Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-18.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 18". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 18Welk land het ook zij, dat bedoeld is met het land dat schaduwachtig is aan de vleugels, er wordt hier een wee over uitgeroepen, want God heeft er ter wille van Zijn volk een twist mee.
I. Zij dreigen Gods volk, Isaiah 18:1, Isaiah 18:2.
II. Hierop worden al de buren opgeroepen, Isaiah 18:3, om nota te nemen van het gevolg ervan.
III. Hoewel het voor een tijd de schijn heeft alsof God zich niet bekommert om de benauwdheid van Zijn volk, zal Hij ten slotte tegen hun vijanden verschijnen, en hen op merkwaardige wijze uitroeien Isaiah 18:4.
IV. Dit zal strekken tot eer en heerlijkheid Gods, Isaiah 18:7.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 18Welk land het ook zij, dat bedoeld is met het land dat schaduwachtig is aan de vleugels, er wordt hier een wee over uitgeroepen, want God heeft er ter wille van Zijn volk een twist mee.
I. Zij dreigen Gods volk, Isaiah 18:1, Isaiah 18:2.
II. Hierop worden al de buren opgeroepen, Isaiah 18:3, om nota te nemen van het gevolg ervan.
III. Hoewel het voor een tijd de schijn heeft alsof God zich niet bekommert om de benauwdheid van Zijn volk, zal Hij ten slotte tegen hun vijanden verschijnen, en hen op merkwaardige wijze uitroeien Isaiah 18:4.
IV. Dit zal strekken tot eer en heerlijkheid Gods, Isaiah 18:7.
Verzen 1-7
Jesaja 18:1-7De uitleggers zijn in grote verlegenheid om te weten waar het land te vinden, dat aan de andere kant ligt van de rivieren van Cush, sommigen houden het voor Egypte, een land, dat aan zee is gelegen en vol is van rivieren, en Israël aanzocht om er op te vertrouwen, maar een gebroken rietstaf bleek te zijn, maar een zeer groot bezwaar hier tegen is, dat het volgende hoofdstuk van dit onderscheiden wordt door het opschrift: de last van Egypte. Anderen houden het voor Ethiopië en lezen de zin: hetwelk ligt nabij, of omstreeks, de rivieren van Ethiopië of Morenland, niet dat in Afrika, hetwelk ten zuiden van Egypte lag, maar dat, hetwelk wij Arabië noemen, en dat ten oosten van Kanan lag en waarvan Tirhaka nu koning was. Hij dacht de Joden te beschermen onder de schaduw van zijn vleugels, als het ware, door een krachtige afleiding te geven aan de koning van Assyrië, toen hij optrok tegen zijn land, ten tijde dat deze een aanval deed op Jeruzalem, 2 Kings 19:9. Maar hoewel hij door zijn gezanten de koning van Assyrië trotseerde, en de Joden aanmoedigde om op hem te steunen en te vertrouwen, toont God hem door Zijn profeet geringschatting, en wil niet met hem uitgaan, hij mag zijn maatregelen nemen, maar God zal andere maatregelen nemen om Jeruzalem te beschermen, terwijl Hij de aanval van Tirhaka laat mislukken en zijn Arabisch leger ten verderve laat gaan, want het Assyrische leger zal een geschenk of een offerande aan de Heer der heerscharen worden, en aan de plaats van Zijn naam, door de hand van een engel, en niet door de hand van Tirhaka, koning van Ethiopië, Isaiah 18:7. Dit is waarschijnlijk een goede verklaring van dat hoofdstuk.
Maar naar aanleiding van een wenk van Dr. Lightfoot in zijn Harmonie van het oude testament ben ik geneigd om dit hoofdstuk op te vatten als een profetie tegen Assyrië, en aldus als een voortzetting van de profetie in de laatste drie verzen van het vorige hoofdstuk, waarmee het dus verbonden behoorde te wezen. Die profetie was tegen het leger van Assyrië, dat tegen Juda oprukte, deze is tegen het land van Assyrië zelf, hetwelk aan de andere kant van de rivieren van Arabië lag de rivieren Eufraat en Tiger, die aan Woest-Arabië grensden. En door het het land te noemen, dat schaduwachtig is aan de vleugels, Isaiah 18:1 schijnt hij te verwijzen naar hetgeen hij zelf er van gezegd heeft, Isaiah 8:8, dat de uitstrekkingen van zijn vleugels zullen vervullen de breedte van Uw land, o Immanuël. De profeet heeft misschien de Assyriërs beschreven in zulke duistere uitdrukkingen, zonder hen te noemen, om dezelfde reden waarom Paulus in zijn profetie van het Romeinse rijk spreekt in een paraphrase: die hem nu weerhoudt, 2 Thessalonians 2:7. Hier is:
I. De aanval gedaan door dit land-welk het ook zij-op een volk, dat verstrooid en geplukt is, Isaiah 18:2. Snelle boden worden gezonden om hun de oorlog te verklaren, als een volk, getekend door de Voorzienigheid en bestemd om vertreden te worden. Of dit nu de Ethiopiërs zijn, die strijd voeren tegen Assyrië, of de Assyriërs, die oorlog voeren tegen Juda, het leert ons:
1. Dat een volk, hetwelk vreselijk was van de beginne, een groot aanzien heeft gehad en grote macht bezat, toch verstrooid en geplukt kan worden, verdorven kan worden door zijn eigen rivieren, die beide de landman en de koopman moesten verrijken. Natiën, die geducht waren en allen, die rondom haar waren, in ontzag hielden, kunnen door een samenloop van omstandigheden gering en verachtelijk worden, en een gemakkelijke prooi voor de nabuur die ze aanvalt.
2. Vorsten en staten, die er naar streven om hun gebied uit te breiden, zullen het een of ander voorwendsel vinden om te twisten met hen, naar wier land hun begeerte uitgaat. Het is een volk, dat vreeslijk was, en daarom moeten wij er wraak aan oefenen, nu is het een volk, dat verstrooid en geplukt is, een volk, dat vertreden is, en daarom zal het een gemakkelijke prooi voor ons zijn. Misschien was het niet zo verzwakt en vervallen als zij het voorstelden. Gods volk is als natie vertreden, verstrooid en geplukt, maar wie denkt het te kunnen verslinden, zal het nog even vreeslijk vinden als het geweest is van dat het was, het is neergeworpen, maar niet verlaten en niet vernietigd.
II. De alarmtrompet geblazen bij de omwonende volken, waardoor zij opgeroepen worden om te letten op hetgeen God doen zal, Isaiah 18:3. De Ethiopiërs en de Assyriërs hebben hun plannen in het verborgen beraamd, en zij stelden er zich grote dingen van voor, en om ze ten uitvoer te brengen zenden zij hun gezanten en boden van plaats tot plaats, maar laat ons nu eens vragen wat de grote God van dit alles zegt.
1. Hij richt een banier op op de bergen en blaast de bazuin, waarmee Hij de oorlog verklaart aan de vijanden van Zijn kerk, en al haar vrienden, allen die het goede voor haar wensen oproept in haar dienst. Hij kondigt aan dat Hij als Heer der heerscharen een groot werk zal gaan verrichten.
2. Aan de gehele wereld wordt gezegd er kennis van te nemen: al de inwoners van de aarde moeten de banier zien en de bazuin horen moeten letten op de bewegingen van de goddelijke voorzienigheid, en acht geven op de aanwijzing van de goddelijke wil. Laat allen dienst nemen onder Gods banier en zich aan Zijn zijde scharen, en de bazuin horen van Zijn woord, die geen onzeker geluid geeft.
III. De verzekering, die God geeft aan Zijn profeet, en die door hem aan het volk gegeven moet worden, dat, hoewel Hij voor een tijd een onbekommerd toeschouwer kan schijnen, Hij toch gewis en tijdig zal verschijnen tot vertroosting van Zijn volk en tot beschaming van Zijn en hun vijanden, Isaiah 18:4. "Alzo heeft de Heer tot mij gezegd". De mensen willen zeggen wat zij te zeggen hebben, maar God wil ook zeggen wat Hij te zeggen heeft, en gelijk wij er zeker van kunnen zijn dat Zijn woord zal bestaan, zo fluistert Hij het dikwijls in de oren van Zijn dienstknechten de profeten. Als Hij zegt: "Ik zal rust nemen, dan is het niet alsof Hij moe was van de wereld te regeren, en alsof Hij het nodig had, of begeerde om er zich van terug te trekken ten einde rust te gaan nemen", maar het geeft te kennen:
1. Dat de grote God een volkomen, ongestoorde genieting heeft van zichzelf temidden van al de schuddingen en veranderingen van deze wereld, de Heer is zelfs onbewogen gezeten op de watervloeden, de eeuwige Geest is altijd rustig en gerust.
2. Dat het soms aan zijn volk kan toeschijnen, alsof Hij geen kennis neemt van hetgeen er in deze lagere wereld geschiedt, zij zijn in verzoeking om te denken dat Hij slaapt, Psalms 44:24 of als een versaagd man is, Jeremiah 14:9, maar dat Hij zelfs dan zeer goed weet wat de mensen doen en wat Hij zelf doen zal.
A. Hij zal zorgdragen voor Zijn volk, en een schuilplaats voor hen wezen, Hij zal zien in Zijn woning, zijn oog en Zijn hart zullen er voortdurend op zijn ten goede. Zion is Zijn rust tot in eeuwigheid, waar Hij zal wonen, en Hij zal er naar zien, zo lezen sommigen het, er naar zien om er over te waken, Hij zal het licht van Zijn aangezicht er over verheffen, Hij zal overwegen wat gedaan moet worden, en zal voorzeker alles ten beste doen, Hij zal de gerieflijkheden en verkwikkingen, die Hij hun geeft in overeenstemming brengen met de behoeften van hun toestand, en zij zullen aangenaam zijn, omdat zij tijdig zijn.
a. Als een heldere warmte na de regen, aldus de kanttekening, die zeer verkwikkend en aangenaam is en de planten doet bloeien.
b. Als een wolk des dauws in de hitte van de oogst, die zeer welkom is, de dauw is verkwikkend voor de grond en de wolk voor de arbeiders. Er is datgene in God, hetwelk een beschutting en verkwikking is voor Zijn volk in iedere weersgesteldheid, en hen wapent tegen het ongerief van iedere verandering. Is het weer koud? Er is in Zijn gunst datgene, hetwelk hen zal verwarmen. Is het warm? Er is in Zijn gunst datgene, hetwelk hun een aangename koelte zal geven. Voorname mensen hebben hun winterhuizen en hun zomerhuizen, Amos 3:15 maar zij, die thuis zijn in God, hebben beide in Hem.
B. Hij zal met Zijn en hun vijanden afrekenen, Isaiah 18:5,Isaiah 18:6. Als het Assyrische leger zich een overvloedige oogst belooft in de inneming van Jeruzalem en de plundering van de rijke stad, als de uitbotting van dat plan volkomen is, voordat de oogst is ingezameld. terwijl de onrijpe druif van hun vijandschap tegen Hizkia en zijn volk rijp wordt na de bloesem, en het plan gereed is om ten uitvoer te worden gebracht, zal God dat leger vernielen even gemakkelijk als de landman met zijn snoeimes de ranken afsnijdt van de wijnstok, of omdat de druif onrijp is en nergens toe deugt en niet genezen wil worden, de takken afsnijdt en wegwerpt. Dit schijnt te wijzen op de nederlaag van het Assyrische leger door een verderfengel, toen de dode lichamen van de soldaten verspreid lagen als de takken en ranken van een wilde wijnstok, die door de landman werden afgesneden. En zij zullen overgelaten worden aan de roofvogels van de bergen en aan de dieren van de aarde, om er op te azen, beide in de winter en in de zomer, want gelijk Gods volk beschermd wordt in alle jaargetijden, beide in koude en in hitte, Isaiah 18:4, zo zijn hun vijanden aan alle weergesteldheden blootgesteld, roofvogels en verscheurende dieren zullen op hen overzomeren en overwinteren, totdat zij geheel vergaan zijn.
IV. De schatting van de lof, die uit dit alles aan God gebracht zal worden, Isaiah 18:7. Ten tijde, als dit alles zal geschied zijn, zal de Heer der heerscharen een geschenk gebracht worden.
1. Sommigen verstaan dit van de bekering van de Ethiopiërs tot het geloof van Christus in de laatste dagen, waarvan wij het voorbeeld en het begin hebben in de doop van de Moorse kamerling door Filippus, Acts 8:27. Zij, die een volk waren, dat verstrooid en vertreden en geplukt was, Isaiah 18:2, zullen een geschenk zijn aan de Heer, en hoewel zij nutteloos en waardeloos schijnen te zijn, zullen zij een aangenaam geschenk zijn aan Hem, die de mensen beoordeelt naar de oprechtheid van hun geloof en hun liefde, en niet naar de pracht en de voorspoed van hun uitwendigen toestand. Het evangelie is aan de heidenen bediend, opdat de offerande van de heidenen aangenaam worde, Romans 15:16. Er is geprofeteerd dat Morenland zich zal haasten zijn handen tot God uit te strekken, Psalms 68:32.
2. Anderen verstaan het van de buit van Sanheribs leger, waaruit, naar het gebruik was, geschenken gebracht worden aan de Heer der heerscharen, Numbers 31:50. Het was het geschenk van een volk, verstrooid en geplukt.
a. Het was van de Assyriërs die nu zelf in de toestand waren gekomen, die zij met minachting aan Juda hadden toegeschreven, Isaiah 18:2. Zij, die onrechtvaardig anderen vertreden zullen rechtvaardig zelf vertreden worden. b. Het werd gebracht door het volk van God dat in minachting een volk verstrooiden geplukt werd genoemd. God zal eer leggen op Zijn volk, hoewel de mensen er verachting over uitstorten.
Eindelijk.
Merk op dat het geschenk, hetwelk aan de Heer der heerscharen gebracht wordt, gebracht moet worden naar de plaats van de naam van de Heer der heerscharen, wat aan God geofferd wordt moet Hem geofferd worden op de wijze door Hem bepaald. Wij moeten tot Hem gaan, en verwachten Hem te zullen ontmoeten, daar waar Hij Zijns naams gedachtenis sticht.
Verzen 1-7
Jesaja 18:1-7De uitleggers zijn in grote verlegenheid om te weten waar het land te vinden, dat aan de andere kant ligt van de rivieren van Cush, sommigen houden het voor Egypte, een land, dat aan zee is gelegen en vol is van rivieren, en Israël aanzocht om er op te vertrouwen, maar een gebroken rietstaf bleek te zijn, maar een zeer groot bezwaar hier tegen is, dat het volgende hoofdstuk van dit onderscheiden wordt door het opschrift: de last van Egypte. Anderen houden het voor Ethiopië en lezen de zin: hetwelk ligt nabij, of omstreeks, de rivieren van Ethiopië of Morenland, niet dat in Afrika, hetwelk ten zuiden van Egypte lag, maar dat, hetwelk wij Arabië noemen, en dat ten oosten van Kanan lag en waarvan Tirhaka nu koning was. Hij dacht de Joden te beschermen onder de schaduw van zijn vleugels, als het ware, door een krachtige afleiding te geven aan de koning van Assyrië, toen hij optrok tegen zijn land, ten tijde dat deze een aanval deed op Jeruzalem, 2 Kings 19:9. Maar hoewel hij door zijn gezanten de koning van Assyrië trotseerde, en de Joden aanmoedigde om op hem te steunen en te vertrouwen, toont God hem door Zijn profeet geringschatting, en wil niet met hem uitgaan, hij mag zijn maatregelen nemen, maar God zal andere maatregelen nemen om Jeruzalem te beschermen, terwijl Hij de aanval van Tirhaka laat mislukken en zijn Arabisch leger ten verderve laat gaan, want het Assyrische leger zal een geschenk of een offerande aan de Heer der heerscharen worden, en aan de plaats van Zijn naam, door de hand van een engel, en niet door de hand van Tirhaka, koning van Ethiopië, Isaiah 18:7. Dit is waarschijnlijk een goede verklaring van dat hoofdstuk.
Maar naar aanleiding van een wenk van Dr. Lightfoot in zijn Harmonie van het oude testament ben ik geneigd om dit hoofdstuk op te vatten als een profetie tegen Assyrië, en aldus als een voortzetting van de profetie in de laatste drie verzen van het vorige hoofdstuk, waarmee het dus verbonden behoorde te wezen. Die profetie was tegen het leger van Assyrië, dat tegen Juda oprukte, deze is tegen het land van Assyrië zelf, hetwelk aan de andere kant van de rivieren van Arabië lag de rivieren Eufraat en Tiger, die aan Woest-Arabië grensden. En door het het land te noemen, dat schaduwachtig is aan de vleugels, Isaiah 18:1 schijnt hij te verwijzen naar hetgeen hij zelf er van gezegd heeft, Isaiah 8:8, dat de uitstrekkingen van zijn vleugels zullen vervullen de breedte van Uw land, o Immanuël. De profeet heeft misschien de Assyriërs beschreven in zulke duistere uitdrukkingen, zonder hen te noemen, om dezelfde reden waarom Paulus in zijn profetie van het Romeinse rijk spreekt in een paraphrase: die hem nu weerhoudt, 2 Thessalonians 2:7. Hier is:
I. De aanval gedaan door dit land-welk het ook zij-op een volk, dat verstrooid en geplukt is, Isaiah 18:2. Snelle boden worden gezonden om hun de oorlog te verklaren, als een volk, getekend door de Voorzienigheid en bestemd om vertreden te worden. Of dit nu de Ethiopiërs zijn, die strijd voeren tegen Assyrië, of de Assyriërs, die oorlog voeren tegen Juda, het leert ons:
1. Dat een volk, hetwelk vreselijk was van de beginne, een groot aanzien heeft gehad en grote macht bezat, toch verstrooid en geplukt kan worden, verdorven kan worden door zijn eigen rivieren, die beide de landman en de koopman moesten verrijken. Natiën, die geducht waren en allen, die rondom haar waren, in ontzag hielden, kunnen door een samenloop van omstandigheden gering en verachtelijk worden, en een gemakkelijke prooi voor de nabuur die ze aanvalt.
2. Vorsten en staten, die er naar streven om hun gebied uit te breiden, zullen het een of ander voorwendsel vinden om te twisten met hen, naar wier land hun begeerte uitgaat. Het is een volk, dat vreeslijk was, en daarom moeten wij er wraak aan oefenen, nu is het een volk, dat verstrooid en geplukt is, een volk, dat vertreden is, en daarom zal het een gemakkelijke prooi voor ons zijn. Misschien was het niet zo verzwakt en vervallen als zij het voorstelden. Gods volk is als natie vertreden, verstrooid en geplukt, maar wie denkt het te kunnen verslinden, zal het nog even vreeslijk vinden als het geweest is van dat het was, het is neergeworpen, maar niet verlaten en niet vernietigd.
II. De alarmtrompet geblazen bij de omwonende volken, waardoor zij opgeroepen worden om te letten op hetgeen God doen zal, Isaiah 18:3. De Ethiopiërs en de Assyriërs hebben hun plannen in het verborgen beraamd, en zij stelden er zich grote dingen van voor, en om ze ten uitvoer te brengen zenden zij hun gezanten en boden van plaats tot plaats, maar laat ons nu eens vragen wat de grote God van dit alles zegt.
1. Hij richt een banier op op de bergen en blaast de bazuin, waarmee Hij de oorlog verklaart aan de vijanden van Zijn kerk, en al haar vrienden, allen die het goede voor haar wensen oproept in haar dienst. Hij kondigt aan dat Hij als Heer der heerscharen een groot werk zal gaan verrichten.
2. Aan de gehele wereld wordt gezegd er kennis van te nemen: al de inwoners van de aarde moeten de banier zien en de bazuin horen moeten letten op de bewegingen van de goddelijke voorzienigheid, en acht geven op de aanwijzing van de goddelijke wil. Laat allen dienst nemen onder Gods banier en zich aan Zijn zijde scharen, en de bazuin horen van Zijn woord, die geen onzeker geluid geeft.
III. De verzekering, die God geeft aan Zijn profeet, en die door hem aan het volk gegeven moet worden, dat, hoewel Hij voor een tijd een onbekommerd toeschouwer kan schijnen, Hij toch gewis en tijdig zal verschijnen tot vertroosting van Zijn volk en tot beschaming van Zijn en hun vijanden, Isaiah 18:4. "Alzo heeft de Heer tot mij gezegd". De mensen willen zeggen wat zij te zeggen hebben, maar God wil ook zeggen wat Hij te zeggen heeft, en gelijk wij er zeker van kunnen zijn dat Zijn woord zal bestaan, zo fluistert Hij het dikwijls in de oren van Zijn dienstknechten de profeten. Als Hij zegt: "Ik zal rust nemen, dan is het niet alsof Hij moe was van de wereld te regeren, en alsof Hij het nodig had, of begeerde om er zich van terug te trekken ten einde rust te gaan nemen", maar het geeft te kennen:
1. Dat de grote God een volkomen, ongestoorde genieting heeft van zichzelf temidden van al de schuddingen en veranderingen van deze wereld, de Heer is zelfs onbewogen gezeten op de watervloeden, de eeuwige Geest is altijd rustig en gerust.
2. Dat het soms aan zijn volk kan toeschijnen, alsof Hij geen kennis neemt van hetgeen er in deze lagere wereld geschiedt, zij zijn in verzoeking om te denken dat Hij slaapt, Psalms 44:24 of als een versaagd man is, Jeremiah 14:9, maar dat Hij zelfs dan zeer goed weet wat de mensen doen en wat Hij zelf doen zal.
A. Hij zal zorgdragen voor Zijn volk, en een schuilplaats voor hen wezen, Hij zal zien in Zijn woning, zijn oog en Zijn hart zullen er voortdurend op zijn ten goede. Zion is Zijn rust tot in eeuwigheid, waar Hij zal wonen, en Hij zal er naar zien, zo lezen sommigen het, er naar zien om er over te waken, Hij zal het licht van Zijn aangezicht er over verheffen, Hij zal overwegen wat gedaan moet worden, en zal voorzeker alles ten beste doen, Hij zal de gerieflijkheden en verkwikkingen, die Hij hun geeft in overeenstemming brengen met de behoeften van hun toestand, en zij zullen aangenaam zijn, omdat zij tijdig zijn.
a. Als een heldere warmte na de regen, aldus de kanttekening, die zeer verkwikkend en aangenaam is en de planten doet bloeien.
b. Als een wolk des dauws in de hitte van de oogst, die zeer welkom is, de dauw is verkwikkend voor de grond en de wolk voor de arbeiders. Er is datgene in God, hetwelk een beschutting en verkwikking is voor Zijn volk in iedere weersgesteldheid, en hen wapent tegen het ongerief van iedere verandering. Is het weer koud? Er is in Zijn gunst datgene, hetwelk hen zal verwarmen. Is het warm? Er is in Zijn gunst datgene, hetwelk hun een aangename koelte zal geven. Voorname mensen hebben hun winterhuizen en hun zomerhuizen, Amos 3:15 maar zij, die thuis zijn in God, hebben beide in Hem.
B. Hij zal met Zijn en hun vijanden afrekenen, Isaiah 18:5,Isaiah 18:6. Als het Assyrische leger zich een overvloedige oogst belooft in de inneming van Jeruzalem en de plundering van de rijke stad, als de uitbotting van dat plan volkomen is, voordat de oogst is ingezameld. terwijl de onrijpe druif van hun vijandschap tegen Hizkia en zijn volk rijp wordt na de bloesem, en het plan gereed is om ten uitvoer te worden gebracht, zal God dat leger vernielen even gemakkelijk als de landman met zijn snoeimes de ranken afsnijdt van de wijnstok, of omdat de druif onrijp is en nergens toe deugt en niet genezen wil worden, de takken afsnijdt en wegwerpt. Dit schijnt te wijzen op de nederlaag van het Assyrische leger door een verderfengel, toen de dode lichamen van de soldaten verspreid lagen als de takken en ranken van een wilde wijnstok, die door de landman werden afgesneden. En zij zullen overgelaten worden aan de roofvogels van de bergen en aan de dieren van de aarde, om er op te azen, beide in de winter en in de zomer, want gelijk Gods volk beschermd wordt in alle jaargetijden, beide in koude en in hitte, Isaiah 18:4, zo zijn hun vijanden aan alle weergesteldheden blootgesteld, roofvogels en verscheurende dieren zullen op hen overzomeren en overwinteren, totdat zij geheel vergaan zijn.
IV. De schatting van de lof, die uit dit alles aan God gebracht zal worden, Isaiah 18:7. Ten tijde, als dit alles zal geschied zijn, zal de Heer der heerscharen een geschenk gebracht worden.
1. Sommigen verstaan dit van de bekering van de Ethiopiërs tot het geloof van Christus in de laatste dagen, waarvan wij het voorbeeld en het begin hebben in de doop van de Moorse kamerling door Filippus, Acts 8:27. Zij, die een volk waren, dat verstrooid en vertreden en geplukt was, Isaiah 18:2, zullen een geschenk zijn aan de Heer, en hoewel zij nutteloos en waardeloos schijnen te zijn, zullen zij een aangenaam geschenk zijn aan Hem, die de mensen beoordeelt naar de oprechtheid van hun geloof en hun liefde, en niet naar de pracht en de voorspoed van hun uitwendigen toestand. Het evangelie is aan de heidenen bediend, opdat de offerande van de heidenen aangenaam worde, Romans 15:16. Er is geprofeteerd dat Morenland zich zal haasten zijn handen tot God uit te strekken, Psalms 68:32.
2. Anderen verstaan het van de buit van Sanheribs leger, waaruit, naar het gebruik was, geschenken gebracht worden aan de Heer der heerscharen, Numbers 31:50. Het was het geschenk van een volk, verstrooid en geplukt.
a. Het was van de Assyriërs die nu zelf in de toestand waren gekomen, die zij met minachting aan Juda hadden toegeschreven, Isaiah 18:2. Zij, die onrechtvaardig anderen vertreden zullen rechtvaardig zelf vertreden worden. b. Het werd gebracht door het volk van God dat in minachting een volk verstrooiden geplukt werd genoemd. God zal eer leggen op Zijn volk, hoewel de mensen er verachting over uitstorten.
Eindelijk.
Merk op dat het geschenk, hetwelk aan de Heer der heerscharen gebracht wordt, gebracht moet worden naar de plaats van de naam van de Heer der heerscharen, wat aan God geofferd wordt moet Hem geofferd worden op de wijze door Hem bepaald. Wij moeten tot Hem gaan, en verwachten Hem te zullen ontmoeten, daar waar Hij Zijns naams gedachtenis sticht.