Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Samuel 17". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-samuel-17.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Samuel 17". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 17De strijd tussen David en Absalom nadert nu tot een crisis. Hij zal beslist moeten worden door het zwaard, en daarvoor zien wij in dit hoofdstuk de toebereidselen gemaakt.
I. Absalom belegt een krijgsraad, waarin Achitofel op spoed aandringt, 2 Samuel 17:1, maar Husai raadt overleg aan, 2 Samuel 17:5, en Husai's raad wordt aangenomen, 2 Samuel 17:14, uit ergernis waarover Achitofel zich verhangt, 2 Samuel 17:23.
II. Er wordt in het geheim bericht gezonden aan David (doch met grote moeite) van hun maatregelen, 2 Samuel 17:15.
III. David begeeft zich naar de andere kant van de Jordaan, 2 Samuel 17:22 2 Samuel 17:24, en daar wordt zijn leger geproviandeerd door sommigen van zijn vrienden in die landstreek, 2 Samuel 17:27.
IV. Absalom en zijn krijgsmacht volgen hem naar het land van Gilead aan de andere kant van de Jordaan, 2 Samuel 17:25. En daar zullen wij in het volgende hoofdstuk de strijd beslist zien. Totnutoe hadden de zaken een zeer donker aanzien voor David, maar nu begint de dag van zijn verlossing aan te breken.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 17De strijd tussen David en Absalom nadert nu tot een crisis. Hij zal beslist moeten worden door het zwaard, en daarvoor zien wij in dit hoofdstuk de toebereidselen gemaakt.
I. Absalom belegt een krijgsraad, waarin Achitofel op spoed aandringt, 2 Samuel 17:1, maar Husai raadt overleg aan, 2 Samuel 17:5, en Husai's raad wordt aangenomen, 2 Samuel 17:14, uit ergernis waarover Achitofel zich verhangt, 2 Samuel 17:23.
II. Er wordt in het geheim bericht gezonden aan David (doch met grote moeite) van hun maatregelen, 2 Samuel 17:15.
III. David begeeft zich naar de andere kant van de Jordaan, 2 Samuel 17:22 2 Samuel 17:24, en daar wordt zijn leger geproviandeerd door sommigen van zijn vrienden in die landstreek, 2 Samuel 17:27.
IV. Absalom en zijn krijgsmacht volgen hem naar het land van Gilead aan de andere kant van de Jordaan, 2 Samuel 17:25. En daar zullen wij in het volgende hoofdstuk de strijd beslist zien. Totnutoe hadden de zaken een zeer donker aanzien voor David, maar nu begint de dag van zijn verlossing aan te breken.
Verzen 1-14
2 Samuël 17:1-14Absalom is in het vreedzaam bezit van Jeruzalem, zijns is het koninkrijk paleis en de stoelen des gerichts, de stoelen van het huis van David Zijn Godvruchtige vader heeft meer dan zeven jaren te Hebron geregeerd, en alleen over de stam van Juda, en had geen haast om zijn mededinger te verdringen, zijn regering was gegrond op een Goddelijke belofte, van welker vervulling ter bestemder tijd hij zeker was, en daarom heeft hij geduldig gewacht. Maar de jongeling Absalom haast zich niet slechts van Hebron naar Jeruzalem, maar is daar ongeduldig, hij kan niet rusten voordat hij zijn vader had verdelgd, hij kan niet tevreden zijn met zijn troon, hij moet ook zijn leven hebben, want zijn regering is gegrond in ongerechtigheid, en voelt zich dus wankelen, en daarom denkt hij verplicht te zijn geweld te gebruiken. Dat zo'n lage ellendeling als Absalom was, het op de troon van zo'n Godvruchtige vader gemunt had is niet vreemd-er zijn hier en daar monsters in de natuur-maar dat het gros van het volk Israëls, voor hetwelk David in alle opzichten zo'n grote zegen is geweest, er zich met hem in zou verenigen, dat is zeer verbazingwekkend. Maar hun vaderen hadden dikwijls tegen Mozes gerebelleerd. De beste ouders en de beste vorsten zullen het niet vreemd vinden, als zij verontrust worden door hen, die hun steun en hun blijdschap moesten wezen, als zij bedenken welke zonen en welke onderdanen David zelf gehad heeft.
I. David en allen, die hem aanhangen, moeten gedood worden. Dat wordt besloten, voorzoveel blijkt "nemine contradicente-met algemene stemmen." Niemand durft van zijn persoonlijke verdiensten gewagen, noch van de grote diensten, die hij den lande bewezen had, in oppositie tegen dat besluit, men durft niet eens vragen: " Wat kwaads heeft hij dan gedaan om zijn kroon te verbeuren, en veel minder nog zijn hoofd?" Niemand durft met het voorstel komen, om het bij zijn verbanning te laten blijven voor het ogenblik, of dat er agenten zullen gezonden worden, om met hem te onderhandelen over de afstand van de regering, waartoe zij, wijl hij zo gedwee die stad had verlaten, konden denken hem wel bereid te zullen vinden. Het was nog niet lang geleden dat Absalom zelf gevlucht is, omdat hij een misdaad had begaan, en David vergenoegde zich met zijn ballingschap, hoewel hij de dood had verdiend, ja hij treurde over hem, en verlangde naar hem, maar zo volkomen is deze ondankbare Absalom ontbloot van alle natuurlijke liefde, dat hij ten enenmale dorst naar zijns vaders bloed. Het is onbetwistbaar: David moet verdelgd worden, de vraag is maar: Hoe zal het gedaan worden?
1. Achitofels raad is, hem terstond te vervolgen, nog in die eigen nacht, met een vliegend leger, waarover hijzelf het bevel op zich zal nemen, dat alleen de koning gedood zal worden en zijn krijgsmacht verstrooid, dan zal het volk, dat nu met hem is, naar Absalom overgaan, en zo zal er niet zo'n langdurige krijg wezen als tussen het huis van Saul en David, 2 Samuel 17:1. De man, die gij zoekt, is gelijk het wederkeren van allen. Hieruit blijkt, dat Absalom verklaard had het op Davids leven gemunt te hebben, en Achitofel stemt met hem in: Sla de herder en de schapen zullen verstrooid worden, en een gemakkelijke prooi zijn voor de wolf. Aldus wil hij de oorlog tot een kleine omvang beperken, door noch met kleinen noch met groten te strijden, maar alleen met de koning Israëls, en hem binnen zeer korte tijd te beëindigen, door hem nu terstond te overvallen. Niets zou aan David noodlottiger kunnen zijn dan deze maatregelen, als zij uitgevoerd werden. Het was maar al te waar, dat hij moede en slap van handen was, dat het minste hem verschrikt zou hebben, want anders zou hij niet op het eerste schrikgerucht van Absaloms rebellie uit zijn huis gevlucht zijn. Het was waarschijnlijk genoeg dat op een verwoede aanval, inzonderheid in de nacht, zijn kleine krijgsmacht in verwarring zou worden gebracht, en dan zou het gemakkelijk wezen om alleen de koning te slaan. De zaak was dan afgedaan, het gehele volk zou dan ten ondergebracht zijn, al het volk, zegt hij, zal in vrede zijn. Zie hoe een algemeen verderf door overweldigers een algemene vrede genoemd wordt, maar aldus is des duivels paleis in vrede, zolang hij als een sterk gewapende het bewaakt. Vergelijk hiermede het komplot van Kajafas (dien tweede Achitofel) tegen de Zone Davids, om Zijn invloed te vernietigen door Hem te doden. "Laat die ene mens sterven voor het volk," John 11:50. Laat ons de erfgenaam doden, en zijn erfenis zal onze zijn. Maar beider raad werd in zotheid verkeerd. Toch kunnen de kinderen des lichts in hun geslacht wijsheid leren van de kinderen van deze wereld. Laat ons wat onze hand vindt om te doen, spoedig doen, en met al onze macht. Het is verstandig om krachtig en vaardig te wezen, en geen tijd te verliezen, inzonderheid niet in onze geestelijke krijg, als Satan van ons vliedt, zo laat ons onze slag opvolgen.
2. Zij, die met gekroonde hoofden getwist hebben, hebben gewoonlijk de welvoeglijkheid betracht, om zich alleen tegen hun verkeerde raadslieden te verklaren, en deze tot verantwoording te roepen, de koning kan geen kwaad doen, zij-de verkeerde raadslieden-doen het, maar Absaloms schaamteloze schurkerij treft de koning zelf, ja de koning alleen, want (zou men het willen geloven?) dat zeggen: ik zal de koning alleen slaan, behaagde hem, 2 Samuel 17:4, er was zelfs niet zoveel besef van eer en deugd in hem overgebleven om voor te wenden, dat hij hiervoor terugschrikte, of zelfs te aarzelen of enigszins afkerig te zijn van dit barbaars en monsterachtig besluit. Welk goed kan bestaan blijven tegen de hitte van een heftige eerzucht?
II. Husai adviseert dat zij niet al te haastig moeten zijn om David te vervolgen, maar de tijd moeten nemen om hun gehele krijgsmacht bijeen te brengen teneinde hem door hun grotere getalssterkte te verpletteren, zoals Achitofel dit gewild had door hem plotseling te overvallen. Nu heeft Husai met die raad te geven in werkelijkheid bedoeld David te dienen en zijn belangen te bevorderen, door de tijd te hebben om David bericht te zenden van de maatregelen, die genomen werden, zodat David de tijd zou hebben om een leger te verzamelen en zich naar het Overjordaanse te begeven, want in die verwijderde landstreek zal Absalom de minste invloed hebben. Niets kon voor David toen voordeliger zijn, dan tijd te hebben, en om hem die te geven raadt Husai Absalom aan om niets roekeloos te ondernemen, maar zeer voorzichtig te werk te gaan en zijn succes te verzekeren door zich eerst te versterken.
1. Absalom gaf aan Husai de gelegenheid om zijn advies uit te brengen. Al de oudsten van Israël keurden Achitofels raad goed, maar God bestuurde het hart van Absalom om er niet naar te handelen, voordat hij Husai geraadpleegd had, 2 Samuel 17:5, laat ons ook horen wat hij zegt. Hierin dacht hij wijselijk te handelen (twee hoofden zijn beter dan een) maar God vangt de wijzen in hun arglistigheid.
2. Husai voerde goede redenen aan voor hetgeen hij zei.
A. Hij sprak tegen Achitofels raad en toonde aan hoe gevaarlijk het was hem te volgen. Het is met bescheidenheid en alle mogelijke eerbied voor Achitofels algemeen erkende schranderheid, dat hij verlof vraagt om van hem te verschillen, 2 Samuel 17:7. De raad van Achitofel is gewoonlijk de beste, en die men gerust kan volgen, maar met verlof van dit zeer geachte medelid moet hij nu de mening uitspreken, dat zijn raad ditmaal niet goed is, want het was volstrekt niet veilig om zo grote belangen waar het nu om ging in de waagschaal te stellen door met zo'n klein getal van soldaten op te trekken, en met zo'n haastige aanval als waartoe Achitofel adviseerde, laat ons gedenken aan Israëls nederlaag voor Ai, Joshua 7:4. Er zijn dikwijls kwade gevolgen uit voortgekomen, als men de vijand te gering geacht heeft. Zie hoe schijnbaar aannemelijk Husai's redenering is.
a. Hij legt er sterk de nadruk op, dat David een zeer bekwaam en geducht krijgsman was, een man van groot beleid, moed en ervaring, iedereen wist en erkende dit, ook Absalom zelf. Uw vader is een krijgsman, 2 Samuel 17:8, een held 2 Samuel 17:10, en niet zo moede en slap van handen als Achitofel denkt. Zijn verlaten van Jeruzalem moet toegeschreven worden, niet aan zijn lafhartigheid, maar aan zijn voorzichtigheid.
b. De mannen die met hem zijn, zijn wel weinig in aantal, maar het zijn dappere mannen, 2 Samuel 17:10, mannen van vermaarde kloekmoedigheid, zeer bedreven in de krijgskunst. Achitofel, die meer staatsman dan krijgsman is, zou bevinden dat hij niet tegen hen is opgewassen. Een van hen zou er duizend jagen.
c. Zij waren allen verbitterd op Absalom, die de bewerker was van al dat kwaad, zij zijn bitter van gemoed, en zullen met de uiterste woede strijden, zodat niemand bestand zal zijn tegen hun moed en tegen hun woede, inzonderheid niet de onbedreven soldaten, waaruit Absaloms leger bestond. Aldus stelt hij hen even geducht voor, als Achitofel hen zwak en verachtelijk had voorgesteld.
d. Hij geeft het vermoeden te kennen dat David en sommigen van zijn mannen waarschijnlijk ergens in hinderlaag liggen, in een van de holen of andere besloten plaatsen, en Absaloms soldaten plotseling zouden overvallen voordat deze het wisten, de schrik zou hen dan op de vlucht doen slaan, en die nederlaag, al was het dan ook maar van een kleine afdeling des legers, zou de overigen ontmoedigen, inzonderheid daar hun eigen geweten hen van verraad zou beschuldigen tegen een man, die zij wisten niet alleen Gods gezalfde te zijn maar ook een man naar Gods hart, 2 Samuel 17:9. "Spoedig zal men zeggen dat er een slachting is aangericht onder Absaloms mannen, en dan zal ieder zijn heil zoeken in de vlucht, en zelfs het hart van Achitofel, dat nu als een leeuwenhart is, zal ten enenmale versmelten. Kortom, hij zal het niet zo gemakkelijk vinden om met David en zijn mannen te strijden als hij denkt en als hij het onderspit delft, dan zijn zij allen verloren".
B. Hij bracht nu zijn eigen advies uit en gaf er zijn redenen voor, en:
a. Hij adviseerde wat hij wist Absaloms ijdelheid te zullen strelen, hoewel het zijn belangen niet werkelijk bevorderde.
Ten eerste. Hij raadt aan dat geheel Israël bijeen zal vergaderd worden, dat is: de strijdmacht van al de stammen. Dat hij aanneemt dat zij allen voor hem zijn, en hem de gelegenheid geeft om hen allen onder zijn bevel te zijn, zal hem meer strelen dan wat het ook zij.
Ten tweede. Hij adviseert dat Absalom in persoon ten strijde zal trekken alsof hij hem voor een beter krijgsman hield dan Achitofel, meer geschikt om het bevel te voeren en de eer van de overwinning te hebben waarmee hij ook te kennen geeft dat Achitofel hem minachting betoond heeft door zijn aanbod om zonder hem te gaan. Zie hoe gemakkelijk het is hoogmoedige mensen te bedriegen door hun ijdelheid te strelen en hun hoogmoed te voeden. b. Hij ried ten laatste aan wat het succes onfeilbaar scheen te verzekeren, zonder daarbij aan enigerlei gevaar te zijn blootgesteld. Want als zij zo'n groot aantal krijgslieden op de been konden brengen, als waarmee zij zich vleiden, dan zouden zij David, waar zij hem ook aantroffen, gewis verpletteren.
Ten eerste. Zo zij hem aantroffen in het veld dan zouden zij hem overvallen, gelijk als de dauw op de aardbodem valt, en al zijn mannen met hem nederhouwen, 2 Samuel 17:12. Niet een van hen zal overgelaten worden. Misschien was Absalom meer ingenomen met het plan om al de mannen te doden, die bij hem waren, daar hij een bijzondere afkeer had van sommigen van Davids vrienden, dan met Achitofels plan om alleen de koning te slaan. Aldus bereikte Husai zijn doel door hem aan te moedigen in zijn wraakzucht zowel als in zijn hoogmoed.
Ten tweede. Troffen zij hem aan in een stad, dan behoefden zij niet te vrezen dat zij hem niet zouden bemachtigen. want zij zouden, indien het nodig was, handen genoeg hebben, om de stad zelf met koorden in de beek te trekken, 2 Samuel 17:13. Dit vreemde denkbeeld, hoe onuitvoerbaar ook, vermaakte hen daar het nieuw was, het prikkelde hun verbeelding, zij zullen wel allen geglimlacht hebben over die inval.
Door al die kunstgrepen verkreeg Husai niet alleen Absaloms goedkeuring van zijn advies, maar ook de instemming van geheel die grote krijgsraad. Allen kwamen overeen dat Husai's raad beter was dan die van Achitofel, 2 Samuel 17:14. Zie hier:
Ten eerste. Hoeveel de staatkunde van de mens vermag. Indien Husai daar niet geweest ware, dan zou Achitofels raad gewis overmocht hebben, en niets kon ook werkelijk meer in het belang van Absalom geweest zijn, dan hetgeen hij aanried, toch brengt Husai hen allen over naar zijn mening, en niemand hunner bespeurt dat hij dit alles zegt ten voordele van David en zijn zaak, maar allen zeggen wat hij zegt. Zie, hoe het niet-denkende deel van de mensheid bedrogen wordt door het listige deel van het mensdom, welke werktuigen, welke dwazen voorname mannen door hun listen en kuiperijen van elkaar maken, welke streken en behendigheden in hoven en raadsvergaderingen gebruikt worden! Diegenen zijn het gelukkigst, die er het minst mee bekend of vertrouwd zijn.
Ten tweede. Zie hoe oneindig veel meer de voorzienigheid Gods doen kan. Husai heeft met behendigheid het plan volvoerd, maar het succes wordt aan God toegeschreven, aan Zijn werking op de geest van hen, die er bij betrokken zijn: De Here had het geboden om de goeden raad van Achitofel te vernietigen. Zij het opgemerkt ter vertroosting van allen, die God vrezen: Hij leidt der mensen harten als waterbeken, hoewel zij de gedachten des Heren niet kennen. God staat in de vergaderingen Gods, Hij oordeelt in het midden van de goden, heeft een alles besturende hand in al hun raad, en een stem tegen al hun besluiten Hij lacht over der mensen plannen en raadslagen tegen Zijn Gezalfde.
Verzen 1-14
2 Samuël 17:1-14Absalom is in het vreedzaam bezit van Jeruzalem, zijns is het koninkrijk paleis en de stoelen des gerichts, de stoelen van het huis van David Zijn Godvruchtige vader heeft meer dan zeven jaren te Hebron geregeerd, en alleen over de stam van Juda, en had geen haast om zijn mededinger te verdringen, zijn regering was gegrond op een Goddelijke belofte, van welker vervulling ter bestemder tijd hij zeker was, en daarom heeft hij geduldig gewacht. Maar de jongeling Absalom haast zich niet slechts van Hebron naar Jeruzalem, maar is daar ongeduldig, hij kan niet rusten voordat hij zijn vader had verdelgd, hij kan niet tevreden zijn met zijn troon, hij moet ook zijn leven hebben, want zijn regering is gegrond in ongerechtigheid, en voelt zich dus wankelen, en daarom denkt hij verplicht te zijn geweld te gebruiken. Dat zo'n lage ellendeling als Absalom was, het op de troon van zo'n Godvruchtige vader gemunt had is niet vreemd-er zijn hier en daar monsters in de natuur-maar dat het gros van het volk Israëls, voor hetwelk David in alle opzichten zo'n grote zegen is geweest, er zich met hem in zou verenigen, dat is zeer verbazingwekkend. Maar hun vaderen hadden dikwijls tegen Mozes gerebelleerd. De beste ouders en de beste vorsten zullen het niet vreemd vinden, als zij verontrust worden door hen, die hun steun en hun blijdschap moesten wezen, als zij bedenken welke zonen en welke onderdanen David zelf gehad heeft.
I. David en allen, die hem aanhangen, moeten gedood worden. Dat wordt besloten, voorzoveel blijkt "nemine contradicente-met algemene stemmen." Niemand durft van zijn persoonlijke verdiensten gewagen, noch van de grote diensten, die hij den lande bewezen had, in oppositie tegen dat besluit, men durft niet eens vragen: " Wat kwaads heeft hij dan gedaan om zijn kroon te verbeuren, en veel minder nog zijn hoofd?" Niemand durft met het voorstel komen, om het bij zijn verbanning te laten blijven voor het ogenblik, of dat er agenten zullen gezonden worden, om met hem te onderhandelen over de afstand van de regering, waartoe zij, wijl hij zo gedwee die stad had verlaten, konden denken hem wel bereid te zullen vinden. Het was nog niet lang geleden dat Absalom zelf gevlucht is, omdat hij een misdaad had begaan, en David vergenoegde zich met zijn ballingschap, hoewel hij de dood had verdiend, ja hij treurde over hem, en verlangde naar hem, maar zo volkomen is deze ondankbare Absalom ontbloot van alle natuurlijke liefde, dat hij ten enenmale dorst naar zijns vaders bloed. Het is onbetwistbaar: David moet verdelgd worden, de vraag is maar: Hoe zal het gedaan worden?
1. Achitofels raad is, hem terstond te vervolgen, nog in die eigen nacht, met een vliegend leger, waarover hijzelf het bevel op zich zal nemen, dat alleen de koning gedood zal worden en zijn krijgsmacht verstrooid, dan zal het volk, dat nu met hem is, naar Absalom overgaan, en zo zal er niet zo'n langdurige krijg wezen als tussen het huis van Saul en David, 2 Samuel 17:1. De man, die gij zoekt, is gelijk het wederkeren van allen. Hieruit blijkt, dat Absalom verklaard had het op Davids leven gemunt te hebben, en Achitofel stemt met hem in: Sla de herder en de schapen zullen verstrooid worden, en een gemakkelijke prooi zijn voor de wolf. Aldus wil hij de oorlog tot een kleine omvang beperken, door noch met kleinen noch met groten te strijden, maar alleen met de koning Israëls, en hem binnen zeer korte tijd te beëindigen, door hem nu terstond te overvallen. Niets zou aan David noodlottiger kunnen zijn dan deze maatregelen, als zij uitgevoerd werden. Het was maar al te waar, dat hij moede en slap van handen was, dat het minste hem verschrikt zou hebben, want anders zou hij niet op het eerste schrikgerucht van Absaloms rebellie uit zijn huis gevlucht zijn. Het was waarschijnlijk genoeg dat op een verwoede aanval, inzonderheid in de nacht, zijn kleine krijgsmacht in verwarring zou worden gebracht, en dan zou het gemakkelijk wezen om alleen de koning te slaan. De zaak was dan afgedaan, het gehele volk zou dan ten ondergebracht zijn, al het volk, zegt hij, zal in vrede zijn. Zie hoe een algemeen verderf door overweldigers een algemene vrede genoemd wordt, maar aldus is des duivels paleis in vrede, zolang hij als een sterk gewapende het bewaakt. Vergelijk hiermede het komplot van Kajafas (dien tweede Achitofel) tegen de Zone Davids, om Zijn invloed te vernietigen door Hem te doden. "Laat die ene mens sterven voor het volk," John 11:50. Laat ons de erfgenaam doden, en zijn erfenis zal onze zijn. Maar beider raad werd in zotheid verkeerd. Toch kunnen de kinderen des lichts in hun geslacht wijsheid leren van de kinderen van deze wereld. Laat ons wat onze hand vindt om te doen, spoedig doen, en met al onze macht. Het is verstandig om krachtig en vaardig te wezen, en geen tijd te verliezen, inzonderheid niet in onze geestelijke krijg, als Satan van ons vliedt, zo laat ons onze slag opvolgen.
2. Zij, die met gekroonde hoofden getwist hebben, hebben gewoonlijk de welvoeglijkheid betracht, om zich alleen tegen hun verkeerde raadslieden te verklaren, en deze tot verantwoording te roepen, de koning kan geen kwaad doen, zij-de verkeerde raadslieden-doen het, maar Absaloms schaamteloze schurkerij treft de koning zelf, ja de koning alleen, want (zou men het willen geloven?) dat zeggen: ik zal de koning alleen slaan, behaagde hem, 2 Samuel 17:4, er was zelfs niet zoveel besef van eer en deugd in hem overgebleven om voor te wenden, dat hij hiervoor terugschrikte, of zelfs te aarzelen of enigszins afkerig te zijn van dit barbaars en monsterachtig besluit. Welk goed kan bestaan blijven tegen de hitte van een heftige eerzucht?
II. Husai adviseert dat zij niet al te haastig moeten zijn om David te vervolgen, maar de tijd moeten nemen om hun gehele krijgsmacht bijeen te brengen teneinde hem door hun grotere getalssterkte te verpletteren, zoals Achitofel dit gewild had door hem plotseling te overvallen. Nu heeft Husai met die raad te geven in werkelijkheid bedoeld David te dienen en zijn belangen te bevorderen, door de tijd te hebben om David bericht te zenden van de maatregelen, die genomen werden, zodat David de tijd zou hebben om een leger te verzamelen en zich naar het Overjordaanse te begeven, want in die verwijderde landstreek zal Absalom de minste invloed hebben. Niets kon voor David toen voordeliger zijn, dan tijd te hebben, en om hem die te geven raadt Husai Absalom aan om niets roekeloos te ondernemen, maar zeer voorzichtig te werk te gaan en zijn succes te verzekeren door zich eerst te versterken.
1. Absalom gaf aan Husai de gelegenheid om zijn advies uit te brengen. Al de oudsten van Israël keurden Achitofels raad goed, maar God bestuurde het hart van Absalom om er niet naar te handelen, voordat hij Husai geraadpleegd had, 2 Samuel 17:5, laat ons ook horen wat hij zegt. Hierin dacht hij wijselijk te handelen (twee hoofden zijn beter dan een) maar God vangt de wijzen in hun arglistigheid.
2. Husai voerde goede redenen aan voor hetgeen hij zei.
A. Hij sprak tegen Achitofels raad en toonde aan hoe gevaarlijk het was hem te volgen. Het is met bescheidenheid en alle mogelijke eerbied voor Achitofels algemeen erkende schranderheid, dat hij verlof vraagt om van hem te verschillen, 2 Samuel 17:7. De raad van Achitofel is gewoonlijk de beste, en die men gerust kan volgen, maar met verlof van dit zeer geachte medelid moet hij nu de mening uitspreken, dat zijn raad ditmaal niet goed is, want het was volstrekt niet veilig om zo grote belangen waar het nu om ging in de waagschaal te stellen door met zo'n klein getal van soldaten op te trekken, en met zo'n haastige aanval als waartoe Achitofel adviseerde, laat ons gedenken aan Israëls nederlaag voor Ai, Joshua 7:4. Er zijn dikwijls kwade gevolgen uit voortgekomen, als men de vijand te gering geacht heeft. Zie hoe schijnbaar aannemelijk Husai's redenering is.
a. Hij legt er sterk de nadruk op, dat David een zeer bekwaam en geducht krijgsman was, een man van groot beleid, moed en ervaring, iedereen wist en erkende dit, ook Absalom zelf. Uw vader is een krijgsman, 2 Samuel 17:8, een held 2 Samuel 17:10, en niet zo moede en slap van handen als Achitofel denkt. Zijn verlaten van Jeruzalem moet toegeschreven worden, niet aan zijn lafhartigheid, maar aan zijn voorzichtigheid.
b. De mannen die met hem zijn, zijn wel weinig in aantal, maar het zijn dappere mannen, 2 Samuel 17:10, mannen van vermaarde kloekmoedigheid, zeer bedreven in de krijgskunst. Achitofel, die meer staatsman dan krijgsman is, zou bevinden dat hij niet tegen hen is opgewassen. Een van hen zou er duizend jagen.
c. Zij waren allen verbitterd op Absalom, die de bewerker was van al dat kwaad, zij zijn bitter van gemoed, en zullen met de uiterste woede strijden, zodat niemand bestand zal zijn tegen hun moed en tegen hun woede, inzonderheid niet de onbedreven soldaten, waaruit Absaloms leger bestond. Aldus stelt hij hen even geducht voor, als Achitofel hen zwak en verachtelijk had voorgesteld.
d. Hij geeft het vermoeden te kennen dat David en sommigen van zijn mannen waarschijnlijk ergens in hinderlaag liggen, in een van de holen of andere besloten plaatsen, en Absaloms soldaten plotseling zouden overvallen voordat deze het wisten, de schrik zou hen dan op de vlucht doen slaan, en die nederlaag, al was het dan ook maar van een kleine afdeling des legers, zou de overigen ontmoedigen, inzonderheid daar hun eigen geweten hen van verraad zou beschuldigen tegen een man, die zij wisten niet alleen Gods gezalfde te zijn maar ook een man naar Gods hart, 2 Samuel 17:9. "Spoedig zal men zeggen dat er een slachting is aangericht onder Absaloms mannen, en dan zal ieder zijn heil zoeken in de vlucht, en zelfs het hart van Achitofel, dat nu als een leeuwenhart is, zal ten enenmale versmelten. Kortom, hij zal het niet zo gemakkelijk vinden om met David en zijn mannen te strijden als hij denkt en als hij het onderspit delft, dan zijn zij allen verloren".
B. Hij bracht nu zijn eigen advies uit en gaf er zijn redenen voor, en:
a. Hij adviseerde wat hij wist Absaloms ijdelheid te zullen strelen, hoewel het zijn belangen niet werkelijk bevorderde.
Ten eerste. Hij raadt aan dat geheel Israël bijeen zal vergaderd worden, dat is: de strijdmacht van al de stammen. Dat hij aanneemt dat zij allen voor hem zijn, en hem de gelegenheid geeft om hen allen onder zijn bevel te zijn, zal hem meer strelen dan wat het ook zij.
Ten tweede. Hij adviseert dat Absalom in persoon ten strijde zal trekken alsof hij hem voor een beter krijgsman hield dan Achitofel, meer geschikt om het bevel te voeren en de eer van de overwinning te hebben waarmee hij ook te kennen geeft dat Achitofel hem minachting betoond heeft door zijn aanbod om zonder hem te gaan. Zie hoe gemakkelijk het is hoogmoedige mensen te bedriegen door hun ijdelheid te strelen en hun hoogmoed te voeden. b. Hij ried ten laatste aan wat het succes onfeilbaar scheen te verzekeren, zonder daarbij aan enigerlei gevaar te zijn blootgesteld. Want als zij zo'n groot aantal krijgslieden op de been konden brengen, als waarmee zij zich vleiden, dan zouden zij David, waar zij hem ook aantroffen, gewis verpletteren.
Ten eerste. Zo zij hem aantroffen in het veld dan zouden zij hem overvallen, gelijk als de dauw op de aardbodem valt, en al zijn mannen met hem nederhouwen, 2 Samuel 17:12. Niet een van hen zal overgelaten worden. Misschien was Absalom meer ingenomen met het plan om al de mannen te doden, die bij hem waren, daar hij een bijzondere afkeer had van sommigen van Davids vrienden, dan met Achitofels plan om alleen de koning te slaan. Aldus bereikte Husai zijn doel door hem aan te moedigen in zijn wraakzucht zowel als in zijn hoogmoed.
Ten tweede. Troffen zij hem aan in een stad, dan behoefden zij niet te vrezen dat zij hem niet zouden bemachtigen. want zij zouden, indien het nodig was, handen genoeg hebben, om de stad zelf met koorden in de beek te trekken, 2 Samuel 17:13. Dit vreemde denkbeeld, hoe onuitvoerbaar ook, vermaakte hen daar het nieuw was, het prikkelde hun verbeelding, zij zullen wel allen geglimlacht hebben over die inval.
Door al die kunstgrepen verkreeg Husai niet alleen Absaloms goedkeuring van zijn advies, maar ook de instemming van geheel die grote krijgsraad. Allen kwamen overeen dat Husai's raad beter was dan die van Achitofel, 2 Samuel 17:14. Zie hier:
Ten eerste. Hoeveel de staatkunde van de mens vermag. Indien Husai daar niet geweest ware, dan zou Achitofels raad gewis overmocht hebben, en niets kon ook werkelijk meer in het belang van Absalom geweest zijn, dan hetgeen hij aanried, toch brengt Husai hen allen over naar zijn mening, en niemand hunner bespeurt dat hij dit alles zegt ten voordele van David en zijn zaak, maar allen zeggen wat hij zegt. Zie, hoe het niet-denkende deel van de mensheid bedrogen wordt door het listige deel van het mensdom, welke werktuigen, welke dwazen voorname mannen door hun listen en kuiperijen van elkaar maken, welke streken en behendigheden in hoven en raadsvergaderingen gebruikt worden! Diegenen zijn het gelukkigst, die er het minst mee bekend of vertrouwd zijn.
Ten tweede. Zie hoe oneindig veel meer de voorzienigheid Gods doen kan. Husai heeft met behendigheid het plan volvoerd, maar het succes wordt aan God toegeschreven, aan Zijn werking op de geest van hen, die er bij betrokken zijn: De Here had het geboden om de goeden raad van Achitofel te vernietigen. Zij het opgemerkt ter vertroosting van allen, die God vrezen: Hij leidt der mensen harten als waterbeken, hoewel zij de gedachten des Heren niet kennen. God staat in de vergaderingen Gods, Hij oordeelt in het midden van de goden, heeft een alles besturende hand in al hun raad, en een stem tegen al hun besluiten Hij lacht over der mensen plannen en raadslagen tegen Zijn Gezalfde.
Verzen 15-21
2 Samuël 17:15-21Wij moeten nu Davids vijanden verlaten terwijl zij zich streelden met de gedachte aan een stellige overwinning door Husai's raad te volgen, en ongetwijfeld een oproep zonden aan al de stammen Israëls, om op een aangewezen plaats van bijeenkomst te verschijnen, ingevolge van die raad, en nu vinden wij Davids vrienden met elkaar beraadslagende hoe hem kennis te geven van dit alles, ten einde dienovereenkomstig zijn gang te richten. Husai zegt aan de priesters wat in de raad was voorgevallen, 2 Samuel 17:15. Maar hij schijnt er niet zeker van geweest te zijn, of Achitofels raad niet gevolgd zou worden, en daarom vreesde hij, dat de koning, zo hij geen spoed maakte om weg te komen, en al het volk dat met hem is, verslonden zal worden, 2 Samuel 17:16. Misschien werd hij, gelijk hij binnengeroepen werd om zijn advies te geven, weggezonden voordat zij tot het besluit kwamen om zijn raad te volgen, 2 Samuel 17:14. Of misschien vreesde hij dat zij later nog van besluit zouden veranderen. Hoe het zij, het was goed om tegen het ergste gewapend te zijn, en daarom haast te maken om die kostbare levens buiten het bereik van deze verdervers te brengen.
Zo strenge wacht heeft Absalom op al de toegangen van Jeruzalem gehouden, dat het hun grote moeite kostte om David dit noodzakelijke bericht te doen toekomen.
1. De jeugdige priesters, die de boden moesten zijn, waren genoodzaakt om heimelijk uit de stad te gaan naar de fontein Rogel, die naar sommigen zeggen, betekent: de fontein van een verspieder. Voorzeker stond het slecht met Jeruzalem, als twee zulke getrouwe priesters als zij waren, niet in de stad gezien mochten worden.
2. Er werden hun instructies gezonden door middel van een eenvoudige dienstmaagd, die waarschijnlijk naar die fontein ging onder voorwendsel van water te halen, 2 Samuel 17:17. Als zij de boodschap mondeling moest overbrengen dan was er gevaar, dat zij haar door de een of andere vergissing verkeerd zou overbrengen, maar Gods voorzienigheid kan van een onwetende dienstmaagd een getrouwe bode maken en door het dwaze van de wereld Zijn wijze doeleinden dienen.
3. Door de waakzaamheid van Absaloms spionnen werden zij echter ontdekt, en werd aan Absalom bericht gegeven van hun bewegingen. Een jongen zag hen en zei het Absalom aan, 2 Samuel 17:18.
4. Bespeurende dat zij ontdekt waren, verscholen zij zich in het huis eens vriends te Bahurim, waar David zich even tevoren verkwikt had, 2 Samuel 16:14. Gelukkig werden zij verborgen in een put, die nu, in de zomer, misschien droog was, 2 Samuel 17:18. De vrouw des huizes bedekte heel vernuftig de mond des puts met een deksel, waarop zij gort strooide om te drogen, zodat de vervolgers niet bemerkten dat daar een put was, want anders hadden zij hem wel doorzocht, 2 Samuel 17:19. Zover heeft de vrouw welgedaan, maar wij weten niet hoe haar verder verbergen van hen door een leugen gerechtvaardigd kan worden, 2 Samuel 17:20. Wij moeten geen kwaad doen opdat er goed uit zal voortkomen. De boden zijn er echter door beschermd en de vervolgers teleurgesteld, zodat zij zonder hun prooi naar Absalom terugkeerden. Het was goed dat Absalom hierop hun beide vaders niet is aangevallen, Zadok en Abjathar, zoals Saul Achimelech is aangevallen om zijn vriendelijkheid voor David, maar God heeft beslag op hem gelegd. Aldus bewaard zijnde, brachten zij hun boodschap getrouwelijk over aan David, 2 Samuel 17:21, met de raad van zijn vrienden om niet te wachten met de Jordaan over te trekken, in welks nabijheid hij nu geweest schijnt te zijn. Daar heeft hij, naar sommigen denken, de 42sten en 43sten psalm geschreven, terugziende op Jeruzalem uit het land van de Jordaan, Psalms 42:9.
Verzen 15-21
2 Samuël 17:15-21Wij moeten nu Davids vijanden verlaten terwijl zij zich streelden met de gedachte aan een stellige overwinning door Husai's raad te volgen, en ongetwijfeld een oproep zonden aan al de stammen Israëls, om op een aangewezen plaats van bijeenkomst te verschijnen, ingevolge van die raad, en nu vinden wij Davids vrienden met elkaar beraadslagende hoe hem kennis te geven van dit alles, ten einde dienovereenkomstig zijn gang te richten. Husai zegt aan de priesters wat in de raad was voorgevallen, 2 Samuel 17:15. Maar hij schijnt er niet zeker van geweest te zijn, of Achitofels raad niet gevolgd zou worden, en daarom vreesde hij, dat de koning, zo hij geen spoed maakte om weg te komen, en al het volk dat met hem is, verslonden zal worden, 2 Samuel 17:16. Misschien werd hij, gelijk hij binnengeroepen werd om zijn advies te geven, weggezonden voordat zij tot het besluit kwamen om zijn raad te volgen, 2 Samuel 17:14. Of misschien vreesde hij dat zij later nog van besluit zouden veranderen. Hoe het zij, het was goed om tegen het ergste gewapend te zijn, en daarom haast te maken om die kostbare levens buiten het bereik van deze verdervers te brengen.
Zo strenge wacht heeft Absalom op al de toegangen van Jeruzalem gehouden, dat het hun grote moeite kostte om David dit noodzakelijke bericht te doen toekomen.
1. De jeugdige priesters, die de boden moesten zijn, waren genoodzaakt om heimelijk uit de stad te gaan naar de fontein Rogel, die naar sommigen zeggen, betekent: de fontein van een verspieder. Voorzeker stond het slecht met Jeruzalem, als twee zulke getrouwe priesters als zij waren, niet in de stad gezien mochten worden.
2. Er werden hun instructies gezonden door middel van een eenvoudige dienstmaagd, die waarschijnlijk naar die fontein ging onder voorwendsel van water te halen, 2 Samuel 17:17. Als zij de boodschap mondeling moest overbrengen dan was er gevaar, dat zij haar door de een of andere vergissing verkeerd zou overbrengen, maar Gods voorzienigheid kan van een onwetende dienstmaagd een getrouwe bode maken en door het dwaze van de wereld Zijn wijze doeleinden dienen.
3. Door de waakzaamheid van Absaloms spionnen werden zij echter ontdekt, en werd aan Absalom bericht gegeven van hun bewegingen. Een jongen zag hen en zei het Absalom aan, 2 Samuel 17:18.
4. Bespeurende dat zij ontdekt waren, verscholen zij zich in het huis eens vriends te Bahurim, waar David zich even tevoren verkwikt had, 2 Samuel 16:14. Gelukkig werden zij verborgen in een put, die nu, in de zomer, misschien droog was, 2 Samuel 17:18. De vrouw des huizes bedekte heel vernuftig de mond des puts met een deksel, waarop zij gort strooide om te drogen, zodat de vervolgers niet bemerkten dat daar een put was, want anders hadden zij hem wel doorzocht, 2 Samuel 17:19. Zover heeft de vrouw welgedaan, maar wij weten niet hoe haar verder verbergen van hen door een leugen gerechtvaardigd kan worden, 2 Samuel 17:20. Wij moeten geen kwaad doen opdat er goed uit zal voortkomen. De boden zijn er echter door beschermd en de vervolgers teleurgesteld, zodat zij zonder hun prooi naar Absalom terugkeerden. Het was goed dat Absalom hierop hun beide vaders niet is aangevallen, Zadok en Abjathar, zoals Saul Achimelech is aangevallen om zijn vriendelijkheid voor David, maar God heeft beslag op hem gelegd. Aldus bewaard zijnde, brachten zij hun boodschap getrouwelijk over aan David, 2 Samuel 17:21, met de raad van zijn vrienden om niet te wachten met de Jordaan over te trekken, in welks nabijheid hij nu geweest schijnt te zijn. Daar heeft hij, naar sommigen denken, de 42sten en 43sten psalm geschreven, terugziende op Jeruzalem uit het land van de Jordaan, Psalms 42:9.
Verzen 22-29
2 Samuël 17:22-29I. Hier zien wij David en zijn krijgsmacht over de Jordaan gaan, ingevolge de raad, die hij van zijn vrienden te Jeruzalem had ontvangen, 2 Samuel 17:22. Hij en allen, die met hem waren, gingen over in de nacht, hetzij in veerboten, die daar waarschijnlijk altijd dienst deden, of door waadbare plaatsen. Maar er kan bijzonder nota van worden genomen, dat geen hunner ontbrak, niemand verliet hem, hoewel zijn moeilijkheid zo groot was, niemand bleef ziek of vermoeid achter, noch was iemand hunner verdronken bij het overtrekken van de rivier. Hierin achten sommigen dat hij een type was van de Messias, die op een moeilijke dag gezegd heeft: "Uit degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren." De Jordaan overgetrokken zijnde toog hij vele mijlen voorwaarts tot aan Mahanaïm, een Levietenstad in de stam van Gad, aan de uiterste grens van die stam, en niet ver van Rabba, de voornaamste stad van de Ammonieten. In deze stad Mahanaim, die Isboseth tot zijn koninklijke stad had gemaakt, 2 Samuel 2:8, vestigde David nu zijn hoofdkwartier, 2 Samuel 17:24. En nu had hij tijd om een leger op de been te brengen om tegenover de rebellen te stellen en hun een warme ontvangst te bereiden.
II. De dood van Achitofel, 2 Samuel 17:23.
I. Hij stierf door zijn eigen handen, "felo de se-een zelfmoordenaar, " hij verhing zich uit ergernis omdat zijn raad niet gevolgd was. Hiermede toonde hij dat hij zich beledigd achtte, en vond dat een ondraaglijke smet geworpen was op zijn reputatie voor wijsheid. Zijn mening placht altijd in de raad de bovenhand te hebben, maar nu wordt de mening van een ander wijzer en beter geacht dan de zijne, zijn hoogmoedig hart kan die belediging niet dragen, het verheft zich en zwelt, en hoe meer hij er aan denkt, hoe heftiger zijn toorn wordt ontstoken, totdat hij eindelijk het wanhopig besluit neemt, om niet te blijven leven om aan een ander boven hem de voorkeur te zien geven. Alle mensen denken dat hij een wijs man is, maar hij denkt dat hij de enige wijze man is, om zich dus te wreken op de mensheid wijl zij dit niet ook dacht, wil hij sterven, opdat de wijsheid met hem sterve. Zulk een orakel als hij is, is de wereld niet waardig, en daarom zal hij haar doen gevoelen wat het is hem te moeten missen. Zie hoe diegenen werkelijke vijanden zijn van zichzelf, die een al te hoge dunk hebben van zichzelf, en in welk kwaad zij zich storten, die ongeduldig zijn onder geringschatting. Datgene zal het hart van een trotsaard doen breken wat een ootmoedig man niet eens in zijn slaap zal storen.
2. Hij achtte zich in levensgevaar gebracht. Hij dacht dat wijl zijn raad niet gevolgd was, Absaloms zaak gewis schipbreuk zal lijden, en-wie dan ook bij David genade zou vinden, hij was de grootste misdadiger van allen, dacht hij, hij had Absalom geraden zijns vaders bijwijven te schenden, en daarom zal hij aan de openbare gerechtigheid worden opgeofferd. Om nu de schande en de verschrikking van een openbare, plechtige terechtstelling te voorkomen zal hijzelf gerechtigheid aan zich oefenen. En nu zal hij met dat al door deze zijn laatste daad een veel grotere smet werpen op zijn reputatie voor wijsheid, dan Absaloms raadsheer op hem geworpen heeft, en aldus beantwoorden aan zijn naam Achitofel, welke betekent de broeder eens zotst Niets duidt zo grote dwaasheid aan als zelfmoord.
Merk op hoe hij dit met voorbedachten rade gedaan heeft, niet in een vlaag van drift, neen, hij ging terug naar zijn stad, naar zijn huis om dit te doen, en hetgeen vreemd is, nam de tijd om erover na te denken, het bij zichzelf te overwegen, en toch deed hij het. En om te bewijzen dat hij "compos mentis-bij zijn zinnen" was, toen hij het deed, heeft hij eerst bevel gegeven aan zijn huis, maakte hij zijn testament als een man van gezonde zinnen, regelde zijn goederen, maakte zijn rekeningen op. Maar hij, die verstand en voorzichtigheid genoeg had om dit te doen, had geen bedachtzaamheid genoeg om het vonnis te herroepen, dat hij over zichzelf geveld had in zijn hoogmoed en hartstocht, of er de uitvoering tenminste van uit te stellen, totdat hij zag hoe het met Absaloms opstand afliep. Nu kunnen wij hierin zien:
a. Verachting uitgestort over de menselijke wijsheid, hij, die meer dan alle andere mensen beroemd was voor staatkunde of beleid, stelt zich meer dan alle anderen aan als een dwaas. Zo beroeme zich een wijze dan niet in zijn wijsheid, als hij ziet hoe hij, die voor zo'n groot orakel gold, sterft zoals een dwaas sterft.
b. Eer gedaan aan de gerechtigheid Gods. Als de goddelozen aldus verstrikt worden in het werk hunner handen en vallen in de groeve die zij gemaakt hebben, dan wordt de Here bekend door het recht, dat Hij gedaan heeft, en dan moeten wij zeggen: "Higgajon, Sela, " het is een zaak waarop gelet, en waarover nagedacht moet worden. Zie Psalms 9:17, Psalms 7:16, Psalms 7:17. Dr. Lightfoot is van mening dat David de 55ste psalm schreef bij gelegenheid dat Achitofel in het komplot was, dat tegen hem gesmeed werd, en dat hij de man is over wie hij klaagt, 2 Samuel 17:14, die van zijn waardigheid, zijn leidsman en zijn bekende was. Indien dit zo is dan was er een onmiddellijke verhoring van zijn gebed aldaar, 2 Samuel 17:16, dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij levend ter helle nederdalen. Achitofels dood was een voordeel voor Davids zaak, want zo hij de belediging geslikt had (zoals zij dikwijls moeten besluiten te doen die in deze wereld willen leven) en ware hij op zijn post bij Absalom gebleven, hij zou hem later raad hebben kunnen geven, die van verderflijker gevolg voor David geweest zou zijn. Het is goed dat die ademtocht heeft opgehouden en dat hoofd neergelegd is, waarvan niets dan kwaad verwacht kon worden. Het schijnt toen niet de gewoonte te zijn geweest om smaadheid aan te doen aan het dode lichaam van een zelfmoordenaar, want Achitofel werd begraven met eer, naar wij kunnen onderstellen, in het graf zijns vaders, hoewel hij niets meer dan een ezelsbegrafenis waardig was, zie Ecclesiastes 8:10.
III. Absaloms vervolging van zijn vader. Hij had nu al de mannen Israëls tot zich vergaderd, zoals Husai geadviseerd had, en hijzelf toog aan hun hoofd over de Jordaan, 2 Samuel 17:24. Niet tevreden dat hij zijn Godvruchtige vader tot de verste uithoek van zijn rijk had gedreven, besluit hij om hem ook uit de wereld te verdrijven. Hij legerde zich met geheel zijn krijgsmacht in het land Gilead, bereid en gereed om David slag te leveren, 2 Samuel 17:26. Absalom stelde een zekere Amasa aan tot krijgsoverste, 2 Samuel 17:25, wiens vader, Jether, van geboorte een Ismaeliet was, 1 Chronicles 2:17, maar van Godsdienst, Jethra, zoals hij hier genoemd wordt, een Israëliet. Waarschijnlijk was hij niet alleen tot de Joodse Godsdienst bekeerd, maar een nabestaande van David gehuwd hebbende was hij genaturaliseerd, en wordt daarom een Israëliet genoemd. Zijn vrouw, de moeder van Amasa, was Abigail, de zuster van David, wiens andere zuster, Zeruja, Joabs moeder was, 1 Chronicles 2:16. Zodat Amasa in dezelfde betrekking stond tot David als Joab. Ter ere van zijn geslacht heeft Absalom, zelfs toen hij in oorlog was met zijn vader, hem tot opperbevelhebber aangesteld over geheel zijn krijgsmacht. Isai wordt hier Nahas genoemd, want veel personen hadden twee namen, maar het kan ook de naam van zijn vrouw geweest zijn.
IV. De vrienden, die David in deze afgelegen landstreek ontmoette. Zelfs Sobi, een jongere broeder van de koninklijke familie van de Ammonieten, betoonde hem vriendelijkheid, 2 Samuel 17:27. Waarschijnlijk had hij de smadelijke behandeling verfoeid, die zijn broeder Hanun Davids gezanten heeft aangedaan, en had hij dieswege gunsten ontvangen van David, die hij hem nu vergold. Zij, die hun voorspoed het meest bevestigd achten, weten niet of er niet een tijd kan komen, wanneer zij de vriendelijkheid nodig zullen hebben van hen, die nu geheel in hun macht zijn, en hun dan gaarne verplicht zullen zijn, hetgeen een reden is, waarom wij, naar wij er de gelegenheid toe hebben, goed moeten doen aan alle mensen want die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. Machir, de zoon van Ammiel, was de man, die Mefiboseth herbergde en onderhield, 2 Samuel 9:4, totdat David hem onthief van die last, en nu wordt David door die edelmoedige man hiervoor beloond, die de beschermer geweest schijnt te zijn van alle vorsten in nood. Van Barzillai zullen wij meer horen. Dezen, medelijden hebbende met David en zijn mannen nu zij door een lange mars moede en afgemat waren, brachten hem meubelen voor zijn huis, beddewerk en schalen, en levensmiddelen voor zijn tafel, tarwe en gerst, enz, 2 Samuel 17:28, 2 Samuel 17:29. Hij heeft hun geen brandschatting opgelegd, hen niet gedwongen om hem van levensmiddelen te voorzien, en nog veel minder heeft hij hen geplunderd, maar ten teken van hun genegenheid voor zijn persoon, en onwankelbare trouw aan zijn regering en hun zorgvolle belangstelling in zijn tegenwoordige nood, brachten zij hem alles wat hij nodig kon hebben, en wel in overvloed. Laat ons hieruit leren edelmoedig en vrijgevig te zijn naar ons vermogen is, voor allen die in nood zijn, bovenal voor aanzienlijken, op wie zulke hoon zwaar en smartelijk drukt, en voor Godvruchtigen, die een betere behandeling verdienen.
Merk op, hoe God soms aan Zijn volk de vertroosting vergoedt door vreemdelingen, die hun door hun eigen familie ontzegd wordt.
Verzen 22-29
2 Samuël 17:22-29I. Hier zien wij David en zijn krijgsmacht over de Jordaan gaan, ingevolge de raad, die hij van zijn vrienden te Jeruzalem had ontvangen, 2 Samuel 17:22. Hij en allen, die met hem waren, gingen over in de nacht, hetzij in veerboten, die daar waarschijnlijk altijd dienst deden, of door waadbare plaatsen. Maar er kan bijzonder nota van worden genomen, dat geen hunner ontbrak, niemand verliet hem, hoewel zijn moeilijkheid zo groot was, niemand bleef ziek of vermoeid achter, noch was iemand hunner verdronken bij het overtrekken van de rivier. Hierin achten sommigen dat hij een type was van de Messias, die op een moeilijke dag gezegd heeft: "Uit degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren." De Jordaan overgetrokken zijnde toog hij vele mijlen voorwaarts tot aan Mahanaïm, een Levietenstad in de stam van Gad, aan de uiterste grens van die stam, en niet ver van Rabba, de voornaamste stad van de Ammonieten. In deze stad Mahanaim, die Isboseth tot zijn koninklijke stad had gemaakt, 2 Samuel 2:8, vestigde David nu zijn hoofdkwartier, 2 Samuel 17:24. En nu had hij tijd om een leger op de been te brengen om tegenover de rebellen te stellen en hun een warme ontvangst te bereiden.
II. De dood van Achitofel, 2 Samuel 17:23.
I. Hij stierf door zijn eigen handen, "felo de se-een zelfmoordenaar, " hij verhing zich uit ergernis omdat zijn raad niet gevolgd was. Hiermede toonde hij dat hij zich beledigd achtte, en vond dat een ondraaglijke smet geworpen was op zijn reputatie voor wijsheid. Zijn mening placht altijd in de raad de bovenhand te hebben, maar nu wordt de mening van een ander wijzer en beter geacht dan de zijne, zijn hoogmoedig hart kan die belediging niet dragen, het verheft zich en zwelt, en hoe meer hij er aan denkt, hoe heftiger zijn toorn wordt ontstoken, totdat hij eindelijk het wanhopig besluit neemt, om niet te blijven leven om aan een ander boven hem de voorkeur te zien geven. Alle mensen denken dat hij een wijs man is, maar hij denkt dat hij de enige wijze man is, om zich dus te wreken op de mensheid wijl zij dit niet ook dacht, wil hij sterven, opdat de wijsheid met hem sterve. Zulk een orakel als hij is, is de wereld niet waardig, en daarom zal hij haar doen gevoelen wat het is hem te moeten missen. Zie hoe diegenen werkelijke vijanden zijn van zichzelf, die een al te hoge dunk hebben van zichzelf, en in welk kwaad zij zich storten, die ongeduldig zijn onder geringschatting. Datgene zal het hart van een trotsaard doen breken wat een ootmoedig man niet eens in zijn slaap zal storen.
2. Hij achtte zich in levensgevaar gebracht. Hij dacht dat wijl zijn raad niet gevolgd was, Absaloms zaak gewis schipbreuk zal lijden, en-wie dan ook bij David genade zou vinden, hij was de grootste misdadiger van allen, dacht hij, hij had Absalom geraden zijns vaders bijwijven te schenden, en daarom zal hij aan de openbare gerechtigheid worden opgeofferd. Om nu de schande en de verschrikking van een openbare, plechtige terechtstelling te voorkomen zal hijzelf gerechtigheid aan zich oefenen. En nu zal hij met dat al door deze zijn laatste daad een veel grotere smet werpen op zijn reputatie voor wijsheid, dan Absaloms raadsheer op hem geworpen heeft, en aldus beantwoorden aan zijn naam Achitofel, welke betekent de broeder eens zotst Niets duidt zo grote dwaasheid aan als zelfmoord.
Merk op hoe hij dit met voorbedachten rade gedaan heeft, niet in een vlaag van drift, neen, hij ging terug naar zijn stad, naar zijn huis om dit te doen, en hetgeen vreemd is, nam de tijd om erover na te denken, het bij zichzelf te overwegen, en toch deed hij het. En om te bewijzen dat hij "compos mentis-bij zijn zinnen" was, toen hij het deed, heeft hij eerst bevel gegeven aan zijn huis, maakte hij zijn testament als een man van gezonde zinnen, regelde zijn goederen, maakte zijn rekeningen op. Maar hij, die verstand en voorzichtigheid genoeg had om dit te doen, had geen bedachtzaamheid genoeg om het vonnis te herroepen, dat hij over zichzelf geveld had in zijn hoogmoed en hartstocht, of er de uitvoering tenminste van uit te stellen, totdat hij zag hoe het met Absaloms opstand afliep. Nu kunnen wij hierin zien:
a. Verachting uitgestort over de menselijke wijsheid, hij, die meer dan alle andere mensen beroemd was voor staatkunde of beleid, stelt zich meer dan alle anderen aan als een dwaas. Zo beroeme zich een wijze dan niet in zijn wijsheid, als hij ziet hoe hij, die voor zo'n groot orakel gold, sterft zoals een dwaas sterft.
b. Eer gedaan aan de gerechtigheid Gods. Als de goddelozen aldus verstrikt worden in het werk hunner handen en vallen in de groeve die zij gemaakt hebben, dan wordt de Here bekend door het recht, dat Hij gedaan heeft, en dan moeten wij zeggen: "Higgajon, Sela, " het is een zaak waarop gelet, en waarover nagedacht moet worden. Zie Psalms 9:17, Psalms 7:16, Psalms 7:17. Dr. Lightfoot is van mening dat David de 55ste psalm schreef bij gelegenheid dat Achitofel in het komplot was, dat tegen hem gesmeed werd, en dat hij de man is over wie hij klaagt, 2 Samuel 17:14, die van zijn waardigheid, zijn leidsman en zijn bekende was. Indien dit zo is dan was er een onmiddellijke verhoring van zijn gebed aldaar, 2 Samuel 17:16, dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij levend ter helle nederdalen. Achitofels dood was een voordeel voor Davids zaak, want zo hij de belediging geslikt had (zoals zij dikwijls moeten besluiten te doen die in deze wereld willen leven) en ware hij op zijn post bij Absalom gebleven, hij zou hem later raad hebben kunnen geven, die van verderflijker gevolg voor David geweest zou zijn. Het is goed dat die ademtocht heeft opgehouden en dat hoofd neergelegd is, waarvan niets dan kwaad verwacht kon worden. Het schijnt toen niet de gewoonte te zijn geweest om smaadheid aan te doen aan het dode lichaam van een zelfmoordenaar, want Achitofel werd begraven met eer, naar wij kunnen onderstellen, in het graf zijns vaders, hoewel hij niets meer dan een ezelsbegrafenis waardig was, zie Ecclesiastes 8:10.
III. Absaloms vervolging van zijn vader. Hij had nu al de mannen Israëls tot zich vergaderd, zoals Husai geadviseerd had, en hijzelf toog aan hun hoofd over de Jordaan, 2 Samuel 17:24. Niet tevreden dat hij zijn Godvruchtige vader tot de verste uithoek van zijn rijk had gedreven, besluit hij om hem ook uit de wereld te verdrijven. Hij legerde zich met geheel zijn krijgsmacht in het land Gilead, bereid en gereed om David slag te leveren, 2 Samuel 17:26. Absalom stelde een zekere Amasa aan tot krijgsoverste, 2 Samuel 17:25, wiens vader, Jether, van geboorte een Ismaeliet was, 1 Chronicles 2:17, maar van Godsdienst, Jethra, zoals hij hier genoemd wordt, een Israëliet. Waarschijnlijk was hij niet alleen tot de Joodse Godsdienst bekeerd, maar een nabestaande van David gehuwd hebbende was hij genaturaliseerd, en wordt daarom een Israëliet genoemd. Zijn vrouw, de moeder van Amasa, was Abigail, de zuster van David, wiens andere zuster, Zeruja, Joabs moeder was, 1 Chronicles 2:16. Zodat Amasa in dezelfde betrekking stond tot David als Joab. Ter ere van zijn geslacht heeft Absalom, zelfs toen hij in oorlog was met zijn vader, hem tot opperbevelhebber aangesteld over geheel zijn krijgsmacht. Isai wordt hier Nahas genoemd, want veel personen hadden twee namen, maar het kan ook de naam van zijn vrouw geweest zijn.
IV. De vrienden, die David in deze afgelegen landstreek ontmoette. Zelfs Sobi, een jongere broeder van de koninklijke familie van de Ammonieten, betoonde hem vriendelijkheid, 2 Samuel 17:27. Waarschijnlijk had hij de smadelijke behandeling verfoeid, die zijn broeder Hanun Davids gezanten heeft aangedaan, en had hij dieswege gunsten ontvangen van David, die hij hem nu vergold. Zij, die hun voorspoed het meest bevestigd achten, weten niet of er niet een tijd kan komen, wanneer zij de vriendelijkheid nodig zullen hebben van hen, die nu geheel in hun macht zijn, en hun dan gaarne verplicht zullen zijn, hetgeen een reden is, waarom wij, naar wij er de gelegenheid toe hebben, goed moeten doen aan alle mensen want die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. Machir, de zoon van Ammiel, was de man, die Mefiboseth herbergde en onderhield, 2 Samuel 9:4, totdat David hem onthief van die last, en nu wordt David door die edelmoedige man hiervoor beloond, die de beschermer geweest schijnt te zijn van alle vorsten in nood. Van Barzillai zullen wij meer horen. Dezen, medelijden hebbende met David en zijn mannen nu zij door een lange mars moede en afgemat waren, brachten hem meubelen voor zijn huis, beddewerk en schalen, en levensmiddelen voor zijn tafel, tarwe en gerst, enz, 2 Samuel 17:28, 2 Samuel 17:29. Hij heeft hun geen brandschatting opgelegd, hen niet gedwongen om hem van levensmiddelen te voorzien, en nog veel minder heeft hij hen geplunderd, maar ten teken van hun genegenheid voor zijn persoon, en onwankelbare trouw aan zijn regering en hun zorgvolle belangstelling in zijn tegenwoordige nood, brachten zij hem alles wat hij nodig kon hebben, en wel in overvloed. Laat ons hieruit leren edelmoedig en vrijgevig te zijn naar ons vermogen is, voor allen die in nood zijn, bovenal voor aanzienlijken, op wie zulke hoon zwaar en smartelijk drukt, en voor Godvruchtigen, die een betere behandeling verdienen.
Merk op, hoe God soms aan Zijn volk de vertroosting vergoedt door vreemdelingen, die hun door hun eigen familie ontzegd wordt.