie duizend en vijf honderd, want zovelen als er sedert gestorven waren, en dus van het getal afvielen zovelen hadden nu de twintigjarigen leeftijd bereikt, en werden dus bij het getal gevoegd. Een geslacht gaat voorbij, en een ander komt. Dagelijks ontstaan leemten, die echter dagelijks door nieuw aangekomenen weer gevuld worden. Gods voorzienigheid zorgt er voor dat op de een of andere tijd, in de ene of andere plaats, de geboorten opwegen tegen de sterfgevallen, opdat het menselijk geslachten het heilige zaad niet uitgeroeid worden van de aarde.

III. Er werden gevolmachtigden benoemd om dit werk te verrichten. Mozes en Aron moesten er het toezicht over houden, Numbers 1:3, en uit iederen stam moest een man, die van aanzien was in zijn stam en geacht werd er goed bekend mee te wezen, er behulpzaam bijzijn: de oversten van de stammen, Numbers 1:16. Zij, die aanzienlijk zijn, moeten er zich op toeleggen om van dienst te wezen, laat hem, die groot is, een dienaar zijn, en door zijn bekendheid met het publiek tonen, dat hij het waard is om van het publiek gekend en geëerd te worden. Dit werk van de telling werd opgedragen aan hem die de voornaamste, de edelste was van zijn stam.

Maar waarom werd deze telling bevolen en deze monsterrol bewaard? Om verscheidene redenen.

1. Om de vervulling te bewijzen van de belofte, gedaan aan Abraham, dat God zijn zaad uitermate zeer zou vermenigvuldigen, welke belofte vernieuwd werd aan Jakob, Genesis 28:14, dat "zijn zaad" "zou wezen als het stof van de aarde." Nu blijkt het dat er niet een tittel gevallen is van die goede belofte, hetgeen een bemoediging voor hen was om te hopen, dat ook de andere belofte, die namelijk van hun het land Kanan tot een erfelijke bezitting te geven, te bestemder tijd vervuld zal worden. Als naar het getal van een troep mensen naar ogenschijn gegist wordt, dan is het gemakkelijk voor iemand, die geneigd is tot vitten, te vermoeden dat de gissing fout is, en dat zij, geteld wordende, zouden blijken niet half zo talrijk te zijn. Daarom wilde God dat Israël geteld zou worden, opdat het in de geschiedenis zou worden vermeld, hoe grotelijks zij in korte tijd waren vermenigvuldigd, opdat de macht van Gods voorzienigheid en de waarheid van Zijn belofte door allen gezien en erkend zullen worden. Naar de gewone loop van de natuur zou het niet te verwachten zijn geweest, dat vijf en zeventig zielen (het getal van Jakob's gezin toen hij naar Egypte ging) in twee honderd vijftien jaren (en het was niet langer) tot zoveel honderdduizenden zouden worden. Het moest dus toegeschreven worden aan een buitengewone kracht in de belofte en de zegen van God.

2. Om de bijzondere zorg aan te duiden, die God zelf voor Zijn Israël wilde hebben, en verwachtte dat Mozes en de mindere oversten over hen hebben zouden. God wordt "de Herder Israëls" genoemd, Psalms 80:1. De herders nu hielden altijd berekening van hun kudden, en gaven ze bij getallen over aan de onderherders opdat zij zouden weten of er ook vermist waren, evenzo telt God Zijn kudde, opdat Hij van allen, die Hij in Zijn schaapskooi heeft toegelaten, er geen zou verliezen, behalve voor iets gelijkwaardige, namelijk hen, die geofferd werden aan Zijn gerechtigheid.

3. Het was om een verschil te stellen tussen de geboren Israëlieten en het vermengde volk, dat zich onder hen bevond. Geen anderen werden geteld dan Israëlieten, de gehele wereld is, vergeleken bij deze juwelen, slechts rommel nutteloos goed. Er wordt weinig acht gegeven op anderen, maar de heiligen zijn Gods bijzonder eigendom, over hen draagt Hij zeer bijzonder zorg. "De Heere kent degenen, die van Hem zijn," 2 Timothy 2:19, T Hij "kent hen bij name," Philippians 4:3. "De haren van hun hoofden zijn geteld, maar tot anderen zal Hij zeggen: "Ik heb u nooit gekend," heb nooit acht op u gegeven."

4. Het was om hen in verschillende afdelingen te rangschikken, ten einde de bedeling van het recht gemakkelijker te maken, en hun tocht door de woestijn geregelder. Het is een verwarde hoop volk, geen leger, dat niet gemonsterd en in orde gerangschikt is.

Verzen 17-43

Numeri 1:17-43

Wij hebben hier de snelle uitvoering van de orders voor de telling van het volk. Zij ving aan op dezelfde dag, dat de orders gegeven waren: Op de eerste dag van de tweede maand, vergel. Numbers 1:18 met Numbers 1:1. Als er een werk gedaan moet worden voor God, dan is het goed om er spoed mee te maken, terwijl het besef van plicht nog sterk en dringend is. En voorzover blijkt, was het slechts het werk van n dag, want tussen die dag en de twintigste van die maand, toen het leger optrok, Numbers 10:11, werden zeer veel dingen gedaan. Joab heeft bijna tien maanden doorgebracht met het volk te tellen in Davids tijd, 2 Samuel 24:8, maar toen waren zij verspreid door het land, en nu woonden zij dicht bij elkaar, toen heeft Satan aangepord om het te doen, nu geschiedde het op Gods bevel. Het werd thans ook spoediger en gemakkelijker gedaan, omdat het kort tevoren ook gedaan was, en zij behoefden slechts de eerste registers na te slaan en te letten op de veranderingen, die sinds hadden plaatsgehad, en waarschijnlijk wel opgeschreven waren naar dat zij zijn voorgekomen.

In de bijzonderheden, hier vermeld, hebben wij op te merken:

1. Dat de getallen voluit in woorden zijn opgegeven (zoals ik wel zeggen kan) en niet in cijfers. Voor ieder van de twaalf stemmen wordt het herhaald, om aan het bericht meer plechtigheid bij te zetten, dat zij geteld waren, naar hun geslachten, naar het huis van hunn vaderen in het getal van de namen, om aan te tonen, dat iedere stam het getal opnam en inleverde naar dezelfde regel en dezelfde methode, hoewel er zoveel handen bij gebruikt werden, eerst hun geslachtslijst opgevende, om te tonen dat hun familie afstamde van Israël, dan de geslachten zelf, naar hun orde, vervolgens elk geslacht verdelende naar de huizen, of onderhorige gezinnen, die er als de takken van waren, en onder deze de namen van bijzondere personen, naar de regelen van de wapenkunde. Aldus kon iedereen weten, wie aan hem verwant waren, en wie zijn naaste bloedverwanten waren, waarvan sommige wetten, die wij reeds ontmoet hebben, afhingen, en behalve dat, hoe nader iemand ons bestaat in de bloede hoe meer wij bereid moeten zijn om hem goed te doen.

2. Dat zij allen eindigen met honderden, behalve Gad, die met vijftig eindigt, Numbers 1:25, maar geen van de getallen daalt af tot een eenheid, of tot tien. Sommigen denken, dat Gods voorzienigheid het toen juist zo beschikt heeft, dat al de stammen even getallen hadden, en er geen oneven of gebroken getallen onder hen waren, om te tonen, dat er in hun toeneming iets meer dan gewoons bedoeld was, daar er deze buitengewone bijzonderheid in werd opgemerkt. Het is echter veeleer waarschijnlijk, dat zij daar Mozes enige tijd tevoren oversten van de honderden en oversten van de vijftigen over hen aangesteld heeft, het volk geteld hebben naar hun respectieve oversten, hetgeen dan de getallen tot honderden en vijftigen bracht.

3. Dat Juda de talrijkste van allen is, meer dan het dubbel van Benjamin en van Manasse, en bijna twaalf duizend meer dan enige andere stam, Numbers 1:27. Het was Juda, die zijn broeders zouden loven, omdat van hem Messias, de Vorst zal afstammen, omdat dit echter nog iets in de verte was, heeft God intussen die stam op velerlei wijze geëerd, inzonderheid door de grote toeneming er van, om diens wil, die in de volheid des tijds uit Juda zal gesproten zijn, Hebrews 7:14. Juda moest bij de tocht door de woestijn de voorhoede zijn, en daarom werd hij ook met grotere kracht toegerust dan iedere andere stam.

4. Efraïm en Manasse, de zonen van Jozef, worden als afzonderlijke stammen geteld, en beide tezamen vormen een getal, bijna zo groot als dat van Juda. Dat was ingevolge van Jakob's aannemen van hen als zijn eigen zonen, waardoor zij met hun ooms, Ruben en Simeon, gelijk werden gesteld, Genesis 48:5. Het was ook de uitwerking van de zegen over Jozef, die een "vruchtbare tak" zal zijn, Genesis 49:22. En Efraïm, de jongste, wordt het eerst genoemd en is talrijker dan Manasse, want Jakob had zijn handen boven hun hoofden gekruist, en tienduizenden voorzien van Efraïm en duizenden van Manasse. De vervulling hiervan bevestigt ons geloof in de geest van de profetie, waarmee de aartsvaders begiftigd waren.

5. Toen zij afkwamen in Egypte, had Dan slechts n zoon, Genesis 46:23, en zo was zijn stam slechts n geslacht, Numbers 26:42. Benjamin had toen tien zonen, Genesis 46:21, en toch bedraagt nu het getal van Dan bijna het dubbele van Benjamin. De toeneming en vermindering van geslachten gaat niet altijd naar hetgeen wij waarschijnlijk achten. Sommigen worden grotelijks vermenigvuldigd en nemen weer sterk af, terwijl aan anderen, die arm waren, de huisgezinnen gemaakt worden als kudden, Psalms 107:38, Psalms 107:39, Psalms 107:41, zie ook Job 12:23.

6. Van iedere stam wordt gezegd, dat diegenen geteld werden, die instaat waren om uit te gaan voor de strijd, om hen er aan te herinneren, dat hun oorlogen te wachten stonden, hoewel zij nu vrede hadden en geen tegenstand ontmoetten. Die zich aangordt beroeme zich niet als die zich losmaakt.

Verzen 17-43

Numeri 1:17-43

Wij hebben hier de snelle uitvoering van de orders voor de telling van het volk. Zij ving aan op dezelfde dag, dat de orders gegeven waren: Op de eerste dag van de tweede maand, vergel. Numbers 1:18 met Numbers 1:1. Als er een werk gedaan moet worden voor God, dan is het goed om er spoed mee te maken, terwijl het besef van plicht nog sterk en dringend is. En voorzover blijkt, was het slechts het werk van n dag, want tussen die dag en de twintigste van die maand, toen het leger optrok, Numbers 10:11, werden zeer veel dingen gedaan. Joab heeft bijna tien maanden doorgebracht met het volk te tellen in Davids tijd, 2 Samuel 24:8, maar toen waren zij verspreid door het land, en nu woonden zij dicht bij elkaar, toen heeft Satan aangepord om het te doen, nu geschiedde het op Gods bevel. Het werd thans ook spoediger en gemakkelijker gedaan, omdat het kort tevoren ook gedaan was, en zij behoefden slechts de eerste registers na te slaan en te letten op de veranderingen, die sinds hadden plaatsgehad, en waarschijnlijk wel opgeschreven waren naar dat zij zijn voorgekomen.

In de bijzonderheden, hier vermeld, hebben wij op te merken:

1. Dat de getallen voluit in woorden zijn opgegeven (zoals ik wel zeggen kan) en niet in cijfers. Voor ieder van de twaalf stemmen wordt het herhaald, om aan het bericht meer plechtigheid bij te zetten, dat zij geteld waren, naar hun geslachten, naar het huis van hunn vaderen in het getal van de namen, om aan te tonen, dat iedere stam het getal opnam en inleverde naar dezelfde regel en dezelfde methode, hoewel er zoveel handen bij gebruikt werden, eerst hun geslachtslijst opgevende, om te tonen dat hun familie afstamde van Israël, dan de geslachten zelf, naar hun orde, vervolgens elk geslacht verdelende naar de huizen, of onderhorige gezinnen, die er als de takken van waren, en onder deze de namen van bijzondere personen, naar de regelen van de wapenkunde. Aldus kon iedereen weten, wie aan hem verwant waren, en wie zijn naaste bloedverwanten waren, waarvan sommige wetten, die wij reeds ontmoet hebben, afhingen, en behalve dat, hoe nader iemand ons bestaat in de bloede hoe meer wij bereid moeten zijn om hem goed te doen.

2. Dat zij allen eindigen met honderden, behalve Gad, die met vijftig eindigt, Numbers 1:25, maar geen van de getallen daalt af tot een eenheid, of tot tien. Sommigen denken, dat Gods voorzienigheid het toen juist zo beschikt heeft, dat al de stammen even getallen hadden, en er geen oneven of gebroken getallen onder hen waren, om te tonen, dat er in hun toeneming iets meer dan gewoons bedoeld was, daar er deze buitengewone bijzonderheid in werd opgemerkt. Het is echter veeleer waarschijnlijk, dat zij daar Mozes enige tijd tevoren oversten van de honderden en oversten van de vijftigen over hen aangesteld heeft, het volk geteld hebben naar hun respectieve oversten, hetgeen dan de getallen tot honderden en vijftigen bracht.

3. Dat Juda de talrijkste van allen is, meer dan het dubbel van Benjamin en van Manasse, en bijna twaalf duizend meer dan enige andere stam, Numbers 1:27. Het was Juda, die zijn broeders zouden loven, omdat van hem Messias, de Vorst zal afstammen, omdat dit echter nog iets in de verte was, heeft God intussen die stam op velerlei wijze geëerd, inzonderheid door de grote toeneming er van, om diens wil, die in de volheid des tijds uit Juda zal gesproten zijn, Hebrews 7:14. Juda moest bij de tocht door de woestijn de voorhoede zijn, en daarom werd hij ook met grotere kracht toegerust dan iedere andere stam.

4. Efraïm en Manasse, de zonen van Jozef, worden als afzonderlijke stammen geteld, en beide tezamen vormen een getal, bijna zo groot als dat van Juda. Dat was ingevolge van Jakob's aannemen van hen als zijn eigen zonen, waardoor zij met hun ooms, Ruben en Simeon, gelijk werden gesteld, Genesis 48:5. Het was ook de uitwerking van de zegen over Jozef, die een "vruchtbare tak" zal zijn, Genesis 49:22. En Efraïm, de jongste, wordt het eerst genoemd en is talrijker dan Manasse, want Jakob had zijn handen boven hun hoofden gekruist, en tienduizenden voorzien van Efraïm en duizenden van Manasse. De vervulling hiervan bevestigt ons geloof in de geest van de profetie, waarmee de aartsvaders begiftigd waren.

5. Toen zij afkwamen in Egypte, had Dan slechts n zoon, Genesis 46:23, en zo was zijn stam slechts n geslacht, Numbers 26:42. Benjamin had toen tien zonen, Genesis 46:21, en toch bedraagt nu het getal van Dan bijna het dubbele van Benjamin. De toeneming en vermindering van geslachten gaat niet altijd naar hetgeen wij waarschijnlijk achten. Sommigen worden grotelijks vermenigvuldigd en nemen weer sterk af, terwijl aan anderen, die arm waren, de huisgezinnen gemaakt worden als kudden, Psalms 107:38, Psalms 107:39, Psalms 107:41, zie ook Job 12:23.

6. Van iedere stam wordt gezegd, dat diegenen geteld werden, die instaat waren om uit te gaan voor de strijd, om hen er aan te herinneren, dat hun oorlogen te wachten stonden, hoewel zij nu vrede hadden en geen tegenstand ontmoetten. Die zich aangordt beroeme zich niet als die zich losmaakt.

Verzen 44-46

Numeri 1:44-46

Wij hebben hier de som totaal aan de voet van de rekening, zij waren met hun allen 600.000 strijdbare mannen, en nog 3550 over. Sommigen denken dat toen dit enige maanden tevoren hun getal was, Exodus 38:26, de Levieten nog meegerekend waren, maar nu die stam afgezonderd was voor de dienst van God hadden toen zovelen meer de ouderdom van twintig jaren bereikt, dat het gehele aantal hetzelfde bleef, om aan te tonen, dat wat wij ook tot de eer en de dienst van God mogen afstaan, ons op de een of andere wijze vergoed zal worden.

Nu zien wij welk een groot en talrijk leger zij waren. Laat ons nu eens nagaan:

1. Hoeveel er nodig was om die allen (behalve nog ongetwijfeld dubbel hun aantal van vrouwen en kinderen, zieken en ouden van dagen, en van het gemengde volk) gedurende veertig jaren in de woestijn te onderhouden en die allen moesten iedere dag door God onderhouden worden, daar zij hun voedsel hadden van de dauw des hemels en niet van de vettigheid van de aarde. O welk een groot en goed huishouder is onze God, van wie zovelen afhankelijk zijn, die iedere dag van Hem ontvangen wat zij behoeven!.

2. Wat de zonde aanricht onder een volk, binnen veertig jaren zouden de meesten van hen natuurlijk gestorven zijn om de gemene zonde van het mensdom, want toen de zonde in de wereld kwam, is de dood er mee in gekomen, en hoe groot zijn de verwoestingen, die hij aanricht op de aarde! Maar, wegens de bijzondere zonde van ongeloof en murmureren, zijn allen, die nu geteld zijn, behalve twee, in hun ongerechtigheid gestorven, omgekomen in de woestijn.

3. Welk een groot getal het geestelijk Israël van God zal uitmaken in het einde, hoewel zij op een tijd en in een plaats slechts een klein kuddeke schijnen te zijn, maar als zij allen saamvergaderd zijn, dan zullen zij een grote schare wezen, die niemand tellen kan, Revelation 7:9. En hoewel het begin van de kerk gering is zal toch haar laatste zeer vermeerderd worden. De kleinste zal tot duizend worden.

Verzen 44-46

Numeri 1:44-46

Wij hebben hier de som totaal aan de voet van de rekening, zij waren met hun allen 600.000 strijdbare mannen, en nog 3550 over. Sommigen denken dat toen dit enige maanden tevoren hun getal was, Exodus 38:26, de Levieten nog meegerekend waren, maar nu die stam afgezonderd was voor de dienst van God hadden toen zovelen meer de ouderdom van twintig jaren bereikt, dat het gehele aantal hetzelfde bleef, om aan te tonen, dat wat wij ook tot de eer en de dienst van God mogen afstaan, ons op de een of andere wijze vergoed zal worden.

Nu zien wij welk een groot en talrijk leger zij waren. Laat ons nu eens nagaan:

1. Hoeveel er nodig was om die allen (behalve nog ongetwijfeld dubbel hun aantal van vrouwen en kinderen, zieken en ouden van dagen, en van het gemengde volk) gedurende veertig jaren in de woestijn te onderhouden en die allen moesten iedere dag door God onderhouden worden, daar zij hun voedsel hadden van de dauw des hemels en niet van de vettigheid van de aarde. O welk een groot en goed huishouder is onze God, van wie zovelen afhankelijk zijn, die iedere dag van Hem ontvangen wat zij behoeven!.

2. Wat de zonde aanricht onder een volk, binnen veertig jaren zouden de meesten van hen natuurlijk gestorven zijn om de gemene zonde van het mensdom, want toen de zonde in de wereld kwam, is de dood er mee in gekomen, en hoe groot zijn de verwoestingen, die hij aanricht op de aarde! Maar, wegens de bijzondere zonde van ongeloof en murmureren, zijn allen, die nu geteld zijn, behalve twee, in hun ongerechtigheid gestorven, omgekomen in de woestijn.

3. Welk een groot getal het geestelijk Israël van God zal uitmaken in het einde, hoewel zij op een tijd en in een plaats slechts een klein kuddeke schijnen te zijn, maar als zij allen saamvergaderd zijn, dan zullen zij een grote schare wezen, die niemand tellen kan, Revelation 7:9. En hoewel het begin van de kerk gering is zal toch haar laatste zeer vermeerderd worden. De kleinste zal tot duizend worden.

Verzen 47-54

Numeri 1:47-54

Er wordt hier zorggedragen om de stam van Levi, die zich in de zaak van het gouden kalf gunstig had onderscheiden, Exodus 32:26, van de overige stammen te onderscheiden. Buitengewone diensten zullen met buitengewone eer beloond worden.

1. Het was de eer van de Levieten, dat zij tot hoeders aangesteld werden van de geestelijke zaken. Aan hen was de zorg opgedragen voor de tabernakel en zijn schatten, zowel in het leger als op hun reizen.

a. Als zij optrokken, dan moesten de Levieten de tabernakel afnemen, hem met alles wat er toe behoorde dragen, en hem daarna op de bestemde plaats weer oprichten, Numbers 1:50, Numbers 1:51. Het was voor de eer van de heilige dingen, dat het aan niemand veroorloofd was ze te zien of aan te raken, dan alleen aan hen, die door God tot deze dienst geroepen waren. Zo zijn wij allen ongeschikt en onwaardig om gemeenschap te hebben met God, totdat wij door Zijn genade geroepen worden tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus onze Heere, en aldus het geestelijk zaad zijnde van die groten Hogepriester, priesters gemaakt zijn onze Gode en er is beloofd, dat God, zelfs uit de heidenen enige tot Levieten zal nemen, Isaiah 66:21.

b. Als zij rustten, dan moesten de Levieten zich rondom de tabernakel legeren, Numbers 1:50, Numbers 1:53, teneinde dicht bij hun werk te zijn, en de tabernakel te bewaken, hem voor plundering of ontheiliging te bewaren. Zij moeten zich legeren rondom de tabernakel, opdat geen verbolgenheid over de vergadering van de kinderen Israëls zij, gelijk er zijn zou, indien de tabernakel en de wacht er over veronachtzaamd werden, en diegenen er zich om zouden verzamelen, aan wie het niet vergund was hem te naderen. Er moet grote zorg worden gedragen om zonden te voorkomen, omdat zonde te voorkomen is toorn of verbolgenheid te voorkomen.

2. Het was voorts nog hun eer, dat, gelijk Israël, een heilig volk zijnde, niet onder de heidenen gerekend zal worden, zij, een heilige stam zijnde, niet onder de Israëlieten gerekend werden, maar later op zichzelf geteld zullen worden, Numbers 1:49. De dienst, die de Levieten in het heiligdom hadden te verrichten, wordt een strijd genoemd, Numbers 4:23. En daar zij die strijd streden, waren zij vrijgesteld van militaire diensten, en daarom werden zij niet geteld met hen, die uittrokken in het leger. Zij, die dienst doen in het heilige moeten zichzelf niet wikkelen in wereldlijke aangelegenheden, en er zich niet laten inwikkelen. De bediening van het Evangelie geeft werk genoeg voor de gehele mens, en hij heeft slechts weinig tijd om het er in te kunnen doen. Het is een vermaning en opwekking aan leraren, om zich door een voorbeeldig gedrag en wandel van de gewone Israëlieten te onderscheiden, er niet naar strevende om groter te schijnen, maar om in werkelijkheid en in alle opzichten beter te zijn dan anderen.

Verzen 47-54

Numeri 1:47-54

Er wordt hier zorggedragen om de stam van Levi, die zich in de zaak van het gouden kalf gunstig had onderscheiden, Exodus 32:26, van de overige stammen te onderscheiden. Buitengewone diensten zullen met buitengewone eer beloond worden.

1. Het was de eer van de Levieten, dat zij tot hoeders aangesteld werden van de geestelijke zaken. Aan hen was de zorg opgedragen voor de tabernakel en zijn schatten, zowel in het leger als op hun reizen.

a. Als zij optrokken, dan moesten de Levieten de tabernakel afnemen, hem met alles wat er toe behoorde dragen, en hem daarna op de bestemde plaats weer oprichten, Numbers 1:50, Numbers 1:51. Het was voor de eer van de heilige dingen, dat het aan niemand veroorloofd was ze te zien of aan te raken, dan alleen aan hen, die door God tot deze dienst geroepen waren. Zo zijn wij allen ongeschikt en onwaardig om gemeenschap te hebben met God, totdat wij door Zijn genade geroepen worden tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus onze Heere, en aldus het geestelijk zaad zijnde van die groten Hogepriester, priesters gemaakt zijn onze Gode en er is beloofd, dat God, zelfs uit de heidenen enige tot Levieten zal nemen, Isaiah 66:21.

b. Als zij rustten, dan moesten de Levieten zich rondom de tabernakel legeren, Numbers 1:50, Numbers 1:53, teneinde dicht bij hun werk te zijn, en de tabernakel te bewaken, hem voor plundering of ontheiliging te bewaren. Zij moeten zich legeren rondom de tabernakel, opdat geen verbolgenheid over de vergadering van de kinderen Israëls zij, gelijk er zijn zou, indien de tabernakel en de wacht er over veronachtzaamd werden, en diegenen er zich om zouden verzamelen, aan wie het niet vergund was hem te naderen. Er moet grote zorg worden gedragen om zonden te voorkomen, omdat zonde te voorkomen is toorn of verbolgenheid te voorkomen.

2. Het was voorts nog hun eer, dat, gelijk Israël, een heilig volk zijnde, niet onder de heidenen gerekend zal worden, zij, een heilige stam zijnde, niet onder de Israëlieten gerekend werden, maar later op zichzelf geteld zullen worden, Numbers 1:49. De dienst, die de Levieten in het heiligdom hadden te verrichten, wordt een strijd genoemd, Numbers 4:23. En daar zij die strijd streden, waren zij vrijgesteld van militaire diensten, en daarom werden zij niet geteld met hen, die uittrokken in het leger. Zij, die dienst doen in het heilige moeten zichzelf niet wikkelen in wereldlijke aangelegenheden, en er zich niet laten inwikkelen. De bediening van het Evangelie geeft werk genoeg voor de gehele mens, en hij heeft slechts weinig tijd om het er in te kunnen doen. Het is een vermaning en opwekking aan leraren, om zich door een voorbeeldig gedrag en wandel van de gewone Israëlieten te onderscheiden, er niet naar strevende om groter te schijnen, maar om in werkelijkheid en in alle opzichten beter te zijn dan anderen.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Numbers 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/numbers-1.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile