Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Nehemiah 8". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/nehemiah-8.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Nehemiah 8". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, NEHEMIA 8Ezra is dertien jaren voor Nehemia uit Babel gekomen, en toch hebben wij hier een goed werk, dat hij deed, en dat tevoren gedaan had kunnen worden, maar niet gedaan werd voordat Nehemia kwam, die niet zo'n geleerde, zo'n vaardig schriftgeleerde was als Ezra, maar een man was van een meer levendige werkzame aard. Zijn ijver bracht Ezra's geleerdheid in werking, en toen werden grote dingen gedaan, zoals wij hier zien in:
I. De openbare plechtige lezing en verklaring van de wet, Nehemiah 8:1..
II. De blijdschap die het volk moest te kennen geven Nehemiah 8:9.
III. De plechtige viering van het Loofhuttenfeest overeenkomstig de wet, Nehemiah 8:13.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, NEHEMIA 8Ezra is dertien jaren voor Nehemia uit Babel gekomen, en toch hebben wij hier een goed werk, dat hij deed, en dat tevoren gedaan had kunnen worden, maar niet gedaan werd voordat Nehemia kwam, die niet zo'n geleerde, zo'n vaardig schriftgeleerde was als Ezra, maar een man was van een meer levendige werkzame aard. Zijn ijver bracht Ezra's geleerdheid in werking, en toen werden grote dingen gedaan, zoals wij hier zien in:
I. De openbare plechtige lezing en verklaring van de wet, Nehemiah 8:1..
II. De blijdschap die het volk moest te kennen geven Nehemiah 8:9.
III. De plechtige viering van het Loofhuttenfeest overeenkomstig de wet, Nehemiah 8:13.
Verzen 1-8
Nehemia 8:1-8Hier hebben wij een bericht van een plechtige Godsdienstige vergadering en van het goede werk, dat in die vergadering gedaan werd, tot eer van God en tot stichting van de kerk.
I. De tijd er voor was de eerste dag van de zevende maand, Nehemiah 8:2. Dat was de dag van de gedachtenis van het geklank, die een sabbat, een rust, wordt genoemd, en op welke zij een heilige samenroeping moesten hebben, Leviticus 23:24, Numbers 29:1. Maar dat was niet alles, het was op die dag, dat het altaar werd opgericht en zij hun brandoffers begonnen te offeren na hun terugkeer uit de gevangenschap, een weldadigheid Gods, die zij kortgeleden ervaren hadden, en die velen, die toen leefden, zich nog konden herinneren. In dankbaar gedenken hieraan, hebben zij waarschijnlijk van toen aan dit feest met meer dan gewone plechtigheid gevierd. Door Goddelijke gunsten, die nog vers in het geheugen zijn en waarvan wij zelf de getuigen waren, moet, en zal ook meestal, ons hart het meest getroffen zijn.
II. De plaats was op _de straat voor de Waterpoort, Nehemiah 8:1, een ruime, brede straat, waar een grote menigte bijeen kon komen, hetgeen in het voorhof van de tempel niet kon, want waarschijnlijk was dit nu lang zo groot en ruim niet als dat van Salomo's tempel, maar bidden en danken en prediken zijn daden van Godsverering, die Gode even welbehaaglijk waren, en nog zijn, als zij in deze of in die plaats worden gedaan. Deze gemeente, bijeengekomen in een straat van de stad, heeft ongetwijfeld ervaren dat God in haar midden was.
III. De personen, die bijeenkwamen, waren: al het volk, zij waren niet gedwongen om te komen, maar hebben zich vrijwillig bijeenvergaderd en met onderling goedvinden. Niet alleen mannen kwamen, maar ook vrouwen en kinderen, zovelen als begrijpen konden wat zij hoorden. Hoofden van gezinnen moeten hun-gezin meenemen naar de plaats van de openlijke Godsverering. Vrouwen en kinderen hebben zielen, die verlost en behouden moeten worden het is dus van zeer groot belang voor hen om met het woord Gods bekend te worden en gebruik te maken van de middelen om kennis en genade te verkrijgen. Als de kleinen tot verstand en begrip komen, moet men hen er aan gewennen om de Godsdienstoefeningen bij te wonen.
IV. De voorzitter van deze vergadering was Ezra, de priester, hij heeft deze dienst geleid. Niemand zo geschikt als hij om de Schrift te verklaren en te prediken, die zo'n vaardig Schriftgeleerde was in de wet van zijn Gods.
1. Zijn roeping tot deze dienst was zeer duidelijk, want dienstdoende als priester en bekwaam zijnde als Schriftgeleerde, zei het volk tot hem dat hij het boek van de wet van Mozes zou halen om het voor hen te lezen, Nehemiah 8:1. God had hem bekwaamheid en gezag gegeven, en toen gaf het volk er hem gelegenheid en een uitnodiging toe. Kennis is een geestelijke aalmoes, welke zij, die er toe instaat zijn, aan ieder behoren te geven, die haar nodig heeft, aan iedereen, die er om vraagt.
2. Zijn standplaats was zeer geriefelijk, hij stond op een hoge houten stoel, of toren die zij gemaakt hadden voor het woord, zoals het oorspronkelijke luidt, voor de prediking van het woord, opdat hetgeen hij te zeggen had met te meer bevalligheid, of sierlijkheid, of aangenaamheid, uitgesproken zou worden, zoveel beter zou worden gehoord, en het oog van de hoorders op hem kon zijn, waardoor hun aandacht zou opgewekt worden, zoals Luke 4:20. 3. Hij had verscheidene helpers, sommigen, die naast hem stonden, Nehemiah 8:4 zes aan zijn rechterhand, en zeven aan zijn linkerhand. De kansel was of zo gemaakt, dat zij er allen in een rij op konden staan, zoals op een galerij (maar dan zou hij nauwelijks een toren genoemd zijn kunnen worden), of zij stonden aan lessenaars een weinig beneden hem, een trap lager. Sommigen denken dat hij hen liet lezen als hij moede was, dat hij hen als bijzitters bij zich had, was tenminste een eer hun aangedaan voor het aangezicht van het volk, opdat zij een ander maal voor dezelfde dienst gebruikt zouden kunnen worden. Anderen, vermeld in Nehemiah 8:7, schenen op dezelfde tijd op andere plaatsen in de nabijheid gebruikt te zijn, om de Schrift te lezen en te verklaren voor hen, die niet onder het bereik van Ezra's stem konden komen. Ook van deze waren er dertien priesters, wier lippen de wetenschap zouden bewaren, Malachi 2:7. Het is een grote zegen voor een volk om aldus voorzien te zijn van leraren, die geschikt zijn om te onderwijzen. Gelukkig was Ezra om zulke helpers te hebben, en gelukkig waren die helpers, om een leidsman en voorganger te hebben als Ezra was.
V. De Godsdienstoefening van deze vergadering was niet ceremoniëel maar moreel, zij bestond in bidden en prediken. Als voorzitter van de vergadering was Ezra:
1. De mond van het volk bij God, en zij hebben zich liefdevol met hem verenigd. Hij loofde de Heere als de grote God, gaf Hem eer door Zijn deugden te roemen en te bidden om Zijn gunst, en het volk heeft, ten teken van hun instemming beide met zijn gebeden en zijn lofzeggingen, Amen Amen gezegd, en hun handen opgeheven, ten teken dat hun begeerte naar God was en dat al hun verwachting van Hem was, zij bogen ook hun hoofd ten teken van hun eerbied voor Hem en hun onderworpenheid aan Hem. Aldus moeten wij God aanbidden, en ons tot Hem wenden, als wij het woord Gods gaan lezen of horen, als degenen die God zien in Zijn woord, Hem zeer groot en zeer goed zien.
2. Gods mond bij het volk en zij hebben aandachtig naar Hem gehoord. Dit was het voornaamste van deze plechtigheid, en merk op:
A. Ezra bracht de wet voor de gemeente, Nehemiah 8:3. Hij had zich van het beste en nauwkeurigste handschrift van de wet voorzien, en wat hij voor zijn eigen gebruik en genot had weggelegd, heeft hij hier als een goed heer des huizes uit zijn schat voortgebracht tot welzijn van de gemeente.
Merk op:
a. Het boek van de wet moet niet opgesloten zijn in de studeerkamer van de Schriftgeleerde, maar tot de gemeente gebracht worden, om voor hen in hun eigen taal te worden gelezen.
b. Als leraren naar de kansel gaan, moeten zij hun Bijbel medenemen, Ezra heeft dit gedaan, daaruit moeten zij hun kennis putten, en naar die regel moeten zij spreken, en zij moeten tonen dat zij dit doen. Zie 2 Chronicles 17:9.
B. Met grote eerbied en plechtigheid opende hij het boek voor de ogen van het hele volk Nehemiah 8:6. Hij bracht het voort in het besef van de grote zegen van God over hen in hun dat boek te geven, hij opende het in het besef van Zijn genade over hen in hun verlof te geven om het te lezen, dat het geen besloten wel, geen verzegelde fontein was. Het nemen van een boek en het openen van zijn zegelen zien wij met blijdschap en dankbaarheid gevierd, Revelation 5:9. Laat ons leren om ons met statige plechtigheid tot onze Godsdienstoefeningen te begeven, er niet roekeloos, lichtvaardig en gehaast bij te wezen, laat ons bedenken wat wij doen als wij Gods boek in handen nemen en het openen, en evenzo ook als wij onze knieen buigen in het gebed, en wat wij doen, moeten wij met bedaardheid en nadenken doen, Ecclesiastes 5:1.
C. Hij en anderen lazen in het boek van de wet van het morgenlicht aan tot op de middag, Nehemiah 8:4, en zij lazen duidelijk, Nehemiah 8:9. Het lezen van de Schrift in Godsdienstige bijeenkomsten is een inzetting Gods, waardoor Hij geëerd en Zijn gemeente gesticht wordt. En bij bijzondere gelegenheden moeten wij bereid zijn om vele uren achtereen naar het lezen en verklaren van Gods woord te horen, deze hier hebben er aldus gedurende zes uren naar gehoord. Laat hen, die het woord lezen en prediken, ook leren zich duidelijk verstaanbaar te maken, als degenen die begrijpen wat zij lezen en zeggen, en zelf onder de indruk ervan zijn, en wensen dat zij, tot wie zij spreken, het zullen verstaan, het zullen onthouden, en er door in het hart getroffen zullen worden. Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt.
D. Wat zij lazen, verklaarden zij, toonden er de bedoeling en betekenis van, en welk gebruik ervan gemaakt moet worden, zij duidden de zin ervan aan in andere woorden zo maakten zij, dat men het verstond in het lezen, Nehemiah 8:8, Nehemiah 8:9. Het is nodig dat zij, die het woord horen, het verstaan, want anders is het voor hen slechts een lege klank van woorden, Matthew 24:15. Daarom is het een vereiste in hen, die door hun ambt leraren zijn, dat zij het woord uitleggen en er de zin en de betekenis van aanduiden. Verstaat gij ook hetgeen gij leest? en Hebt gij dit alles verstaan? zijn goede vragen om aan de hoorders te doen, maar, "Hoe zouden wij toch kunnen, zo ons niet" "iemand onderricht? is" een gepaste vraag, die zij aan hun leraren kunnen doen, Acts 8:30, Acts 8:31. Lezen is goed, en prediken is goed, maar het verklaren brengt het lezen en het prediken tot elkaar, waardoor het lezen zoveel beter verstaan wordt, en de prediking met des te meer kracht van overtuiging tot het hart wordt gebracht.
E. Het volk gedroeg zich zeer betamelijk toen hun het woord gelezen en verklaard werd.
a. Met grote eerbied. Toen Ezra het boek opende, stond al het volk, Nehemiah 8:6, waarmee zij eerbied betoonden, beide voor Ezra en voor het woord, dat hij ging lezen. Het betaamt dienaren te staan, als hun meester tot hen spreekt ter ere van hun meester en om bereidwilligheid te betonen om te doen wat hun gezegd wordt.
b. Met grote vastheid en kalmte stonden zij op hun standplaats, Nehemiah 8:8, verscheiden leraren lazen en verklaarden de Schrift op enige afstand van elkaar, en iedereen van het volk bleef op zijn plaats, zij gingen niet eerst naar de een en dan weer naar de ander, om aanmerkingen op hen te maken, maar stonden op hun plaats, teneinde noch anderen te storen noch zelf gestoord te worden.
c. Met grote aandacht, de oren van het hele volk waren naar het wetboek, Nehemiah 8:4, waren er als het ware aan gekluisterd, zij hoorden gretig en namen ieder woord ter harte. Het woord Gods gebiedt aandacht, en verdient haar. Als wij door geen acht te geven bij het horen, ons veel laten ontglippen, dan is er gevaar dat door vergeetachtigheid na het horen ons alles zal ontglippen.
Verzen 1-8
Nehemia 8:1-8Hier hebben wij een bericht van een plechtige Godsdienstige vergadering en van het goede werk, dat in die vergadering gedaan werd, tot eer van God en tot stichting van de kerk.
I. De tijd er voor was de eerste dag van de zevende maand, Nehemiah 8:2. Dat was de dag van de gedachtenis van het geklank, die een sabbat, een rust, wordt genoemd, en op welke zij een heilige samenroeping moesten hebben, Leviticus 23:24, Numbers 29:1. Maar dat was niet alles, het was op die dag, dat het altaar werd opgericht en zij hun brandoffers begonnen te offeren na hun terugkeer uit de gevangenschap, een weldadigheid Gods, die zij kortgeleden ervaren hadden, en die velen, die toen leefden, zich nog konden herinneren. In dankbaar gedenken hieraan, hebben zij waarschijnlijk van toen aan dit feest met meer dan gewone plechtigheid gevierd. Door Goddelijke gunsten, die nog vers in het geheugen zijn en waarvan wij zelf de getuigen waren, moet, en zal ook meestal, ons hart het meest getroffen zijn.
II. De plaats was op _de straat voor de Waterpoort, Nehemiah 8:1, een ruime, brede straat, waar een grote menigte bijeen kon komen, hetgeen in het voorhof van de tempel niet kon, want waarschijnlijk was dit nu lang zo groot en ruim niet als dat van Salomo's tempel, maar bidden en danken en prediken zijn daden van Godsverering, die Gode even welbehaaglijk waren, en nog zijn, als zij in deze of in die plaats worden gedaan. Deze gemeente, bijeengekomen in een straat van de stad, heeft ongetwijfeld ervaren dat God in haar midden was.
III. De personen, die bijeenkwamen, waren: al het volk, zij waren niet gedwongen om te komen, maar hebben zich vrijwillig bijeenvergaderd en met onderling goedvinden. Niet alleen mannen kwamen, maar ook vrouwen en kinderen, zovelen als begrijpen konden wat zij hoorden. Hoofden van gezinnen moeten hun-gezin meenemen naar de plaats van de openlijke Godsverering. Vrouwen en kinderen hebben zielen, die verlost en behouden moeten worden het is dus van zeer groot belang voor hen om met het woord Gods bekend te worden en gebruik te maken van de middelen om kennis en genade te verkrijgen. Als de kleinen tot verstand en begrip komen, moet men hen er aan gewennen om de Godsdienstoefeningen bij te wonen.
IV. De voorzitter van deze vergadering was Ezra, de priester, hij heeft deze dienst geleid. Niemand zo geschikt als hij om de Schrift te verklaren en te prediken, die zo'n vaardig Schriftgeleerde was in de wet van zijn Gods.
1. Zijn roeping tot deze dienst was zeer duidelijk, want dienstdoende als priester en bekwaam zijnde als Schriftgeleerde, zei het volk tot hem dat hij het boek van de wet van Mozes zou halen om het voor hen te lezen, Nehemiah 8:1. God had hem bekwaamheid en gezag gegeven, en toen gaf het volk er hem gelegenheid en een uitnodiging toe. Kennis is een geestelijke aalmoes, welke zij, die er toe instaat zijn, aan ieder behoren te geven, die haar nodig heeft, aan iedereen, die er om vraagt.
2. Zijn standplaats was zeer geriefelijk, hij stond op een hoge houten stoel, of toren die zij gemaakt hadden voor het woord, zoals het oorspronkelijke luidt, voor de prediking van het woord, opdat hetgeen hij te zeggen had met te meer bevalligheid, of sierlijkheid, of aangenaamheid, uitgesproken zou worden, zoveel beter zou worden gehoord, en het oog van de hoorders op hem kon zijn, waardoor hun aandacht zou opgewekt worden, zoals Luke 4:20. 3. Hij had verscheidene helpers, sommigen, die naast hem stonden, Nehemiah 8:4 zes aan zijn rechterhand, en zeven aan zijn linkerhand. De kansel was of zo gemaakt, dat zij er allen in een rij op konden staan, zoals op een galerij (maar dan zou hij nauwelijks een toren genoemd zijn kunnen worden), of zij stonden aan lessenaars een weinig beneden hem, een trap lager. Sommigen denken dat hij hen liet lezen als hij moede was, dat hij hen als bijzitters bij zich had, was tenminste een eer hun aangedaan voor het aangezicht van het volk, opdat zij een ander maal voor dezelfde dienst gebruikt zouden kunnen worden. Anderen, vermeld in Nehemiah 8:7, schenen op dezelfde tijd op andere plaatsen in de nabijheid gebruikt te zijn, om de Schrift te lezen en te verklaren voor hen, die niet onder het bereik van Ezra's stem konden komen. Ook van deze waren er dertien priesters, wier lippen de wetenschap zouden bewaren, Malachi 2:7. Het is een grote zegen voor een volk om aldus voorzien te zijn van leraren, die geschikt zijn om te onderwijzen. Gelukkig was Ezra om zulke helpers te hebben, en gelukkig waren die helpers, om een leidsman en voorganger te hebben als Ezra was.
V. De Godsdienstoefening van deze vergadering was niet ceremoniëel maar moreel, zij bestond in bidden en prediken. Als voorzitter van de vergadering was Ezra:
1. De mond van het volk bij God, en zij hebben zich liefdevol met hem verenigd. Hij loofde de Heere als de grote God, gaf Hem eer door Zijn deugden te roemen en te bidden om Zijn gunst, en het volk heeft, ten teken van hun instemming beide met zijn gebeden en zijn lofzeggingen, Amen Amen gezegd, en hun handen opgeheven, ten teken dat hun begeerte naar God was en dat al hun verwachting van Hem was, zij bogen ook hun hoofd ten teken van hun eerbied voor Hem en hun onderworpenheid aan Hem. Aldus moeten wij God aanbidden, en ons tot Hem wenden, als wij het woord Gods gaan lezen of horen, als degenen die God zien in Zijn woord, Hem zeer groot en zeer goed zien.
2. Gods mond bij het volk en zij hebben aandachtig naar Hem gehoord. Dit was het voornaamste van deze plechtigheid, en merk op:
A. Ezra bracht de wet voor de gemeente, Nehemiah 8:3. Hij had zich van het beste en nauwkeurigste handschrift van de wet voorzien, en wat hij voor zijn eigen gebruik en genot had weggelegd, heeft hij hier als een goed heer des huizes uit zijn schat voortgebracht tot welzijn van de gemeente.
Merk op:
a. Het boek van de wet moet niet opgesloten zijn in de studeerkamer van de Schriftgeleerde, maar tot de gemeente gebracht worden, om voor hen in hun eigen taal te worden gelezen.
b. Als leraren naar de kansel gaan, moeten zij hun Bijbel medenemen, Ezra heeft dit gedaan, daaruit moeten zij hun kennis putten, en naar die regel moeten zij spreken, en zij moeten tonen dat zij dit doen. Zie 2 Chronicles 17:9.
B. Met grote eerbied en plechtigheid opende hij het boek voor de ogen van het hele volk Nehemiah 8:6. Hij bracht het voort in het besef van de grote zegen van God over hen in hun dat boek te geven, hij opende het in het besef van Zijn genade over hen in hun verlof te geven om het te lezen, dat het geen besloten wel, geen verzegelde fontein was. Het nemen van een boek en het openen van zijn zegelen zien wij met blijdschap en dankbaarheid gevierd, Revelation 5:9. Laat ons leren om ons met statige plechtigheid tot onze Godsdienstoefeningen te begeven, er niet roekeloos, lichtvaardig en gehaast bij te wezen, laat ons bedenken wat wij doen als wij Gods boek in handen nemen en het openen, en evenzo ook als wij onze knieen buigen in het gebed, en wat wij doen, moeten wij met bedaardheid en nadenken doen, Ecclesiastes 5:1.
C. Hij en anderen lazen in het boek van de wet van het morgenlicht aan tot op de middag, Nehemiah 8:4, en zij lazen duidelijk, Nehemiah 8:9. Het lezen van de Schrift in Godsdienstige bijeenkomsten is een inzetting Gods, waardoor Hij geëerd en Zijn gemeente gesticht wordt. En bij bijzondere gelegenheden moeten wij bereid zijn om vele uren achtereen naar het lezen en verklaren van Gods woord te horen, deze hier hebben er aldus gedurende zes uren naar gehoord. Laat hen, die het woord lezen en prediken, ook leren zich duidelijk verstaanbaar te maken, als degenen die begrijpen wat zij lezen en zeggen, en zelf onder de indruk ervan zijn, en wensen dat zij, tot wie zij spreken, het zullen verstaan, het zullen onthouden, en er door in het hart getroffen zullen worden. Het is een strik des mensen, dat hij het heilige verslindt.
D. Wat zij lazen, verklaarden zij, toonden er de bedoeling en betekenis van, en welk gebruik ervan gemaakt moet worden, zij duidden de zin ervan aan in andere woorden zo maakten zij, dat men het verstond in het lezen, Nehemiah 8:8, Nehemiah 8:9. Het is nodig dat zij, die het woord horen, het verstaan, want anders is het voor hen slechts een lege klank van woorden, Matthew 24:15. Daarom is het een vereiste in hen, die door hun ambt leraren zijn, dat zij het woord uitleggen en er de zin en de betekenis van aanduiden. Verstaat gij ook hetgeen gij leest? en Hebt gij dit alles verstaan? zijn goede vragen om aan de hoorders te doen, maar, "Hoe zouden wij toch kunnen, zo ons niet" "iemand onderricht? is" een gepaste vraag, die zij aan hun leraren kunnen doen, Acts 8:30, Acts 8:31. Lezen is goed, en prediken is goed, maar het verklaren brengt het lezen en het prediken tot elkaar, waardoor het lezen zoveel beter verstaan wordt, en de prediking met des te meer kracht van overtuiging tot het hart wordt gebracht.
E. Het volk gedroeg zich zeer betamelijk toen hun het woord gelezen en verklaard werd.
a. Met grote eerbied. Toen Ezra het boek opende, stond al het volk, Nehemiah 8:6, waarmee zij eerbied betoonden, beide voor Ezra en voor het woord, dat hij ging lezen. Het betaamt dienaren te staan, als hun meester tot hen spreekt ter ere van hun meester en om bereidwilligheid te betonen om te doen wat hun gezegd wordt.
b. Met grote vastheid en kalmte stonden zij op hun standplaats, Nehemiah 8:8, verscheiden leraren lazen en verklaarden de Schrift op enige afstand van elkaar, en iedereen van het volk bleef op zijn plaats, zij gingen niet eerst naar de een en dan weer naar de ander, om aanmerkingen op hen te maken, maar stonden op hun plaats, teneinde noch anderen te storen noch zelf gestoord te worden.
c. Met grote aandacht, de oren van het hele volk waren naar het wetboek, Nehemiah 8:4, waren er als het ware aan gekluisterd, zij hoorden gretig en namen ieder woord ter harte. Het woord Gods gebiedt aandacht, en verdient haar. Als wij door geen acht te geven bij het horen, ons veel laten ontglippen, dan is er gevaar dat door vergeetachtigheid na het horen ons alles zal ontglippen.
Verzen 9-13
Nehemia 8:9-13Wij kunnen hier opmerken:
I. Hoe de woorden van de wet, die voor hen gelezen waren, het volk hebben doorwond. De wet werkt de dood en spreekt verschrikking, toont de mensen hun zonde, hun ellende en hun gevaar vanwege de zonde, en dondert een vloek tegen een iegelijk, die niet blijft in ieder deel van zijn plicht. Daarom hebben zij allen geweend toen zij haar hoorden, Nehemiah 8:10. Het was een goed teken, dat hun hart week was zoals dat van Josia, toen hij de woorden van de wet hoorde. Zij weenden bij de gedachte dat zij tegen God hadden overtreden en zich door hun menigvuldige overtredingen van de wet aan Gods toorn hadden blootgesteld. Toen sommigen weenden, weenden allen, want allen zagen zij zich schuldig voor God.
II. Hoe zij vertroost werden door de woorden van vrede, die tot hen werden gesproken. Het was goed dat zij zo getroffen en ontroerd werden door het woord van God, er de indruk van ontvingen, maar zij moeten niet bovenmate treuren, inzonderheid niet op deze dag, omdat die dag de Heere heilig was, het was n van de plechtige feestdagen, op welke het hun plicht was vrolijk te zijn. En zelfs smart over de zonde moet onze blijdschap in God niet in de weg staan, maar haar veeleer bevorderen, er ons voor bereiden.
1. De leiders van de vergadering poogden het volk te stillen en te bemoedigen.
a. Nu, en niet eerder in dit hoofdstuk, treedt Nehemia op, hij gaf acht op het wenen van het volk. Aan Ezra deed het genoegen het volk zo onder de indruk te zien van het woord, maar Nehemia zei hem dat dit wenen nu ontijdig was, deze dag was heilig, hij wordt een rust, een sabbat, genoemd, Leviticus 23:24, en meest daarom met vreugde, lof en dankzegging gevierd worden, niet als een dag, waarop zij hun zielen moesten verootmoedigen, en Ezra stemde hiermede in. Zij verboden het volk rouw te bedrijven en te wenen, Nehemiah 8:10. Bedroeft u niet, Nehemiah 8:11. Zwijgt, bedroeft u niet, Nehemiah 8:12. Alles is schoon op zijn tijd, gelijk wij niet vrolijk moeten wezen als God ons roept om rouw te bedrijven, zo moeten wij ons niet beangstigen en bedroeven als God ons oorzaak geeft om ons te verblijden. Zelfs smart over de zonde moet niet overdreven worden, niet zo bovenmate groot zijn dat zij ons verhindert ons in God te verblijden, moet ons niet in de weg staan om God te dienen met blijdschap.
b. Zij bevalen hun van hun blijdschap te getuigen, het gewaad van de lof aan te doen, inplaats van een benauwde geest. Zij stonden hun toe om ten teken van hun vreugde zich op een feestmaaltijd te onthalen, beter dan op andere dagen te eten en te drinken, het vette te eten en het zoete te drinken, maar dan moet dit gepaard gaan:
a. met liefdadigheid jegens de armen, "zendt delen aam hen, voor wie niets bereid is, opdat uw overvloed hun gebrek vervulle, opdat zij zich met u verblijden en hun lenden u zegenen." Christus zegt aan hen, die een maaltijd aanrichten, dat zij er hun arme naburen op moeten nodigen, Luke 14:13. Maar het is op een Godsdienstig feest inzonderheid plicht om, zowel als op een Godsdienstig vasten "de" "ziel te openen voor de hongerige," Isaiah 58:7, Isaiah 58:10. Gods milddadigheid moet ons milddadig maken. Velen eten zelf het vette en drinken het zoete ja tot overdaad toe, die nooit delen, nauwelijks kruimkens, toestaan aan de armen, en deze kunnen in de gelijkenis van de rijke man, Luke 16:19, hun eigen vonnis lezen. Maar dezulken weten niet, of bedenken niet, waartoe God hun rijkdom geschonken heeft.
Merk op: wij moeten niet slechts geven aan hen, die tot ons komen, maar gaven zenden aan hen, die buiten ons gezicht zijn. Een milddadige beraadslaagt milddadigheden, en zoekt voorwerpen van liefdadigheid.
b. Het moet gepaard gaan met Godsvrucht, de blijdschap des Heeren, die is uw sterkte. Laat het geen vleselijke, zinnelijke vreugde wezen maar heilige, geestelijke blijdschap, de blijdschap des Heeren, blijdschap in de goedheid van God, onder de leiding en het bestuur van de genade Gods, blijdschap voortkomende uit ons deel in de liefde en gunst van God en de tekenen van Zijn gunst. Deze blijdschap zal uw sterkte zijn, moedig haar dus aan. Zij zal uw sterkte zijn:
Ten eerste. Voor het volbrengen van de andere plichten van het feest, hoe meer wij ons verblijden in onze Godsdienstige handelingen hoe overvloediger wij er in zijn zullen.
Ten tweede. Voor al hetgeen gij te doen hebt in overeenstemming met de wet van God, die voor u gelezen werd. Heilige blijdschap zal olie wezen voor de raderen van uw gehoorzaamheid.
Ten derde. Voor het weerstaan van uw vijanden, die tegen u samenspannen. De blijdschap des Heeren zal ons wapenen tegen de aanvallen van onze geestelijke vijanden, en ons de smaak doen verliezen voor die genoegens, waarmee de verzoeker ons verlokt.
2. De vergadering volgde de haar gegeven leiding. Hun wenen werd gestild, Nehemiah 8:12, en zij maakten grote blijdschap, Nehemiah 8:13. Wij moeten altijd meester blijven van onze gemoedsbewegingen, zodat zij, als zij gereed zijn uit te barsten, dadelijk weer in toom gehouden kunnen worden zodra wij tot de overtuiging komen, dat het of ontijdig of onredelijk is. Hij, die aldus zijn geest kan weerhouden, is beter dan die een stad inneemt.
Merk op:
a. Nadat zij geweend hadden, verblijdden zij zich, een heilig treuren bereidt de weg voor heilige vreugde, die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien, zij, die beven onder de overtuiging van het woord, kunnen zich verblijden in de vertroosting ervan.
b. De grond van hun blijdschap was zeer goed, zij maakten blijdschap, niet omdat zij het vette hadden te eten en het zoete hadden te drinken en veel goed gezelschap hadden, maar omdat zij de woorden hadden verstaan, die men hun had bekendgemaakt. Het is een zeer grote zegen om de Heilige Schriften te bezitten en hulpmiddelen om ze te verstaan, en wij hebben wel reden om ons daarin te verblijden. Bijbels en dienaren van het Evangelie zijn de blijdschap van Gods Israël. Hoe beter wij het woord van God verstaan, hoe meer vertroosting wij er in zullen vinden, want de duisternis van droefheid en benauwdheid komt voort uit de duisternis van onwetendheid en dwaling. Toen de woorden hun het eerst verklaard werden, weenden zij, maar toen zij ze verstonden, hebben zij zich verblijd, daar zij eindelijk kostelijke, dierbare beloften vonden, gedaan aan hen, die berouw hebben en zich bekeren, zodat er dus hoop was voor Israël.
Verzen 9-13
Nehemia 8:9-13Wij kunnen hier opmerken:
I. Hoe de woorden van de wet, die voor hen gelezen waren, het volk hebben doorwond. De wet werkt de dood en spreekt verschrikking, toont de mensen hun zonde, hun ellende en hun gevaar vanwege de zonde, en dondert een vloek tegen een iegelijk, die niet blijft in ieder deel van zijn plicht. Daarom hebben zij allen geweend toen zij haar hoorden, Nehemiah 8:10. Het was een goed teken, dat hun hart week was zoals dat van Josia, toen hij de woorden van de wet hoorde. Zij weenden bij de gedachte dat zij tegen God hadden overtreden en zich door hun menigvuldige overtredingen van de wet aan Gods toorn hadden blootgesteld. Toen sommigen weenden, weenden allen, want allen zagen zij zich schuldig voor God.
II. Hoe zij vertroost werden door de woorden van vrede, die tot hen werden gesproken. Het was goed dat zij zo getroffen en ontroerd werden door het woord van God, er de indruk van ontvingen, maar zij moeten niet bovenmate treuren, inzonderheid niet op deze dag, omdat die dag de Heere heilig was, het was n van de plechtige feestdagen, op welke het hun plicht was vrolijk te zijn. En zelfs smart over de zonde moet onze blijdschap in God niet in de weg staan, maar haar veeleer bevorderen, er ons voor bereiden.
1. De leiders van de vergadering poogden het volk te stillen en te bemoedigen.
a. Nu, en niet eerder in dit hoofdstuk, treedt Nehemia op, hij gaf acht op het wenen van het volk. Aan Ezra deed het genoegen het volk zo onder de indruk te zien van het woord, maar Nehemia zei hem dat dit wenen nu ontijdig was, deze dag was heilig, hij wordt een rust, een sabbat, genoemd, Leviticus 23:24, en meest daarom met vreugde, lof en dankzegging gevierd worden, niet als een dag, waarop zij hun zielen moesten verootmoedigen, en Ezra stemde hiermede in. Zij verboden het volk rouw te bedrijven en te wenen, Nehemiah 8:10. Bedroeft u niet, Nehemiah 8:11. Zwijgt, bedroeft u niet, Nehemiah 8:12. Alles is schoon op zijn tijd, gelijk wij niet vrolijk moeten wezen als God ons roept om rouw te bedrijven, zo moeten wij ons niet beangstigen en bedroeven als God ons oorzaak geeft om ons te verblijden. Zelfs smart over de zonde moet niet overdreven worden, niet zo bovenmate groot zijn dat zij ons verhindert ons in God te verblijden, moet ons niet in de weg staan om God te dienen met blijdschap.
b. Zij bevalen hun van hun blijdschap te getuigen, het gewaad van de lof aan te doen, inplaats van een benauwde geest. Zij stonden hun toe om ten teken van hun vreugde zich op een feestmaaltijd te onthalen, beter dan op andere dagen te eten en te drinken, het vette te eten en het zoete te drinken, maar dan moet dit gepaard gaan:
a. met liefdadigheid jegens de armen, "zendt delen aam hen, voor wie niets bereid is, opdat uw overvloed hun gebrek vervulle, opdat zij zich met u verblijden en hun lenden u zegenen." Christus zegt aan hen, die een maaltijd aanrichten, dat zij er hun arme naburen op moeten nodigen, Luke 14:13. Maar het is op een Godsdienstig feest inzonderheid plicht om, zowel als op een Godsdienstig vasten "de" "ziel te openen voor de hongerige," Isaiah 58:7, Isaiah 58:10. Gods milddadigheid moet ons milddadig maken. Velen eten zelf het vette en drinken het zoete ja tot overdaad toe, die nooit delen, nauwelijks kruimkens, toestaan aan de armen, en deze kunnen in de gelijkenis van de rijke man, Luke 16:19, hun eigen vonnis lezen. Maar dezulken weten niet, of bedenken niet, waartoe God hun rijkdom geschonken heeft.
Merk op: wij moeten niet slechts geven aan hen, die tot ons komen, maar gaven zenden aan hen, die buiten ons gezicht zijn. Een milddadige beraadslaagt milddadigheden, en zoekt voorwerpen van liefdadigheid.
b. Het moet gepaard gaan met Godsvrucht, de blijdschap des Heeren, die is uw sterkte. Laat het geen vleselijke, zinnelijke vreugde wezen maar heilige, geestelijke blijdschap, de blijdschap des Heeren, blijdschap in de goedheid van God, onder de leiding en het bestuur van de genade Gods, blijdschap voortkomende uit ons deel in de liefde en gunst van God en de tekenen van Zijn gunst. Deze blijdschap zal uw sterkte zijn, moedig haar dus aan. Zij zal uw sterkte zijn:
Ten eerste. Voor het volbrengen van de andere plichten van het feest, hoe meer wij ons verblijden in onze Godsdienstige handelingen hoe overvloediger wij er in zijn zullen.
Ten tweede. Voor al hetgeen gij te doen hebt in overeenstemming met de wet van God, die voor u gelezen werd. Heilige blijdschap zal olie wezen voor de raderen van uw gehoorzaamheid.
Ten derde. Voor het weerstaan van uw vijanden, die tegen u samenspannen. De blijdschap des Heeren zal ons wapenen tegen de aanvallen van onze geestelijke vijanden, en ons de smaak doen verliezen voor die genoegens, waarmee de verzoeker ons verlokt.
2. De vergadering volgde de haar gegeven leiding. Hun wenen werd gestild, Nehemiah 8:12, en zij maakten grote blijdschap, Nehemiah 8:13. Wij moeten altijd meester blijven van onze gemoedsbewegingen, zodat zij, als zij gereed zijn uit te barsten, dadelijk weer in toom gehouden kunnen worden zodra wij tot de overtuiging komen, dat het of ontijdig of onredelijk is. Hij, die aldus zijn geest kan weerhouden, is beter dan die een stad inneemt.
Merk op:
a. Nadat zij geweend hadden, verblijdden zij zich, een heilig treuren bereidt de weg voor heilige vreugde, die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien, zij, die beven onder de overtuiging van het woord, kunnen zich verblijden in de vertroosting ervan.
b. De grond van hun blijdschap was zeer goed, zij maakten blijdschap, niet omdat zij het vette hadden te eten en het zoete hadden te drinken en veel goed gezelschap hadden, maar omdat zij de woorden hadden verstaan, die men hun had bekendgemaakt. Het is een zeer grote zegen om de Heilige Schriften te bezitten en hulpmiddelen om ze te verstaan, en wij hebben wel reden om ons daarin te verblijden. Bijbels en dienaren van het Evangelie zijn de blijdschap van Gods Israël. Hoe beter wij het woord van God verstaan, hoe meer vertroosting wij er in zullen vinden, want de duisternis van droefheid en benauwdheid komt voort uit de duisternis van onwetendheid en dwaling. Toen de woorden hun het eerst verklaard werden, weenden zij, maar toen zij ze verstonden, hebben zij zich verblijd, daar zij eindelijk kostelijke, dierbare beloften vonden, gedaan aan hen, die berouw hebben en zich bekeren, zodat er dus hoop was voor Israël.
Verzen 14-19
Nehemia 8:14-19Wij hebben hier:
I. Dat het volk er zich opnieuw toe begaf om het woord te horen en te verstaan. Zij hadden het grootste deel van een dag doorgebracht met bidden en horen, en toch waren zij die nieuwe maand en sabbat zo weinig moe, dat zij, dat is hun oversten, de volgende dag-hoewel het toen geen feestdag was-zich weer tot Ezra verzamelden, om hem het woord te horen verklaren, Nehemiah 8:14, en zij vonden daar meer genot en voordeel in dan in enigerlei werelds genot of gewin. Als wij het woord van God recht verstaan en er door aangedaan worden, dan zullen wij, hoe meer wij er mee bekend worden, hoe meer verlangen er nog beter mee bekend te worden, zeggende: hoe zoet zijn Uwe redenen mijn gehemelte geweest! Zij, die de Schriften goed verstaan zullen verlangen ze nog beter te verstaan. Nu kwamen de priesters en Levieten zelf met de hoofden van de vaderen van het hele volk tot Ezra, die vorst van de Schriftuitleggers, om verstand te bekomen in de woorden der, of, zoals de kanttekening het heeft, opdat zij zouden onderwijzen in de woorden van de wet, zij kwamen om zelf onderricht te worden, ten einde bekwaam gemaakt te worden om anderen te kunnen onderwijzen.
Merk op:
1. Op de eerste dag heeft Ezra in zijn nederigheid hen als leraren met zich aan zijn rechter en zijn linkerhand gesteld, Nehemiah 8:5 en 8, maar nu zij zich door die proefneming meer dan ooit bewust waren geworden van hun eigen gebrek en van zijn uitnemendheid, hebben zij zich in hun ootmoed op de tweede dag aan Ezra's voeten gezet, om van hem te leren.
2. Zij, die anderen willen onderwijzen, moeten zelf onderricht ontvangen. Priesters en Levieten moeten eerst onderwezen worden, en dan moeten zij onderwijzen.
II. Des volks gerede gehoorzaamheid in een bijzondere omstandigheid, zodra zij op hun plicht hierin gewezen waren. Waarschijnlijk heeft Ezra naar de wijsheid Gods, die in zijn hand was, Ezra 7:25, toen zij zich op de tweede dag van de zevende maand tot hem wendden, om onderricht te worden in de wet, hun de wetten gelezen betreffende de feesten van die maand, en onder anderen die voor het Loofhuttenfeest, Leviticus 23:34, Deuteronomy 16:13. Leraren moeten niet alleen prediken wat waar en goed is, maar ook wat tijdig en geschikt is, ieder dagwerk schikken naar deszelfs dag.
Hier zien wij:
1. Hoe zij Gods gebod omtrent het Loofhuttenfeest vonden, Nehemiah 8:15, Nehemiah 8:16. Zij vonden een gebod desbetreffende in de wet. Zij, die naarstig de Schriften onderzoeken, zullen er dingen in geschreven vinden, die zij hadden vergeten of niet genoeg opgemerkt hadden. Dit Loofhuttenfeest was een gedachtenis aan hun wonen in tenten in de woestijn, een voorstelling van onze tabernakel toestand in deze wereld, en een type van de heilige blijdschap van de Evangelie kerk. De bekering van de heidenen tot het geloof van Christus is voorzegd onder het beeld van dit feest, Zacheria 14:16. Zij zullen komen "om te vieren het feest van de loofhutten," als hebbende hier geen blijvende stad. Dit feest moest in al hun steden worden uitgeroepen. Het volk moest zelf takken van bomen gaan halen, (die te Jeruzalem woonden, haalden ze van de Olijfberg), en loofhutten ervan maken, waarin zij moesten wonen, voorzover het weer het toeliet, en vrolijk zijn gedurende het feest.
2. Deze inzetting nauwkeurig waargenomen, Nehemiah 8:17, Nehemiah 8:18. Wij lezen en horen het woord op Gode welbehaaglijke wijze en met nut en voordeel voor onze ziel, als wij doen naardat er in geschreven is, en als wij de plichten, die wij veronachtzaamd hebben, weer ter harte nemen en getrouw volbrengen.
A. Zij namen de ceremonie waar, zij zaten in loofhutten, die de priesters en Levieten opgericht hadden in de voorhoven van de tempel, zij, die huizen hadden, zetten de loofhutten op de daken ervan, of in de voorhoven, en zij die deze geriefelijkheden niet hadden, zetten ze op de straat. Dit feest is gemeenlijk gevierd geworden, 2 Chronicles 5:3, Ezra 3:4, maar nooit met zoveel plechtigheid als nu, sedert de tijd van Jozua, toen zij pas in Kanan gevestigd waren, gelijk zij er nu opnieuw in waren gevestigd. Die mens bemint zijn huis al te veel, die het niet van zich kan verkrijgen om het, in onderwerping hetzij aan een inzetting Gods, of aan een leiding van Zijn voorzienigheid, voor een wijle te verlaten.
B. Zij gaven acht op het wezen van de zaak, want anders zou de ceremonie, hoe betekenisvol zij ook was, voor hen van geen betekenis zijn geweest.
a. Zij deden het met blijdschap, met zeer grote blijdschap, zich verheugende in God en in Zijn goedertierenheid over hen. Al hun heilige feesten, maar inzonderheid dit feest, moesten met blijdschap gevierd worden hetgeen strekte tot eer van God en tot hun aanmoediging in Zijn dienst.
b. Zij hebben gedurende al de dagen van het feest het lezen en verklaren van het woord Gods bijgewoond, Nehemiah 8:19. Zij gebruikten hun ledige tijd voor dat goede werk, zulke ledige uren kunnen niet beter doorgebracht worden dan in het bestuderen van de Schrift. God had bevolen dat op dit Loofhuttenfeest de wet gelezen zou worden, eens in de zeven jaren. Of dit nu dat jaar van de vrijlating was, waarin die dienst gehouden moest worden, Deuteronomy 31:10, Deuteronomy 31:11, blijkt niet, maar al de dagen van het feest brachten zij toch door met dat goede werk, en op de achtste dag was er een plechtige samenroeping, zoals God geboden had, waarop zij de plechtigheid op de twee en twintigsten dag van de maand eindigden. Toch zijn zij toen niet uiteen gegaan, want de vier en twintigste dag was bestemd om met vasten en bidden doorgebracht te worden. Heilige vreugde moet ons niet ongeschikt maken voor droefheid naar God, evenmin als Godvruchtige droefheid heilige blijdschap moet in de weg staan.
Verzen 14-19
Nehemia 8:14-19Wij hebben hier:
I. Dat het volk er zich opnieuw toe begaf om het woord te horen en te verstaan. Zij hadden het grootste deel van een dag doorgebracht met bidden en horen, en toch waren zij die nieuwe maand en sabbat zo weinig moe, dat zij, dat is hun oversten, de volgende dag-hoewel het toen geen feestdag was-zich weer tot Ezra verzamelden, om hem het woord te horen verklaren, Nehemiah 8:14, en zij vonden daar meer genot en voordeel in dan in enigerlei werelds genot of gewin. Als wij het woord van God recht verstaan en er door aangedaan worden, dan zullen wij, hoe meer wij er mee bekend worden, hoe meer verlangen er nog beter mee bekend te worden, zeggende: hoe zoet zijn Uwe redenen mijn gehemelte geweest! Zij, die de Schriften goed verstaan zullen verlangen ze nog beter te verstaan. Nu kwamen de priesters en Levieten zelf met de hoofden van de vaderen van het hele volk tot Ezra, die vorst van de Schriftuitleggers, om verstand te bekomen in de woorden der, of, zoals de kanttekening het heeft, opdat zij zouden onderwijzen in de woorden van de wet, zij kwamen om zelf onderricht te worden, ten einde bekwaam gemaakt te worden om anderen te kunnen onderwijzen.
Merk op:
1. Op de eerste dag heeft Ezra in zijn nederigheid hen als leraren met zich aan zijn rechter en zijn linkerhand gesteld, Nehemiah 8:5 en 8, maar nu zij zich door die proefneming meer dan ooit bewust waren geworden van hun eigen gebrek en van zijn uitnemendheid, hebben zij zich in hun ootmoed op de tweede dag aan Ezra's voeten gezet, om van hem te leren.
2. Zij, die anderen willen onderwijzen, moeten zelf onderricht ontvangen. Priesters en Levieten moeten eerst onderwezen worden, en dan moeten zij onderwijzen.
II. Des volks gerede gehoorzaamheid in een bijzondere omstandigheid, zodra zij op hun plicht hierin gewezen waren. Waarschijnlijk heeft Ezra naar de wijsheid Gods, die in zijn hand was, Ezra 7:25, toen zij zich op de tweede dag van de zevende maand tot hem wendden, om onderricht te worden in de wet, hun de wetten gelezen betreffende de feesten van die maand, en onder anderen die voor het Loofhuttenfeest, Leviticus 23:34, Deuteronomy 16:13. Leraren moeten niet alleen prediken wat waar en goed is, maar ook wat tijdig en geschikt is, ieder dagwerk schikken naar deszelfs dag.
Hier zien wij:
1. Hoe zij Gods gebod omtrent het Loofhuttenfeest vonden, Nehemiah 8:15, Nehemiah 8:16. Zij vonden een gebod desbetreffende in de wet. Zij, die naarstig de Schriften onderzoeken, zullen er dingen in geschreven vinden, die zij hadden vergeten of niet genoeg opgemerkt hadden. Dit Loofhuttenfeest was een gedachtenis aan hun wonen in tenten in de woestijn, een voorstelling van onze tabernakel toestand in deze wereld, en een type van de heilige blijdschap van de Evangelie kerk. De bekering van de heidenen tot het geloof van Christus is voorzegd onder het beeld van dit feest, Zacheria 14:16. Zij zullen komen "om te vieren het feest van de loofhutten," als hebbende hier geen blijvende stad. Dit feest moest in al hun steden worden uitgeroepen. Het volk moest zelf takken van bomen gaan halen, (die te Jeruzalem woonden, haalden ze van de Olijfberg), en loofhutten ervan maken, waarin zij moesten wonen, voorzover het weer het toeliet, en vrolijk zijn gedurende het feest.
2. Deze inzetting nauwkeurig waargenomen, Nehemiah 8:17, Nehemiah 8:18. Wij lezen en horen het woord op Gode welbehaaglijke wijze en met nut en voordeel voor onze ziel, als wij doen naardat er in geschreven is, en als wij de plichten, die wij veronachtzaamd hebben, weer ter harte nemen en getrouw volbrengen.
A. Zij namen de ceremonie waar, zij zaten in loofhutten, die de priesters en Levieten opgericht hadden in de voorhoven van de tempel, zij, die huizen hadden, zetten de loofhutten op de daken ervan, of in de voorhoven, en zij die deze geriefelijkheden niet hadden, zetten ze op de straat. Dit feest is gemeenlijk gevierd geworden, 2 Chronicles 5:3, Ezra 3:4, maar nooit met zoveel plechtigheid als nu, sedert de tijd van Jozua, toen zij pas in Kanan gevestigd waren, gelijk zij er nu opnieuw in waren gevestigd. Die mens bemint zijn huis al te veel, die het niet van zich kan verkrijgen om het, in onderwerping hetzij aan een inzetting Gods, of aan een leiding van Zijn voorzienigheid, voor een wijle te verlaten.
B. Zij gaven acht op het wezen van de zaak, want anders zou de ceremonie, hoe betekenisvol zij ook was, voor hen van geen betekenis zijn geweest.
a. Zij deden het met blijdschap, met zeer grote blijdschap, zich verheugende in God en in Zijn goedertierenheid over hen. Al hun heilige feesten, maar inzonderheid dit feest, moesten met blijdschap gevierd worden hetgeen strekte tot eer van God en tot hun aanmoediging in Zijn dienst.
b. Zij hebben gedurende al de dagen van het feest het lezen en verklaren van het woord Gods bijgewoond, Nehemiah 8:19. Zij gebruikten hun ledige tijd voor dat goede werk, zulke ledige uren kunnen niet beter doorgebracht worden dan in het bestuderen van de Schrift. God had bevolen dat op dit Loofhuttenfeest de wet gelezen zou worden, eens in de zeven jaren. Of dit nu dat jaar van de vrijlating was, waarin die dienst gehouden moest worden, Deuteronomy 31:10, Deuteronomy 31:11, blijkt niet, maar al de dagen van het feest brachten zij toch door met dat goede werk, en op de achtste dag was er een plechtige samenroeping, zoals God geboden had, waarop zij de plechtigheid op de twee en twintigsten dag van de maand eindigden. Toch zijn zij toen niet uiteen gegaan, want de vier en twintigste dag was bestemd om met vasten en bidden doorgebracht te worden. Heilige vreugde moet ons niet ongeschikt maken voor droefheid naar God, evenmin als Godvruchtige droefheid heilige blijdschap moet in de weg staan.