Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Jesaja 16

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Vers 1

Oproep aan Moab


Dit hoofdstuk is een direct vervolg op het vorige en vormt er een geheel mee. Met het oog op de komende verdrukking roept Jesaja Moab op zich aan Juda te onderwerpen (Js 16:1). Vroeger is Moab aan Israël onderworpen geweest (2Sm 8:2) en heeft een schatting aan lammeren en wol moeten betalen, maar het heeft zich aan Israëls macht onttrokken (2Kn 3:4-5).

In feite betekent dit dat aan Moab gevraagd wordt om te kiezen aan de kant van de gelovige Israëlieten te gaan staan ten tijde van de grote verdrukking. Praktisch betekent dit dat zij opgeroepen worden om straks het vluchtende gelovig overblijfsel van Israël (Mt 24:16) op te vangen (Js 16:4). Zij die aan deze oproep gehoor geven, zullen voor de troon van Christus daarvoor beloond worden (Mt 25:31-40). Alles wat zij aan deze gelovige Israëlieten hebben gedaan, hebben zij gedaan aan Christus Zelf, zonder dat zij het weten.

Als teken van hun keuze om aan de zijde van Israël te staan wordt Moab gezegd weer lammeren te zenden. Hij moet die nu niet naar Samaria zenden, maar “naar de berg van de dochter van Sion”, dat is de tempelberg in Jeruzalem. Deze handelwijze zal voor Moab uitkomst uit de nood betekenen. De nood van Moab wordt, net als van andere volken in de omgeving, veroorzaakt door de inval van de koning van het noorden. Ze zullen als vergoeding voor de betaalde schatting en onderwerping bescherming en veiligheid in Jeruzalem vinden.

Sela is Hebreeuws voor het Griekse Petra, dat rots betekent. Petra ligt in Edom, ten zuiden van Moab. Daar zijn de vluchtelingen vanuit het noorden van Moab heen gevlucht. De vluchtweg van noord naar zuid wordt in het vorige hoofdstuk beschreven.

Vers 1

Oproep aan Moab


Dit hoofdstuk is een direct vervolg op het vorige en vormt er een geheel mee. Met het oog op de komende verdrukking roept Jesaja Moab op zich aan Juda te onderwerpen (Js 16:1). Vroeger is Moab aan Israël onderworpen geweest (2Sm 8:2) en heeft een schatting aan lammeren en wol moeten betalen, maar het heeft zich aan Israëls macht onttrokken (2Kn 3:4-5).

In feite betekent dit dat aan Moab gevraagd wordt om te kiezen aan de kant van de gelovige Israëlieten te gaan staan ten tijde van de grote verdrukking. Praktisch betekent dit dat zij opgeroepen worden om straks het vluchtende gelovig overblijfsel van Israël (Mt 24:16) op te vangen (Js 16:4). Zij die aan deze oproep gehoor geven, zullen voor de troon van Christus daarvoor beloond worden (Mt 25:31-40). Alles wat zij aan deze gelovige Israëlieten hebben gedaan, hebben zij gedaan aan Christus Zelf, zonder dat zij het weten.

Als teken van hun keuze om aan de zijde van Israël te staan wordt Moab gezegd weer lammeren te zenden. Hij moet die nu niet naar Samaria zenden, maar “naar de berg van de dochter van Sion”, dat is de tempelberg in Jeruzalem. Deze handelwijze zal voor Moab uitkomst uit de nood betekenen. De nood van Moab wordt, net als van andere volken in de omgeving, veroorzaakt door de inval van de koning van het noorden. Ze zullen als vergoeding voor de betaalde schatting en onderwerping bescherming en veiligheid in Jeruzalem vinden.

Sela is Hebreeuws voor het Griekse Petra, dat rots betekent. Petra ligt in Edom, ten zuiden van Moab. Daar zijn de vluchtelingen vanuit het noorden van Moab heen gevlucht. De vluchtweg van noord naar zuid wordt in het vorige hoofdstuk beschreven.

Verzen 2-3

Op de vlucht naar Jeruzalem


Dan ziet de profeet hoe de Moabieten op de vlucht slaan, richting Jeruzalem, opgejaagd door de vijand (Js 16:2). Het beeld is dat van vogels die van hun nest zijn gejaagd, waardoor hun jongen rondvliegen zonder rustplaats. De tijd komt dat de Moabieten uit hun huizen verdreven worden en dan bescherming nodig zullen hebben. Die wordt hun in Js 16:1 met de daarbij behorende voorwaarde aangeboden.

In Js 16:3 wordt zowel Juda als Moab aangesproken om elkaars vluchtelingen op te nemen. Juda moet vluchten ten tijde van de grote verdrukking vanwege de vervolging door de antichrist, terwijl Moab moet vluchten naar Israël vanwege de inval van de koning van het noorden. Ze moeten “op het middaguur” hun “schaduw als de nacht” maken. Ze moeten bescherming bieden door op het heetst van de dag, dat wil zeggen als de vervolging het hevigst is, de vluchtelingen te verbergen voor de vijand zoals een rots verkoelende schaduw biedt op het midden van de dag. Verraad van de schuilplaats van de verdrevenen is verboden.

Verzen 2-3

Op de vlucht naar Jeruzalem


Dan ziet de profeet hoe de Moabieten op de vlucht slaan, richting Jeruzalem, opgejaagd door de vijand (Js 16:2). Het beeld is dat van vogels die van hun nest zijn gejaagd, waardoor hun jongen rondvliegen zonder rustplaats. De tijd komt dat de Moabieten uit hun huizen verdreven worden en dan bescherming nodig zullen hebben. Die wordt hun in Js 16:1 met de daarbij behorende voorwaarde aangeboden.

In Js 16:3 wordt zowel Juda als Moab aangesproken om elkaars vluchtelingen op te nemen. Juda moet vluchten ten tijde van de grote verdrukking vanwege de vervolging door de antichrist, terwijl Moab moet vluchten naar Israël vanwege de inval van de koning van het noorden. Ze moeten “op het middaguur” hun “schaduw als de nacht” maken. Ze moeten bescherming bieden door op het heetst van de dag, dat wil zeggen als de vervolging het hevigst is, de vluchtelingen te verbergen voor de vijand zoals een rots verkoelende schaduw biedt op het midden van de dag. Verraad van de schuilplaats van de verdrevenen is verboden.

Verzen 4-5

Verzoek om bescherming


Hier wordt Moab opgeroepen de verdrevenen van Juda op te nemen (Js 16:4). De bergen waarover de Heer Jezus in Zijn eindtijdrede spreekt (Mt 24:16), kunnen die van Moab zijn. Daar zullen de verdrevenen van Juda veilig zijn voor “de verwoester”, dat is de koning van het noorden. Hoezeer de verwoester ook tekeer zal gaan, hij zal uiteindelijk in Juda aan zijn einde komen.

Dit betekent dat Jesaja hier vooral de eindtijd voor ogen heeft, een gedachte die aansluit bij wat al eerder in dit boek is genoemd (Js 14:32). Js 16:5 bevestigt dat. Als de onderdrukker is geoordeeld, de verwoesting voorbij is en de vertrappers zijn weggevaagd, zal de Messias op Zijn troon plaatsnemen. De “Iemand” Die op de troon zit, is niemand anders dan de Heer Jezus en het kan over niets anders gaan dan over Zijn regering in de eindtijd.

Vlak voordat Hij terugkomt om de vijanden van Zijn volk te oordelen, zullen ook veel Judeeërs op de vlucht slaan en daarmee Zijn woord vervullen. Wat David doet met zijn vader en moeder, terwijl hij op de vlucht is voor Saul, is hiervan een voorafschaduwing (1Sm 22:3-4; vgl. Jr 40:11-12). God noemt Moab ook “Mijn waskom” (Ps 60:10; Ps 108:10), wat erop duidt dat Moab de plaats is, waar Hij het overblijfsel als in een waskom zal reinigen en louteren.

Als dat proces is afgerond, zullen ze terugkeren naar Juda om als Gods strijders mee te helpen met de bevrijding van Juda en Jeruzalem. Als de antichristelijke machten zijn neergeslagen, zal de Zoon van David op de troon plaatsnemen. Hij zal het recht herstellen en handhaven.

Verzen 4-5

Verzoek om bescherming


Hier wordt Moab opgeroepen de verdrevenen van Juda op te nemen (Js 16:4). De bergen waarover de Heer Jezus in Zijn eindtijdrede spreekt (Mt 24:16), kunnen die van Moab zijn. Daar zullen de verdrevenen van Juda veilig zijn voor “de verwoester”, dat is de koning van het noorden. Hoezeer de verwoester ook tekeer zal gaan, hij zal uiteindelijk in Juda aan zijn einde komen.

Dit betekent dat Jesaja hier vooral de eindtijd voor ogen heeft, een gedachte die aansluit bij wat al eerder in dit boek is genoemd (Js 14:32). Js 16:5 bevestigt dat. Als de onderdrukker is geoordeeld, de verwoesting voorbij is en de vertrappers zijn weggevaagd, zal de Messias op Zijn troon plaatsnemen. De “Iemand” Die op de troon zit, is niemand anders dan de Heer Jezus en het kan over niets anders gaan dan over Zijn regering in de eindtijd.

Vlak voordat Hij terugkomt om de vijanden van Zijn volk te oordelen, zullen ook veel Judeeërs op de vlucht slaan en daarmee Zijn woord vervullen. Wat David doet met zijn vader en moeder, terwijl hij op de vlucht is voor Saul, is hiervan een voorafschaduwing (1Sm 22:3-4; vgl. Jr 40:11-12). God noemt Moab ook “Mijn waskom” (Ps 60:10; Ps 108:10), wat erop duidt dat Moab de plaats is, waar Hij het overblijfsel als in een waskom zal reinigen en louteren.

Als dat proces is afgerond, zullen ze terugkeren naar Juda om als Gods strijders mee te helpen met de bevrijding van Juda en Jeruzalem. Als de antichristelijke machten zijn neergeslagen, zal de Zoon van David op de troon plaatsnemen. Hij zal het recht herstellen en handhaven.

Verzen 6-12

Moab verwoest


Na het advies aan Moab om zich te onderwerpen aan Sion en een schuilplaats te zijn voor de verdrevenen van Juda keert Jesaja terug naar de kenmerkende houding van Moab. Die houding is er een van hoogmoed, trots, overmoed en ijdel gezwets (Js 16:6; Jr 48:29-30). Deze houding is er de oorzaak van dat het land zal worden verwoest en dat Moab zal jammeren over zijn lot (Js 16:7-8; vgl. Sp 16:18). Jesaja ziet het voor zich. Het grijpt hem aan.

Waar vreugdegejuich zou moeten zijn – de wijnstok is daar het symbool van –, is krijgsgeschreeuw (Js 16:9-10). Aan het eind van Js 16:10 horen we ineens even de HEERE aan het woord in het spreken van Jesaja. Hij zegt dat Hij de vreugderoep heeft doen ophouden. De HEERE is aan het werk in wat Moab overkomt.

Dat brengt Jesaja tot een nieuwe uiting van smart over Moab (Js 16:11). De tragiek van Moab is dat het niet de toevlucht neemt tot God, maar tot zijn afgoden (Js 16:12). Hij tobt er zich voor af om in het huis van zijn afgod enige hulp te krijgen. Daar is natuurlijk geen redding te krijgen. Zijn gang naar het heiligdom van zijn god en het gebed tot zijn god zijn totaal nutteloos.

Verzen 6-12

Moab verwoest


Na het advies aan Moab om zich te onderwerpen aan Sion en een schuilplaats te zijn voor de verdrevenen van Juda keert Jesaja terug naar de kenmerkende houding van Moab. Die houding is er een van hoogmoed, trots, overmoed en ijdel gezwets (Js 16:6; Jr 48:29-30). Deze houding is er de oorzaak van dat het land zal worden verwoest en dat Moab zal jammeren over zijn lot (Js 16:7-8; vgl. Sp 16:18). Jesaja ziet het voor zich. Het grijpt hem aan.

Waar vreugdegejuich zou moeten zijn – de wijnstok is daar het symbool van –, is krijgsgeschreeuw (Js 16:9-10). Aan het eind van Js 16:10 horen we ineens even de HEERE aan het woord in het spreken van Jesaja. Hij zegt dat Hij de vreugderoep heeft doen ophouden. De HEERE is aan het werk in wat Moab overkomt.

Dat brengt Jesaja tot een nieuwe uiting van smart over Moab (Js 16:11). De tragiek van Moab is dat het niet de toevlucht neemt tot God, maar tot zijn afgoden (Js 16:12). Hij tobt er zich voor af om in het huis van zijn afgod enige hulp te krijgen. Daar is natuurlijk geen redding te krijgen. Zijn gang naar het heiligdom van zijn god en het gebed tot zijn god zijn totaal nutteloos.

Verzen 13-14

Het oordeel op korte termijn


Wat Jesaja heeft geprofeteerd over Moab (Js 16:13), sluit aan bij profetieën die vroeger, “destijds”, over dit volk zijn uitgesproken (Nm 24:17). Het zal in de toekomst allemaal in vervulling gaan.

Ook voor de korte termijn heeft Jesaja een voorzegging: binnen drie jaar zal een oordeel komen (Js 16:14). Die periode wordt gerekend “naar de jaren van een dagloner”. Dat betekent dat het na precies drie jaar zal zijn, want een dagloner zal geen dag langer werken dan de overeengekomen periode. Hoewel we niet goed weten hoe dat oordeel is voltrokken, is het zeker gebeurd, want God heeft het gesproken. In de eindtijd zal na de inval van Assyrië Moab opnieuw worden geoordeeld door toedoen van het dan herstelde Israël (Js 11:14).

Wel is het duidelijk dat er een groot verschil is tussen het lot van Filistea (Jesaja 14) en het lot van Moab (Jesaja 15-16). Van Filistea zal er in het vrederijk geen overblijfsel zijn, terwijl dat wel van Moab het geval zal zijn. Dat komt doordat Moab ten tijde van de grote verdrukking vluchtelingen uit Israël, het gelovig overblijfsel, heeft opgenomen (vgl. Mt 25:31-40).

Verzen 13-14

Het oordeel op korte termijn


Wat Jesaja heeft geprofeteerd over Moab (Js 16:13), sluit aan bij profetieën die vroeger, “destijds”, over dit volk zijn uitgesproken (Nm 24:17). Het zal in de toekomst allemaal in vervulling gaan.

Ook voor de korte termijn heeft Jesaja een voorzegging: binnen drie jaar zal een oordeel komen (Js 16:14). Die periode wordt gerekend “naar de jaren van een dagloner”. Dat betekent dat het na precies drie jaar zal zijn, want een dagloner zal geen dag langer werken dan de overeengekomen periode. Hoewel we niet goed weten hoe dat oordeel is voltrokken, is het zeker gebeurd, want God heeft het gesproken. In de eindtijd zal na de inval van Assyrië Moab opnieuw worden geoordeeld door toedoen van het dan herstelde Israël (Js 11:14).

Wel is het duidelijk dat er een groot verschil is tussen het lot van Filistea (Jesaja 14) en het lot van Moab (Jesaja 15-16). Van Filistea zal er in het vrederijk geen overblijfsel zijn, terwijl dat wel van Moab het geval zal zijn. Dat komt doordat Moab ten tijde van de grote verdrukking vluchtelingen uit Israël, het gelovig overblijfsel, heeft opgenomen (vgl. Mt 25:31-40).

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Isaiah 16". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://studylight.org/commentaries/dut/kng/isaiah-16.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
adsFree icon
Ads FreeProfile