Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Deuteronomy 34". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/deuteronomy-34.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Deuteronomy 34". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, DEUTERONOMIUM 34Gelezen hebbende hoe Mozes zijn GETUIGENIS heeft voleindigd, wordt ons nu hier gezegd hoe hij terstond daarna zijn LEVEN heeft geëindigd. Dit hoofdstuk kon niet door Mozes zelf geschreven worden, maar werd bijgevoegd door Jozua, of Eleazar, of, naar de gissing van bisschop Patrick, door Samuël, die een profeet was en op Gods bevel geschreven heeft wat hij in het archief van Jozua en de hem opvolgende richteren vond opgetekend. Wij hadden zijn laatste WOORDEN hier hebben wij zijn laatste WERK, zijn werk van sterven, en dat is een werk, dat wij allen weldra te doen zullen hebben en het is nodig, dat het GOED gedaan worde. Hier is:
I. Het gezicht, dat Mozes had op het land Kanan even voor hij stierf, Deuteronomy 34:1.
II. Zijn dood en begrafenis, ver 5,6.
III. Zijn ouderdom, Deuteronomy 34:7.
IV. Israëls rouw over hem, Deuteronomy 34:8. V. Zijn opvolger, Deuteronomy 34:9.
VI. Zijn karakter Deuteronomy 34:10.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, DEUTERONOMIUM 34Gelezen hebbende hoe Mozes zijn GETUIGENIS heeft voleindigd, wordt ons nu hier gezegd hoe hij terstond daarna zijn LEVEN heeft geëindigd. Dit hoofdstuk kon niet door Mozes zelf geschreven worden, maar werd bijgevoegd door Jozua, of Eleazar, of, naar de gissing van bisschop Patrick, door Samuël, die een profeet was en op Gods bevel geschreven heeft wat hij in het archief van Jozua en de hem opvolgende richteren vond opgetekend. Wij hadden zijn laatste WOORDEN hier hebben wij zijn laatste WERK, zijn werk van sterven, en dat is een werk, dat wij allen weldra te doen zullen hebben en het is nodig, dat het GOED gedaan worde. Hier is:
I. Het gezicht, dat Mozes had op het land Kanan even voor hij stierf, Deuteronomy 34:1.
II. Zijn dood en begrafenis, ver 5,6.
III. Zijn ouderdom, Deuteronomy 34:7.
IV. Israëls rouw over hem, Deuteronomy 34:8. V. Zijn opvolger, Deuteronomy 34:9.
VI. Zijn karakter Deuteronomy 34:10.
Verzen 1-4
Deuteronomium 34:1-4I. Hier is Mozes opklimmende naar de hemel tot aan de top van Pisga, om daar te sterven, want die plaats was hiervoor aangewezen, Deuteronomy 32:49, Deuteronomy 32:50. Israël lag toen gekampeerd in de vlakke velden van Moab, en van daar klom hij, volgens het hem gegeven bevel, op naar de berg Nebo, tot het hoogste punt van dat gebergte, hetwelk Pisga genoemd werd, Deuteronomy 34:1. Pisga is de gewone naam voor al zulke hoogten. Mozes schijnt alleen naar de top van Pisga te zijn opgeklommen, alleen en zonder hulp, een teken dat zijn lichaamskracht niet was verminderd, daar hij op de laatste dag zijns levens naar de top van een hoge berg kon opklimmen, zonder de ondersteuning te behoeven, die hij eens nodig heeft gehad voor zijn handen, toen zij zwaar waren geworden, Exodus 17:12, alleen, zonder metgezel. Toen hij geëindigd had Israël te zegenen, heeft hij, naar wij kunnen veronderstellen, plechtig afscheid genomen van Jozua en Eleazar en zijn andere vrienden, die hem waarschijnlijk tot aan de voet des bergs hadden vergezeld, maar toen gaf hij hun de last, die Abraham aan zijn jongens gegeven had aan de voet van een anderen berg: Blijft gij hier, terwijl ik daarheen ga en sterf. Zij moeten hem niet zien sterven, omdat zij niet moeten weten waar zijn graf is. Hetzij dit nu zo was of niet, hij klom op naar de top van Pisga:
1. Om te tonen, dat hij bereid was te sterven. Toen hij de plaats van zijn dood kende, heeft hij haar zo weinig vermeden, dat hij goedsmoeds een steile berg heeft beklommen om er te komen. Zij, die door genade wl bekend zijn met een andere wereld, en er veel gemeenschap mee gehad hebben, behoeven niet bevreesd te zijn om deze wereld te verlaten.
2. Om te tonen dat hij op de dood zag als op zijn hemelvaart. De ziel van een mens, van een Godvruchtig mens, gaat, als zij het lichaam verlaat, opwaarts, Ecclesiastes 3:21, in overeenstemming met de beweging van de ziel, zal het lichaam van Mozes er mee opwaarts gaan zover als de aarde het zal dragen. Als Gods dienstknechten van uit de wereld weg worden geroepen, dan luidt het bevel: Ga op en sterf.
II. Mozes weer neerwaarts ziende naar deze aarde, om het aardse Kanan te zien, dat hij nooit mag binnengaan, maar in dit Kanan voorwaarts ziende naar het hemelse waar hij nu stond binnen te gaan. God had gedreigd dat hij niet in het bezit zou komen van Kanan, en de bedreiging is nu vervuld. Maar Hij had ook beloofd dat hij er een gezicht van zou hebben, en de belofte wordt thans verwezenlijkt, de Heere toonde hem al dat goede land, Deuteronomy 34:1.
1. Hij ging alleen naar de top van Pisga, maar toch was hij niet alleen, want de Vader was met hem, John 16:32. Als iemand vrienden heeft, dan zal hij die om zich heen hebben als hij ligt te sterven. Maar als het, hetzij door Gods voorzienigheid of door hun onvriendelijkheid, gebeurt dat wij dan alleen zijn, zo behoeven wij geen kwaad te vrezen, indien de grote en goede Herder met ons is, Psalms 23:4.
2. Hoewel zijn gezichtsvermogen zeer goed was, en hij al het voordeel had van een hogen grond, dat hij voor het uitzicht kon wensen zou hij toch niet hebben kunnen zien wat hij nu zag, geheel Kanan, van het een uiteinde tot het andere (berekend op ruim vijftig uren) en van de ene zijde naar de andere zijde, (geschat op ongeveer achttien uren) indien zijn gezichtsvermogen niet wonderbaarlijk ondersteund en verruimd was en daarom wordt gezegd: De Heere wees het hem. Al de lieflijke uitzichten, die wij hebben op het betere land, zijn wij verschuldigd aan Gods genade, Hij is het, die de Geest van de wijsheid geeft, zowel als de Geest van de openbaring, het oog, zowel als het voorwerp. Dit gezicht dat God hier aan Mozes gaf op Kanan, heeft de duivel waarschijnlijk gepoogd na te bootsen met de pretentie van het nog te overtreffen toen hij in een luchtverschijnsel onze Heiland die hij, evenals Mozes, op een zeer hoge berg had gesteld, al de koninkrijken van de wereld toonde, met al hun heerlijkheid, niet trapsgewijze, zoals hier, eerst een land en dan een ander, maar allen in een ogenblik tijd.
3. Hij zag het van verre: zo'n gezicht hadden de Oud Testamentische heiligen op het koninkrijk van de Messias, zij hebben het van verre gezien. Zo heeft Abraham lang voor dit tijdstip de dag van Christus gezien, en de belofte niet verkregen hebbende, haar in het geloof omhelsd, zie Hebrews 11:13. Zulk een gezicht hebben de gelovigen thans door genade op de zaligheid en heerlijkheid van hun toekomende staat. Het woord en de inzettingen zijn voor hen wat de berg Pisga voor Mozes geweest is, daaruit hebben zij een troostrijk gezicht op de heerlijkheid, die nog geopenbaard moet worden en zij verblijden zich in de hope er op.
4. Hij zag het, maar moet er nooit het genot van hebben. Gelijk God soms Zijn kinderen wegneemt v r het nakende kwaad, zo neemt Hij hen op andere tijden weg v r het komende goed, dat is, goed, wat aan de kerk in deze tegenwoordige wereld ten deel valt. Heerlijke dingen worden gesproken van Christus' koninkrijk in de latere dagen, van zijn toeneming en bloei, wij voorzien het, maar zullen waarschijnlijk niet lang genoeg leven om het te aanschouwen. Zij, die na ons zullen komen, zullen, hopen wij, dat beloofde land binnen gaan, hetgeen ons een troost is, als wij onze dode lichamen zien vallen in de woestijn van deze wereld. Zie 2 Kings 7:2.
5. Hij zag dit alles even v r zijn dood. Soms bewaart God de heerlijkste ontdekkingen van Zijn genade voor Zijn volk om hun ten steun te zijn in het ogenblik van sterven. Kanan was Immanuëls land, Isaiah 8:8, zodat hij in de beschouwing er van het gezicht had op de zegeningen, die wij genieten door Christus. Het was een type van de hemel, Hebrews 11:16, waarvan het geloof de vaste grond en het bewijs is. Zij, die sterven in het geloof van Christus en in de hope op de hemel, en met Kanan voor hun ogen kunnen goedsmoeds deze wereld verlaten. Aldus de zaligheid Gods gezien hebbende, kunnen wij wl zeggen: Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede.
Verzen 1-4
Deuteronomium 34:1-4I. Hier is Mozes opklimmende naar de hemel tot aan de top van Pisga, om daar te sterven, want die plaats was hiervoor aangewezen, Deuteronomy 32:49, Deuteronomy 32:50. Israël lag toen gekampeerd in de vlakke velden van Moab, en van daar klom hij, volgens het hem gegeven bevel, op naar de berg Nebo, tot het hoogste punt van dat gebergte, hetwelk Pisga genoemd werd, Deuteronomy 34:1. Pisga is de gewone naam voor al zulke hoogten. Mozes schijnt alleen naar de top van Pisga te zijn opgeklommen, alleen en zonder hulp, een teken dat zijn lichaamskracht niet was verminderd, daar hij op de laatste dag zijns levens naar de top van een hoge berg kon opklimmen, zonder de ondersteuning te behoeven, die hij eens nodig heeft gehad voor zijn handen, toen zij zwaar waren geworden, Exodus 17:12, alleen, zonder metgezel. Toen hij geëindigd had Israël te zegenen, heeft hij, naar wij kunnen veronderstellen, plechtig afscheid genomen van Jozua en Eleazar en zijn andere vrienden, die hem waarschijnlijk tot aan de voet des bergs hadden vergezeld, maar toen gaf hij hun de last, die Abraham aan zijn jongens gegeven had aan de voet van een anderen berg: Blijft gij hier, terwijl ik daarheen ga en sterf. Zij moeten hem niet zien sterven, omdat zij niet moeten weten waar zijn graf is. Hetzij dit nu zo was of niet, hij klom op naar de top van Pisga:
1. Om te tonen, dat hij bereid was te sterven. Toen hij de plaats van zijn dood kende, heeft hij haar zo weinig vermeden, dat hij goedsmoeds een steile berg heeft beklommen om er te komen. Zij, die door genade wl bekend zijn met een andere wereld, en er veel gemeenschap mee gehad hebben, behoeven niet bevreesd te zijn om deze wereld te verlaten.
2. Om te tonen dat hij op de dood zag als op zijn hemelvaart. De ziel van een mens, van een Godvruchtig mens, gaat, als zij het lichaam verlaat, opwaarts, Ecclesiastes 3:21, in overeenstemming met de beweging van de ziel, zal het lichaam van Mozes er mee opwaarts gaan zover als de aarde het zal dragen. Als Gods dienstknechten van uit de wereld weg worden geroepen, dan luidt het bevel: Ga op en sterf.
II. Mozes weer neerwaarts ziende naar deze aarde, om het aardse Kanan te zien, dat hij nooit mag binnengaan, maar in dit Kanan voorwaarts ziende naar het hemelse waar hij nu stond binnen te gaan. God had gedreigd dat hij niet in het bezit zou komen van Kanan, en de bedreiging is nu vervuld. Maar Hij had ook beloofd dat hij er een gezicht van zou hebben, en de belofte wordt thans verwezenlijkt, de Heere toonde hem al dat goede land, Deuteronomy 34:1.
1. Hij ging alleen naar de top van Pisga, maar toch was hij niet alleen, want de Vader was met hem, John 16:32. Als iemand vrienden heeft, dan zal hij die om zich heen hebben als hij ligt te sterven. Maar als het, hetzij door Gods voorzienigheid of door hun onvriendelijkheid, gebeurt dat wij dan alleen zijn, zo behoeven wij geen kwaad te vrezen, indien de grote en goede Herder met ons is, Psalms 23:4.
2. Hoewel zijn gezichtsvermogen zeer goed was, en hij al het voordeel had van een hogen grond, dat hij voor het uitzicht kon wensen zou hij toch niet hebben kunnen zien wat hij nu zag, geheel Kanan, van het een uiteinde tot het andere (berekend op ruim vijftig uren) en van de ene zijde naar de andere zijde, (geschat op ongeveer achttien uren) indien zijn gezichtsvermogen niet wonderbaarlijk ondersteund en verruimd was en daarom wordt gezegd: De Heere wees het hem. Al de lieflijke uitzichten, die wij hebben op het betere land, zijn wij verschuldigd aan Gods genade, Hij is het, die de Geest van de wijsheid geeft, zowel als de Geest van de openbaring, het oog, zowel als het voorwerp. Dit gezicht dat God hier aan Mozes gaf op Kanan, heeft de duivel waarschijnlijk gepoogd na te bootsen met de pretentie van het nog te overtreffen toen hij in een luchtverschijnsel onze Heiland die hij, evenals Mozes, op een zeer hoge berg had gesteld, al de koninkrijken van de wereld toonde, met al hun heerlijkheid, niet trapsgewijze, zoals hier, eerst een land en dan een ander, maar allen in een ogenblik tijd.
3. Hij zag het van verre: zo'n gezicht hadden de Oud Testamentische heiligen op het koninkrijk van de Messias, zij hebben het van verre gezien. Zo heeft Abraham lang voor dit tijdstip de dag van Christus gezien, en de belofte niet verkregen hebbende, haar in het geloof omhelsd, zie Hebrews 11:13. Zulk een gezicht hebben de gelovigen thans door genade op de zaligheid en heerlijkheid van hun toekomende staat. Het woord en de inzettingen zijn voor hen wat de berg Pisga voor Mozes geweest is, daaruit hebben zij een troostrijk gezicht op de heerlijkheid, die nog geopenbaard moet worden en zij verblijden zich in de hope er op.
4. Hij zag het, maar moet er nooit het genot van hebben. Gelijk God soms Zijn kinderen wegneemt v r het nakende kwaad, zo neemt Hij hen op andere tijden weg v r het komende goed, dat is, goed, wat aan de kerk in deze tegenwoordige wereld ten deel valt. Heerlijke dingen worden gesproken van Christus' koninkrijk in de latere dagen, van zijn toeneming en bloei, wij voorzien het, maar zullen waarschijnlijk niet lang genoeg leven om het te aanschouwen. Zij, die na ons zullen komen, zullen, hopen wij, dat beloofde land binnen gaan, hetgeen ons een troost is, als wij onze dode lichamen zien vallen in de woestijn van deze wereld. Zie 2 Kings 7:2.
5. Hij zag dit alles even v r zijn dood. Soms bewaart God de heerlijkste ontdekkingen van Zijn genade voor Zijn volk om hun ten steun te zijn in het ogenblik van sterven. Kanan was Immanuëls land, Isaiah 8:8, zodat hij in de beschouwing er van het gezicht had op de zegeningen, die wij genieten door Christus. Het was een type van de hemel, Hebrews 11:16, waarvan het geloof de vaste grond en het bewijs is. Zij, die sterven in het geloof van Christus en in de hope op de hemel, en met Kanan voor hun ogen kunnen goedsmoeds deze wereld verlaten. Aldus de zaligheid Gods gezien hebbende, kunnen wij wl zeggen: Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede.
Verzen 5-8
Deuteronomium 34:5-8I. Hier is de dood van Mozes, Deuteronomy 34:5. Alzo stierf Mozes de knecht des Heeren. God had hem gezegd dat hij niet over de Jordaan mocht gaan, en hoewel hij in het eerst ernstig om de herroeping van dit vonnis heeft gebeden, was toch Gods antwoord op zijn gebed hem genoeg en nu sprak hij niet meer van deze zaak, Deuteronomy 3:26. Zo heeft onze gezegende Heiland gebeden dat de drinkbeker van Hem voorbij mocht gaan, maar, daar dit niet kon, heeft Hij berust met: Vader, Uw wil geschiede. Mozes had reden om te begeren nog een tijdje in de wereld te leven. Wel is waar, hij was oud, maar hij had de dagen van de jaren des levens van zijn vaderen nog niet bereist. Zijn vader Amram is honderd zeven en dertig jaren oud geworden, zijn grootvader Kehath honderd drie en dertig, zijn overgrootvader Levi honderd zeven en dertig, Exodus 6:16. En waarom moest Mozes, wiens leven nuttiger was dan dat van een hunner, op honderd en twintig jarige leeftijd sterven, daar hij toch het verval van de ouderdom niet bespeurde, maar even geschikt was tot de dienst als ooit tevoren? Israël kon hem toen node missen, zijn leiding en zijn gemeenschapsoefening met God zouden even gelukkig en gewenst voor hen zijn bij de verovering van Kanan, als de kloekmoedigheid en het beleid van Jozua. Het was hard voor Mozes zelf, om na al de vermoeienissen van de woestijn te hebben doorstaan, belet te worden om de genoegens van Kanan te smaken, na de last en de hitte des daags te hebben gedragen, de eer van het werk te voleindigen aan een ander te moeten afstaan, en dat wel niet aan zijn zoon, maar aan zijn dienaar, die moet ingaan tot zijn arbeid, wij kunnen veronderstellen, dat dit voor vlees en bloed niet aangenaam was. Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, God wil het aldus, en goedsmoeds onderwerpt hij zich.
1. Hij wordt hier de knecht des Heeren genoemd, niet slechts als Godvruchtige, al Gods heiligen zijn Zijn knechten, maar als een uitnemend en nuttig man, die Gods raad had gediend in Israël uit te voeren uit Egypte, en hen door de woestijn te leiden. Het was grotere eer voor hem om de knecht des Heeren dan om koning in Jeschurun te zijn.
2. Maar toch, hij sterft. Noch zijn Godsvrucht, noch zijn nuttige dienst en arbeid zullen hem vrijwaren tegen de dood. Gods dienstknechten moeten sterven, opdat zij rusten van hun arbeid, hun loon ontvangen, en plaats maken voor anderen. Als Gods dienstknechten worden weggenomen, Hem niet langer moeten dienen op aarde, dan gaan zij Hem beter dienen, Hem dag en nacht dienen in Zijn tempel.
3. Hij sterft in het land van Moab, buiten Kanan, toen hij en zijn volk nog in ongevestigde toestand waren, nog niet waren ingegaan tot hun rust. In het hemelse Kanan zal geen dood meer zijn.
4. Hij sterft aan de mond des Heeren, zoals de betekenis is van de woorden. De Joden zeggen: "met een kus van Gods mond". Ongetwijfeld is hij kalm en zacht ontslapen (het was een euthanasia, een begerenswaardige dood. Er waren geen banden tot zijn dood, en hij smaakte de liefde zijns Gods in zijn dood. Maar dat hij stierf naar de mond des Heeren betekent niets meer dan dat hij stierf in onderworpenheid aan de wil van God. Als de dienstknechten des Heeren al hun ander werk verricht hebben, dan moeten zij ten laatste in gehoorzaamheid aan hun Meester sterven, en bereid zijn naar huis te gaan, wanneer Hij hen ook roept, Acts 21:13.
II. Zijn begrafenis, Deuteronomy 34:6. Het is een ongegronde waan van sommigen van de Joden, dat Mozes, evenals Elia, weggenomen werd in de hemel, want er is uitdrukkelijk gezegd: hij stierf en was begraven, maar waarschijnlijk is hij opgewekt om met Elia getuige te zijn van Christus' verheerlijking op de berg.
1. God zelf begroef hem, namelijk door de dienst van de engelen, die zijn begrafenis wel stil en in het verborgen, maar toch zeer statig en luisterrijk volbrachten. God draagt zorg voor de dode lichamen van Zijn dienstknechten, gelijk hun dood Hem kostelijk is, zo is ook hun stof Hem kostelijk, geen greintje er van zal verloren gaan, het verbond er mee zal herdacht worden. Toen Mozes dood was, heeft God hem begraven, toen Christus dood was, heeft God Hem opgewekt, want de wet van Mozes moest een einde nemen, maar niet het Evangelie van Christus. De gelovigen zijn der wet gedood, opdat zij eens anderen zouden worden namelijk desgenen, die van de doden opgewekt is Romans 7:4. Het schijnt dat Michaël, dat is Christus (naar sommigen denken) Mozes heeft begraven, want door Hem zijn de Mozaïsche inzettingen teniet gedaan, aan Zijn kruis genageld, en begraven in Zijn graf, Colossians 2:14.
2. Hij werd begraven in een dal tegenover Beth-Peor. Hoe gemakkelijk zouden de engelen, die hem begroeven, hem over de Jordaan gevoerd kunnen hebben, en hem bij de aartsvaders in de spelonk van Machpela hebben begraven! Maar wij moeten leren niet al te veel bezorgd te zijn ten opzichte van de plaats waar wij begraven worden, indien de ziel rust bij God, dan doet het er niet heel veel toe waar het lichaam rust. En van de Chaldeeuwse paraphrasten zegt: Hij was begraven tegenover Beth-Peor, opdat wanneer Bal-Peor ook mocht roemen, dat de Israëlieten aan hem gekoppeld waren, het graf van Mozes tegenover zijn tempel hem een bestraffing zou zijn.
3. De bijzondere plaats er van was niet bekend, opdat de kinderen Israëls, die zozeer geneigd waren tot afgoderij, het dode lichaam van Mozes, de grote stichter en weldoener van hun volk, niet opgegraven, zorgvuldig bewaard en aangebeden zouden hebben. Het is waar, onder alle voorbeelden van hun afgoderij, lezen wij niet dat zij ooit reliquieën hebben aangebeden, waarvan de reden misschien was dat zij, aldus belet zijnde Mozes te aanbidden, zich zouden schamen om iemand anders te aanbidden. Sommigen van de Joodse schrijvers zeggen dat het lichaam van Mozes verborgen werd, opdat de tovenaars, die de doden vroegen, hem niet zouden ontrusten, zoals de tovenares van Endor Samuël ontrust heeft hem doende opkomen, God wilde de naam en de gedachtenis van Zijn knecht Mozes niet aldus laten misbruiken. Velen denken dat dit de twist was tussen Michaël en de duivel om het lichaam van Mozes, vermeld in Jude 1:9. De duivel wilde de plaats bekendmaken, teneinde haar een strik te doen zijn voor het volk en Michaël wilde het hem niet toelaten. Diegenen dus, die Goddelijke eer bewijzen aan de overblijfselen (reliquieën) van gestorven heiligen, houden het met de duivel tegen onze Vorst.
III. Zijn ouderdom, Deuteronomy 34:7. Zijn leven was verlengd:
1. Tot hoge ouderdom. Hij was honderd en twintig jaren oud, zodat hij wel niet de hoge leeftijd van de patriarchen bereikte, maar toch veel ouder is geworden dan de meesten van zijn tijdgenoten, want de gewone leeftijd van de mens was nu onlangs op zeventig jaren teruggebracht, Psalms 90:10. De jaren van Mozes' leven waren drie veertigtallen, de eerste veertig bracht hij door als een hoveling in welgesteldheld en eer aan het hof van Farao, het tweede veertigtal bracht hij door als een arme, eenzame herder in Midian, in het derde veertigtal was hij koning in Jeschurun, in eer en macht, maar bezwaard en belast met zeer veel zorg en moeite, zo veranderlijk is de wereld, waarin wij leven en zozeer zijn goed en kwaad er in vermengd, de wereld voor ons is onvermengd en onveranderlijk. 2. Tot een goede ouderdom. Zijn oog was niet verdonkerd, zoals dat van Izak, Genesis 27:1, en dat van Jakob, Genesis 48:10. Ook was zijn kracht niet vergaan, er was geen verval van lichaamskracht, noch een afneming van geestvermogens, hij kon nog evengoed spreken, en schrijven en lopen als ooit tevoren, zijn verstand was nog even helder en zijn geheugen even sterk als altijd. "Zijn gelaat was niet gerimpeld", zeggen sommigen van de Joodse schrijvers, hij had nooit een tand verloren", zeggen anderen, en velen van hen zeggen, dat het glinsteren van het vel zijns aangezichts Exodus 34:30, tot het laatste toe geduurd heeft. Dit was de algemene beloning voor zijn diensten, en het was inzonderheid de uitwerking van zijn buitengewone zachtmoedigheid, want dat is een genadegave, die evenzeer als iedere andere medicijn voor de navel en een bevochtiging voor de beenderen is. Hoewel de veroordelende kracht van de wet door Mozes gegeven, voor de gelovigen teniet is gedaan blijven de geboden toch nog bindend, en zullen dit zijn tot aan het einde van de wereld, van deze is het oog niet verdonkerd, want zij zullen de gedachten en bedoelingen des harten onderscheiden, ook is hun kracht van verplichting niet vergaan, wij zijn nog onder de wet van Christus.
IV. Het plechtig rouwbedrijf over hem, Deuteronomy 34:8. Het is een plicht jegens de blijvende eer van overleden voorname personen, om hen te volgen met onze tranen, als degenen die hen liefhadden en waardeerden, en hun verlies gevoelen, en waarlijk verootmoedigd zijn wegens de zonden die God er toe gebracht hebben om hen van ons weg te nemen, want boetvaardige tranen werden zeer gepast met deze vermengd.
1.Merk op wie de rouwbedrijvenden waren: de kinderen Israëls, allen verenigden zich en namen deel aan de plechtigheid, waarin die dan ook bestond, hoewel sommigen onder hen misschien, die ontevreden waren op zijn bestuur, slechts in schijn rouw bedreven. Toch kunnen wij veronderstellen dat degenen onder hen waren, die vroeger met hem hadden getwist, zijn bestuur hadden afgekeurd, en wellicht tot hen hadden behoord, die er van spraken hem te stenigen, maar nu hij van hen weggenomen was, zijn verlies gevoelden en van harte betreurden, ofschoon zij hem niet hadden weten te waarderen terwijl hij in hun midden was. Zo werden de murmureerders er toe gebracht de lering aan te nemen, Isaiah 29:24. Het verlies van goede mensen, inzonderheid van goede regeerders, is zeer te betreuren, en moet ter harte worden genomen, diegenen zijn wel stompzinnig, die er onverschillig voor zijn.
2. Hoelang zij rouw bedreven: dertig dagen, zolang heeft die plechtigheid geduurd, en wij kunnen veronderstellen dat er sommigen onder hen waren, in wier hart de rouw veel langer duurde. Maar het voleindigen van de dagen des wenens van de rouw over Mozes is een wenk voor ons om, hoe zwaar het verlies ook zij,, dat wij hebben geleden, ons toch niet over te geven aan altijd durende smart, wij moeten de wond mettertijd laten genezen. Als wij hopen juichende naar de hemel te zullen gaan, waarom zouden wij er dan toe besluiten om rouw dragende naar het graf te gaan? De ceremoniële wet van Mozes is dood en begraven in het graf van Christus, maar de Joden hebben de dagen van hun rouw er om nog niet voleindigd.
Verzen 5-8
Deuteronomium 34:5-8I. Hier is de dood van Mozes, Deuteronomy 34:5. Alzo stierf Mozes de knecht des Heeren. God had hem gezegd dat hij niet over de Jordaan mocht gaan, en hoewel hij in het eerst ernstig om de herroeping van dit vonnis heeft gebeden, was toch Gods antwoord op zijn gebed hem genoeg en nu sprak hij niet meer van deze zaak, Deuteronomy 3:26. Zo heeft onze gezegende Heiland gebeden dat de drinkbeker van Hem voorbij mocht gaan, maar, daar dit niet kon, heeft Hij berust met: Vader, Uw wil geschiede. Mozes had reden om te begeren nog een tijdje in de wereld te leven. Wel is waar, hij was oud, maar hij had de dagen van de jaren des levens van zijn vaderen nog niet bereist. Zijn vader Amram is honderd zeven en dertig jaren oud geworden, zijn grootvader Kehath honderd drie en dertig, zijn overgrootvader Levi honderd zeven en dertig, Exodus 6:16. En waarom moest Mozes, wiens leven nuttiger was dan dat van een hunner, op honderd en twintig jarige leeftijd sterven, daar hij toch het verval van de ouderdom niet bespeurde, maar even geschikt was tot de dienst als ooit tevoren? Israël kon hem toen node missen, zijn leiding en zijn gemeenschapsoefening met God zouden even gelukkig en gewenst voor hen zijn bij de verovering van Kanan, als de kloekmoedigheid en het beleid van Jozua. Het was hard voor Mozes zelf, om na al de vermoeienissen van de woestijn te hebben doorstaan, belet te worden om de genoegens van Kanan te smaken, na de last en de hitte des daags te hebben gedragen, de eer van het werk te voleindigen aan een ander te moeten afstaan, en dat wel niet aan zijn zoon, maar aan zijn dienaar, die moet ingaan tot zijn arbeid, wij kunnen veronderstellen, dat dit voor vlees en bloed niet aangenaam was. Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, God wil het aldus, en goedsmoeds onderwerpt hij zich.
1. Hij wordt hier de knecht des Heeren genoemd, niet slechts als Godvruchtige, al Gods heiligen zijn Zijn knechten, maar als een uitnemend en nuttig man, die Gods raad had gediend in Israël uit te voeren uit Egypte, en hen door de woestijn te leiden. Het was grotere eer voor hem om de knecht des Heeren dan om koning in Jeschurun te zijn.
2. Maar toch, hij sterft. Noch zijn Godsvrucht, noch zijn nuttige dienst en arbeid zullen hem vrijwaren tegen de dood. Gods dienstknechten moeten sterven, opdat zij rusten van hun arbeid, hun loon ontvangen, en plaats maken voor anderen. Als Gods dienstknechten worden weggenomen, Hem niet langer moeten dienen op aarde, dan gaan zij Hem beter dienen, Hem dag en nacht dienen in Zijn tempel.
3. Hij sterft in het land van Moab, buiten Kanan, toen hij en zijn volk nog in ongevestigde toestand waren, nog niet waren ingegaan tot hun rust. In het hemelse Kanan zal geen dood meer zijn.
4. Hij sterft aan de mond des Heeren, zoals de betekenis is van de woorden. De Joden zeggen: "met een kus van Gods mond". Ongetwijfeld is hij kalm en zacht ontslapen (het was een euthanasia, een begerenswaardige dood. Er waren geen banden tot zijn dood, en hij smaakte de liefde zijns Gods in zijn dood. Maar dat hij stierf naar de mond des Heeren betekent niets meer dan dat hij stierf in onderworpenheid aan de wil van God. Als de dienstknechten des Heeren al hun ander werk verricht hebben, dan moeten zij ten laatste in gehoorzaamheid aan hun Meester sterven, en bereid zijn naar huis te gaan, wanneer Hij hen ook roept, Acts 21:13.
II. Zijn begrafenis, Deuteronomy 34:6. Het is een ongegronde waan van sommigen van de Joden, dat Mozes, evenals Elia, weggenomen werd in de hemel, want er is uitdrukkelijk gezegd: hij stierf en was begraven, maar waarschijnlijk is hij opgewekt om met Elia getuige te zijn van Christus' verheerlijking op de berg.
1. God zelf begroef hem, namelijk door de dienst van de engelen, die zijn begrafenis wel stil en in het verborgen, maar toch zeer statig en luisterrijk volbrachten. God draagt zorg voor de dode lichamen van Zijn dienstknechten, gelijk hun dood Hem kostelijk is, zo is ook hun stof Hem kostelijk, geen greintje er van zal verloren gaan, het verbond er mee zal herdacht worden. Toen Mozes dood was, heeft God hem begraven, toen Christus dood was, heeft God Hem opgewekt, want de wet van Mozes moest een einde nemen, maar niet het Evangelie van Christus. De gelovigen zijn der wet gedood, opdat zij eens anderen zouden worden namelijk desgenen, die van de doden opgewekt is Romans 7:4. Het schijnt dat Michaël, dat is Christus (naar sommigen denken) Mozes heeft begraven, want door Hem zijn de Mozaïsche inzettingen teniet gedaan, aan Zijn kruis genageld, en begraven in Zijn graf, Colossians 2:14.
2. Hij werd begraven in een dal tegenover Beth-Peor. Hoe gemakkelijk zouden de engelen, die hem begroeven, hem over de Jordaan gevoerd kunnen hebben, en hem bij de aartsvaders in de spelonk van Machpela hebben begraven! Maar wij moeten leren niet al te veel bezorgd te zijn ten opzichte van de plaats waar wij begraven worden, indien de ziel rust bij God, dan doet het er niet heel veel toe waar het lichaam rust. En van de Chaldeeuwse paraphrasten zegt: Hij was begraven tegenover Beth-Peor, opdat wanneer Bal-Peor ook mocht roemen, dat de Israëlieten aan hem gekoppeld waren, het graf van Mozes tegenover zijn tempel hem een bestraffing zou zijn.
3. De bijzondere plaats er van was niet bekend, opdat de kinderen Israëls, die zozeer geneigd waren tot afgoderij, het dode lichaam van Mozes, de grote stichter en weldoener van hun volk, niet opgegraven, zorgvuldig bewaard en aangebeden zouden hebben. Het is waar, onder alle voorbeelden van hun afgoderij, lezen wij niet dat zij ooit reliquieën hebben aangebeden, waarvan de reden misschien was dat zij, aldus belet zijnde Mozes te aanbidden, zich zouden schamen om iemand anders te aanbidden. Sommigen van de Joodse schrijvers zeggen dat het lichaam van Mozes verborgen werd, opdat de tovenaars, die de doden vroegen, hem niet zouden ontrusten, zoals de tovenares van Endor Samuël ontrust heeft hem doende opkomen, God wilde de naam en de gedachtenis van Zijn knecht Mozes niet aldus laten misbruiken. Velen denken dat dit de twist was tussen Michaël en de duivel om het lichaam van Mozes, vermeld in Jude 1:9. De duivel wilde de plaats bekendmaken, teneinde haar een strik te doen zijn voor het volk en Michaël wilde het hem niet toelaten. Diegenen dus, die Goddelijke eer bewijzen aan de overblijfselen (reliquieën) van gestorven heiligen, houden het met de duivel tegen onze Vorst.
III. Zijn ouderdom, Deuteronomy 34:7. Zijn leven was verlengd:
1. Tot hoge ouderdom. Hij was honderd en twintig jaren oud, zodat hij wel niet de hoge leeftijd van de patriarchen bereikte, maar toch veel ouder is geworden dan de meesten van zijn tijdgenoten, want de gewone leeftijd van de mens was nu onlangs op zeventig jaren teruggebracht, Psalms 90:10. De jaren van Mozes' leven waren drie veertigtallen, de eerste veertig bracht hij door als een hoveling in welgesteldheld en eer aan het hof van Farao, het tweede veertigtal bracht hij door als een arme, eenzame herder in Midian, in het derde veertigtal was hij koning in Jeschurun, in eer en macht, maar bezwaard en belast met zeer veel zorg en moeite, zo veranderlijk is de wereld, waarin wij leven en zozeer zijn goed en kwaad er in vermengd, de wereld voor ons is onvermengd en onveranderlijk. 2. Tot een goede ouderdom. Zijn oog was niet verdonkerd, zoals dat van Izak, Genesis 27:1, en dat van Jakob, Genesis 48:10. Ook was zijn kracht niet vergaan, er was geen verval van lichaamskracht, noch een afneming van geestvermogens, hij kon nog evengoed spreken, en schrijven en lopen als ooit tevoren, zijn verstand was nog even helder en zijn geheugen even sterk als altijd. "Zijn gelaat was niet gerimpeld", zeggen sommigen van de Joodse schrijvers, hij had nooit een tand verloren", zeggen anderen, en velen van hen zeggen, dat het glinsteren van het vel zijns aangezichts Exodus 34:30, tot het laatste toe geduurd heeft. Dit was de algemene beloning voor zijn diensten, en het was inzonderheid de uitwerking van zijn buitengewone zachtmoedigheid, want dat is een genadegave, die evenzeer als iedere andere medicijn voor de navel en een bevochtiging voor de beenderen is. Hoewel de veroordelende kracht van de wet door Mozes gegeven, voor de gelovigen teniet is gedaan blijven de geboden toch nog bindend, en zullen dit zijn tot aan het einde van de wereld, van deze is het oog niet verdonkerd, want zij zullen de gedachten en bedoelingen des harten onderscheiden, ook is hun kracht van verplichting niet vergaan, wij zijn nog onder de wet van Christus.
IV. Het plechtig rouwbedrijf over hem, Deuteronomy 34:8. Het is een plicht jegens de blijvende eer van overleden voorname personen, om hen te volgen met onze tranen, als degenen die hen liefhadden en waardeerden, en hun verlies gevoelen, en waarlijk verootmoedigd zijn wegens de zonden die God er toe gebracht hebben om hen van ons weg te nemen, want boetvaardige tranen werden zeer gepast met deze vermengd.
1.Merk op wie de rouwbedrijvenden waren: de kinderen Israëls, allen verenigden zich en namen deel aan de plechtigheid, waarin die dan ook bestond, hoewel sommigen onder hen misschien, die ontevreden waren op zijn bestuur, slechts in schijn rouw bedreven. Toch kunnen wij veronderstellen dat degenen onder hen waren, die vroeger met hem hadden getwist, zijn bestuur hadden afgekeurd, en wellicht tot hen hadden behoord, die er van spraken hem te stenigen, maar nu hij van hen weggenomen was, zijn verlies gevoelden en van harte betreurden, ofschoon zij hem niet hadden weten te waarderen terwijl hij in hun midden was. Zo werden de murmureerders er toe gebracht de lering aan te nemen, Isaiah 29:24. Het verlies van goede mensen, inzonderheid van goede regeerders, is zeer te betreuren, en moet ter harte worden genomen, diegenen zijn wel stompzinnig, die er onverschillig voor zijn.
2. Hoelang zij rouw bedreven: dertig dagen, zolang heeft die plechtigheid geduurd, en wij kunnen veronderstellen dat er sommigen onder hen waren, in wier hart de rouw veel langer duurde. Maar het voleindigen van de dagen des wenens van de rouw over Mozes is een wenk voor ons om, hoe zwaar het verlies ook zij,, dat wij hebben geleden, ons toch niet over te geven aan altijd durende smart, wij moeten de wond mettertijd laten genezen. Als wij hopen juichende naar de hemel te zullen gaan, waarom zouden wij er dan toe besluiten om rouw dragende naar het graf te gaan? De ceremoniële wet van Mozes is dood en begraven in het graf van Christus, maar de Joden hebben de dagen van hun rouw er om nog niet voleindigd.
Verzen 9-12
Deuteronomium 34:9-12Wij hebben hier een zeer eervolle lofspraak beide op Mozes en Jozua, ieder hunner heeft zijn lof, en behoort die te hebben. Het is ondankbaar om onze levende vrienden z te verheerlijken, dat wij de verdiensten vergeten van hen, die heengegaan zijn, aan wier nagedachtenis eer verschuldigd is, al de eerbied moet niet aan de opgaande zon worden bewezen, en van de anderen kant: het is onrechtvaardig om de verdiensten van hen, die heengegaan zijn, z te verheffen, dat wij het voorrecht verachten, dat wij hebben in hen, die hen zijn opgevolgd. Laat, evenals hier, God in beide worden verheerlijkt.
I. Jozua wordt geprezen als een man, uitnemend bekwaam voor het werk, waartoe hij geroepen is, Deuteronomy 34:9. Mozes heeft Israël tot aan de grenzen van Kanan gebracht, en toen stierf hij en verliet hij hen, om aan te duiden dat de wet geen ding volmaakt heeft, Hebrews 7:19. Zij brengt de mensen in de woestijn de overtuiging van zonde, maar niet in het Kanan van de rust en van de gevestigde vrede. Het is een eer, weggelegd voor Jozua (onze Heer Jezus, van wie Jozua een type was) om voor ons te doen hetgeen van de wet onmogelijk was dewijl zij door het vlees krachteloos was, Romans 8:3. Door Hem gaan wij in de rust, de geestelijke rust van het geweten, en de eeuwige rust in de hemel. Drie dingen hebben samengewerkt om Josua's roeping tot deze grote onderneming te rechtvaardigen.
1. God maakte hem er toe bekwaam. Hij was vol van de Geest van de wijsheid, en daaraan had hij ook wel behoefte, die zo'n weerstrevend volk had te besturen en zo'n sluw volk had te overwinnen. Beleid is in een legerhoofd een even noodzakelijk vereiste als kloekmoedigheid. Hierin was Jozua een type van Christus, in wie al de schatten van de wijsheld verborgen zijn.
2. Mozes had hem op Gods bevel er toe geordend. Hij had zijn handen op hem gelegd, hem aldus aanwijzende als zijn opvolger, en God biddende hem bekwaam te maken voor het werk en de dienst, waartoe Hij hem had geroepen, en dit wordt aangeduid als de reden waarom God hem een meer dan gewone geest van wijsheid had gegeven, daar hij door God zelf voor de regering was aangewezen. Hen die door God worden gebruikt, zal Hij geschikt maken voor hetgeen waarvoor Hij hen gebruikt, en omdat dit het was, dat Mozes voor hem van God gevraagd heeft, heeft hij toen zijn handen op hem gelegd. Toen Christus' lichamelijke tegenwoordigheid aan Zijn kerk werd ontnomen, bad Hij de Vader een andere Trooster te zenden en Hij verkreeg hetgeen waar Hij om gebeden had.
3. Het volk heeft hem blijmoedig erkend, en zich aan hem onderworpen. In de genegenheid des volks te delen is een groot voorrecht en een grote bemoediging voor hen, die tot enigerlei openbaar ambt geroepen zijn. Het was ook een grote zegen voor het volk dat zij, toen Mozes gestorven was, niet waren als schapen zonder herder, maar iemand in hun midden hadden, die zij eenstemmig en met het grootste vertrouwen als zodanig konden aannemen.
II. Mozes wordt geprezen, Deuteronomy 34:10, en wel met reden.
1. Hij was inderdaad een zeer groot man, inzonderheid in twee opzichten.
a. Zijn vertrouwdheid met de God van de natuur. God heeft hem gekend van aangezicht tot aangezicht, en zo heeft hij God gekend. Zie Numbers 12:8. Hij zag meer van de heerlijkheld Gods dan ooit een van de heiligen (van het Oude Testament tenminste) gezien heeft. Hij had vrijer en menigvuldige toegang tot God, en God sprak met hem niet in visioenen en sluimeringen op de legerstede, maar als hij wakker was en voor de cherubim stond. Andere profeten werden als God tot hen sprak verschrikt Daniel 10:7, maar Mozes bleef altijd kalm als hij een Goddelijke openbaring ontving. Zijn invloed en macht in het rijk van de natuur, de wonderen van oordeel, die hij deed in Egypte aan Farao, en de wonderen van genade, die hij deed in de woestijn ten behoeve van Israël, bewezen dat hij een bijzonder gunstgenoot des hemels is geweest, en een bijzondere opdracht had om op deze aarde te handelen zoals hij gehandeld heeft. Nooit was er een mens, die Israël meer reden had om lief te hebben en wie de vijanden van Israël meer reden hadden te vrezen. Let er op dat de geschiedschrijver de wonderen, door Mozes gewrocht, tekenen en wonderen noemt, gedaan met een sterke hand en grote verschrikking, hetgeen naar de verschrikkingen van de berg Sinai kan verwijzen, door welke God Mozes' opdracht ten volle bevestigde en haar buiten allen twijfel bewees Goddelijk te zijn, en dat wel voor de ogen des gehele Israëls.
2. Hij was groter dan iemand uit de andere profeten des Ouden Testaments, hoewel zij mannen waren, grotelijks bemind en bevoorrecht door God, en van grote invloed op aarde was toch niemand hunner te vergelijken bij deze grote man, niemand heeft zo klaarblijkelijk een opdracht van de hemel bewezen, en haar zo ten uitvoer gebracht als Mozes. Dit schijnt lang daarna geschreven te zijn, en toch was er toen nog geen profeet opgestaan gelijk Mozes, en er is zo'n ook niet opgestaan tussen die tijd en de verzegeling van het visioen en de profetie. Door Mozes heeft God de wet gegeven en de Joodse kerk geformeerd, door de andere profeten heeft Hij slechts bijzondere bestraffingen, onderrichtingen en voorzeggingen gezonden. De laatste van de profeten besluit met de last de wet van Mozes te gedenken, Malachi 4:4. Christus zelf heeft zich dikwijls op de geschriften van Mozes beroepen, en hem tot getuige geroepen als n, die van verre Zijn dag gezien heeft en van Hem heeft gesproken. Maar zover de andere profeten bij hem achterstonden, zover heeft onze Heere Jezus hem overtroffen, Zijn leer was voortreffelijker, Zijn wonderen waren groter en heerlijker, en Zijn gemeenschap met de Vader inniger en meer vertrouwelijk, want Hij was van eeuwigheid in de schoot des Vaders, en door Hem spreekt God in deze laatste dagen tot ons. De geschiedenis van Mozes verlaat hem begraven in de vlakke velden van Moab, en besluit met het einde van zijn regering, maar de geschiedenis van onze Zaligmaker verlaat Hem zittende aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen, en ons is verzekerd, dat van de grootheid van Zijn heerschappij en des vredes geen einde zal zijn. In zijn brief aan de Hebreeën toont de apostel de voortreffelijkheid van Christus boven Mozes helder en uitvoerig aan, als een goede reden waarom wij, die Christenen zijn, gehoorzaam en getrouw moeten zijn aan de heiligen Godsdienst, die wij belijden. God make ons allen alzo door Zijn genade!
Verzen 9-12
Deuteronomium 34:9-12Wij hebben hier een zeer eervolle lofspraak beide op Mozes en Jozua, ieder hunner heeft zijn lof, en behoort die te hebben. Het is ondankbaar om onze levende vrienden z te verheerlijken, dat wij de verdiensten vergeten van hen, die heengegaan zijn, aan wier nagedachtenis eer verschuldigd is, al de eerbied moet niet aan de opgaande zon worden bewezen, en van de anderen kant: het is onrechtvaardig om de verdiensten van hen, die heengegaan zijn, z te verheffen, dat wij het voorrecht verachten, dat wij hebben in hen, die hen zijn opgevolgd. Laat, evenals hier, God in beide worden verheerlijkt.
I. Jozua wordt geprezen als een man, uitnemend bekwaam voor het werk, waartoe hij geroepen is, Deuteronomy 34:9. Mozes heeft Israël tot aan de grenzen van Kanan gebracht, en toen stierf hij en verliet hij hen, om aan te duiden dat de wet geen ding volmaakt heeft, Hebrews 7:19. Zij brengt de mensen in de woestijn de overtuiging van zonde, maar niet in het Kanan van de rust en van de gevestigde vrede. Het is een eer, weggelegd voor Jozua (onze Heer Jezus, van wie Jozua een type was) om voor ons te doen hetgeen van de wet onmogelijk was dewijl zij door het vlees krachteloos was, Romans 8:3. Door Hem gaan wij in de rust, de geestelijke rust van het geweten, en de eeuwige rust in de hemel. Drie dingen hebben samengewerkt om Josua's roeping tot deze grote onderneming te rechtvaardigen.
1. God maakte hem er toe bekwaam. Hij was vol van de Geest van de wijsheid, en daaraan had hij ook wel behoefte, die zo'n weerstrevend volk had te besturen en zo'n sluw volk had te overwinnen. Beleid is in een legerhoofd een even noodzakelijk vereiste als kloekmoedigheid. Hierin was Jozua een type van Christus, in wie al de schatten van de wijsheld verborgen zijn.
2. Mozes had hem op Gods bevel er toe geordend. Hij had zijn handen op hem gelegd, hem aldus aanwijzende als zijn opvolger, en God biddende hem bekwaam te maken voor het werk en de dienst, waartoe Hij hem had geroepen, en dit wordt aangeduid als de reden waarom God hem een meer dan gewone geest van wijsheid had gegeven, daar hij door God zelf voor de regering was aangewezen. Hen die door God worden gebruikt, zal Hij geschikt maken voor hetgeen waarvoor Hij hen gebruikt, en omdat dit het was, dat Mozes voor hem van God gevraagd heeft, heeft hij toen zijn handen op hem gelegd. Toen Christus' lichamelijke tegenwoordigheid aan Zijn kerk werd ontnomen, bad Hij de Vader een andere Trooster te zenden en Hij verkreeg hetgeen waar Hij om gebeden had.
3. Het volk heeft hem blijmoedig erkend, en zich aan hem onderworpen. In de genegenheid des volks te delen is een groot voorrecht en een grote bemoediging voor hen, die tot enigerlei openbaar ambt geroepen zijn. Het was ook een grote zegen voor het volk dat zij, toen Mozes gestorven was, niet waren als schapen zonder herder, maar iemand in hun midden hadden, die zij eenstemmig en met het grootste vertrouwen als zodanig konden aannemen.
II. Mozes wordt geprezen, Deuteronomy 34:10, en wel met reden.
1. Hij was inderdaad een zeer groot man, inzonderheid in twee opzichten.
a. Zijn vertrouwdheid met de God van de natuur. God heeft hem gekend van aangezicht tot aangezicht, en zo heeft hij God gekend. Zie Numbers 12:8. Hij zag meer van de heerlijkheld Gods dan ooit een van de heiligen (van het Oude Testament tenminste) gezien heeft. Hij had vrijer en menigvuldige toegang tot God, en God sprak met hem niet in visioenen en sluimeringen op de legerstede, maar als hij wakker was en voor de cherubim stond. Andere profeten werden als God tot hen sprak verschrikt Daniel 10:7, maar Mozes bleef altijd kalm als hij een Goddelijke openbaring ontving. Zijn invloed en macht in het rijk van de natuur, de wonderen van oordeel, die hij deed in Egypte aan Farao, en de wonderen van genade, die hij deed in de woestijn ten behoeve van Israël, bewezen dat hij een bijzonder gunstgenoot des hemels is geweest, en een bijzondere opdracht had om op deze aarde te handelen zoals hij gehandeld heeft. Nooit was er een mens, die Israël meer reden had om lief te hebben en wie de vijanden van Israël meer reden hadden te vrezen. Let er op dat de geschiedschrijver de wonderen, door Mozes gewrocht, tekenen en wonderen noemt, gedaan met een sterke hand en grote verschrikking, hetgeen naar de verschrikkingen van de berg Sinai kan verwijzen, door welke God Mozes' opdracht ten volle bevestigde en haar buiten allen twijfel bewees Goddelijk te zijn, en dat wel voor de ogen des gehele Israëls.
2. Hij was groter dan iemand uit de andere profeten des Ouden Testaments, hoewel zij mannen waren, grotelijks bemind en bevoorrecht door God, en van grote invloed op aarde was toch niemand hunner te vergelijken bij deze grote man, niemand heeft zo klaarblijkelijk een opdracht van de hemel bewezen, en haar zo ten uitvoer gebracht als Mozes. Dit schijnt lang daarna geschreven te zijn, en toch was er toen nog geen profeet opgestaan gelijk Mozes, en er is zo'n ook niet opgestaan tussen die tijd en de verzegeling van het visioen en de profetie. Door Mozes heeft God de wet gegeven en de Joodse kerk geformeerd, door de andere profeten heeft Hij slechts bijzondere bestraffingen, onderrichtingen en voorzeggingen gezonden. De laatste van de profeten besluit met de last de wet van Mozes te gedenken, Malachi 4:4. Christus zelf heeft zich dikwijls op de geschriften van Mozes beroepen, en hem tot getuige geroepen als n, die van verre Zijn dag gezien heeft en van Hem heeft gesproken. Maar zover de andere profeten bij hem achterstonden, zover heeft onze Heere Jezus hem overtroffen, Zijn leer was voortreffelijker, Zijn wonderen waren groter en heerlijker, en Zijn gemeenschap met de Vader inniger en meer vertrouwelijk, want Hij was van eeuwigheid in de schoot des Vaders, en door Hem spreekt God in deze laatste dagen tot ons. De geschiedenis van Mozes verlaat hem begraven in de vlakke velden van Moab, en besluit met het einde van zijn regering, maar de geschiedenis van onze Zaligmaker verlaat Hem zittende aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen, en ons is verzekerd, dat van de grootheid van Zijn heerschappij en des vredes geen einde zal zijn. In zijn brief aan de Hebreeën toont de apostel de voortreffelijkheid van Christus boven Mozes helder en uitvoerig aan, als een goede reden waarom wij, die Christenen zijn, gehoorzaam en getrouw moeten zijn aan de heiligen Godsdienst, die wij belijden. God make ons allen alzo door Zijn genade!