Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Amos 8

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, AMOS 8

Tijden van zonde gaan hier gepaard met tijden ven smart, zo noodzakelijk is het verband tussen beide, herhaaldelijk wordt hier gedreigd, dat het lachen zal worden veranderd in wenen.

I. Door het visioen van "een hof met zomervruchten" wordt betekend, dat het dreigend verderf haastig nadert, Amos 8:1, en dat zal hen een anderen toon doen aanslaan.

II. De onderdrukkers worden hier ter verantwoording geroepen wegens mishandeling van de armen, en hun vernietiging wordt voorspeld, die hun reden zal geven om te wenen, Amos 8:4.

III. Een hongeren naar het woord van God wordt hier tot straf gemaakt van een volk, dat andere goden nahoereert, Amos 8:11, toch is het niet daarom, hoewel het het meest droeve oordeel is, dat zij hier wenende worden ingevoerd.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, AMOS 8

Tijden van zonde gaan hier gepaard met tijden ven smart, zo noodzakelijk is het verband tussen beide, herhaaldelijk wordt hier gedreigd, dat het lachen zal worden veranderd in wenen.

I. Door het visioen van "een hof met zomervruchten" wordt betekend, dat het dreigend verderf haastig nadert, Amos 8:1, en dat zal hen een anderen toon doen aanslaan.

II. De onderdrukkers worden hier ter verantwoording geroepen wegens mishandeling van de armen, en hun vernietiging wordt voorspeld, die hun reden zal geven om te wenen, Amos 8:4.

III. Een hongeren naar het woord van God wordt hier tot straf gemaakt van een volk, dat andere goden nahoereert, Amos 8:11, toch is het niet daarom, hoewel het het meest droeve oordeel is, dat zij hier wenende worden ingevoerd.

Verzen 1-14

Amos 8:1-14

De grote reden, waarom zondaars hun bekering uitstellen de die in diem-van dag tot dag, is, dat zij denken, dat God dan eveneens Zijn oordelen uitstelt, en er is geen lied, waarmee zij zich zo gemakkelijk in slaap zingen, als: Mijn Heer vertoeft te komen, en daarom verkondigt God door Zijn profeten dikwijls aan Israël, dat de dag van Zijn toorn niet alleen rechtvaardig en nabij is, maar ook met snelheid nadert, dat doet Hij ook in deze verzen.

I. De nadering van het dreigende verderf wordt voorgesteld door een korf met zomervruchten, die Amos in een gezicht zag, want de Heer deed hem aldus zien, Amos 8:1, en vestigde zijn aandacht er op, Amos 8:2 :Wat ziet gij Amos? Het is in ons belang ons af te vragen of wij inderdaad zien, wat het God behaagd heeft ons te tonen, en of wij horen wat het Hem behaagd heeft ons te zeggen, want veel spreekt God, Hij spreekt eens of tweemaal, doch men let niet daarop. Zijn wij te midden van de gerichten van de Almachtige? Laat ons dan waarnemen wat wij zien! Hij zag een korf met zomervruchten, geplant en rijp om te eten, wat betekende,

1. Dat zij rijp waren voor het verderf, en dat het tijd was, dat God de sikkel van Zijn oordelen zond om ze af te snijden, ja, het was alreeds gebeurd, zij lagen gereed om gegeten te worden.

2. Dat het jaar van Gods geduld ten einde liep, het was herfst voor hen, en hun jaar zou spoedig de somberen winter ingaan.

3. Wij noemen zomervruchten, die, welke niet goed blijven tot de winter, maar terstond gebruikt moeten worden, een zinnebeeld van dit volk, dat niets degelijks of blijvende in zich had.

II. De bedoeling en de inhoud van dit visioen is niet anders dan dit: Het betekent, dat het einde over Mijn volk Israël is gekomen. Het woord dat einde betekent is ketz, dat na verwant is aan kitz, het woord voor zomervruchten. God heeft hen lang gespaard en verdragen, maar nu is Zijn geduld uitgeput, zij zijn inderdaad Zijn volk Israël, maar hun einde, dat einde waaraan zij zo vaak herinnerd zijn, maar dat zij steeds weer vergeten hebben, is nu gekomen. Als de zondaars geen einde aan de zonde maken zal God een einde aan hen maken, ja, al zijn zij Zijn volk Israël. Wat gezegd werd in Amos 8:8, wordt hier herhaald als Gods vaste besluit, Ik zal hen voortaan niet meer voorbijgaan, wat zij doen zal niet meer door de vingers worden gezien, zoals tot nu toe, en ook zal het komende oordeel niet meer afgewend worden.

III. Het gevolg van dit alles zal een algehele verwoesting zijn, Amos 8:3 :Als het einde komt, zullen smart en dood hun triomftocht houden, zij zijn gewoon samen te gaan, en zullen ten laatste tezamen vergaan, als er in de hemel geen dood meer zijn zal, noch rouw, Revelation 21:4. Maar hier in een zondige wereld, onder een zondig volk,

1. Heerst de smart, en heerst in zulk een mate, dat de gezangen des Tempels zullen huilen-de gezangen van Gods tempel te Jeruzalem, of liever van hun afgodstempels, waar zij gewoon waren, als zij ter eere van de gouden kalveren gegeten en gedronken hadden, op te staan om te spelen. Het waren misschien wulpsche, onheilige gezangen, en het is zeker, dat die vroeger of later in huilen zullen veranderd worden. Geween zal volgen op zondige vreugde, en op godsdienstige vreugde eveneens, als zij niet oprecht is. En als Gods oordelen komen, zullen die spoedig in grootste vreugde in de grootste bedruktheid veranderen, en de tempelzangen, die altijd zo liefelijk klinken, niet alleen in zuchten en kermen, maar in schreeuwen en huilen, hetgeen akelig klinken zal. Zij zullen tot de tempel komen, en als zij die in puin vinden, zullen zij bitter huilen en schreeuwen.

2. Heerscht de dood, en heerst in zulk een mate, dat het land vol van dode lichamen zal zijn, Psalms 110:6, gevallen door het zwaard of door de pestilentie, in zo groten getale dat de overlevenden hen begraven zullen zonder de gewone praal en begrafenisplechtigheden, geen klok zal over hen geluid worden, maar men zal ze stilzwijgend wegwerpen, zal ze begraven te middernacht, en ieder gelasten erover te zwijgen en er niet op te letten, `t zij omdat zij niets hebben om de kosten te bestrijden van de begrafenis of, omdat niemand er dichtbij wil komen, daar de ziekte, die oorzaak is van de sterfte, besmettelijk is, of uit vrees, dat de vijand er door getergd zal worden, als het bekend wordt, dat zij hun doden bewenen. Of, zij zullen zichzelf en elkander vermanen tot zwijgende onderwerping aan de hand van God onder deze verwoestende oordelen, om niet te wrokken of met Hem te twisten. Of, het kan opgevat worden, als geen geduldig, maar wrevelig stilzwijgen, hun hart zal verhard worden en al deze oordelen zullen hun niet een woord van erkenning uitlokken of van Gods rechtvaardigheid of van hun eigen onrechtvaardigheid.

God is hier twistende met trotse onderdrukkers, en toont hun

I. De snoodheid van de zonde, waaraan zij schuldig waren, in het kort zij geleken op de onrechtvaardiger rechter, Luke 18:2, die God niet vreesde en geen mens ontzag.

1. Let op hen bij de godsdienstoefening, en gij zult moeten zeggen: "Zij hebben geen ontzag voor God." Slecht ais zij waren, bewaarden zij weliswaar een schijn en vorm van godzaligheid, zij hielden de sabbat en de nieuwe maan, zij maakten enig verschil tussen die dagen en andere dagen, maar zij hadden er spoedig genoeg van, en gevoelden er niets voor, want zij hadden hun hart gesteld op de dingen van deze wereld. Het geeft een treurig beeld van hen, dat zij zeiden: Wanneer zal de sabbat overgaan dat wij koren mogen openen? Toch is dat nog steeds het beeld van velen, die christenen genaamd worden.

a. Zij waren de sabbat moede. "Wanneer zal hij overgaan"? Zij waren de beperking van de sabbat en de nieuwe maan moede, en verlangden er naar, dat zij voorbij waren, omdat zij dan geen dienstwerk mochten doen. Zij waren het werk van de sabbat moede, zij blazen het weg, Malachi 1:13, en waren als Doeg, opgehouden voor het aangezicht des Heeren, 1 Samuel 21:7- zij wilden liever overal elders zijn dan bij Gods altaren. De sabbat en het werk van de sabbat zijn een last voor vleselijke harten, die altijd bevreesd zijn te veel te doen voor God en de eeuwigheid. Kunnen wij onze tijd beter besteden dan in gemeenschap met God? En hoeveel tijd besteden wij genoeglijk aan de wereld?. Zal de sabbat niet voorbij zijn, voordat wij het werk er van gedaan hebben, en de vruchten er van geplukt? Waarom zouden wij ons dan haasten om ervan te scheiden?

b. Zij waren verzot op marktdagen, zij verlangden er naar leeftocht te verkopen en koren te openen. Terwijl zij bezig waren met godsdienstige verrichtingen, dachten zij aan de markt. Hun hart wandelt hun gierigheid na, Ezechiël 33:31, en aldus maakten zij het huis huns Vaders tot een huis van koophandel ja, tot een hol van dieren. Zij waren hun heilige plichten moede, omdat hun wereldse zaken terwijl stilstonden, daar waren zij in hun element, maar in Gods heiligdom als een vis op het droge. Het zijn vreemdelingen bij God en vijanden van zichzelf, die meer van marktdagen houden dan van sabbatten, die liever koren kopen dan God dienen. 2. Let op hen in hun omgang, en gij zult zien, dit zij geen mens ontzien, en dit volgt gewoonlijk op het voorgaande, die de reuk van de vroomheid verloren hebben, behouden gemeenlijk niet lang het gevoel van de gewone eerlijkheid. Zij doen geen recht en hebben de weldadigheid niet lief.

A. Zij bedriegen met wie zij handelen. Als zij koren verkopen, bedriegen zij de koper, beide, in het meten of wegen van de koopwaar en in het ontvangen van geld er voor. Zij meten hun het koren toe met hun eigen maat, en beweren, dat zij geven wat afgesproken is, maar zij verkleinen de efa. De maat is te klein en geen geijkte maat, en zo verongelijken zij hem op die manier. Als zij zijn geld ontvangen, wegen zij het in hun eigen schaal met hun eigen gewichten, en de sikkel, waarmee zij wegen, is boven het gewicht, zodat het geld te licht bevonden wordt en er bij moet, en zo bedriegen zij ook op die manier, en dat onder de schijn en het voorwendsel van nauwgezetheid en eerlijkheid. Door goddeloze praktijken als deze tonen zij zulk een wereldse hebzucht, zulk een zelfzucht, zulk een verachting van de mens in `t algemeen, en van de mensen met wie zij handelen in `t bijzonder, van de heilige wetten van de rechtvaardigheid, als duidelijk bewijst, dat zij in hun hert geen vrees noch liefde Gods hebben, die zo duidelijk gezegd heeft, dat tweeërlei weegsteen en een bedrieglijke weegschaal de Heere een gruwel is. Een ander voorbeeld van hun bedrieglijker handel is dat zij het kaf van het koren verkopen en gebruik maken van de onwetendheid van hun naaste of van zijn nood om er hem dezelfde prijs voor te laten betalen als voor het vette van de tarwe.

B. Zij zijn wreed en onbarmhartig voor de armen. Zij slokken de nooddruftige op en vernielen de ellendigen des lands.

a. Zij waren zo trots op hun rijkdom, dat zij op allen, die arm waren, met de grootst denkbare verachting neerzagen, zij haatten hen, konden hen niet verdragen, maar lieten hen in de steek en deden zodoende wat zij konden om hen te doen ophouden, niet door hen te helpen op te houden met arm te zijn, maar door hen te verbannen of te vernielen, en hen aldus te doen ophouden te zijn. Maar wie de arme bespot smaadt deszelfs Maker, in Wiens handen rijken en armen elkander ontmoeten.

b. Zij waren zo begerig hun rijkdom te vermeerderen, dat zij de arme beroofden om zichzelf te verrijken, en zij hechten zich aan de arme, om hem tot hun prooi te maken, omdat die niet in staat waren vergoeding te krijgen, noch om weerstand te bieden en het geweld van hun onderdrukkers te wreken. De rijkdommen, die verkregen zijn door het verderf van de arme, zal het verderf brengen over hen, die ze verkrijgen. Zij slokten de arme op door een hoger prijs van hem te eisen en hem dan bovendien te bedriegen bij iedere koop, want daarom gebruiken zij bedrieglijke weegschalen, niet alleen om zichzelf te verrijken, en geld tot hun beschikking te hebben, en zo alle andere dingen ook tot hun beschikking te krijgen, zoals zij denken, maar ook om alle anderen te verarmen, en hen zozeer omlaag te brengen, dat zij hen kunnen dwingen hun slaven te worden, en, nadat zij hun alle andere dingen afgenomen hebben hun arbeid voor niets kunnen hebben, of voor zo goed als niets. Zo kopen zij de armen voor geld, zij onderwerpen hen en hun zonen tot dienstknechten, omdat zij niet hebben om hun koren mee te betalen, dat zij gekocht hebben, zie Nehemiah 5:2. En er waren er zovelen, die tot dit uiterste gebracht waren, dat de marktprijs zeer laag was, en de verdrukkers hadden die zozeer gedrukt, dat men een arm man als slaaf kon kopen voor een paar schoenen. Eerst werd de eigendom aangetast en dan de vrijheid, het is de gewone manier van doen van onderdrukkers om de mensen eerst tot bedelaars, en dan afhankelijk te maken. Aldus gaat de waardigheid van de menselijke natuur verloren in de ellende van hen, die vertreden worden en de tederheid er van in de zonde van hen die ze vertreden.

II. De smartelijkheid van de straf, die hen om deze zonde treffen zal. Als de armen verongelijkt worden, roepen zij tot God, en Hij zal hun geroep horen, en straffen, die hen verongelijken, want daar zij door Hem aangenomen zijn, beschouwt Hij het onrecht, hun aangedaan als Hem zelf aangedaan, Exodus 22:23, Exodus 22:24.

1. God zal hun zonde tegen hen gedenken. Hij heeft gezworen bij Jakobs heerlijkheid, Amos 8:7, bij Zichzelf, want Hij kan bij geen grotere zweren, en wie anders dan Hij is de heerlijkheid Jakobs? Hij heeft gezworen bij die tekenen van Zijn tegenwoordigheid onder hen, en Zijn gunst jegens hen, die zij hadden ontheiligd en misbruikt, en die zij zo verfoeilijk mogelijk voor Hem hadden gemaakt, want er staat: Ik heb een gruwel van Jakobs hovaardij. Hij zweert het in Zijn toorn, zweert bij Zijn eigen naam, die naam, die zo welbekend en zo groot was in Israël. Hij zweert: Zo Ik al hun werken in eeuwigheid zal vergeten, bij elke gelegenheid zal Ik ze tegen hen gedenken, want er ligt meer in opgesloten dan uitgedrukt wordt. Nooit vergeten betekent zoveel als nooit vergeven, en daarmee wordt verklaard dat het lot van deze onrechtvaardige onbarmhartige mensen werkelijk treurig is, ellendig en dat voor eeuwig, wee, duizendmaal wee de man, die door een eed van God van de weldaad van de vergevende genade is afgesneden, en die geen genade bewezen hebben, hebben reden een oordeel zonder genade te vrezen.

2. Hij zal een volkomen verwoesting en verderf over hen brengen. Het wordt hier breedvoerig beschreven, en met groten nadruk en rijkdom van woorden, om hen, indien het mogelijk ware, door vrees tot oprecht berouw en verbetering te brengen.

a. Er zal algemene schrik en ontsteltenis zijn: Zoude het land hierover niet beroerd worden? Amos 8:8, dit land, waar gij de arme dacht uit te drijven? Zoude niet al wie daarin woont, treuren? Gewisselijk zal hij dat. Die niet om nationale zonden beroerd worden en treuren, zoals hun plicht is, zullen beroerd worden en treuren over nationale oordelen, en die ongeschokt de zonde van de onderdrukking aanzien, die hen beroeren moest, en de ellende van de verdrukten, waarover zij moesten treuren, God zal middelen weten te vinden om hen te beroeren door de woede van hun verdrukkers en hen te doen treuren om hun eigen verliezen en wat zij daardoor te lijden hebben.

b. Er zal een algehele overstroming en verwoesting zijn. Als God tegen hen verschijnt zullen de wateren van rampspoed en ellende geheel oprijzen als een rivier, die afgedamd is en stijgt, en weldra de oevers overstromen zal. Alles zal tegen hen zijn. En datgene waardoor zij de storm van Gods oordelen dachten te stuiten, zal ze slechtste hoger doen stijgen. Die oordelen zullen zich een weg banen als een scheur van de wateren. Het geheele land zal heen en weer gedreven en verdronken worden, en onder water gezet, zoals het land van Egypte ieder jaar door de overstrooming van de rivier de Nijl. Of: deze uitdrukkingen zinspelen op vroegere oordelen van God. Hun verderf zal geheel oprijzen als een rivier, als de vloed van Noach, die de hele wereld overstroomde, zo zal dit het heele land overstromen, en het land zal heen en weer gedreven en verdronken worden, als door de rivier van Egypte, zoals Farao en zijn Egyptenaren in de Roode Zee begraven werden, die voor hen de rivier van Egypte was, welke beide oordelen evenals dat waar hier mee gedreigd wordt, de straf waren voor geweld en verdrukking, waarvan de Heere een Wreker is. 3. Het zal hen verrassen, en over hen komen als zij er weinig aan denken, Amos 8:9 :Ik zal de zon op de middag doen ondergaan, als zij in haar volle kracht en luister is, op de middag, terwijl zij zichzelf nog een langen dag beloven en menen, dat zij tenminste nog een halve voor zich hebben. Het land zal bij lichten dag verduisteren, als alles er aangenaam en hoopvol uitziet. Zoo onzeker zijn al onze tijdelijke bezittingen en genietingen, ook het leven zelf, de hoogste graad van gezondheid en voorspoed blijkt dikwijls het naast bij ziekte en tegenspoed, Jobs zon ging op de middag onder, velen worden weggenomen in het midden van hun dagen, en hun zon gaat op de middag onder Midden in het leven zijn wij in de dood. Zoo vreselijk zijn de oordelen van God voor hen die in zekerheid slapen, zij zijn voor hen als het ondergaan van de zon op de middag, hoe minder zij verwacht worden, zoveel overstelpender zijn zij. Als zij zeggen: Vrede, vrede en geen gevaar, dan komt een haastig verderf het komt gelijk een strik, Luke 21:35.

4. Het zal hun een anderen toon doen aanslaan, en al hun vreugde bederven, Amos 8:10 :Ik zal uw feesten in rouw veranderen zoals Amos 8:3, de gezangen des tempels n huilen. Het einde van de vreugde en vrolijkheid van de zondaars is bedruktheid. Evenals de oprechten het licht opgaat in de duisternis, dat hun vreugdeolie voor treurigheid geeft, zo valt op de goddeloze duisternis te midden van het licht die zijn lachen in treuren verandert, zijn blijdschap in droefheid. Zo groot, zo algemeen zal de verwoesting zijn, dat op alle lendenen een zak en op alle hoofden kaalheid gebracht zal worden, in plaats van haarvlechten en de rijke kleding, die zij gewoon waren te dragen. De rouw op die dag zal zijn als de rouw over een enigen zoon, wat de bitterste en langdurigste rouw betekent. Maar is er geen hoop dat als de ellende zijn toppunt heeft bereikt alles weer beter worden zal, en dat het tegen de avond nog weer licht zal worden? Neen ook deszelfs einde zal als een bittere dag zijn de toestand van onboetvaardige zondaars wordt erger en erger en het einde er van zal het ergste van alles zijn. Dal geschiedt u van Mijne hand, in smart zult gijlieden liggen.

In deze verzen wordt gedreigd,

I. Met een algemeen oordeel van geestelijke honger, die over het hele land komen zal, een honger om te horen de woorden van de Heere een gemis aan orakels en goede prediking. Hiervan wordt gesproken als iets, dat nog ver weg is: De dagen komen, zij zullen later komen, dat een ander soort van duisternis zal komen over dat land van licht. Toen Amos profeteerde en nog lang daarna, hadden zij overvloed van profeten, overvloedige gelegenheid om de woorden des Heeren te horen, bij tijd en ontij zij hadden gebod op gebod en regel op regel de profetie was hun dagelijks brood, en het is waarschijnlijk, dat zij er te veel van kregen zoals Israël van het manna, en daarom dreigt God, dat Hij hen hierna van dat voorrecht beroven zal. Waarschijnlijk waren erin het land van Israël niet zoveel profeten in de tijd, dat de verwoesting over hen kwam, als in het land van Juda, en, toen de tien stammen in gevangenschap gingen, zagen zij hun tekenen niet, daar was geen profeet meer, niemand, die wist hoe lang, Psalms 74:9. Na Maleachi had de Joodse kerk vele eeuwen lang geen profeten meer, en sommigen zijn van mening, dat deze bedreiging nog verder reikt, tot de verblinding, die Israël ten dele getroffen heeft in de dagen van de Messias, en het deksel, dat op het aangezicht van de ongelovige Joden is. Zij verwerpen het Evangelie en de bedienaren ervan, die God hun zendt, en begeren eigen profeten te hebben, zoals hun vaderen, maar zij zullen er geen hebben, daar het koninkrijk Gods van hen weggenomen en aan een ander volk gegeven is.

1. Wat het oordeel is, waarmee gedreigd wordt. Het is honger, schaarste, niet van brood en water, die noodzakelijk zijn om het lichaam in stand te houden, en wier gemis zeer pijnlijk is, maar een nog veel smartelijker oordeel dan dat, namelijk een honger om te hoven de woorden des Heeren. Er zal geen vergadering zijn om voor te preken, en geen dienaar om te preken, en geen gaven en opleiding voor hen, die het ambt willen waarnemen, om hen voor het werk te bekwamen. Het Woord des Heeren zal duur en schaars zijn, er zal geen openbaar gezicht zijn, 1 Samuel 3:1. Zij zullen het geschreven woord hebben, bijbels om te lezen, maar geen dienaren om het voor hen uit te leggen en toe te passen, het water in de bron, maar niets om mee te putten. Het is een genadige belofte, Isaiah 30:20, dat, al is er schaarste van brood, zij toch overvloed van de middelen van de genade zullen hebben. God zal hun brood van de benauwdheid en wateren van de verdrukking geven, maar hun ogen zullen hun leraars zien, en het was een gewoon zeggen onder de Puriteinen, dat bruin brood en het Evangelie goede kost zijn. Maar hier daarentegen wordt gedreigd, dat zij water en brood zullen hebben in overvloed, maar hun leeraars van hen weggenomen zullen worden.

a. Dit was het verlies van een groot deel van de heerlijkheid van hun land. Dat was het wat hun volk groot en edel maakte, dat hun de woorden Gods waren toevertrouwd, maar, als deze van hen weggenomen waren, was hun schoonheid bevlekt en hun eer in het stof gevallen.

b. Het was een teken van Gods hoogste ongenoegen tegen hen. Zeker was Hij inderdaad op hen vertoornd, als Hij niet meer tot hen wilde spreken, zoals Hij gedaan had, en hen aan het verderf overgaf, wanneer Hij hun niet meer de middelen wilde schenken om hen tot berouw te brengen.

c. Het maakte alle andere rampen, die over hen kwamen, werkelijk droevig, dat zij geen profeten hadden om hen uit het woord van God te onderwijzen en te troosten, of hun enig hoopvol vooruitzicht te geven. Ten allen tijde, maar vooral in een tijd van benauwdheid, zouden wij zeggen, dat een honger naar het woord van God de pijnlijkste honger, het smartelijkste oordeel is.

2. Wat hiervan het gevolg zal zijn, Amos 8:12 :Zij zullen zwerven van zee tot zee, van de Zee van Tiberias tot aan de Grote Zee, van de ene hoek van het land tot de andere, om te zien of God hun ook profeten zendt, ter zee of te land, uit andere streken, sinds zij zelf er geen hebben, zullen zij van het Noorden tot het Oosten gaan, als zij in de een plaats teleurgesteld zijn, zullen zij het in een andere beproeven, en zij zullen omlopen, als mensen die geen raad weten, en met koortsige drift zullen zij het woord des Heeren zoeken, en vragen of er geen profeten zijn, geen profetie of boodschap van God is, maar zullen het niet vinden.

a. Hoewel dit voor velen in het geheel geen beproeving is, toch zullen sommigen het als een groot verdriet voelen, en zullen met blijdschap een verre reis doen om een goede preek te horen, maar diep zullen zij het verlies van die gunsten, die anderen door hun zonde verbeurd hebben, gevoelen.

b. Ook zij, die geen acht sloegen op de profeten, toen zij die hadden, zullen er naar verlangen, als zij er van beroofd zijn, zoals Saul naar Samuël. Velen kennen de waarde van die gunsten niet voordat zij het gemis er van bemerken. Of, het kan zo bedoeld zijn: Hoewel zij aldus zullen zwerven van zee tot zee, zoekende naar Gods woord, zullen zij het toch niet vinden. De genademiddelen zijn niet aan een bepaalde plaats gebonden, en, als wij menen, dat zij volmaakt stevig staat, kan de kandelaar van zijn plaats worden genomen, Revelation 2:5, en die nu de dagen van de Zoon des mensen veronachtzamen zullen misschien tevergeefs verlangen die te zien. En te die dage zullen de schone jonkvrouwen en de jongelingen van dorst versmachten, Amos 8:13, diegenen, die de moeite wel verdragen konden, zoals men menen zou, zullen er onder bezwijken. Sommigen verstaan onder de jonkvrouwen en jongelingen de Joodse kerken en de oversten van de synagogen, deze zullen het woord des Heeren verliezen, en de weldaad van de goddelijke openbaring, en zullen versmachten bij gebrek daaraan, zullen al hun kracht en schoonheid verliezen. Anderen menen, dat onder de schone jonkvrouwen en de jongelingen verstaan moeten worden, die vertrouwen op hun eigen verdienste en gerechtigheid, en denken dat zij Christus niet nodig hebben, zij zullen versmachten van dorst, terwijl degenen, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus, overvloedig verzadigd en vervuld zullen worden.

II. Met de bijzondere verwoesting van degenen, die voorgingen in de afgoderij, Amos 8:14.

1. De zonde, waarvan zij beschuldigd worden: Zij zweren bij de schuld van Samaria, dat is bij de god van Samaria, het afgodsbeeld, dat vereerd werd te Beth-El, niet ver van Samaria. Aldus roemden zij in hun schande en zwoeren bij hetgeen hun ongerechtigheid was als bij hun god, menende dat datgene hen helpen kon, wat hen zeker ten verderve moest brengen, en de hoogste eer gevende aan hetgeen zij met de uitersten afschuw en verfoeiïng moesten beschouwen. Zij zeggen: Zo waarachtig als uw god van Dan leeft, het was het andere gouden kalf, een doof, dood afgodsbeeld, en toch hadden zij het lief en vereerden het, alsof het de levende en ware God was. Zij zeggen: Zo waarachtig als de wijze of de weg van Ber-Seba leeft, zij zwoeren bij de godsdienst van Ber-Seba, de weg en wijze van eredienst aldaar, die zij als heilig beschouwden, en daarom zwoeren zij er bij en beriepen er zich op als op een scheidsrechter. Zo zweren de Roomsen bij de Mis, als de weg van Ber-Seba.

2. De verwoesting, waarmee zij bedreigd worden. Die aldus aan afgoden de eer geven, die God alleen toekomt, zullen bevinden, dat de God, die zij beledigen, daardoor hun vijand wordt, zodat zij zullen vallen, en de goden, die zij dienen, kunnen hun niet ter zijde staan als vrienden, zodat zij niet weer zullen opstaan. Zij zullen bevinden, dat God ijverig is en gekrenkt door de onwaardige behandeling, Hem aangedaan, en dat Hij overwinnen zal en dat het nutteloos is met Hem te twisten

Verzen 1-14

Amos 8:1-14

De grote reden, waarom zondaars hun bekering uitstellen de die in diem-van dag tot dag, is, dat zij denken, dat God dan eveneens Zijn oordelen uitstelt, en er is geen lied, waarmee zij zich zo gemakkelijk in slaap zingen, als: Mijn Heer vertoeft te komen, en daarom verkondigt God door Zijn profeten dikwijls aan Israël, dat de dag van Zijn toorn niet alleen rechtvaardig en nabij is, maar ook met snelheid nadert, dat doet Hij ook in deze verzen.

I. De nadering van het dreigende verderf wordt voorgesteld door een korf met zomervruchten, die Amos in een gezicht zag, want de Heer deed hem aldus zien, Amos 8:1, en vestigde zijn aandacht er op, Amos 8:2 :Wat ziet gij Amos? Het is in ons belang ons af te vragen of wij inderdaad zien, wat het God behaagd heeft ons te tonen, en of wij horen wat het Hem behaagd heeft ons te zeggen, want veel spreekt God, Hij spreekt eens of tweemaal, doch men let niet daarop. Zijn wij te midden van de gerichten van de Almachtige? Laat ons dan waarnemen wat wij zien! Hij zag een korf met zomervruchten, geplant en rijp om te eten, wat betekende,

1. Dat zij rijp waren voor het verderf, en dat het tijd was, dat God de sikkel van Zijn oordelen zond om ze af te snijden, ja, het was alreeds gebeurd, zij lagen gereed om gegeten te worden.

2. Dat het jaar van Gods geduld ten einde liep, het was herfst voor hen, en hun jaar zou spoedig de somberen winter ingaan.

3. Wij noemen zomervruchten, die, welke niet goed blijven tot de winter, maar terstond gebruikt moeten worden, een zinnebeeld van dit volk, dat niets degelijks of blijvende in zich had.

II. De bedoeling en de inhoud van dit visioen is niet anders dan dit: Het betekent, dat het einde over Mijn volk Israël is gekomen. Het woord dat einde betekent is ketz, dat na verwant is aan kitz, het woord voor zomervruchten. God heeft hen lang gespaard en verdragen, maar nu is Zijn geduld uitgeput, zij zijn inderdaad Zijn volk Israël, maar hun einde, dat einde waaraan zij zo vaak herinnerd zijn, maar dat zij steeds weer vergeten hebben, is nu gekomen. Als de zondaars geen einde aan de zonde maken zal God een einde aan hen maken, ja, al zijn zij Zijn volk Israël. Wat gezegd werd in Amos 8:8, wordt hier herhaald als Gods vaste besluit, Ik zal hen voortaan niet meer voorbijgaan, wat zij doen zal niet meer door de vingers worden gezien, zoals tot nu toe, en ook zal het komende oordeel niet meer afgewend worden.

III. Het gevolg van dit alles zal een algehele verwoesting zijn, Amos 8:3 :Als het einde komt, zullen smart en dood hun triomftocht houden, zij zijn gewoon samen te gaan, en zullen ten laatste tezamen vergaan, als er in de hemel geen dood meer zijn zal, noch rouw, Revelation 21:4. Maar hier in een zondige wereld, onder een zondig volk,

1. Heerst de smart, en heerst in zulk een mate, dat de gezangen des Tempels zullen huilen-de gezangen van Gods tempel te Jeruzalem, of liever van hun afgodstempels, waar zij gewoon waren, als zij ter eere van de gouden kalveren gegeten en gedronken hadden, op te staan om te spelen. Het waren misschien wulpsche, onheilige gezangen, en het is zeker, dat die vroeger of later in huilen zullen veranderd worden. Geween zal volgen op zondige vreugde, en op godsdienstige vreugde eveneens, als zij niet oprecht is. En als Gods oordelen komen, zullen die spoedig in grootste vreugde in de grootste bedruktheid veranderen, en de tempelzangen, die altijd zo liefelijk klinken, niet alleen in zuchten en kermen, maar in schreeuwen en huilen, hetgeen akelig klinken zal. Zij zullen tot de tempel komen, en als zij die in puin vinden, zullen zij bitter huilen en schreeuwen.

2. Heerscht de dood, en heerst in zulk een mate, dat het land vol van dode lichamen zal zijn, Psalms 110:6, gevallen door het zwaard of door de pestilentie, in zo groten getale dat de overlevenden hen begraven zullen zonder de gewone praal en begrafenisplechtigheden, geen klok zal over hen geluid worden, maar men zal ze stilzwijgend wegwerpen, zal ze begraven te middernacht, en ieder gelasten erover te zwijgen en er niet op te letten, `t zij omdat zij niets hebben om de kosten te bestrijden van de begrafenis of, omdat niemand er dichtbij wil komen, daar de ziekte, die oorzaak is van de sterfte, besmettelijk is, of uit vrees, dat de vijand er door getergd zal worden, als het bekend wordt, dat zij hun doden bewenen. Of, zij zullen zichzelf en elkander vermanen tot zwijgende onderwerping aan de hand van God onder deze verwoestende oordelen, om niet te wrokken of met Hem te twisten. Of, het kan opgevat worden, als geen geduldig, maar wrevelig stilzwijgen, hun hart zal verhard worden en al deze oordelen zullen hun niet een woord van erkenning uitlokken of van Gods rechtvaardigheid of van hun eigen onrechtvaardigheid.

God is hier twistende met trotse onderdrukkers, en toont hun

I. De snoodheid van de zonde, waaraan zij schuldig waren, in het kort zij geleken op de onrechtvaardiger rechter, Luke 18:2, die God niet vreesde en geen mens ontzag.

1. Let op hen bij de godsdienstoefening, en gij zult moeten zeggen: "Zij hebben geen ontzag voor God." Slecht ais zij waren, bewaarden zij weliswaar een schijn en vorm van godzaligheid, zij hielden de sabbat en de nieuwe maan, zij maakten enig verschil tussen die dagen en andere dagen, maar zij hadden er spoedig genoeg van, en gevoelden er niets voor, want zij hadden hun hart gesteld op de dingen van deze wereld. Het geeft een treurig beeld van hen, dat zij zeiden: Wanneer zal de sabbat overgaan dat wij koren mogen openen? Toch is dat nog steeds het beeld van velen, die christenen genaamd worden.

a. Zij waren de sabbat moede. "Wanneer zal hij overgaan"? Zij waren de beperking van de sabbat en de nieuwe maan moede, en verlangden er naar, dat zij voorbij waren, omdat zij dan geen dienstwerk mochten doen. Zij waren het werk van de sabbat moede, zij blazen het weg, Malachi 1:13, en waren als Doeg, opgehouden voor het aangezicht des Heeren, 1 Samuel 21:7- zij wilden liever overal elders zijn dan bij Gods altaren. De sabbat en het werk van de sabbat zijn een last voor vleselijke harten, die altijd bevreesd zijn te veel te doen voor God en de eeuwigheid. Kunnen wij onze tijd beter besteden dan in gemeenschap met God? En hoeveel tijd besteden wij genoeglijk aan de wereld?. Zal de sabbat niet voorbij zijn, voordat wij het werk er van gedaan hebben, en de vruchten er van geplukt? Waarom zouden wij ons dan haasten om ervan te scheiden?

b. Zij waren verzot op marktdagen, zij verlangden er naar leeftocht te verkopen en koren te openen. Terwijl zij bezig waren met godsdienstige verrichtingen, dachten zij aan de markt. Hun hart wandelt hun gierigheid na, Ezechiël 33:31, en aldus maakten zij het huis huns Vaders tot een huis van koophandel ja, tot een hol van dieren. Zij waren hun heilige plichten moede, omdat hun wereldse zaken terwijl stilstonden, daar waren zij in hun element, maar in Gods heiligdom als een vis op het droge. Het zijn vreemdelingen bij God en vijanden van zichzelf, die meer van marktdagen houden dan van sabbatten, die liever koren kopen dan God dienen. 2. Let op hen in hun omgang, en gij zult zien, dit zij geen mens ontzien, en dit volgt gewoonlijk op het voorgaande, die de reuk van de vroomheid verloren hebben, behouden gemeenlijk niet lang het gevoel van de gewone eerlijkheid. Zij doen geen recht en hebben de weldadigheid niet lief.

A. Zij bedriegen met wie zij handelen. Als zij koren verkopen, bedriegen zij de koper, beide, in het meten of wegen van de koopwaar en in het ontvangen van geld er voor. Zij meten hun het koren toe met hun eigen maat, en beweren, dat zij geven wat afgesproken is, maar zij verkleinen de efa. De maat is te klein en geen geijkte maat, en zo verongelijken zij hem op die manier. Als zij zijn geld ontvangen, wegen zij het in hun eigen schaal met hun eigen gewichten, en de sikkel, waarmee zij wegen, is boven het gewicht, zodat het geld te licht bevonden wordt en er bij moet, en zo bedriegen zij ook op die manier, en dat onder de schijn en het voorwendsel van nauwgezetheid en eerlijkheid. Door goddeloze praktijken als deze tonen zij zulk een wereldse hebzucht, zulk een zelfzucht, zulk een verachting van de mens in `t algemeen, en van de mensen met wie zij handelen in `t bijzonder, van de heilige wetten van de rechtvaardigheid, als duidelijk bewijst, dat zij in hun hert geen vrees noch liefde Gods hebben, die zo duidelijk gezegd heeft, dat tweeërlei weegsteen en een bedrieglijke weegschaal de Heere een gruwel is. Een ander voorbeeld van hun bedrieglijker handel is dat zij het kaf van het koren verkopen en gebruik maken van de onwetendheid van hun naaste of van zijn nood om er hem dezelfde prijs voor te laten betalen als voor het vette van de tarwe.

B. Zij zijn wreed en onbarmhartig voor de armen. Zij slokken de nooddruftige op en vernielen de ellendigen des lands.

a. Zij waren zo trots op hun rijkdom, dat zij op allen, die arm waren, met de grootst denkbare verachting neerzagen, zij haatten hen, konden hen niet verdragen, maar lieten hen in de steek en deden zodoende wat zij konden om hen te doen ophouden, niet door hen te helpen op te houden met arm te zijn, maar door hen te verbannen of te vernielen, en hen aldus te doen ophouden te zijn. Maar wie de arme bespot smaadt deszelfs Maker, in Wiens handen rijken en armen elkander ontmoeten.

b. Zij waren zo begerig hun rijkdom te vermeerderen, dat zij de arme beroofden om zichzelf te verrijken, en zij hechten zich aan de arme, om hem tot hun prooi te maken, omdat die niet in staat waren vergoeding te krijgen, noch om weerstand te bieden en het geweld van hun onderdrukkers te wreken. De rijkdommen, die verkregen zijn door het verderf van de arme, zal het verderf brengen over hen, die ze verkrijgen. Zij slokten de arme op door een hoger prijs van hem te eisen en hem dan bovendien te bedriegen bij iedere koop, want daarom gebruiken zij bedrieglijke weegschalen, niet alleen om zichzelf te verrijken, en geld tot hun beschikking te hebben, en zo alle andere dingen ook tot hun beschikking te krijgen, zoals zij denken, maar ook om alle anderen te verarmen, en hen zozeer omlaag te brengen, dat zij hen kunnen dwingen hun slaven te worden, en, nadat zij hun alle andere dingen afgenomen hebben hun arbeid voor niets kunnen hebben, of voor zo goed als niets. Zo kopen zij de armen voor geld, zij onderwerpen hen en hun zonen tot dienstknechten, omdat zij niet hebben om hun koren mee te betalen, dat zij gekocht hebben, zie Nehemiah 5:2. En er waren er zovelen, die tot dit uiterste gebracht waren, dat de marktprijs zeer laag was, en de verdrukkers hadden die zozeer gedrukt, dat men een arm man als slaaf kon kopen voor een paar schoenen. Eerst werd de eigendom aangetast en dan de vrijheid, het is de gewone manier van doen van onderdrukkers om de mensen eerst tot bedelaars, en dan afhankelijk te maken. Aldus gaat de waardigheid van de menselijke natuur verloren in de ellende van hen, die vertreden worden en de tederheid er van in de zonde van hen die ze vertreden.

II. De smartelijkheid van de straf, die hen om deze zonde treffen zal. Als de armen verongelijkt worden, roepen zij tot God, en Hij zal hun geroep horen, en straffen, die hen verongelijken, want daar zij door Hem aangenomen zijn, beschouwt Hij het onrecht, hun aangedaan als Hem zelf aangedaan, Exodus 22:23, Exodus 22:24.

1. God zal hun zonde tegen hen gedenken. Hij heeft gezworen bij Jakobs heerlijkheid, Amos 8:7, bij Zichzelf, want Hij kan bij geen grotere zweren, en wie anders dan Hij is de heerlijkheid Jakobs? Hij heeft gezworen bij die tekenen van Zijn tegenwoordigheid onder hen, en Zijn gunst jegens hen, die zij hadden ontheiligd en misbruikt, en die zij zo verfoeilijk mogelijk voor Hem hadden gemaakt, want er staat: Ik heb een gruwel van Jakobs hovaardij. Hij zweert het in Zijn toorn, zweert bij Zijn eigen naam, die naam, die zo welbekend en zo groot was in Israël. Hij zweert: Zo Ik al hun werken in eeuwigheid zal vergeten, bij elke gelegenheid zal Ik ze tegen hen gedenken, want er ligt meer in opgesloten dan uitgedrukt wordt. Nooit vergeten betekent zoveel als nooit vergeven, en daarmee wordt verklaard dat het lot van deze onrechtvaardige onbarmhartige mensen werkelijk treurig is, ellendig en dat voor eeuwig, wee, duizendmaal wee de man, die door een eed van God van de weldaad van de vergevende genade is afgesneden, en die geen genade bewezen hebben, hebben reden een oordeel zonder genade te vrezen.

2. Hij zal een volkomen verwoesting en verderf over hen brengen. Het wordt hier breedvoerig beschreven, en met groten nadruk en rijkdom van woorden, om hen, indien het mogelijk ware, door vrees tot oprecht berouw en verbetering te brengen.

a. Er zal algemene schrik en ontsteltenis zijn: Zoude het land hierover niet beroerd worden? Amos 8:8, dit land, waar gij de arme dacht uit te drijven? Zoude niet al wie daarin woont, treuren? Gewisselijk zal hij dat. Die niet om nationale zonden beroerd worden en treuren, zoals hun plicht is, zullen beroerd worden en treuren over nationale oordelen, en die ongeschokt de zonde van de onderdrukking aanzien, die hen beroeren moest, en de ellende van de verdrukten, waarover zij moesten treuren, God zal middelen weten te vinden om hen te beroeren door de woede van hun verdrukkers en hen te doen treuren om hun eigen verliezen en wat zij daardoor te lijden hebben.

b. Er zal een algehele overstroming en verwoesting zijn. Als God tegen hen verschijnt zullen de wateren van rampspoed en ellende geheel oprijzen als een rivier, die afgedamd is en stijgt, en weldra de oevers overstromen zal. Alles zal tegen hen zijn. En datgene waardoor zij de storm van Gods oordelen dachten te stuiten, zal ze slechtste hoger doen stijgen. Die oordelen zullen zich een weg banen als een scheur van de wateren. Het geheele land zal heen en weer gedreven en verdronken worden, en onder water gezet, zoals het land van Egypte ieder jaar door de overstrooming van de rivier de Nijl. Of: deze uitdrukkingen zinspelen op vroegere oordelen van God. Hun verderf zal geheel oprijzen als een rivier, als de vloed van Noach, die de hele wereld overstroomde, zo zal dit het heele land overstromen, en het land zal heen en weer gedreven en verdronken worden, als door de rivier van Egypte, zoals Farao en zijn Egyptenaren in de Roode Zee begraven werden, die voor hen de rivier van Egypte was, welke beide oordelen evenals dat waar hier mee gedreigd wordt, de straf waren voor geweld en verdrukking, waarvan de Heere een Wreker is. 3. Het zal hen verrassen, en over hen komen als zij er weinig aan denken, Amos 8:9 :Ik zal de zon op de middag doen ondergaan, als zij in haar volle kracht en luister is, op de middag, terwijl zij zichzelf nog een langen dag beloven en menen, dat zij tenminste nog een halve voor zich hebben. Het land zal bij lichten dag verduisteren, als alles er aangenaam en hoopvol uitziet. Zoo onzeker zijn al onze tijdelijke bezittingen en genietingen, ook het leven zelf, de hoogste graad van gezondheid en voorspoed blijkt dikwijls het naast bij ziekte en tegenspoed, Jobs zon ging op de middag onder, velen worden weggenomen in het midden van hun dagen, en hun zon gaat op de middag onder Midden in het leven zijn wij in de dood. Zoo vreselijk zijn de oordelen van God voor hen die in zekerheid slapen, zij zijn voor hen als het ondergaan van de zon op de middag, hoe minder zij verwacht worden, zoveel overstelpender zijn zij. Als zij zeggen: Vrede, vrede en geen gevaar, dan komt een haastig verderf het komt gelijk een strik, Luke 21:35.

4. Het zal hun een anderen toon doen aanslaan, en al hun vreugde bederven, Amos 8:10 :Ik zal uw feesten in rouw veranderen zoals Amos 8:3, de gezangen des tempels n huilen. Het einde van de vreugde en vrolijkheid van de zondaars is bedruktheid. Evenals de oprechten het licht opgaat in de duisternis, dat hun vreugdeolie voor treurigheid geeft, zo valt op de goddeloze duisternis te midden van het licht die zijn lachen in treuren verandert, zijn blijdschap in droefheid. Zo groot, zo algemeen zal de verwoesting zijn, dat op alle lendenen een zak en op alle hoofden kaalheid gebracht zal worden, in plaats van haarvlechten en de rijke kleding, die zij gewoon waren te dragen. De rouw op die dag zal zijn als de rouw over een enigen zoon, wat de bitterste en langdurigste rouw betekent. Maar is er geen hoop dat als de ellende zijn toppunt heeft bereikt alles weer beter worden zal, en dat het tegen de avond nog weer licht zal worden? Neen ook deszelfs einde zal als een bittere dag zijn de toestand van onboetvaardige zondaars wordt erger en erger en het einde er van zal het ergste van alles zijn. Dal geschiedt u van Mijne hand, in smart zult gijlieden liggen.

In deze verzen wordt gedreigd,

I. Met een algemeen oordeel van geestelijke honger, die over het hele land komen zal, een honger om te horen de woorden van de Heere een gemis aan orakels en goede prediking. Hiervan wordt gesproken als iets, dat nog ver weg is: De dagen komen, zij zullen later komen, dat een ander soort van duisternis zal komen over dat land van licht. Toen Amos profeteerde en nog lang daarna, hadden zij overvloed van profeten, overvloedige gelegenheid om de woorden des Heeren te horen, bij tijd en ontij zij hadden gebod op gebod en regel op regel de profetie was hun dagelijks brood, en het is waarschijnlijk, dat zij er te veel van kregen zoals Israël van het manna, en daarom dreigt God, dat Hij hen hierna van dat voorrecht beroven zal. Waarschijnlijk waren erin het land van Israël niet zoveel profeten in de tijd, dat de verwoesting over hen kwam, als in het land van Juda, en, toen de tien stammen in gevangenschap gingen, zagen zij hun tekenen niet, daar was geen profeet meer, niemand, die wist hoe lang, Psalms 74:9. Na Maleachi had de Joodse kerk vele eeuwen lang geen profeten meer, en sommigen zijn van mening, dat deze bedreiging nog verder reikt, tot de verblinding, die Israël ten dele getroffen heeft in de dagen van de Messias, en het deksel, dat op het aangezicht van de ongelovige Joden is. Zij verwerpen het Evangelie en de bedienaren ervan, die God hun zendt, en begeren eigen profeten te hebben, zoals hun vaderen, maar zij zullen er geen hebben, daar het koninkrijk Gods van hen weggenomen en aan een ander volk gegeven is.

1. Wat het oordeel is, waarmee gedreigd wordt. Het is honger, schaarste, niet van brood en water, die noodzakelijk zijn om het lichaam in stand te houden, en wier gemis zeer pijnlijk is, maar een nog veel smartelijker oordeel dan dat, namelijk een honger om te hoven de woorden des Heeren. Er zal geen vergadering zijn om voor te preken, en geen dienaar om te preken, en geen gaven en opleiding voor hen, die het ambt willen waarnemen, om hen voor het werk te bekwamen. Het Woord des Heeren zal duur en schaars zijn, er zal geen openbaar gezicht zijn, 1 Samuel 3:1. Zij zullen het geschreven woord hebben, bijbels om te lezen, maar geen dienaren om het voor hen uit te leggen en toe te passen, het water in de bron, maar niets om mee te putten. Het is een genadige belofte, Isaiah 30:20, dat, al is er schaarste van brood, zij toch overvloed van de middelen van de genade zullen hebben. God zal hun brood van de benauwdheid en wateren van de verdrukking geven, maar hun ogen zullen hun leraars zien, en het was een gewoon zeggen onder de Puriteinen, dat bruin brood en het Evangelie goede kost zijn. Maar hier daarentegen wordt gedreigd, dat zij water en brood zullen hebben in overvloed, maar hun leeraars van hen weggenomen zullen worden.

a. Dit was het verlies van een groot deel van de heerlijkheid van hun land. Dat was het wat hun volk groot en edel maakte, dat hun de woorden Gods waren toevertrouwd, maar, als deze van hen weggenomen waren, was hun schoonheid bevlekt en hun eer in het stof gevallen.

b. Het was een teken van Gods hoogste ongenoegen tegen hen. Zeker was Hij inderdaad op hen vertoornd, als Hij niet meer tot hen wilde spreken, zoals Hij gedaan had, en hen aan het verderf overgaf, wanneer Hij hun niet meer de middelen wilde schenken om hen tot berouw te brengen.

c. Het maakte alle andere rampen, die over hen kwamen, werkelijk droevig, dat zij geen profeten hadden om hen uit het woord van God te onderwijzen en te troosten, of hun enig hoopvol vooruitzicht te geven. Ten allen tijde, maar vooral in een tijd van benauwdheid, zouden wij zeggen, dat een honger naar het woord van God de pijnlijkste honger, het smartelijkste oordeel is.

2. Wat hiervan het gevolg zal zijn, Amos 8:12 :Zij zullen zwerven van zee tot zee, van de Zee van Tiberias tot aan de Grote Zee, van de ene hoek van het land tot de andere, om te zien of God hun ook profeten zendt, ter zee of te land, uit andere streken, sinds zij zelf er geen hebben, zullen zij van het Noorden tot het Oosten gaan, als zij in de een plaats teleurgesteld zijn, zullen zij het in een andere beproeven, en zij zullen omlopen, als mensen die geen raad weten, en met koortsige drift zullen zij het woord des Heeren zoeken, en vragen of er geen profeten zijn, geen profetie of boodschap van God is, maar zullen het niet vinden.

a. Hoewel dit voor velen in het geheel geen beproeving is, toch zullen sommigen het als een groot verdriet voelen, en zullen met blijdschap een verre reis doen om een goede preek te horen, maar diep zullen zij het verlies van die gunsten, die anderen door hun zonde verbeurd hebben, gevoelen.

b. Ook zij, die geen acht sloegen op de profeten, toen zij die hadden, zullen er naar verlangen, als zij er van beroofd zijn, zoals Saul naar Samuël. Velen kennen de waarde van die gunsten niet voordat zij het gemis er van bemerken. Of, het kan zo bedoeld zijn: Hoewel zij aldus zullen zwerven van zee tot zee, zoekende naar Gods woord, zullen zij het toch niet vinden. De genademiddelen zijn niet aan een bepaalde plaats gebonden, en, als wij menen, dat zij volmaakt stevig staat, kan de kandelaar van zijn plaats worden genomen, Revelation 2:5, en die nu de dagen van de Zoon des mensen veronachtzamen zullen misschien tevergeefs verlangen die te zien. En te die dage zullen de schone jonkvrouwen en de jongelingen van dorst versmachten, Amos 8:13, diegenen, die de moeite wel verdragen konden, zoals men menen zou, zullen er onder bezwijken. Sommigen verstaan onder de jonkvrouwen en jongelingen de Joodse kerken en de oversten van de synagogen, deze zullen het woord des Heeren verliezen, en de weldaad van de goddelijke openbaring, en zullen versmachten bij gebrek daaraan, zullen al hun kracht en schoonheid verliezen. Anderen menen, dat onder de schone jonkvrouwen en de jongelingen verstaan moeten worden, die vertrouwen op hun eigen verdienste en gerechtigheid, en denken dat zij Christus niet nodig hebben, zij zullen versmachten van dorst, terwijl degenen, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus, overvloedig verzadigd en vervuld zullen worden.

II. Met de bijzondere verwoesting van degenen, die voorgingen in de afgoderij, Amos 8:14.

1. De zonde, waarvan zij beschuldigd worden: Zij zweren bij de schuld van Samaria, dat is bij de god van Samaria, het afgodsbeeld, dat vereerd werd te Beth-El, niet ver van Samaria. Aldus roemden zij in hun schande en zwoeren bij hetgeen hun ongerechtigheid was als bij hun god, menende dat datgene hen helpen kon, wat hen zeker ten verderve moest brengen, en de hoogste eer gevende aan hetgeen zij met de uitersten afschuw en verfoeiïng moesten beschouwen. Zij zeggen: Zo waarachtig als uw god van Dan leeft, het was het andere gouden kalf, een doof, dood afgodsbeeld, en toch hadden zij het lief en vereerden het, alsof het de levende en ware God was. Zij zeggen: Zo waarachtig als de wijze of de weg van Ber-Seba leeft, zij zwoeren bij de godsdienst van Ber-Seba, de weg en wijze van eredienst aldaar, die zij als heilig beschouwden, en daarom zwoeren zij er bij en beriepen er zich op als op een scheidsrechter. Zo zweren de Roomsen bij de Mis, als de weg van Ber-Seba.

2. De verwoesting, waarmee zij bedreigd worden. Die aldus aan afgoden de eer geven, die God alleen toekomt, zullen bevinden, dat de God, die zij beledigen, daardoor hun vijand wordt, zodat zij zullen vallen, en de goden, die zij dienen, kunnen hun niet ter zijde staan als vrienden, zodat zij niet weer zullen opstaan. Zij zullen bevinden, dat God ijverig is en gekrenkt door de onwaardige behandeling, Hem aangedaan, en dat Hij overwinnen zal en dat het nutteloos is met Hem te twisten

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Amos 8". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/amos-8.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile