Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-40.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 40". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 40In dit hoofdstuk
I. worden orders gegeven voor de oprichting van de tabernakel en het brengen van alles wat er toe behoorde op de bestemde plaatsen er voor, Exodus 40:1 en de inwijding er van, Exodus 40:9, en van de priesters, Exodus 40:12
II. Er wordt zorg gedragen, dat dit alles geschiedde, en wel zoals bepaald was, dat het geschieden zou, Exodus 40:16
III. God neemt er bezit van door een wolk, Exodus 40:34
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 40In dit hoofdstuk
I. worden orders gegeven voor de oprichting van de tabernakel en het brengen van alles wat er toe behoorde op de bestemde plaatsen er voor, Exodus 40:1 en de inwijding er van, Exodus 40:9, en van de priesters, Exodus 40:12
II. Er wordt zorg gedragen, dat dit alles geschiedde, en wel zoals bepaald was, dat het geschieden zou, Exodus 40:16
III. God neemt er bezit van door een wolk, Exodus 40:34
Verzen 1-15
Exodus 40:1-15De materialen en de meubelen van de tabernakel waren nagezien en goedgekeurd, en nu moet her alles in orde gebracht worden.
I. God beveelt hier aan Mozes om de tabernakel op te richten, en de gereedschappen er van op hun plaats te brengen. Hoewel het werk van de tabernakel voltooid was, en alles gereed was voor de oprichting er van, en het volk ongetwijfeld zeer verlangend was, om hem opgericht te zien, wil Mozes het toch niet doen zonder een uitdrukkelijke order er voor. Het is goed om bij iederen stap, die wij doen God voor ons uit te zien gaan. De tijd om dit te doen wordt bepaald op de eerste dag van de eerste maand, Exodus 40:2, dus op veertien dagen na, een jaar sedert zij uit Egypte zijn gegaan, en er werd een zeer goed jaar werk gedaan. Waarschijnlijk was het werk juist aan het einde van het jaar klaar, zodat de bepaling van die dag geen, of zo goed als geen, oponthoud voor dit goede werk teweegbracht. Wij moeten geen nodige plicht uitstellen onder voorwendsel van er tot de een of andere merkwaardige dag mede te wachten, de tegenwoordige tijd is de meest gelegen tijd, maar dat de tabernakel opgericht werd op de eerste dag van de eerste maand is een wenk voor ons, dat het goed is om het jaar te beginnen met een goed werk. Laat Hem, die de eerste is, het eerste hebben, en laat de dingen van Zijn koninkrijk het eerst gezocht worden. In Hizkia's tijd bevinden wij, dat zij de tempel begonnen te heiligen op de eerste dag van de eerste maand, 2 Chronicles 29:17. De nieuwe maan, (die naar hun berekening de eerste dag was van iedere maand) werd met enige plechtigheid door hen gevierd, en daarom was deze eerste nieuwe maan van het jaar aldus van gewicht gemaakt. Bij het begin van een nieuw jaar moeten wij bedenken om God meer en beter te dienen dan in het vorige jaar.
Aan Mozes wordt inzonderheid bevel gegeven om het eerst de tabernakel op te richten, waarin God wilde wonen en gediend wilde zijn, Exodus 40:2. Daarna om er de ark in te plaatsen en met de voorhang te bedekken. Dan de tafel, de kandelaar en het reukaltaar buiten de voorhang te stellen, Exodus 40:4, Exodus 40:5, en het deksel van de deur van de tabernakel op te hangen. Daarna moet in de voorhof het brandofferaltaar en het wasvat geplaatst worden, Exodus 40:6, Exodus 40:7. Eindelijk moet hij de gordijnen van de voorhof, en het deksel aan de poort van de voorhof ophangen. En dit alles kon gemakkelijk in een dag gedaan worden, daar, onder de leiding van Mozes ongetwijfeld vele handen gebruikt werden.
2. Hij beveelt Mozes, om, als hij de tabernakel en alles wat er bij behoorde geplaatst had, ze te heiligen door ze te zalven met de olie, die voor dat doel bereid was, Exodus 30:1. 25 en verv. Daar was geboden dat het gedaan moest worden, hier dat het nu gedaan moest worden, Exodus 40:9 Let op, dat ieder ding geheiligd werd, als het op zijn plaats gesteld was, en niet eerder, want niet eerder was het geschikt voor het gebruik, waartoe het bestemd was. Gelijk alles schoon is op zijn tijd, zo is alles ook schoon op zijn plaats.
3. Hij beveelt hem Aron en zijn zonen te heiligen. Toen de goederen in het huis van de Heer gebracht waren, werden deze eerst gemerkt, en toen werden dienstknechten gehuurd om de vaten van de Heer te dragen, en die in dat ambt gesteld worden, moeten rein zijn, Exodus 40:12. De wet, die nu uitgevoerd moest worden, hadden wij in Exodus 29:1. Aldus is het nodig, dat in de zichtbare kerk, die tabernakel van God is onder de mensen, er dienaren zijn om het heiligdom te bedienen, en dat deze de zalving ontvangen.
Verzen 1-15
Exodus 40:1-15De materialen en de meubelen van de tabernakel waren nagezien en goedgekeurd, en nu moet her alles in orde gebracht worden.
I. God beveelt hier aan Mozes om de tabernakel op te richten, en de gereedschappen er van op hun plaats te brengen. Hoewel het werk van de tabernakel voltooid was, en alles gereed was voor de oprichting er van, en het volk ongetwijfeld zeer verlangend was, om hem opgericht te zien, wil Mozes het toch niet doen zonder een uitdrukkelijke order er voor. Het is goed om bij iederen stap, die wij doen God voor ons uit te zien gaan. De tijd om dit te doen wordt bepaald op de eerste dag van de eerste maand, Exodus 40:2, dus op veertien dagen na, een jaar sedert zij uit Egypte zijn gegaan, en er werd een zeer goed jaar werk gedaan. Waarschijnlijk was het werk juist aan het einde van het jaar klaar, zodat de bepaling van die dag geen, of zo goed als geen, oponthoud voor dit goede werk teweegbracht. Wij moeten geen nodige plicht uitstellen onder voorwendsel van er tot de een of andere merkwaardige dag mede te wachten, de tegenwoordige tijd is de meest gelegen tijd, maar dat de tabernakel opgericht werd op de eerste dag van de eerste maand is een wenk voor ons, dat het goed is om het jaar te beginnen met een goed werk. Laat Hem, die de eerste is, het eerste hebben, en laat de dingen van Zijn koninkrijk het eerst gezocht worden. In Hizkia's tijd bevinden wij, dat zij de tempel begonnen te heiligen op de eerste dag van de eerste maand, 2 Chronicles 29:17. De nieuwe maan, (die naar hun berekening de eerste dag was van iedere maand) werd met enige plechtigheid door hen gevierd, en daarom was deze eerste nieuwe maan van het jaar aldus van gewicht gemaakt. Bij het begin van een nieuw jaar moeten wij bedenken om God meer en beter te dienen dan in het vorige jaar.
Aan Mozes wordt inzonderheid bevel gegeven om het eerst de tabernakel op te richten, waarin God wilde wonen en gediend wilde zijn, Exodus 40:2. Daarna om er de ark in te plaatsen en met de voorhang te bedekken. Dan de tafel, de kandelaar en het reukaltaar buiten de voorhang te stellen, Exodus 40:4, Exodus 40:5, en het deksel van de deur van de tabernakel op te hangen. Daarna moet in de voorhof het brandofferaltaar en het wasvat geplaatst worden, Exodus 40:6, Exodus 40:7. Eindelijk moet hij de gordijnen van de voorhof, en het deksel aan de poort van de voorhof ophangen. En dit alles kon gemakkelijk in een dag gedaan worden, daar, onder de leiding van Mozes ongetwijfeld vele handen gebruikt werden.
2. Hij beveelt Mozes, om, als hij de tabernakel en alles wat er bij behoorde geplaatst had, ze te heiligen door ze te zalven met de olie, die voor dat doel bereid was, Exodus 30:1. 25 en verv. Daar was geboden dat het gedaan moest worden, hier dat het nu gedaan moest worden, Exodus 40:9 Let op, dat ieder ding geheiligd werd, als het op zijn plaats gesteld was, en niet eerder, want niet eerder was het geschikt voor het gebruik, waartoe het bestemd was. Gelijk alles schoon is op zijn tijd, zo is alles ook schoon op zijn plaats.
3. Hij beveelt hem Aron en zijn zonen te heiligen. Toen de goederen in het huis van de Heer gebracht waren, werden deze eerst gemerkt, en toen werden dienstknechten gehuurd om de vaten van de Heer te dragen, en die in dat ambt gesteld worden, moeten rein zijn, Exodus 40:12. De wet, die nu uitgevoerd moest worden, hadden wij in Exodus 29:1. Aldus is het nodig, dat in de zichtbare kerk, die tabernakel van God is onder de mensen, er dienaren zijn om het heiligdom te bedienen, en dat deze de zalving ontvangen.
Verzen 16-33
Exodus 40:16-33Toen de tabernakel en de meubelen er van bereid waren, hebben zij met de oprichting er van niet gewacht totdat zij in Kanan kwamen, hoewel zij hoopten dat zij er nu spoedig zijn zouden, maar in gehoorzaamheid aan de wil van God, hebben zij hem opgericht in het midden van hun leger, terwijl zij in de woestijn waren. Zij, die in een toestand van onbestendigheid zijn in de wereld, moeten niet denken dat dit hun voortdurende ongodsdienstigheid zal verontschuldigen, alsof het voldoende was dat zij God dienen, als zij beginnen gevestigd te zijn in de wereld. Neen, een tabernakel voor God is een zeer nodige en nuttige metgezel, zelfs in een woestijn, inzonderheid als wij bedenken dat ons dood lichaam in deze woestijn kan vallen, en wij in een andere wereld gevestigd kunnen wezen, eer wij het in deze wereld zijn.
De oprichting van de tabernakel vereiste een hele dag werk, de heiliging er van en van de priesters geschiedde enige dagen later. Hier hebben wij slechts een bericht van het werk op die nieuwjaarsdag.
1. Mozes deed niet slechts al wat God hem geboden had te doen maar hij deed het naar de volgorde door God bepaald, want God wil in goede orde gezocht worden.
2. Bij elk onderdeel is een uitdrukkelijke verwijzing naar het goddelijk bevel, waarnaar Mozes zich even zorgvuldig en nauwkeurig regelde als de werklieden, evenals tevoren wordt hier dus in minder dan veertien verzen zeven maal herhaald: gelijk de Heer Mozes geboden had. Mozes zelf heeft, hoe groot een man hij ook was, zich niet vermeten om ook maar in het minst of geringst af te wijken van de inzetting, er iets aan toe te voegen of er van af te nemen. Zij, die het bevelvoeren over anderen, moeten bedenken, dat ook hun Meester in den hemel is, en dat zij doen moeten wat Hij hun gebiedt, en zoals Hij het hun gebiedt.
3. Wat bedekt moest worden, bedekte hij, Exodus 40:21, en wat gebruikt moest worden, gebruikte hij terstond, voor het onderricht van de priesters, opdat zij, hem de verschillende diensten zagen verrichten, zouden leren om ze zelf goed en vaardig te kunnen verrichten. Hoewel Mozes eigenlijk geen priester was, wordt hij toch onder de priesters gerekend, Psalms 99:6, en de Joodse schrijvers noemen hem de priester van de priesters. Wat hij deed, deed hij bij bijzondere volmacht en onder de leiding van God veeleer als profeet of wetgever, dan als priester. Hij bracht de raderen in beweging, en toen liet hij het werk verder over aan hen, die er voor aangesteld waren.
a. Toen hij de tafel had geplaatst, heeft hij er het brood in orde op geschikt, Exodus 40:23, want God wil nooit Zijn tafel onvoorzien hebben.
b. Zodra hij de kandelaar had geplaatst, stak hij de lampen aan voor het aangezicht van de Heer, Exodus 40:25. Zelfs in die duistere bedeling mochten geen kaarsen onaangestoken blijven.
c. Het gouden altaar op zijn plaats zijnde, heeft hij er terstond reukwerk van welriekende specerijen op aangestoken, Exodus 40:27, want Gods altaar moet een rokend altaar zijn.
d. Het brandofferaltaar was niet zodra in de voorhof van de tabernakel opgericht, of hij offerde er brandoffer en spijsoffer op, Exodus 40:29. Sommigen denken dat dit, hoewel hier vermeld, toch pas later geschiedde, maar mij komt het voor dat hij met de plechtigheid van de wijding terstond is aangevangen hoewel zij niet dan zeven dagen later voltooid was. e. Zo heeft Mozes ook, toen hij het wasvat gesteld had, er zich de handen en voeten in gewassen. Zo heeft hij in al deze dingen niet slechts de priesters getoond hoe zij hun werk moesten doen, maar ons ook geleerd, dat Gods gaven bestemd zijn om gebruikt te worden, en niet slechts om er vertoning mede te maken. Hoewel de altaren de tafel en de kandelaar nieuw en fris waren, heeft hij toch niet gezegd, dat het jammer was om ze vuil te maken, neen, hij heeft ze terstond in gebruik genomen. Talenten werden gegeven om er handel mede te doen, niet om ze te begraven.
Verzen 16-33
Exodus 40:16-33Toen de tabernakel en de meubelen er van bereid waren, hebben zij met de oprichting er van niet gewacht totdat zij in Kanan kwamen, hoewel zij hoopten dat zij er nu spoedig zijn zouden, maar in gehoorzaamheid aan de wil van God, hebben zij hem opgericht in het midden van hun leger, terwijl zij in de woestijn waren. Zij, die in een toestand van onbestendigheid zijn in de wereld, moeten niet denken dat dit hun voortdurende ongodsdienstigheid zal verontschuldigen, alsof het voldoende was dat zij God dienen, als zij beginnen gevestigd te zijn in de wereld. Neen, een tabernakel voor God is een zeer nodige en nuttige metgezel, zelfs in een woestijn, inzonderheid als wij bedenken dat ons dood lichaam in deze woestijn kan vallen, en wij in een andere wereld gevestigd kunnen wezen, eer wij het in deze wereld zijn.
De oprichting van de tabernakel vereiste een hele dag werk, de heiliging er van en van de priesters geschiedde enige dagen later. Hier hebben wij slechts een bericht van het werk op die nieuwjaarsdag.
1. Mozes deed niet slechts al wat God hem geboden had te doen maar hij deed het naar de volgorde door God bepaald, want God wil in goede orde gezocht worden.
2. Bij elk onderdeel is een uitdrukkelijke verwijzing naar het goddelijk bevel, waarnaar Mozes zich even zorgvuldig en nauwkeurig regelde als de werklieden, evenals tevoren wordt hier dus in minder dan veertien verzen zeven maal herhaald: gelijk de Heer Mozes geboden had. Mozes zelf heeft, hoe groot een man hij ook was, zich niet vermeten om ook maar in het minst of geringst af te wijken van de inzetting, er iets aan toe te voegen of er van af te nemen. Zij, die het bevelvoeren over anderen, moeten bedenken, dat ook hun Meester in den hemel is, en dat zij doen moeten wat Hij hun gebiedt, en zoals Hij het hun gebiedt.
3. Wat bedekt moest worden, bedekte hij, Exodus 40:21, en wat gebruikt moest worden, gebruikte hij terstond, voor het onderricht van de priesters, opdat zij, hem de verschillende diensten zagen verrichten, zouden leren om ze zelf goed en vaardig te kunnen verrichten. Hoewel Mozes eigenlijk geen priester was, wordt hij toch onder de priesters gerekend, Psalms 99:6, en de Joodse schrijvers noemen hem de priester van de priesters. Wat hij deed, deed hij bij bijzondere volmacht en onder de leiding van God veeleer als profeet of wetgever, dan als priester. Hij bracht de raderen in beweging, en toen liet hij het werk verder over aan hen, die er voor aangesteld waren.
a. Toen hij de tafel had geplaatst, heeft hij er het brood in orde op geschikt, Exodus 40:23, want God wil nooit Zijn tafel onvoorzien hebben.
b. Zodra hij de kandelaar had geplaatst, stak hij de lampen aan voor het aangezicht van de Heer, Exodus 40:25. Zelfs in die duistere bedeling mochten geen kaarsen onaangestoken blijven.
c. Het gouden altaar op zijn plaats zijnde, heeft hij er terstond reukwerk van welriekende specerijen op aangestoken, Exodus 40:27, want Gods altaar moet een rokend altaar zijn.
d. Het brandofferaltaar was niet zodra in de voorhof van de tabernakel opgericht, of hij offerde er brandoffer en spijsoffer op, Exodus 40:29. Sommigen denken dat dit, hoewel hier vermeld, toch pas later geschiedde, maar mij komt het voor dat hij met de plechtigheid van de wijding terstond is aangevangen hoewel zij niet dan zeven dagen later voltooid was. e. Zo heeft Mozes ook, toen hij het wasvat gesteld had, er zich de handen en voeten in gewassen. Zo heeft hij in al deze dingen niet slechts de priesters getoond hoe zij hun werk moesten doen, maar ons ook geleerd, dat Gods gaven bestemd zijn om gebruikt te worden, en niet slechts om er vertoning mede te maken. Hoewel de altaren de tafel en de kandelaar nieuw en fris waren, heeft hij toch niet gezegd, dat het jammer was om ze vuil te maken, neen, hij heeft ze terstond in gebruik genomen. Talenten werden gegeven om er handel mede te doen, niet om ze te begraven.
Verzen 34-38
Exodus 40:34-38Gelijk als bij de schepping God, toen Hij de aarde volbracht had, welke Hij bestemd had tot woonplaats van de mens, de mens schiep en er hem in het bezit van stelde, zo is God toen Mozes de tabernakel voleindigd had, die tot woonplaats van God bestemd was onder de mensen, gekomen en heeft er bezit van genomen. De Shechina, het goddelijke eeuwige Woord, hoewel het nog niet vlees was geworden, is toch, als inleiding tot die gebeurtenis, gekomen en heeft onder hen gewoond John 1:14. Dit was van nu voortaan "de plaats van Zijn troon en de plaats van de zolen van Zijn voeten," Ezechiël 43:7, hier woonde Hij, hier regeerde Hij. Door de zichtbare tekenen van Gods komst onder hen om bezit te nemen van de tabernakel, gaf Hij hun het weerkeren van Zijn gunst jegens hen te kennen, die zij door het gouden kalf hadden verbeurd, Exodus 33:7, alsmede Zijn genadige aanneming van de offeranden die zij gebracht hadden voor de tabernakel, en al de moeite, die zij er zich voor gegeven hadden. Aldus heeft God hen erkend, toonde Hij Zijn welbehagen in hetgeen zij gedaan hadden, en heeft Hij er hen overvloedig voor beloond. God zal wonen onder hen, die Hem een woning bereiden. Het verbroken en verslagen hart, het rein en heilig hart, dat toegerust is tot Zijn dienst en toegewijd is aan Zijn eer, zal Zijn rust zijn tot in eeuwigheid, daar zal door het geloof Christus in wonen, Efeziers 3:17. Waar God een troon en een altaar heeft in de ziel, daar is een levende tempel. En God zal gewis de werkingen van Zijn eigen genade erkennen en kronen, evenals de waarneming van Zijn eigen inzettingen.
Gelijk God zich geopenbaard had op de berg Sinaï, zo heeft Hij zich ook in deze pas opgerichte tabernakel geopenbaard. In hoofdst. 24:16 lazen wij, dat de heerlijkheid van de Heer woonde op de berg Sinai, welke gezegd wordt als een verterend vuur te zijn, Exodus 40:17, en dat de wolk die heerlijkheid bedekte. Evenzo heeft de wolk, toen God neerkwam om bezit te, nemen van Zijn huis, het van buiten bedekt, en van binnen heeft de heerlijkheid van de Heer het vervuld, waarop waarschijnlijk gezinspeeld wordt in Zacheria 2:5, waar God belooft een vurige muur rondom Jeruzalem te zijn, (en de wolkkolom was `s nachts een vuurkolom) en tot heerlijkheid in het midden van haar.
I. De wolk bedekte de tent, diezelfde wolk welke als wagen, of tent, van de Shechina uit Egypte voor hen heen was gegaan, en hen herwaarts had geleid, vestigde zich nu boven de tabernakel, zweefde er over, zelfs op de heetste en helderste dag, want het was geen van de wolken, die door de zon uit elkaar worden gedreven. Deze wolk was bestemd om:
1. Een teken te zijn van de tegenwoordigheid van God, altijd zichtbaar, bij dag en bij nacht, Exodus 40:38, voor geheel Israël, zelfs voor hen die zich aan de uiterste hoeken van het leger bevonden, opdat zij haar nooit meer in twijfel zouden trekken, zeggende: Is de Heer in het midden van ons of niet? Diezelfde wolk, welke reeds zo vruchtbaar was in wonderen in de Rode Zee en op de berg Sinai, waaruit zo duidelijk bleek, dat God in waarheid zich daarin bevond was gedurig voor de ogen van het gehele huis van Israël op al hun reizen zodat zij niet te verontschuldigen waren, zo zij hun eigen ogen niet geloofden.
2.Een verberging te zijn voor de tabernakel, en de heerlijkheid van God daarin. God heeft in waarheid onder hen gewoond, maar Hij woonde in een wolk, Voorwaar, Gij zijt een God, die zich verborgen houdt. Geloofd zij God voor het evangelie van Christus, waarin wij allen met ongedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, als in een spiegel, niet in een wolk. 3. Een bescherming te zijn voor de tabernakel. Zij hadden hem beschut met de ene bedekking boven de andere, maar de wolk, die hem bedekte, was met dat al zijn beste beschutting. Zij, die in het huis van de Heer wonen zijn er verborgen en veilig onder de goddelijke bescherming, Psalms 27:4, Psalms 27:5. Maar hetgeen toen een bijzondere gunst was voor de tabernakel, is beloofd voor iedere woning op de berg Zion, Isaiah 4:5, "want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen."
4. Om een gids te zijn voor het leger van Israël op hun reis door de woestijn Exodus 40:36, Exodus 40:37. Zolang de wolk op de tabernakel bleef, bleven zij stil, reisden zij niet, als zij opgeheven werd, dan volgden zij haar, daar zij geheel onder de leiding van God waren. Daarvan wordt uitvoeriger gesproken in Numbers 9:15 en verv. en lang daarna wordt hier met dankbaarheid en ter ere Gods melding van gemaakt, Nehemiah 9:19, Psalms 78:14, PS. 105:39. V r de oprichting van de tabernakel hadden de Israëlieten ook de wolk tot hun gids, zij was toen nu eens in de ene en dan weer in een andere plaats, maar van nu voortaan werd zij alleen daar gevonden, en zo heeft de kerk voordat de Schrift geschreven was, van het begin de goddelijke openbaring tot gids gehad, maar sedert de vaststelling van die canon blijft zij daarin als in haar tabernakel, en daar alleen is zij te vinden, evenals bij de schepping het licht, dat op den eerste dag gemaakt was, zich op de vierde dag concentreerde in de zon. Geloofd zij God voor de wet en het getuigenis.
II. De heerlijkheid van de Heer vervulde de tabernakel, Exodus 40:34, Exodus 40:35. De Shechina hield nu een ontzagwekkender, majestueuzer intocht in de tabernakel, door welks buitenste delen zij heenging naar het heilige der heiligen, als de audiëntiezaal, en daar zetelde zij tussen de cherubim. Het was in licht en vuur, en (voorzover wij weten) in niets anders, dat de Shechina zich zichtbaar maakte, want God is licht, onze God is een verterend vuur. Daarmee was nu de tabernakel vervuld, maar evenals tevoren de braambos niet verteerd werd, zo werden nu de gordijnen zelfs niet verzengd door dit vuur, want voor hen, die de zalving ontvangen hebben, is de ontzagwekkende majesteit van God niet verderf aanbrengend, niet verwoestend. Toch was dit licht z verblindend, en het vuur z vreeslijk, dat Mozes niet kon ingaan in de tent van de samenkomst, voor de deur bleef hij staan, totdat de glans en gloed een weinig afgenomen waren, en de heerlijkheid van de Heer binnen de voorhang was gegaan, Exodus 40:35. Dit toont hoe ontzagwekkend de heerlijkheid en majesteit Gods zijn, en hoe zelfs de grootste en beste van de mensen niet vermogen om voor Hem te bestaan. Het goddelijk licht en vuur, uitgezonden in hun volle kracht, zal de sterkste hoofden overweldigen, en de reinste harten. Maar hetgeen Mozes niet doen kon wijl hij zwak was door het vlees heeft onze Heer Jezus gedaan, die God heeft doen naderen, en die, als de Voorloper, voor ons ingegaan is, en ons genodigd heeft om met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon van de genade. Hij kon `ingaan in het heiligdom, dat niet met handen gemaakt is" Hebrews 9:24, ja Hij zelf is de ware tabernakel, vervuld met de heerlijkheid van God, John 1:14, namelijk met de goddelijke genade en waarheid die afgeschaduwd zijn door dit vuur en licht. In Hem heeft de Shechina haar woning tot in eeuwigheid want in Hem woont de volheid van de godheid lichamelijk. Geloofd zij God voor Jezus Christus.
Verzen 34-38
Exodus 40:34-38Gelijk als bij de schepping God, toen Hij de aarde volbracht had, welke Hij bestemd had tot woonplaats van de mens, de mens schiep en er hem in het bezit van stelde, zo is God toen Mozes de tabernakel voleindigd had, die tot woonplaats van God bestemd was onder de mensen, gekomen en heeft er bezit van genomen. De Shechina, het goddelijke eeuwige Woord, hoewel het nog niet vlees was geworden, is toch, als inleiding tot die gebeurtenis, gekomen en heeft onder hen gewoond John 1:14. Dit was van nu voortaan "de plaats van Zijn troon en de plaats van de zolen van Zijn voeten," Ezechiël 43:7, hier woonde Hij, hier regeerde Hij. Door de zichtbare tekenen van Gods komst onder hen om bezit te nemen van de tabernakel, gaf Hij hun het weerkeren van Zijn gunst jegens hen te kennen, die zij door het gouden kalf hadden verbeurd, Exodus 33:7, alsmede Zijn genadige aanneming van de offeranden die zij gebracht hadden voor de tabernakel, en al de moeite, die zij er zich voor gegeven hadden. Aldus heeft God hen erkend, toonde Hij Zijn welbehagen in hetgeen zij gedaan hadden, en heeft Hij er hen overvloedig voor beloond. God zal wonen onder hen, die Hem een woning bereiden. Het verbroken en verslagen hart, het rein en heilig hart, dat toegerust is tot Zijn dienst en toegewijd is aan Zijn eer, zal Zijn rust zijn tot in eeuwigheid, daar zal door het geloof Christus in wonen, Efeziers 3:17. Waar God een troon en een altaar heeft in de ziel, daar is een levende tempel. En God zal gewis de werkingen van Zijn eigen genade erkennen en kronen, evenals de waarneming van Zijn eigen inzettingen.
Gelijk God zich geopenbaard had op de berg Sinaï, zo heeft Hij zich ook in deze pas opgerichte tabernakel geopenbaard. In hoofdst. 24:16 lazen wij, dat de heerlijkheid van de Heer woonde op de berg Sinai, welke gezegd wordt als een verterend vuur te zijn, Exodus 40:17, en dat de wolk die heerlijkheid bedekte. Evenzo heeft de wolk, toen God neerkwam om bezit te, nemen van Zijn huis, het van buiten bedekt, en van binnen heeft de heerlijkheid van de Heer het vervuld, waarop waarschijnlijk gezinspeeld wordt in Zacheria 2:5, waar God belooft een vurige muur rondom Jeruzalem te zijn, (en de wolkkolom was `s nachts een vuurkolom) en tot heerlijkheid in het midden van haar.
I. De wolk bedekte de tent, diezelfde wolk welke als wagen, of tent, van de Shechina uit Egypte voor hen heen was gegaan, en hen herwaarts had geleid, vestigde zich nu boven de tabernakel, zweefde er over, zelfs op de heetste en helderste dag, want het was geen van de wolken, die door de zon uit elkaar worden gedreven. Deze wolk was bestemd om:
1. Een teken te zijn van de tegenwoordigheid van God, altijd zichtbaar, bij dag en bij nacht, Exodus 40:38, voor geheel Israël, zelfs voor hen die zich aan de uiterste hoeken van het leger bevonden, opdat zij haar nooit meer in twijfel zouden trekken, zeggende: Is de Heer in het midden van ons of niet? Diezelfde wolk, welke reeds zo vruchtbaar was in wonderen in de Rode Zee en op de berg Sinai, waaruit zo duidelijk bleek, dat God in waarheid zich daarin bevond was gedurig voor de ogen van het gehele huis van Israël op al hun reizen zodat zij niet te verontschuldigen waren, zo zij hun eigen ogen niet geloofden.
2.Een verberging te zijn voor de tabernakel, en de heerlijkheid van God daarin. God heeft in waarheid onder hen gewoond, maar Hij woonde in een wolk, Voorwaar, Gij zijt een God, die zich verborgen houdt. Geloofd zij God voor het evangelie van Christus, waarin wij allen met ongedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, als in een spiegel, niet in een wolk. 3. Een bescherming te zijn voor de tabernakel. Zij hadden hem beschut met de ene bedekking boven de andere, maar de wolk, die hem bedekte, was met dat al zijn beste beschutting. Zij, die in het huis van de Heer wonen zijn er verborgen en veilig onder de goddelijke bescherming, Psalms 27:4, Psalms 27:5. Maar hetgeen toen een bijzondere gunst was voor de tabernakel, is beloofd voor iedere woning op de berg Zion, Isaiah 4:5, "want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen."
4. Om een gids te zijn voor het leger van Israël op hun reis door de woestijn Exodus 40:36, Exodus 40:37. Zolang de wolk op de tabernakel bleef, bleven zij stil, reisden zij niet, als zij opgeheven werd, dan volgden zij haar, daar zij geheel onder de leiding van God waren. Daarvan wordt uitvoeriger gesproken in Numbers 9:15 en verv. en lang daarna wordt hier met dankbaarheid en ter ere Gods melding van gemaakt, Nehemiah 9:19, Psalms 78:14, PS. 105:39. V r de oprichting van de tabernakel hadden de Israëlieten ook de wolk tot hun gids, zij was toen nu eens in de ene en dan weer in een andere plaats, maar van nu voortaan werd zij alleen daar gevonden, en zo heeft de kerk voordat de Schrift geschreven was, van het begin de goddelijke openbaring tot gids gehad, maar sedert de vaststelling van die canon blijft zij daarin als in haar tabernakel, en daar alleen is zij te vinden, evenals bij de schepping het licht, dat op den eerste dag gemaakt was, zich op de vierde dag concentreerde in de zon. Geloofd zij God voor de wet en het getuigenis.
II. De heerlijkheid van de Heer vervulde de tabernakel, Exodus 40:34, Exodus 40:35. De Shechina hield nu een ontzagwekkender, majestueuzer intocht in de tabernakel, door welks buitenste delen zij heenging naar het heilige der heiligen, als de audiëntiezaal, en daar zetelde zij tussen de cherubim. Het was in licht en vuur, en (voorzover wij weten) in niets anders, dat de Shechina zich zichtbaar maakte, want God is licht, onze God is een verterend vuur. Daarmee was nu de tabernakel vervuld, maar evenals tevoren de braambos niet verteerd werd, zo werden nu de gordijnen zelfs niet verzengd door dit vuur, want voor hen, die de zalving ontvangen hebben, is de ontzagwekkende majesteit van God niet verderf aanbrengend, niet verwoestend. Toch was dit licht z verblindend, en het vuur z vreeslijk, dat Mozes niet kon ingaan in de tent van de samenkomst, voor de deur bleef hij staan, totdat de glans en gloed een weinig afgenomen waren, en de heerlijkheid van de Heer binnen de voorhang was gegaan, Exodus 40:35. Dit toont hoe ontzagwekkend de heerlijkheid en majesteit Gods zijn, en hoe zelfs de grootste en beste van de mensen niet vermogen om voor Hem te bestaan. Het goddelijk licht en vuur, uitgezonden in hun volle kracht, zal de sterkste hoofden overweldigen, en de reinste harten. Maar hetgeen Mozes niet doen kon wijl hij zwak was door het vlees heeft onze Heer Jezus gedaan, die God heeft doen naderen, en die, als de Voorloper, voor ons ingegaan is, en ons genodigd heeft om met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon van de genade. Hij kon `ingaan in het heiligdom, dat niet met handen gemaakt is" Hebrews 9:24, ja Hij zelf is de ware tabernakel, vervuld met de heerlijkheid van God, John 1:14, namelijk met de goddelijke genade en waarheid die afgeschaduwd zijn door dit vuur en licht. In Hem heeft de Shechina haar woning tot in eeuwigheid want in Hem woont de volheid van de godheid lichamelijk. Geloofd zij God voor Jezus Christus.