Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 16

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 16

Dit hoofdstuk bevat de voortzetting en het slot van de last van Moab. Daarin:

I. Geeft de profeet goede raad aan de Moabieten, om wat verkeerd was onder hen te verbeteren en inzonderheid om vriendelijk te zijn voor Gods volk, als het doeltreffendste middel om de tevoren bedreigde oordelen te voorkomen, Isaiah 16:1.

II. Vrezende, dat zij deze raad niet zouden aannemen (want zij waren zo hoogmoedig) gaat hij voort met de voorzegging van de treurige verwoesting van het land en de schande, waartoe zij gebracht zullen worden, en dat wel binnen drie jaren, Isaiah 16:6.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 16

Dit hoofdstuk bevat de voortzetting en het slot van de last van Moab. Daarin:

I. Geeft de profeet goede raad aan de Moabieten, om wat verkeerd was onder hen te verbeteren en inzonderheid om vriendelijk te zijn voor Gods volk, als het doeltreffendste middel om de tevoren bedreigde oordelen te voorkomen, Isaiah 16:1.

II. Vrezende, dat zij deze raad niet zouden aannemen (want zij waren zo hoogmoedig) gaat hij voort met de voorzegging van de treurige verwoesting van het land en de schande, waartoe zij gebracht zullen worden, en dat wel binnen drie jaren, Isaiah 16:6.

Verzen 1-5

Jesaja 16:1-5

God heeft doen blijken dat Hij geen lust heeft aan het verderf van zondaren, door hun te zeggen wat zij doen kunnen om het verderf te voorkomen. Dat zegt Hij hier aan Moab.

I. Hij raadt hun aan rechtvaardig te zijn jegens het huis van David, en de schatting te betalen, die zij voorheen bij verdrag overeengekomen zijn aan de koningen uit zijn stamhuis te zullen opbrengen, Isaiah 16:1. Zend de lammeren aan de heerser over het land. David had de Moabieten schatplichtig aan zich gemaakt, 2 Samuel 8:2. De Moabieten werden David tot knechten, brengende geschenken. Later betaalden zij hun schatting aan de koningen van Israël, 2 Kings 3:4, en zij betaalden haar in lammeren. Nu eist de profeet van hen dat zij haar aan Hizkia zullen betalen. Laat haar geheven worden in alle delen van het land, van Sela, een stad aan de grenzen van Moab aan de ene zijde, tot aan de woestijn, die de grens was aan de andere zijde van het koninkrijk, en laat haar gezonden worden, waar zij behoort gezonden te worden, tot de berg van de dochter Zions, de stad Davids. Sommigen vatten het op als een raad om een lam te zenden tot een offer aan God, de heerser van de aarde--zo kan het gelezen worden-de Heer van de gehele aarde, de heerser van alle landen, van het land van Moab zowel als van het land van Israël. "Zend het tot de tempel, gebouwd op de berg Zion." En sommigen denken dat het in die zin ironisch gesproken is, de Moabieten hun dwaasheid verwijtende van hun dralen en uitstellen om zich te bekeren en met God verzoend te worden. "Nu zoudt gij gaarne een lam zenden naar de berg Zion, ten einde de God van Israël tot uw vriend te maken, maar het is te laat, het raadsbesluit is uitgegaan, de voleinding is besloten en de dochters van Moab zullen zijn als een zwervende vogel," Isaiah 16:2. Ik houd het veeleer voor een goede reed, die in alle ernst gegeven is, zoals die van Daniël aan Nebukadnezar toen hij hem zijn oordeel aankondigde. Breek uw zonden af door gerechtigheid, of er verlenging van uw vrede mocht wezen. En het is van toepassing op de groten evangelieplicht van onderworpenheid aan Christus, als de heerser over het land en onze heerser. Zend Hem het lam, het beste dat gij hebt, uzelf als een levende offerande. Als gij tot God komt de grote heerser, kom dan in de naam van het Lam, het Lam Gods. Want anders zal het geschieden dat de dochters van Moab zullen zijn als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde, Isaiah 16:2. Indien gij uw erfcijns niet wilt betalen uw rechtmatige schatting aan de koning van Juda, dan zult gij uit uw huizen gezet worden, "de dochters van Moab-de landelijke dorpen, of de vrouwen van uw land-zullen omfladderen aan de veren van Arnon, beproevende of zij langs die weg kunnen ontkomen naar een ander land, als een zwervende vogel, die nog maar half gevederd uit het nest gedreven is." Zij, die zich niet aan Christus willen onderwerpen, niet vergaderd willen worden onder de schaduw van Zijn vleugelen, zullen wezen als een vogel, die van het nest afgedwaald is, en of door de eerste de beste roofvogel gegrepen zal worden, of in verschrikking en angst eindeloos zal omdwalen. Zij, die niet willen buigen onder de vreze Gods, zullen onder de vrees van alle andere dingen moeten bukken.

II. Hij raadt hun aan vriendelijk te zijn voor het zaad Israëls, Isaiah 16:3. "Breng een raad aan, roep een vergadering samen, en beraadslaagt onder elkaar wat er in dit moeilijk tijdsgewricht behoort te geschieden, en gij zult bevinden dat het de beste weg voor u is, om gericht te houden, al de onrechtvaardige decreten te herroepen die gij hebt uitgevaardigd en waarmee gij het volk hardheden hebt opgelegd, en ten teken van uw berouw er van legt u thans er op toe hen aan u te verplichten door vriendelijkheid en rechtvaardigheid, en dit zal Gode meer welbehaaglijk zijn dan alle brandoffers en slachtoffers." 1. De profeet voorzag dat er een storm opkwam tegen het volk van God, over de vromen misschien van de tien stammen, of over de twee en een halve stam aan de andere kant van de Jordaan, wier land aan dat van Moab grensde, en die door de genadige voorzienigheid van God aan de woede van het Assyrische leger waren ontkomen en voor betere tijden bewaard bleven, maar nu in de uiterste nood waren. Het gevaar en de benauwdheid, waarin zij zich bevonden, waren als de verschroeiende hitte op de middag, het aangezicht van de verstoorder was zeer toornig en dreigend tegen hen gekeerd, de verdrukker en de vertreder staan gereed hen te verslinden.

2. Hij vraagt om een schuilplaats voor hen in het land van Moab, als hun eigen land onhoudbaar voor hen geworden zal zijn. Dit gericht moeten zij houden, en aldus verstandig handelen voor zichzelf, en zo vriendelijk moeten zij wezen jegens het volk van God. Indien zij zelf in hun woonstede wensen te blijven laat hen dan nu hun deuren openen voor de verdrukte en verdreven leden van Gods kerk en voor hen wezen als de koele schaduw voor hen is, die de last en de hitte des daags dragen. Laat hen deze niet ontdekken, die zich onder hen verscholen hebben, hen niet overleveren aan de vervolgers, die hen zoeken, "Meld de omzwervende niet, dat is: verraad hem niet aan degenen, die hem zoeken, lever hem niet over," zoals de Edomieten gedaan hebben, Obadja: 13, 14, "maar verberg de verdrevenen." Dat was het goede werk, waardoor Rachabs geloof werd gerechtvaardigd, en gebleken was oprecht te zijn, Hebrews 11:31. "Ja verberg hen niet slechts voor een tijd, maar als het nodig is, laat hen bij u genaturaliseerd worden, laat Mijn verdrevenen onder u verkeren, O Moab, vind een verblijfplaats voor hen, wees gij hun een schuilplaats. Laat hen onder de bescherming genomen worden van de regering, ofschoon zij arm zijn en waarschijnlijk een last voor u zullen wezen." Het is dikwijls het lot zelfs van hen die waarlijk Israëlieten zijn, om verdrevenen te wezen, verdrevenen uit huis en hof door vervolging of door oorlog, Hebrews 11:37. God erkent hen, als de mensen hen verlaten en verstoten. Zij zijn verdrevenen, maar zij zijn Mijn verdrevenen. De Heer kent degenen, die de Zijnen zijn, waar Hij hen ook vindt, zelfs daar waar niemand anders hen kent. God zal een rust en schuilplaats vinden voor Zijn verdrevenen, want hoewel zij vervolgd zijn zijn zij toch niet verlaten. Hij zelf zal hun toevlucht wezen, als zij geen andere hebben, en in Hem zullen zij thuis wezen. Als het Hem behaagt kan God vrienden verwekken voor Zijn volk, zelfs onder de Moabieten, als zij er geen kunnen vinden in het gehele land van Israël, die hen kunnen en durven herbergen en beschutten. Dikwijls komt de aarde de vrouw te hulp, Revelation 12:16. Zij, die verwachten gunst te zullen vinden als zij zelf in benauwdheid zijn, moeten gunst betonen aan hen, die thans in benauwdheid zijn, en welke dienst aan Gods verdrevenen ook wordt bewezen, hij zal ongetwijfeld op de ene of andere wijze beloond worden.

3. Hij verzekert hun van de barmhartigheid en de zegen, die God voor Zijn volk had weggelegd.

A. Dat zij niet lang hun vriendelijke hulpvaardigheid nodig zullen hebben, hun niet tot last zullen wezen, want de verdrukker heeft bijna een einde, en de verstoring is teniet geworden. Gods volk zullen niet lang verdrevenen zijn, zij zullen een verdrukking hebben van tien dagen, Revelation 2:10, en dat is alles. De verstoorder zou nooit ophouden van te verstoren, als hij zijn zin kon hebben, maar God heeft hem in een keten. Tot hiertoe zal hij gaan, maar niet verder.

B. Dat zij eerlang in staat zullen zijn hun hun vriendelijkheid te vergelden, Isaiah 16:5. "Ofschoon de troon van de tien stammen omver is geworpen, zal toch de troon van David bevestigd worden in goedertierenheid, door de goedertierenheid, die zij ontvangen van God, en de goedertierenheid, die zij bewijzen aan anderen, en door dezelfde methode kan, als het u behaagt, uw troon bevestigd worden." Het zou grote aanzienlijke lieden aansporen om vriendelijk te wezen voor het volk van God, als zij slechts wilden opmerken, hetgeen zij gemakkelijk zouden kunnen, hoe dikwijls dit de zegen Gods brengt over koninkrijken en geslachten." Maak Hizkia tot uw vriend, want gij zult bevinden dat dit in uw belang is, beide vanwege de genade Gods in hem en vanwege de tegenwoordigheid Gods bij hem. Hij zal op die troon zitten in waarheid en dan zit hij er waarlijk in ere, en zit hij er bestendig. Dan zal hij recht doen, en een beschermer wezen voor hen, die goed en vriendelijk zijn geweest voor het volk van God."

a. Hij zal het recht zoeken, hij zal de gelegenheid zoeken om recht te doen aan hen, aan wie onrecht geschied is, en de kwaaddoeners straffen voor er nog over hen geklaagd wordt. Of, hij zal naarstig iedere zaak onderzoeken, die voor hem gebracht wordt, ten einde te ontdekken waar het recht ligt.

b. Hij zal het recht bespoedigen, en niet uitstellen om gerechtigheid te doen, en hen niet lang laten wachten, die zich om herstel van grieven tot hem wenden. Hoewel hij het recht zoekt en het overweegt, er over nadenkt, zal hij toch onder voorwendsel daarvan de loop van het recht niet stuiten. Laat de Moabieten hier een voorbeeld aan nemen, en er zich dan verzekerd van houden, dat hun staat bevestigd zal worden.

Verzen 1-5

Jesaja 16:1-5

God heeft doen blijken dat Hij geen lust heeft aan het verderf van zondaren, door hun te zeggen wat zij doen kunnen om het verderf te voorkomen. Dat zegt Hij hier aan Moab.

I. Hij raadt hun aan rechtvaardig te zijn jegens het huis van David, en de schatting te betalen, die zij voorheen bij verdrag overeengekomen zijn aan de koningen uit zijn stamhuis te zullen opbrengen, Isaiah 16:1. Zend de lammeren aan de heerser over het land. David had de Moabieten schatplichtig aan zich gemaakt, 2 Samuel 8:2. De Moabieten werden David tot knechten, brengende geschenken. Later betaalden zij hun schatting aan de koningen van Israël, 2 Kings 3:4, en zij betaalden haar in lammeren. Nu eist de profeet van hen dat zij haar aan Hizkia zullen betalen. Laat haar geheven worden in alle delen van het land, van Sela, een stad aan de grenzen van Moab aan de ene zijde, tot aan de woestijn, die de grens was aan de andere zijde van het koninkrijk, en laat haar gezonden worden, waar zij behoort gezonden te worden, tot de berg van de dochter Zions, de stad Davids. Sommigen vatten het op als een raad om een lam te zenden tot een offer aan God, de heerser van de aarde--zo kan het gelezen worden-de Heer van de gehele aarde, de heerser van alle landen, van het land van Moab zowel als van het land van Israël. "Zend het tot de tempel, gebouwd op de berg Zion." En sommigen denken dat het in die zin ironisch gesproken is, de Moabieten hun dwaasheid verwijtende van hun dralen en uitstellen om zich te bekeren en met God verzoend te worden. "Nu zoudt gij gaarne een lam zenden naar de berg Zion, ten einde de God van Israël tot uw vriend te maken, maar het is te laat, het raadsbesluit is uitgegaan, de voleinding is besloten en de dochters van Moab zullen zijn als een zwervende vogel," Isaiah 16:2. Ik houd het veeleer voor een goede reed, die in alle ernst gegeven is, zoals die van Daniël aan Nebukadnezar toen hij hem zijn oordeel aankondigde. Breek uw zonden af door gerechtigheid, of er verlenging van uw vrede mocht wezen. En het is van toepassing op de groten evangelieplicht van onderworpenheid aan Christus, als de heerser over het land en onze heerser. Zend Hem het lam, het beste dat gij hebt, uzelf als een levende offerande. Als gij tot God komt de grote heerser, kom dan in de naam van het Lam, het Lam Gods. Want anders zal het geschieden dat de dochters van Moab zullen zijn als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde, Isaiah 16:2. Indien gij uw erfcijns niet wilt betalen uw rechtmatige schatting aan de koning van Juda, dan zult gij uit uw huizen gezet worden, "de dochters van Moab-de landelijke dorpen, of de vrouwen van uw land-zullen omfladderen aan de veren van Arnon, beproevende of zij langs die weg kunnen ontkomen naar een ander land, als een zwervende vogel, die nog maar half gevederd uit het nest gedreven is." Zij, die zich niet aan Christus willen onderwerpen, niet vergaderd willen worden onder de schaduw van Zijn vleugelen, zullen wezen als een vogel, die van het nest afgedwaald is, en of door de eerste de beste roofvogel gegrepen zal worden, of in verschrikking en angst eindeloos zal omdwalen. Zij, die niet willen buigen onder de vreze Gods, zullen onder de vrees van alle andere dingen moeten bukken.

II. Hij raadt hun aan vriendelijk te zijn voor het zaad Israëls, Isaiah 16:3. "Breng een raad aan, roep een vergadering samen, en beraadslaagt onder elkaar wat er in dit moeilijk tijdsgewricht behoort te geschieden, en gij zult bevinden dat het de beste weg voor u is, om gericht te houden, al de onrechtvaardige decreten te herroepen die gij hebt uitgevaardigd en waarmee gij het volk hardheden hebt opgelegd, en ten teken van uw berouw er van legt u thans er op toe hen aan u te verplichten door vriendelijkheid en rechtvaardigheid, en dit zal Gode meer welbehaaglijk zijn dan alle brandoffers en slachtoffers." 1. De profeet voorzag dat er een storm opkwam tegen het volk van God, over de vromen misschien van de tien stammen, of over de twee en een halve stam aan de andere kant van de Jordaan, wier land aan dat van Moab grensde, en die door de genadige voorzienigheid van God aan de woede van het Assyrische leger waren ontkomen en voor betere tijden bewaard bleven, maar nu in de uiterste nood waren. Het gevaar en de benauwdheid, waarin zij zich bevonden, waren als de verschroeiende hitte op de middag, het aangezicht van de verstoorder was zeer toornig en dreigend tegen hen gekeerd, de verdrukker en de vertreder staan gereed hen te verslinden.

2. Hij vraagt om een schuilplaats voor hen in het land van Moab, als hun eigen land onhoudbaar voor hen geworden zal zijn. Dit gericht moeten zij houden, en aldus verstandig handelen voor zichzelf, en zo vriendelijk moeten zij wezen jegens het volk van God. Indien zij zelf in hun woonstede wensen te blijven laat hen dan nu hun deuren openen voor de verdrukte en verdreven leden van Gods kerk en voor hen wezen als de koele schaduw voor hen is, die de last en de hitte des daags dragen. Laat hen deze niet ontdekken, die zich onder hen verscholen hebben, hen niet overleveren aan de vervolgers, die hen zoeken, "Meld de omzwervende niet, dat is: verraad hem niet aan degenen, die hem zoeken, lever hem niet over," zoals de Edomieten gedaan hebben, Obadja: 13, 14, "maar verberg de verdrevenen." Dat was het goede werk, waardoor Rachabs geloof werd gerechtvaardigd, en gebleken was oprecht te zijn, Hebrews 11:31. "Ja verberg hen niet slechts voor een tijd, maar als het nodig is, laat hen bij u genaturaliseerd worden, laat Mijn verdrevenen onder u verkeren, O Moab, vind een verblijfplaats voor hen, wees gij hun een schuilplaats. Laat hen onder de bescherming genomen worden van de regering, ofschoon zij arm zijn en waarschijnlijk een last voor u zullen wezen." Het is dikwijls het lot zelfs van hen die waarlijk Israëlieten zijn, om verdrevenen te wezen, verdrevenen uit huis en hof door vervolging of door oorlog, Hebrews 11:37. God erkent hen, als de mensen hen verlaten en verstoten. Zij zijn verdrevenen, maar zij zijn Mijn verdrevenen. De Heer kent degenen, die de Zijnen zijn, waar Hij hen ook vindt, zelfs daar waar niemand anders hen kent. God zal een rust en schuilplaats vinden voor Zijn verdrevenen, want hoewel zij vervolgd zijn zijn zij toch niet verlaten. Hij zelf zal hun toevlucht wezen, als zij geen andere hebben, en in Hem zullen zij thuis wezen. Als het Hem behaagt kan God vrienden verwekken voor Zijn volk, zelfs onder de Moabieten, als zij er geen kunnen vinden in het gehele land van Israël, die hen kunnen en durven herbergen en beschutten. Dikwijls komt de aarde de vrouw te hulp, Revelation 12:16. Zij, die verwachten gunst te zullen vinden als zij zelf in benauwdheid zijn, moeten gunst betonen aan hen, die thans in benauwdheid zijn, en welke dienst aan Gods verdrevenen ook wordt bewezen, hij zal ongetwijfeld op de ene of andere wijze beloond worden.

3. Hij verzekert hun van de barmhartigheid en de zegen, die God voor Zijn volk had weggelegd.

A. Dat zij niet lang hun vriendelijke hulpvaardigheid nodig zullen hebben, hun niet tot last zullen wezen, want de verdrukker heeft bijna een einde, en de verstoring is teniet geworden. Gods volk zullen niet lang verdrevenen zijn, zij zullen een verdrukking hebben van tien dagen, Revelation 2:10, en dat is alles. De verstoorder zou nooit ophouden van te verstoren, als hij zijn zin kon hebben, maar God heeft hem in een keten. Tot hiertoe zal hij gaan, maar niet verder.

B. Dat zij eerlang in staat zullen zijn hun hun vriendelijkheid te vergelden, Isaiah 16:5. "Ofschoon de troon van de tien stammen omver is geworpen, zal toch de troon van David bevestigd worden in goedertierenheid, door de goedertierenheid, die zij ontvangen van God, en de goedertierenheid, die zij bewijzen aan anderen, en door dezelfde methode kan, als het u behaagt, uw troon bevestigd worden." Het zou grote aanzienlijke lieden aansporen om vriendelijk te wezen voor het volk van God, als zij slechts wilden opmerken, hetgeen zij gemakkelijk zouden kunnen, hoe dikwijls dit de zegen Gods brengt over koninkrijken en geslachten." Maak Hizkia tot uw vriend, want gij zult bevinden dat dit in uw belang is, beide vanwege de genade Gods in hem en vanwege de tegenwoordigheid Gods bij hem. Hij zal op die troon zitten in waarheid en dan zit hij er waarlijk in ere, en zit hij er bestendig. Dan zal hij recht doen, en een beschermer wezen voor hen, die goed en vriendelijk zijn geweest voor het volk van God."

a. Hij zal het recht zoeken, hij zal de gelegenheid zoeken om recht te doen aan hen, aan wie onrecht geschied is, en de kwaaddoeners straffen voor er nog over hen geklaagd wordt. Of, hij zal naarstig iedere zaak onderzoeken, die voor hem gebracht wordt, ten einde te ontdekken waar het recht ligt.

b. Hij zal het recht bespoedigen, en niet uitstellen om gerechtigheid te doen, en hen niet lang laten wachten, die zich om herstel van grieven tot hem wenden. Hoewel hij het recht zoekt en het overweegt, er over nadenkt, zal hij toch onder voorwendsel daarvan de loop van het recht niet stuiten. Laat de Moabieten hier een voorbeeld aan nemen, en er zich dan verzekerd van houden, dat hun staat bevestigd zal worden.

Verzen 6-14

Jesaja 16:6-14

Hier hebben wij

I. De zonden, die aan Moab ten laste worden gelegd, Isaiah 16:6. De profeet schijnt er zichzelf voor te bestraffen, dat hij tracht goede raad te geven aan de Moabieten, daar hij tot de gevolgtrekking komt dat zij de raad, die hij hun geeft, niet zullen aannemen. Hij zei hun wat hun plicht was, -hetzij dat zij er naar wilden luisteren of niet-maar wanhoopt er aan iets goeds bij hen uit te richten, hij zou hen hebben willen genezen, maar zij wilden niet genezen worden. Zij, die geen raad willen aannemen, kunnen niet geholpen worden. Hun zonden waren:

1. Hoogmoed, daar wordt de meeste nadruk op gelegd, want er gaan misschien meer kostelijke zielen verloren door hoogmoed dan door enigerlei andere zonde. De Moabieten waren bekend om hun hovaardij. Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, het is hetgeen, waarover al hun buren schande roepen, hij is zeer hovaardig, de massa van het volk is dit vergetende het lage van hun afkomst en het brandmerk van de schande, dat hun ingedrukt was door de wet van God, dat geen Moabiet in de vergadering van de Heer zal komen tot in eeuwigheid, Deuteronomy 23:3. Wij hebben gehoord van zin hoogmoed en hovaardij. Het is niet het haastig en streng oordeel van n of twee personen omtrent hen, maar de hoedanigheid, die allen, die hen kennen, hun zullen toeschrijven, het is een trots, hoogmoedig volk, en daarom zullen zij geen goede raad, die hun gegeven wordt, opvolgen, zij vinden zichzelf te wijs om raad te behoeven. Daarom zullen zij ook Hizkia's voorbeeld niet volgen, om recht te doen en barmhartigheid lief te hebben, zij verachten het om hem tot hun model te kiezen, want zij achten zich in staat hem te onderwijzen. Zij zijn hoogmoedig, en daarom willen zij zelfs aan God niet onderworpen zijn noch acht slaan op de waarschuwingen, die Hij hun geeft. De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet, al zijn gedachten zijn dat er geen God is, zij zijn hoogmoedig, en daarom willen zij Gods verdrevenen niet herbergen en beschermen, zij verachten het om iets van doen met hen te hebben, maar dit is nog niet alles.

2. Wij hebben ook gehoord van zijn verbolgenheid-want zij, die zeer hoogmoedig zijn, zijn gewoonlijk ook zeer driftig, inzonderheid zijn verbolgenheid op het volk van God, dat hij het dus veeleer zal vervolgen dan beschermen.

3. Het is met zijn leugens, dat hij bevrediging verkrijgt van-zijn hoogmoed en zijn hartstochten maar zijn leugens zijn zo niet Isaiah 16:6, hij zal zijn twisten en boze plannen niet ten uitvoer kunnen brengen zoals hij gehoopt had. Sommigen lezen deze volzin aldus: zijn hoogmoed, zijn hovaardij en zijn verbolgenheid zijn groter dan zijn kracht. Wij weten dat wij, indien wij in zijn macht waren, geen genade bij hem zouden vinden, maar zijn macht en kracht zijn niet in evenredigheid met zijn boosaardigheid, zijn hoogmoed brengt verderf over zijn hoofd, want hij is de inleiding tot verwoesting, en hij heeft de kracht niet om haar af te weren.

II. De smart, waarmee Moab bedreigd wordt Isaiah 16:7. "Daarom zal Moab over Moab huilen. Al de inwoners zullen bitterlijk wenen over het verderf van hun land, zij zullen bij elkaar klagen, een ieder hunner zal in wanhoop huilen, en geen van hun zal een reden zien of de moed hebben om zijn vriend moed in te spreken."

Merk op:

1. De oorzaak van deze smart: A. De verwoesting van hun steden, over de fundamenten van KirHareseth zult gijlieden zuchten, die grote en sterke stad, welke stand hield tegen een machtig leger, 2 Kings 3:25, zal nu met de grond gelijk gemaakt worden hetzij verbrand of afgebroken, en haar fundamenten verbroken en vernield, dat is de betekenis van het woord, zij zullen huilen, als zij hun prachtige steden in puinhopen zien veranderd.

B. De verwoesting van hun land. Moab was vermaard om zijn velden, zijn weiden en wijngaarden, maar deze zullen allen verwoest worden door het invallende leger van de vijand Isaiah 16:8, Isaiah 16:10. Zie:

a. Welk een vruchtbaar, lieflijk land zij hadden, als de hof van de Heer, Genesis 13:10. Het was beplant met keur van edele wijnstokken, met uitgelezen planten, die zelfs reiken tot aan Jaëzer, een stad in de stam van Gad, de weelderige ranken van hun wijnstokken dwalen door de woestijn, zijn scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over de zee, de Dode Zee, in hun hagen zelfs groeiden nog de beste druiven.

b. Hoe vrolijk en aangenaam zij er in waren geweest, menigmaal hadden zij gejuicht over hun zomervruchten en om hun oogst, zoals het landvolk soms ook bij ons doet, als zij al hun koren hebben gemaaid. Zij hadden vreugde en blijdschap gehad in hun velden en wijngaarden, zongen en juichten bij het uitpersen van de druiven, niets wordt gezegd van hun loven van God voor hun overvloed, of dat zij er Hem de eer voor gaven. Als zij het tot het onderwerp van hun dankzegging hadden gemaakt, dan zou het nu nog de oorzaak van hun blijdschap hebben kunnen zijn, maar zij maakten het tot het voedsel en de brandstof van hun lusten. Zie daarom,

c. Hoe zij van alles beroofd zullen zijn. De velden zullen kwijnen, daar al de vruchten ervan weggevoerd of vertrapt zijn, zij kunnen nu niet meer, zoals vroeger, hun eigenaars verrijken en daarom kwijnen zij, zij zijn verflauwd. De soldaten, hier de heren van de heidenen genoemd, zullen alle planten uitrekken, hoewel het uitgelezen planten waren, de keur van die verkregen konden worden. Nu is het gejuich over de zomervruchten verstomd, het is in gehuil veranderd over het verlies ervan, de blijdschap over de oogst is opgehouden, er is geen zingen geen juichen meer over het uitpersen van de wijn in de wijnbakken, zij hebben niet meer wat zij gehad hebben om er zich in te verheugen, ook hebben zij geen neiging tot blijdschap, het verderf over hun land heeft hun vrolijkheid bedorven. God kan spoedig de toon veranderen van hen, die het meest geneigd waren tot vrolijkheid en vermaak, kan spoedig hun lachen in geklaag veranderen, en de blijdschap in droefheid. Blijdschap in God is daarom ook veel beter dan blijdschap over de oogst omdat wij daarvan niet beroofd kunnen worden Psalms 4:7, Psalms 4:8. Verwoest hun wijnstokken en vijgenbomen, en gij maakt een einde aan al de vrolijkheid van een wereldsgezind hart Hosea 2:11, Hosea 2:12. Maar een godvruchtige kan zich verblijden in de Heer, de God van zijn heil, zelfs als de vijgenboom niet bloeien zal en er geen vrucht aan de wijnstok zal zijn, Habakkuk 3:17, Habakkuk 3:18. Laat ons daarom ons ten allen tijde in God verblijden met een heilig juichen, en laat ons ons in alle andere dingen verblijden met een heilige vreze, blij zijnde als niet blij zijnde.

2. De samenstemming met de profeet in hun smart. "Daarom beween ik in de wening over Jaëzer de wijnstok van Sibma, en zie met medelijden de verwoesting van zo'n lieflijk land, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hermon, ik vermeng mijne tranen met de uwe" -ja het blijkt een innerlijke smart te zijn, Isaiah 16:11 daarom rommelt mijn ingewand over Moab als een harp, het maakt zo'n indruk op hem, dat hij een inwendig sidderen gevoelt, zoals de snaren van een harp als zij bespeeld wordt. Het betaamt Gods profeten zich gemeenzaam bekend te maken met smart, de grote Profeet was dit, Isaiah 53:3. De beproevingen van de wereld, zowel als die van de kerk, moeten ook voor ons beproevingen zijn. Zie Isaiah 15:5.

Aan het slot van dit hoofdstuk hebben wij:

A. De ongenoegzaamheid van de goden van Moab, de valse goden, om hen te helpen, Isaiah 16:12. Moab zal spoedig de hoogten moede zijn, hij zal zijn kracht verspillen in zijn bidden tot zijn afgoden, zij kunnen hem niet helpen, en hij zal er van overtuigd zijn dat zij het niet kunnen. Het wordt gezien dat het doelloos is om hulp te verwachten van de hoogten van de aarde, zij moet komen van boven de bergen. De mensen zijn over het algemeen zo stompzinnig dat zij de ijdelheid van de afgoden niet willen geloven, voordat men haar hun heeft doen zien, evenals die van alle vertrouwen in schepselen, en zij willen er niet van aflaten, voordat zij er moe door zijn gemaakt. Maar als hij zijn hoogten moe is, dan wil hij niet zoals hij meest, naar Gods heiligdom gaan, maar naar zijn heiligdom, naar de tempel van Kamos, de voornaamste afgod van Moab, zo wordt het algemeen verstaan, en daar zal hij met even weinig vrucht bidden en met even weinig verlichting en voldoening voor zichzelf, als Hij op zijn hoogten gedaan heeft, want welke eer afgodendienaars hun afgoden ook aandoen, zij maken hen er niet meer bekwaam door om hen te helpen, of zij de "Dei majorum gentium" zijn-"Goden van de hogere orde, of minorum, van de lagere orde", zij zijn gelijk aan de schepselen van de verbeelding van mensen en het werk van mensenhanden. Het kan misschien bedoeld zijn van hun komen tot Gods heiligdom, toen zij bevonden dat zij geen hulp konden verkrijgen van hun hoogten zullen sommigen van hen tot Gods tempel te Jeruzalem gekomen zijn om daar te bidden maar tevergeefs, Hij zal hen rechtvaardig heenzenden naar de goden, die zij verkoren en gediend hebben, Judges 10:14.

B. De algenoegzaamheid van de God van Israël, de enige ware God, om te doen wat Hij tegen hen heeft gesproken.

a. De zaak zelf was sedert lang bepaald en besloten, Isaiah 16:13. Dit is het woord, dat is de zaak, dat de Heer tegen Moab gesproken heeft van toen af, dat hij begon zo hoogmoedig en onbeschaamd te zijn en Gods volk zo mishandeld heeft. Het land was reeds sedert lang ten verderve gewijd, dit was genoeg om de verzekering te geven dat het t' woord is, dat de Heer gesproken heeft, en gelijk Hij nooit herroepen zal wat Hij gesproken heeft, zo kunnen ook al de machten van hel en aarde het niet tegenspreken of er de uitvoering van verhinderen.

b. Nu werd bekend gemaakt wanneer het gedaan zou worden, de tijd was tevoren in de raad Gods bepaald, maar thans werd hij bekend gemaakt, maar nu spreekt de Heer, zeggende: "binnen drie jaren zal het geschieden", Isaiah 16:14. Het komt ons niet toe om te weten, of om te willen weten, de tijden en gelegenheden, nauwkeuriger dan God het geschikt oordeelt om ons bekend te maken, maar in zoverre mogen en moeten wij er kennis van nemen. Zie hoe God Zijn wil en bedoeling trapsgewijze te kennen geeft, het licht van de goddelijke openbaring scheen al meer en meer, en zo is het ook met het licht van Gods genade in het hart.

Let ten eerste op het vonnis, dat over Moab wordt uitgesproken, de eer van Moab zal verachtelijk gemaakt worden, zij zal verachtelijk zijn als al de dingen, waarin zij geroemd hebben, tenietgaan. Zodanig is de heerlijkheid van deze wereld, zo verwelkend en onzeker, voor een tijdje bewonderd, maar spoedig veronachtzaamd. Laat dus datgene, hetwelk spoedig verachtelijk zal zijn in de ogen van anderen, altijd verachtelijk zijn in onze ogen in vergelijking met het geheel zeer uitnemend eeuwig gewicht van de heerlijkheid. Het was de eer van Moab dat hun land zeer volkrijk was en dat hun krijgslieden kloekmoedig waren, maar waar is haar eer, als deze grote menigte in zekere zin weggevaagd zal zijn, sommigen door het een oordeel, anderen door een ander oordeel, en het kleine overblijfsel zeer klein en zeer zwak zijn zal, niet in staat om kloekmoedig te zijn onder hun leed, en nog veel minder om de vijand het hoofd te kunnen bieden? Zo laat de sterken dan niet roemen in hun kracht, noch de menigte in haar talrijkheid.

Ten tweede. De tijd, bepaald voor de voltrekking van dat vonnis. Binnen drie jaren, als de jaren van huurling, juist aan het einde van de drie jaren, want een dienstknecht, die voor een bepaalde tijd gehuurd is, houdt rekening met n dag zelfs. Laat Moab weten dat zijn verderf zeer nabij is en er zich voor bereiden. Zij worden behoorlijk gewaarschuwd, en daarmee wordt hun tijd gegeven tot bekering, indien zij daar evenals Ninev een goed gebruik van hadden gemaakt, dan zou, naar wij reden hebben om te denken, het bedreigde oordeel voorkomen zijn.

Verzen 6-14

Jesaja 16:6-14

Hier hebben wij

I. De zonden, die aan Moab ten laste worden gelegd, Isaiah 16:6. De profeet schijnt er zichzelf voor te bestraffen, dat hij tracht goede raad te geven aan de Moabieten, daar hij tot de gevolgtrekking komt dat zij de raad, die hij hun geeft, niet zullen aannemen. Hij zei hun wat hun plicht was, -hetzij dat zij er naar wilden luisteren of niet-maar wanhoopt er aan iets goeds bij hen uit te richten, hij zou hen hebben willen genezen, maar zij wilden niet genezen worden. Zij, die geen raad willen aannemen, kunnen niet geholpen worden. Hun zonden waren:

1. Hoogmoed, daar wordt de meeste nadruk op gelegd, want er gaan misschien meer kostelijke zielen verloren door hoogmoed dan door enigerlei andere zonde. De Moabieten waren bekend om hun hovaardij. Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, het is hetgeen, waarover al hun buren schande roepen, hij is zeer hovaardig, de massa van het volk is dit vergetende het lage van hun afkomst en het brandmerk van de schande, dat hun ingedrukt was door de wet van God, dat geen Moabiet in de vergadering van de Heer zal komen tot in eeuwigheid, Deuteronomy 23:3. Wij hebben gehoord van zin hoogmoed en hovaardij. Het is niet het haastig en streng oordeel van n of twee personen omtrent hen, maar de hoedanigheid, die allen, die hen kennen, hun zullen toeschrijven, het is een trots, hoogmoedig volk, en daarom zullen zij geen goede raad, die hun gegeven wordt, opvolgen, zij vinden zichzelf te wijs om raad te behoeven. Daarom zullen zij ook Hizkia's voorbeeld niet volgen, om recht te doen en barmhartigheid lief te hebben, zij verachten het om hem tot hun model te kiezen, want zij achten zich in staat hem te onderwijzen. Zij zijn hoogmoedig, en daarom willen zij zelfs aan God niet onderworpen zijn noch acht slaan op de waarschuwingen, die Hij hun geeft. De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet, al zijn gedachten zijn dat er geen God is, zij zijn hoogmoedig, en daarom willen zij Gods verdrevenen niet herbergen en beschermen, zij verachten het om iets van doen met hen te hebben, maar dit is nog niet alles.

2. Wij hebben ook gehoord van zijn verbolgenheid-want zij, die zeer hoogmoedig zijn, zijn gewoonlijk ook zeer driftig, inzonderheid zijn verbolgenheid op het volk van God, dat hij het dus veeleer zal vervolgen dan beschermen.

3. Het is met zijn leugens, dat hij bevrediging verkrijgt van-zijn hoogmoed en zijn hartstochten maar zijn leugens zijn zo niet Isaiah 16:6, hij zal zijn twisten en boze plannen niet ten uitvoer kunnen brengen zoals hij gehoopt had. Sommigen lezen deze volzin aldus: zijn hoogmoed, zijn hovaardij en zijn verbolgenheid zijn groter dan zijn kracht. Wij weten dat wij, indien wij in zijn macht waren, geen genade bij hem zouden vinden, maar zijn macht en kracht zijn niet in evenredigheid met zijn boosaardigheid, zijn hoogmoed brengt verderf over zijn hoofd, want hij is de inleiding tot verwoesting, en hij heeft de kracht niet om haar af te weren.

II. De smart, waarmee Moab bedreigd wordt Isaiah 16:7. "Daarom zal Moab over Moab huilen. Al de inwoners zullen bitterlijk wenen over het verderf van hun land, zij zullen bij elkaar klagen, een ieder hunner zal in wanhoop huilen, en geen van hun zal een reden zien of de moed hebben om zijn vriend moed in te spreken."

Merk op:

1. De oorzaak van deze smart: A. De verwoesting van hun steden, over de fundamenten van KirHareseth zult gijlieden zuchten, die grote en sterke stad, welke stand hield tegen een machtig leger, 2 Kings 3:25, zal nu met de grond gelijk gemaakt worden hetzij verbrand of afgebroken, en haar fundamenten verbroken en vernield, dat is de betekenis van het woord, zij zullen huilen, als zij hun prachtige steden in puinhopen zien veranderd.

B. De verwoesting van hun land. Moab was vermaard om zijn velden, zijn weiden en wijngaarden, maar deze zullen allen verwoest worden door het invallende leger van de vijand Isaiah 16:8, Isaiah 16:10. Zie:

a. Welk een vruchtbaar, lieflijk land zij hadden, als de hof van de Heer, Genesis 13:10. Het was beplant met keur van edele wijnstokken, met uitgelezen planten, die zelfs reiken tot aan Jaëzer, een stad in de stam van Gad, de weelderige ranken van hun wijnstokken dwalen door de woestijn, zijn scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over de zee, de Dode Zee, in hun hagen zelfs groeiden nog de beste druiven.

b. Hoe vrolijk en aangenaam zij er in waren geweest, menigmaal hadden zij gejuicht over hun zomervruchten en om hun oogst, zoals het landvolk soms ook bij ons doet, als zij al hun koren hebben gemaaid. Zij hadden vreugde en blijdschap gehad in hun velden en wijngaarden, zongen en juichten bij het uitpersen van de druiven, niets wordt gezegd van hun loven van God voor hun overvloed, of dat zij er Hem de eer voor gaven. Als zij het tot het onderwerp van hun dankzegging hadden gemaakt, dan zou het nu nog de oorzaak van hun blijdschap hebben kunnen zijn, maar zij maakten het tot het voedsel en de brandstof van hun lusten. Zie daarom,

c. Hoe zij van alles beroofd zullen zijn. De velden zullen kwijnen, daar al de vruchten ervan weggevoerd of vertrapt zijn, zij kunnen nu niet meer, zoals vroeger, hun eigenaars verrijken en daarom kwijnen zij, zij zijn verflauwd. De soldaten, hier de heren van de heidenen genoemd, zullen alle planten uitrekken, hoewel het uitgelezen planten waren, de keur van die verkregen konden worden. Nu is het gejuich over de zomervruchten verstomd, het is in gehuil veranderd over het verlies ervan, de blijdschap over de oogst is opgehouden, er is geen zingen geen juichen meer over het uitpersen van de wijn in de wijnbakken, zij hebben niet meer wat zij gehad hebben om er zich in te verheugen, ook hebben zij geen neiging tot blijdschap, het verderf over hun land heeft hun vrolijkheid bedorven. God kan spoedig de toon veranderen van hen, die het meest geneigd waren tot vrolijkheid en vermaak, kan spoedig hun lachen in geklaag veranderen, en de blijdschap in droefheid. Blijdschap in God is daarom ook veel beter dan blijdschap over de oogst omdat wij daarvan niet beroofd kunnen worden Psalms 4:7, Psalms 4:8. Verwoest hun wijnstokken en vijgenbomen, en gij maakt een einde aan al de vrolijkheid van een wereldsgezind hart Hosea 2:11, Hosea 2:12. Maar een godvruchtige kan zich verblijden in de Heer, de God van zijn heil, zelfs als de vijgenboom niet bloeien zal en er geen vrucht aan de wijnstok zal zijn, Habakkuk 3:17, Habakkuk 3:18. Laat ons daarom ons ten allen tijde in God verblijden met een heilig juichen, en laat ons ons in alle andere dingen verblijden met een heilige vreze, blij zijnde als niet blij zijnde.

2. De samenstemming met de profeet in hun smart. "Daarom beween ik in de wening over Jaëzer de wijnstok van Sibma, en zie met medelijden de verwoesting van zo'n lieflijk land, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hermon, ik vermeng mijne tranen met de uwe" -ja het blijkt een innerlijke smart te zijn, Isaiah 16:11 daarom rommelt mijn ingewand over Moab als een harp, het maakt zo'n indruk op hem, dat hij een inwendig sidderen gevoelt, zoals de snaren van een harp als zij bespeeld wordt. Het betaamt Gods profeten zich gemeenzaam bekend te maken met smart, de grote Profeet was dit, Isaiah 53:3. De beproevingen van de wereld, zowel als die van de kerk, moeten ook voor ons beproevingen zijn. Zie Isaiah 15:5.

Aan het slot van dit hoofdstuk hebben wij:

A. De ongenoegzaamheid van de goden van Moab, de valse goden, om hen te helpen, Isaiah 16:12. Moab zal spoedig de hoogten moede zijn, hij zal zijn kracht verspillen in zijn bidden tot zijn afgoden, zij kunnen hem niet helpen, en hij zal er van overtuigd zijn dat zij het niet kunnen. Het wordt gezien dat het doelloos is om hulp te verwachten van de hoogten van de aarde, zij moet komen van boven de bergen. De mensen zijn over het algemeen zo stompzinnig dat zij de ijdelheid van de afgoden niet willen geloven, voordat men haar hun heeft doen zien, evenals die van alle vertrouwen in schepselen, en zij willen er niet van aflaten, voordat zij er moe door zijn gemaakt. Maar als hij zijn hoogten moe is, dan wil hij niet zoals hij meest, naar Gods heiligdom gaan, maar naar zijn heiligdom, naar de tempel van Kamos, de voornaamste afgod van Moab, zo wordt het algemeen verstaan, en daar zal hij met even weinig vrucht bidden en met even weinig verlichting en voldoening voor zichzelf, als Hij op zijn hoogten gedaan heeft, want welke eer afgodendienaars hun afgoden ook aandoen, zij maken hen er niet meer bekwaam door om hen te helpen, of zij de "Dei majorum gentium" zijn-"Goden van de hogere orde, of minorum, van de lagere orde", zij zijn gelijk aan de schepselen van de verbeelding van mensen en het werk van mensenhanden. Het kan misschien bedoeld zijn van hun komen tot Gods heiligdom, toen zij bevonden dat zij geen hulp konden verkrijgen van hun hoogten zullen sommigen van hen tot Gods tempel te Jeruzalem gekomen zijn om daar te bidden maar tevergeefs, Hij zal hen rechtvaardig heenzenden naar de goden, die zij verkoren en gediend hebben, Judges 10:14.

B. De algenoegzaamheid van de God van Israël, de enige ware God, om te doen wat Hij tegen hen heeft gesproken.

a. De zaak zelf was sedert lang bepaald en besloten, Isaiah 16:13. Dit is het woord, dat is de zaak, dat de Heer tegen Moab gesproken heeft van toen af, dat hij begon zo hoogmoedig en onbeschaamd te zijn en Gods volk zo mishandeld heeft. Het land was reeds sedert lang ten verderve gewijd, dit was genoeg om de verzekering te geven dat het t' woord is, dat de Heer gesproken heeft, en gelijk Hij nooit herroepen zal wat Hij gesproken heeft, zo kunnen ook al de machten van hel en aarde het niet tegenspreken of er de uitvoering van verhinderen.

b. Nu werd bekend gemaakt wanneer het gedaan zou worden, de tijd was tevoren in de raad Gods bepaald, maar thans werd hij bekend gemaakt, maar nu spreekt de Heer, zeggende: "binnen drie jaren zal het geschieden", Isaiah 16:14. Het komt ons niet toe om te weten, of om te willen weten, de tijden en gelegenheden, nauwkeuriger dan God het geschikt oordeelt om ons bekend te maken, maar in zoverre mogen en moeten wij er kennis van nemen. Zie hoe God Zijn wil en bedoeling trapsgewijze te kennen geeft, het licht van de goddelijke openbaring scheen al meer en meer, en zo is het ook met het licht van Gods genade in het hart.

Let ten eerste op het vonnis, dat over Moab wordt uitgesproken, de eer van Moab zal verachtelijk gemaakt worden, zij zal verachtelijk zijn als al de dingen, waarin zij geroemd hebben, tenietgaan. Zodanig is de heerlijkheid van deze wereld, zo verwelkend en onzeker, voor een tijdje bewonderd, maar spoedig veronachtzaamd. Laat dus datgene, hetwelk spoedig verachtelijk zal zijn in de ogen van anderen, altijd verachtelijk zijn in onze ogen in vergelijking met het geheel zeer uitnemend eeuwig gewicht van de heerlijkheid. Het was de eer van Moab dat hun land zeer volkrijk was en dat hun krijgslieden kloekmoedig waren, maar waar is haar eer, als deze grote menigte in zekere zin weggevaagd zal zijn, sommigen door het een oordeel, anderen door een ander oordeel, en het kleine overblijfsel zeer klein en zeer zwak zijn zal, niet in staat om kloekmoedig te zijn onder hun leed, en nog veel minder om de vijand het hoofd te kunnen bieden? Zo laat de sterken dan niet roemen in hun kracht, noch de menigte in haar talrijkheid.

Ten tweede. De tijd, bepaald voor de voltrekking van dat vonnis. Binnen drie jaren, als de jaren van huurling, juist aan het einde van de drie jaren, want een dienstknecht, die voor een bepaalde tijd gehuurd is, houdt rekening met n dag zelfs. Laat Moab weten dat zijn verderf zeer nabij is en er zich voor bereiden. Zij worden behoorlijk gewaarschuwd, en daarmee wordt hun tijd gegeven tot bekering, indien zij daar evenals Ninev een goed gebruik van hadden gemaakt, dan zou, naar wij reden hebben om te denken, het bedreigde oordeel voorkomen zijn.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 16". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-16.html. 1706.
adsFree icon
Ads FreeProfile