Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Samuel 11". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-samuel-11.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Samuel 11". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 11Wat David gezegd heeft van het treurig bericht van Sauls dood, kan gevoeglijker toegepast worden op de droevige geschiedenis, die in dit hoofdstuk verhaald wordt, het overspel en de moord, waaraan David zich schuldig maakte. Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon. Wij zouden wensen er een sluier over heen te kunnen werpen, dat het nooit bekend zou worden, dat nooit gezegd zou worden dat David gedaan heeft wat hier van hem verhaald wordt, maar het kan niet, het moet niet verborgen of bedekt worden, de Schrift is getrouw in het mededelen van de fouten, zelfs van hen die zij het meest gelooft, hetgeen een blijk is van de oprechtheid van de schrijvers en een bewijs dat zij niet geschreven werd om enigerlei partij te dienen. En zelfs deze geschiedenissen zijn geschreven tot onze lering, opdat hij, die meent te staan, toezie dat hij niet valle, en anderer kwaad ons tot waarschuwing zij. Ongetwijfeld zijn velen door deze geschiedenis aangemoedigd om te zondigen, en er door verhard geworden, voor deze was zij een reuk des doods ten dode, maar velen ook zijn er door opgewekt tot een heilige waakzaamheid over zichzelf en tegen de zonde, voor hen was zij een reuk des levens ten leven. Het zijn zeer grote zonden, en die nog grotelijks verzwaard zijn, waaraan wij David hier schuldig zien.
I. Hij pleegde overspel met Bathseba, de vrouw van Uria, 2 Samuel 11:1..
II. Hij poogde het vaderschap van het onechte kind, dat uit dit overspel geboren zou worden, aan Uria toe te schrijven, 2 Samuel 11:6.
III. Toen dit plan mislukte, beraamde hij de dood van Uria door het zwaard van de kinderen Ammons en dit plan heeft hij ten uitvoer gebracht, 2 Samuel 11:14.
IV. Hij huwde Bathseba, 2 Samuel 11:26, 2 Samuel 11:27.. Is dit David? Is dit de man naar Gods hart? Hoe is zijn gedrag veranderd, erger geworden, dan het voor Achimelech geweest is! Hoe is dit goud zo verdonkerd! Laat de lezers begrijpen wat de besten van de mensen zijn als God hen aan henzelf overlaat.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 SAMUËL 11Wat David gezegd heeft van het treurig bericht van Sauls dood, kan gevoeglijker toegepast worden op de droevige geschiedenis, die in dit hoofdstuk verhaald wordt, het overspel en de moord, waaraan David zich schuldig maakte. Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon. Wij zouden wensen er een sluier over heen te kunnen werpen, dat het nooit bekend zou worden, dat nooit gezegd zou worden dat David gedaan heeft wat hier van hem verhaald wordt, maar het kan niet, het moet niet verborgen of bedekt worden, de Schrift is getrouw in het mededelen van de fouten, zelfs van hen die zij het meest gelooft, hetgeen een blijk is van de oprechtheid van de schrijvers en een bewijs dat zij niet geschreven werd om enigerlei partij te dienen. En zelfs deze geschiedenissen zijn geschreven tot onze lering, opdat hij, die meent te staan, toezie dat hij niet valle, en anderer kwaad ons tot waarschuwing zij. Ongetwijfeld zijn velen door deze geschiedenis aangemoedigd om te zondigen, en er door verhard geworden, voor deze was zij een reuk des doods ten dode, maar velen ook zijn er door opgewekt tot een heilige waakzaamheid over zichzelf en tegen de zonde, voor hen was zij een reuk des levens ten leven. Het zijn zeer grote zonden, en die nog grotelijks verzwaard zijn, waaraan wij David hier schuldig zien.
I. Hij pleegde overspel met Bathseba, de vrouw van Uria, 2 Samuel 11:1..
II. Hij poogde het vaderschap van het onechte kind, dat uit dit overspel geboren zou worden, aan Uria toe te schrijven, 2 Samuel 11:6.
III. Toen dit plan mislukte, beraamde hij de dood van Uria door het zwaard van de kinderen Ammons en dit plan heeft hij ten uitvoer gebracht, 2 Samuel 11:14.
IV. Hij huwde Bathseba, 2 Samuel 11:26, 2 Samuel 11:27.. Is dit David? Is dit de man naar Gods hart? Hoe is zijn gedrag veranderd, erger geworden, dan het voor Achimelech geweest is! Hoe is dit goud zo verdonkerd! Laat de lezers begrijpen wat de besten van de mensen zijn als God hen aan henzelf overlaat.
Verzen 1-5
2 Samuël 11:1-5I. Hier is Davids roem in zijn voortzetten van de krijg tegen de Ammonieten, 2 Samuel 11:1. Wij kunnen nu het genoegen niet smaken in de beschouwing van dit grote krijgsbedrijf, dat wij tot nu toe gesmaakt hebben bij de beschouwing van Davids heldendaden, omdat de schoonheid er van bevlekt is door zonde, anders zouden wij Davids wijsheid en kloekmoedigheid opmerken, waarmee hij zijn slag heeft opgevolgd. Het leger van de Ammonieten op het veld verslagen hebbende, zond hij, zodra het jaargetijde er gunstig voor was, versterkingen om het land te verwoesten en de twist van zijn gezanten te wreken. Rabba, hun hoofdstad, bood weerstand en hield zich lang staande, Joab sloeg er het beleg voor, en het was gedurende de tijd dier belegering, dat David in deze zonde viel.
II. Davids schande door zelf overwonnen en gevankelijk gevoerd te zijn door zijn eigen lusten. De zonde, waaraan hij zich schuldig maakte, was overspel tegen de letter van het zevende gebod, en (naar het oordeel van de patriarchale tijd) een verfoeilijke misdaad, "een misdaad bij de rechters," Job 31:11, een zonde, die de ziel verderft en de man plaag en schande zal doen vinden, meer dan enigerlei andere zonde, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.
1. Let op de gelegenheid, die aanleiding gaf tot die zonde.
A. Veronachtzaming van zijn zaken. Toen hij bij zijn leger in het veld had moeten zijn, de strijd des Heren strijdende, schoof hij die zorg op anderen en bleef zelf te Jeruzalem, 2 Samuel 11:1. Naar de krijg met de Syriërs is David in eigen persoon heengegaan, 2 Samuel 10:17. Indien hij nu op zijn post aan het hoofd van zijn krijgsmacht ware geweest. hij zou de verzoeking uit de weg zijn geweest. Als wij buiten de weg van onze plicht zijn, dan zijn wij in verzoeking.
B. Gemakzucht en het toegeven aan traagheid. Tegen de avondtijd stond hij op van zijn leger, 2 Samuel 11:2. Daar had hij in luiheid de namiddag sluimerende doorgebracht, die hij had moeten doorbrengen in oefeningen tot zijn eigen nut of tot welzijn van anderen. Hij placht te bidden, niet slechts des morgens en des avonds, maar ook des middags, ten dage van zijn benauwdheid, het is te vrezen dat hij dit die middag heeft verzuimd. Luiheid geeft grote voordelen aan de verzoeker. Stilstaande wateren vergaderen vuil. Het bed van de luiheid blijkt dikwijls het bed van vleselijke lusten.
C. Een omdwalend oog. Hij zag een vrouw zich wassende, waarschijnlijk van de een of andere ceremoniële onreinheid overeenkomstig de wet. Evenals bij Eva kwam de zonde in door het oog. Misschien heeft hij gepoogd haar te zien, hij heeft tenminste niet gedaan naar zijn eigen gebed: Wend mijn ogen af dat zij geen ijdelheid zien, en de waarschuwing zijns zoons in een gelijk geval: Zie de wijn niet aan als hij zich rood vertoont. Hij had f niet, zoals Job, een verbond gemaakt met zijn ogen, f hij had het toen vergeten.
2. De trappen van de zonde. Toen hij haar zag, heeft de lust terstond ontvangen.
a. Hij vroeg wie zij was, 2 Samuel 11:3, misschien alleen met het voornemen om, zo zij ongehuwd was, haar zich tot vrouw te nemen, zoals hij er verscheidene genomen had, maar geen bedoeling met haar hebbende, zo zij gehuwd was. b. De verdorven lust werd heftiger, hoewel hem gezegd werd dat zij gehuwd was, en wiens vrouw zij was, toch zond hij om haar, misschien alleen om genoegen te vinden in haar gezelschap en gesprek. Maar:
c. Toen zij kwam, lag hij bij haar, zij maar al te gemakkelijk toegevende, omdat hij een groot man was, die ook vermaard was om zijn Godsvrucht, voorzeker (denkt zij) het kan geen zonde wezen, wat door een man als David wordt voorgesteld. Zie, hoe de weg van de zonde bergafwaarts gaat, als de mensen beginnen te zondigen, kunnen zij zich niet tot staan brengen. Het begin van de lust is, evenals dat des krakeels, gelijk een die het water opening geeft, daarom is het verstandig om hem te verlaten, eer hij zich vermengt. De dwaze mug zengt haar vleugels en verspeelt haar leven ten laatste door rondom de kaars te fladderen.
3. De verzwaringen van de zonde.
a. Hij was nu al op jaren, vijftig jaar tenminste, sommigen denken dat hij al ouder was, wanneer deze lusten, die eigenlijk meer tot de jeugd behoren, naar men zou denken minder heftig in hem moesten zijn.
b. Hij had zelf veel vrouwen en bijwijven, hierop wordt nadruk gelegd, 2 Samuel 12:8.
c. Uria, die hij onrecht deed, was een van zijn eigen helden, een achtbaar, deugdzaam man, die nu uitgetogen was in zijn dienst, zijn leven wagende op de hoogten des velds voor de eer en de veiligheid van hem en zijn rijk waar hij zelf had behoren te wezen.
d. Bathseba, die hij verleidde, was een vrouw van goede naam, en had, totdat zij door hem en zijn invloed tot die goddeloosheid was gekomen, ongetwijfeld haar reinheid bewaard. Weinig heeft zij gedacht dat zij ooit zo'n slechte daad zou doen als de leidsman harer jonkheid te verlaten en het verbond haars Gods te vergeten, en misschien zou, buiten David niemand ter wereld er haar toe gebracht kunnen hebben. De overspeler verongelijkt en verderft niet slechts zijn eigen ziel, maar zoveel hij kan ook de ziel van een andere.
e. David was een koning, aan wie God het zwaard van de gerechtigheid had toevertrouwd en de tenuitvoerlegging van de wet aan misdadigers, inzonderheid aan overspelers, die, volgens de wet, ter dood gebracht meesten worden. Als hij zich dus zelf aan die misdaden schuldig maakt, dan stelt hij zich ten voorbeeld, waar hij een schrik had moeten zijn, voor de kwaaddoeners. Hoe kon hij anderen bestraffen en straffen voor hetgeen waaraan hij wist zelf schuldig te zijn? Zie Romans 2:22.
Nog veel meer zou aangevoerd kunnen worden om de zonde verzwaren, en ik kan slechts aan een enkele verontschuldiging er van denken welke is, dat het slechts eenmaal gedaan werd, het was er ver vandaan, dat het zijn gewone praktijk was, het was door de overrompeling van de verzoeking, dat hij er in gevallen is. Hij behoorde niet tot hen, van wie de profeet klaagt: "Zij hunkeren een ieder naar zijns naasten huisvrouw." Jeremiah 5:8, maar ditmaal heeft God hem aan zichzelf overgelaten, zoals Hij met Hizkia deed, "om te weten al wat in zijn hart was," 2 Chronicles 32:31. Indien men het hem tevoren gezegd had, hij zou met Hazaël geantwoord hebben: Wat! is uw knecht een hond? Maar door dit voorbeeld wordt ons geleerd hoe nodig het ons is dagelijks te bidden: Vader in de hemel, leid ons niet in verzoeking, en te waken, opdat wij niet in verzoeking komen.
Verzen 1-5
2 Samuël 11:1-5I. Hier is Davids roem in zijn voortzetten van de krijg tegen de Ammonieten, 2 Samuel 11:1. Wij kunnen nu het genoegen niet smaken in de beschouwing van dit grote krijgsbedrijf, dat wij tot nu toe gesmaakt hebben bij de beschouwing van Davids heldendaden, omdat de schoonheid er van bevlekt is door zonde, anders zouden wij Davids wijsheid en kloekmoedigheid opmerken, waarmee hij zijn slag heeft opgevolgd. Het leger van de Ammonieten op het veld verslagen hebbende, zond hij, zodra het jaargetijde er gunstig voor was, versterkingen om het land te verwoesten en de twist van zijn gezanten te wreken. Rabba, hun hoofdstad, bood weerstand en hield zich lang staande, Joab sloeg er het beleg voor, en het was gedurende de tijd dier belegering, dat David in deze zonde viel.
II. Davids schande door zelf overwonnen en gevankelijk gevoerd te zijn door zijn eigen lusten. De zonde, waaraan hij zich schuldig maakte, was overspel tegen de letter van het zevende gebod, en (naar het oordeel van de patriarchale tijd) een verfoeilijke misdaad, "een misdaad bij de rechters," Job 31:11, een zonde, die de ziel verderft en de man plaag en schande zal doen vinden, meer dan enigerlei andere zonde, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.
1. Let op de gelegenheid, die aanleiding gaf tot die zonde.
A. Veronachtzaming van zijn zaken. Toen hij bij zijn leger in het veld had moeten zijn, de strijd des Heren strijdende, schoof hij die zorg op anderen en bleef zelf te Jeruzalem, 2 Samuel 11:1. Naar de krijg met de Syriërs is David in eigen persoon heengegaan, 2 Samuel 10:17. Indien hij nu op zijn post aan het hoofd van zijn krijgsmacht ware geweest. hij zou de verzoeking uit de weg zijn geweest. Als wij buiten de weg van onze plicht zijn, dan zijn wij in verzoeking.
B. Gemakzucht en het toegeven aan traagheid. Tegen de avondtijd stond hij op van zijn leger, 2 Samuel 11:2. Daar had hij in luiheid de namiddag sluimerende doorgebracht, die hij had moeten doorbrengen in oefeningen tot zijn eigen nut of tot welzijn van anderen. Hij placht te bidden, niet slechts des morgens en des avonds, maar ook des middags, ten dage van zijn benauwdheid, het is te vrezen dat hij dit die middag heeft verzuimd. Luiheid geeft grote voordelen aan de verzoeker. Stilstaande wateren vergaderen vuil. Het bed van de luiheid blijkt dikwijls het bed van vleselijke lusten.
C. Een omdwalend oog. Hij zag een vrouw zich wassende, waarschijnlijk van de een of andere ceremoniële onreinheid overeenkomstig de wet. Evenals bij Eva kwam de zonde in door het oog. Misschien heeft hij gepoogd haar te zien, hij heeft tenminste niet gedaan naar zijn eigen gebed: Wend mijn ogen af dat zij geen ijdelheid zien, en de waarschuwing zijns zoons in een gelijk geval: Zie de wijn niet aan als hij zich rood vertoont. Hij had f niet, zoals Job, een verbond gemaakt met zijn ogen, f hij had het toen vergeten.
2. De trappen van de zonde. Toen hij haar zag, heeft de lust terstond ontvangen.
a. Hij vroeg wie zij was, 2 Samuel 11:3, misschien alleen met het voornemen om, zo zij ongehuwd was, haar zich tot vrouw te nemen, zoals hij er verscheidene genomen had, maar geen bedoeling met haar hebbende, zo zij gehuwd was. b. De verdorven lust werd heftiger, hoewel hem gezegd werd dat zij gehuwd was, en wiens vrouw zij was, toch zond hij om haar, misschien alleen om genoegen te vinden in haar gezelschap en gesprek. Maar:
c. Toen zij kwam, lag hij bij haar, zij maar al te gemakkelijk toegevende, omdat hij een groot man was, die ook vermaard was om zijn Godsvrucht, voorzeker (denkt zij) het kan geen zonde wezen, wat door een man als David wordt voorgesteld. Zie, hoe de weg van de zonde bergafwaarts gaat, als de mensen beginnen te zondigen, kunnen zij zich niet tot staan brengen. Het begin van de lust is, evenals dat des krakeels, gelijk een die het water opening geeft, daarom is het verstandig om hem te verlaten, eer hij zich vermengt. De dwaze mug zengt haar vleugels en verspeelt haar leven ten laatste door rondom de kaars te fladderen.
3. De verzwaringen van de zonde.
a. Hij was nu al op jaren, vijftig jaar tenminste, sommigen denken dat hij al ouder was, wanneer deze lusten, die eigenlijk meer tot de jeugd behoren, naar men zou denken minder heftig in hem moesten zijn.
b. Hij had zelf veel vrouwen en bijwijven, hierop wordt nadruk gelegd, 2 Samuel 12:8.
c. Uria, die hij onrecht deed, was een van zijn eigen helden, een achtbaar, deugdzaam man, die nu uitgetogen was in zijn dienst, zijn leven wagende op de hoogten des velds voor de eer en de veiligheid van hem en zijn rijk waar hij zelf had behoren te wezen.
d. Bathseba, die hij verleidde, was een vrouw van goede naam, en had, totdat zij door hem en zijn invloed tot die goddeloosheid was gekomen, ongetwijfeld haar reinheid bewaard. Weinig heeft zij gedacht dat zij ooit zo'n slechte daad zou doen als de leidsman harer jonkheid te verlaten en het verbond haars Gods te vergeten, en misschien zou, buiten David niemand ter wereld er haar toe gebracht kunnen hebben. De overspeler verongelijkt en verderft niet slechts zijn eigen ziel, maar zoveel hij kan ook de ziel van een andere.
e. David was een koning, aan wie God het zwaard van de gerechtigheid had toevertrouwd en de tenuitvoerlegging van de wet aan misdadigers, inzonderheid aan overspelers, die, volgens de wet, ter dood gebracht meesten worden. Als hij zich dus zelf aan die misdaden schuldig maakt, dan stelt hij zich ten voorbeeld, waar hij een schrik had moeten zijn, voor de kwaaddoeners. Hoe kon hij anderen bestraffen en straffen voor hetgeen waaraan hij wist zelf schuldig te zijn? Zie Romans 2:22.
Nog veel meer zou aangevoerd kunnen worden om de zonde verzwaren, en ik kan slechts aan een enkele verontschuldiging er van denken welke is, dat het slechts eenmaal gedaan werd, het was er ver vandaan, dat het zijn gewone praktijk was, het was door de overrompeling van de verzoeking, dat hij er in gevallen is. Hij behoorde niet tot hen, van wie de profeet klaagt: "Zij hunkeren een ieder naar zijns naasten huisvrouw." Jeremiah 5:8, maar ditmaal heeft God hem aan zichzelf overgelaten, zoals Hij met Hizkia deed, "om te weten al wat in zijn hart was," 2 Chronicles 32:31. Indien men het hem tevoren gezegd had, hij zou met Hazaël geantwoord hebben: Wat! is uw knecht een hond? Maar door dit voorbeeld wordt ons geleerd hoe nodig het ons is dagelijks te bidden: Vader in de hemel, leid ons niet in verzoeking, en te waken, opdat wij niet in verzoeking komen.
Verzen 6-13
2 Samuël 11:6-13Wij kunnen onderstellen dat Uria nu gedurende enige weken afwezig is geweest van zijn huisvrouw, de veldtocht tegen de Ammonieten medemakende, en niet voornemens zijnde om voor het einde er van terug te keren. De toestand van zijn vrouw zal aan het licht brengen hetgeen in de duisternis verborgen is, en als Uria bij zijn terugkomst bevindt hoe hij verongelijkt was, en door wien, dan was het te verwachten:
1. Dat hij, overeenkomstig de wet, een vervolging zou instellen tegen zijn vrouw, en haar zou laten stenigen, want jaloersheid is een grimmigheid des mans, inzonderheid van een man van eer, en hij, die aldus verongelijkt werd, zal in de dag van de wraak niet verschonen Proverbs 6:34. Dat was het, waar Bathseba voor vreesde, toen zij David liet weten dat zij zwanger was, te kennen gevende dat het in zijn belang was haar te beschermen, daar zij waarschijnlijk hem niet ter wille zou geweest zijn, indien hij haar dit niet beloofd had (aldus ellendig misbruik makende van zijn koninklijke macht). Hoop op straffeloosheid is een grote aanmoediging tot ongerechtigheid.
2. Het was ook te verwachten dat hij, geen vervolging naar de wet kunnende instellen tegen David voor een vergrijp van die aard, zich op een andere wijze op hem zou zoeken te wreken, een opstand tegen hem zou verwekken. Er zijn voorbeelden geweest dat koningen, die soortgelijke beledigingen hadden aangedaan aan machtige onderdanen, er hun kroon door verloren hebben.
Om dit dubbele kwaad te voorkomen, poogt David aan Uria het vaderschap toe te schrijven van het kind, dat geboren stond te worden. Daarom liet hij hem terugkomen, opdat hij een paar nachten in zijn huis zou vertoeven.
Merk op:
I. Hoe het komplot beraamd was. Uria moet terugkomen uit het leger om aan David bericht te geven omtrent de welstand des krijgs, en hoe het ging met de belegering van Rabba, 2 Samuel 11:7. Zo wendt hij buitengewone, zorgende belangstelling in het leger voor, toen dat voor het ogenblik het minst in zijn gedachten was. Indien hij geen ander doel had gehad, dan zou een bode van veel mindere rang volstaan hebben om hem bericht te brengen omtrent de stand des krijgs. David, genoegzame bespreking met Uria gehad hebbende om zijn eigenlijk doel bedekt te houden, zond hem naar zijn huis en teneinde het er temeer aangenaam te hebben, zond hij hem een gerecht, om er zich en zijn vrouw op te onthalen, 2 Samuel 11:8. Voor de eerste nacht is dit plan mislukt, Uria, vermoeid van de reis, had meer behoefte aan slaap dan aan spijs, legde zich neer in de wachtkamer, en bleef er de gehele nacht. De volgende nacht maakte hij hem dronken, 2 Samuel 11:13, of maakte hem vrolijk, hem verleidende om meer te drinken dan goed was, teneinde hem zijn gelofte te doen vergeten, 2 Samuel 11:11, en hij geneigd zou zijn om naar zijn huis en zijn eigen bed te gaan, waarheen David, indien het hem gelukt ware Uria smoordronken te maken hem wellicht had laten brengen. Wee dien, die dit doet, Habakkuk 2:15, Habakkuk 2:16. God zal hun, die aan anderen de beker van de dronkenschap in de handen geven, de beker van de zwijmeling te drinken geven. Een mens van zijn verstand te beroven is erger dan hem van zijn geld te beroven, en hem tot zonde te brengen erger dan hem tot moeite, van welke aard ook, te brengen. Ieder Godvruchtig man, en inzonderheid ieder magistraat, moet die zonde pogen te voorkomen, door vermaning en terughouding, en door het glas te weigeren aan hen, die zij zich tebuiten zien gaan, maar haar te bevorderen, dat is het werk te doen van de duivel, dienst te doen als zijn agent.
II. Hoe dit komplot verijdeld werd door Uria's vast besluit, om niet naar zijn eigen bed te gaan. Beide nachten had hij met de lijfwacht geslapen, maar ging niet af in zijn huis hoewel zijn huisvrouw er hem waarschijnlijk even sterk toe drong als David, 2 Samuel 11:9, 2 Samuel 11:12.
1. Nu denken sommigen dat hij vermoedde wat er gaande was, bericht hebbende ontvangen dat zijn vrouw aan het hof is geweest, en daarom niet tot haar wilde naderen. Maar indien hij zodanig vermoeden had gehad, dan zou hij voorzeker de brief geopend hebben, die David hem voor Joab meegaf.
2. Hetzij hij nu al of niet iets vermoedde het was Gods voorzienigheid, die hem dit besluit in het hart gaf en hem er bij liet blijven tot ontdekking van Davids zonde, en opdat de verijdeling van zijn plan om haar te verbergen, Davids geweten zou doen ontwaken om haar te belijden en er berouw van te hebben.
3. De reden, die hij aan David opgaf voor dit zeldzaam voorbeeld van zelfverloochening was zeer betamend voor een dapper krijgsman, 2 Samuel 11:11. Dat hij, zolang het leger in het open veld kampeerde, niet op zijn gemak wilde zijn in zijn huis. De ark is in een tent, of zij tehuis was in de tent die David voor haar had opgericht, of daarbuiten met Joab in het leger, is niet zeker. Joab en al de strijdbare mannen Israëls liggen hard en ongerieflijk, blootgesteld aan weer en wind en aan de vijand, en zal ik dan mijn gemak en genoegen gaan nemen in eigen huis? Neen, hij verklaart, dat hij dit niet doen zal. Dit nu was:
a. Een edel besluit op zichzelf en doet Uria kennen als een man, wie het openbare welzijn zeer ter harte ging, stoutmoedig en gehard, dood voor zingenot. In tijden van openbare moeilijkheid en gevaar betaamt het ons niet ons gemak te nemen in alle veiligheid, of ons over te geven aan vermaak, of zoals de koning en Haman neer te zitten en te drinken, terwijl "de stad Susan verward was," Esther 3:15. Wij moeten gewillig verdrukking en ontbering lijden, als de kerk Gods genoodzaakt is die te lijden.
b. Het zou hebben kunnen dienen om Davids geweten wakker te schudden, hebben kunnen maken dat zijn hart hem sloeg voor wat hij gedaan had:
a.a. Dat hij zo'n dapper en kloek man als Uria, die zo van harte de belangen was toegedaan van hemzelf en van zijn koninkrijk, en er zo kloek en krachtig voor streed, zo laaghartig had verongelijkt.
b.b. Dat hijzelf hem zo ongelijk was. De overweging van de ontberingen en het gevaar van het publiek, die Uria van geoorloofde genoegens terughield, kon David, hoewel hij er toch veel nader bij betrokken was, niet van onwettige genoegens terughouden. Uria's strengheid voor zichzelf had David beschaamd moeten maken wegens zijn toegeven aan zichzelf. De wet luidde: "Wanneer het leger uittrekt tegen uw vijanden dan zult gij u zeer bijzonder wachten voor alle kwade zaak," Deuter. 23:9. Uria heeft meer gedaan dan die wet eiste, maar David heeft haar geschonden.
Verzen 6-13
2 Samuël 11:6-13Wij kunnen onderstellen dat Uria nu gedurende enige weken afwezig is geweest van zijn huisvrouw, de veldtocht tegen de Ammonieten medemakende, en niet voornemens zijnde om voor het einde er van terug te keren. De toestand van zijn vrouw zal aan het licht brengen hetgeen in de duisternis verborgen is, en als Uria bij zijn terugkomst bevindt hoe hij verongelijkt was, en door wien, dan was het te verwachten:
1. Dat hij, overeenkomstig de wet, een vervolging zou instellen tegen zijn vrouw, en haar zou laten stenigen, want jaloersheid is een grimmigheid des mans, inzonderheid van een man van eer, en hij, die aldus verongelijkt werd, zal in de dag van de wraak niet verschonen Proverbs 6:34. Dat was het, waar Bathseba voor vreesde, toen zij David liet weten dat zij zwanger was, te kennen gevende dat het in zijn belang was haar te beschermen, daar zij waarschijnlijk hem niet ter wille zou geweest zijn, indien hij haar dit niet beloofd had (aldus ellendig misbruik makende van zijn koninklijke macht). Hoop op straffeloosheid is een grote aanmoediging tot ongerechtigheid.
2. Het was ook te verwachten dat hij, geen vervolging naar de wet kunnende instellen tegen David voor een vergrijp van die aard, zich op een andere wijze op hem zou zoeken te wreken, een opstand tegen hem zou verwekken. Er zijn voorbeelden geweest dat koningen, die soortgelijke beledigingen hadden aangedaan aan machtige onderdanen, er hun kroon door verloren hebben.
Om dit dubbele kwaad te voorkomen, poogt David aan Uria het vaderschap toe te schrijven van het kind, dat geboren stond te worden. Daarom liet hij hem terugkomen, opdat hij een paar nachten in zijn huis zou vertoeven.
Merk op:
I. Hoe het komplot beraamd was. Uria moet terugkomen uit het leger om aan David bericht te geven omtrent de welstand des krijgs, en hoe het ging met de belegering van Rabba, 2 Samuel 11:7. Zo wendt hij buitengewone, zorgende belangstelling in het leger voor, toen dat voor het ogenblik het minst in zijn gedachten was. Indien hij geen ander doel had gehad, dan zou een bode van veel mindere rang volstaan hebben om hem bericht te brengen omtrent de stand des krijgs. David, genoegzame bespreking met Uria gehad hebbende om zijn eigenlijk doel bedekt te houden, zond hem naar zijn huis en teneinde het er temeer aangenaam te hebben, zond hij hem een gerecht, om er zich en zijn vrouw op te onthalen, 2 Samuel 11:8. Voor de eerste nacht is dit plan mislukt, Uria, vermoeid van de reis, had meer behoefte aan slaap dan aan spijs, legde zich neer in de wachtkamer, en bleef er de gehele nacht. De volgende nacht maakte hij hem dronken, 2 Samuel 11:13, of maakte hem vrolijk, hem verleidende om meer te drinken dan goed was, teneinde hem zijn gelofte te doen vergeten, 2 Samuel 11:11, en hij geneigd zou zijn om naar zijn huis en zijn eigen bed te gaan, waarheen David, indien het hem gelukt ware Uria smoordronken te maken hem wellicht had laten brengen. Wee dien, die dit doet, Habakkuk 2:15, Habakkuk 2:16. God zal hun, die aan anderen de beker van de dronkenschap in de handen geven, de beker van de zwijmeling te drinken geven. Een mens van zijn verstand te beroven is erger dan hem van zijn geld te beroven, en hem tot zonde te brengen erger dan hem tot moeite, van welke aard ook, te brengen. Ieder Godvruchtig man, en inzonderheid ieder magistraat, moet die zonde pogen te voorkomen, door vermaning en terughouding, en door het glas te weigeren aan hen, die zij zich tebuiten zien gaan, maar haar te bevorderen, dat is het werk te doen van de duivel, dienst te doen als zijn agent.
II. Hoe dit komplot verijdeld werd door Uria's vast besluit, om niet naar zijn eigen bed te gaan. Beide nachten had hij met de lijfwacht geslapen, maar ging niet af in zijn huis hoewel zijn huisvrouw er hem waarschijnlijk even sterk toe drong als David, 2 Samuel 11:9, 2 Samuel 11:12.
1. Nu denken sommigen dat hij vermoedde wat er gaande was, bericht hebbende ontvangen dat zijn vrouw aan het hof is geweest, en daarom niet tot haar wilde naderen. Maar indien hij zodanig vermoeden had gehad, dan zou hij voorzeker de brief geopend hebben, die David hem voor Joab meegaf.
2. Hetzij hij nu al of niet iets vermoedde het was Gods voorzienigheid, die hem dit besluit in het hart gaf en hem er bij liet blijven tot ontdekking van Davids zonde, en opdat de verijdeling van zijn plan om haar te verbergen, Davids geweten zou doen ontwaken om haar te belijden en er berouw van te hebben.
3. De reden, die hij aan David opgaf voor dit zeldzaam voorbeeld van zelfverloochening was zeer betamend voor een dapper krijgsman, 2 Samuel 11:11. Dat hij, zolang het leger in het open veld kampeerde, niet op zijn gemak wilde zijn in zijn huis. De ark is in een tent, of zij tehuis was in de tent die David voor haar had opgericht, of daarbuiten met Joab in het leger, is niet zeker. Joab en al de strijdbare mannen Israëls liggen hard en ongerieflijk, blootgesteld aan weer en wind en aan de vijand, en zal ik dan mijn gemak en genoegen gaan nemen in eigen huis? Neen, hij verklaart, dat hij dit niet doen zal. Dit nu was:
a. Een edel besluit op zichzelf en doet Uria kennen als een man, wie het openbare welzijn zeer ter harte ging, stoutmoedig en gehard, dood voor zingenot. In tijden van openbare moeilijkheid en gevaar betaamt het ons niet ons gemak te nemen in alle veiligheid, of ons over te geven aan vermaak, of zoals de koning en Haman neer te zitten en te drinken, terwijl "de stad Susan verward was," Esther 3:15. Wij moeten gewillig verdrukking en ontbering lijden, als de kerk Gods genoodzaakt is die te lijden.
b. Het zou hebben kunnen dienen om Davids geweten wakker te schudden, hebben kunnen maken dat zijn hart hem sloeg voor wat hij gedaan had:
a.a. Dat hij zo'n dapper en kloek man als Uria, die zo van harte de belangen was toegedaan van hemzelf en van zijn koninkrijk, en er zo kloek en krachtig voor streed, zo laaghartig had verongelijkt.
b.b. Dat hijzelf hem zo ongelijk was. De overweging van de ontberingen en het gevaar van het publiek, die Uria van geoorloofde genoegens terughield, kon David, hoewel hij er toch veel nader bij betrokken was, niet van onwettige genoegens terughouden. Uria's strengheid voor zichzelf had David beschaamd moeten maken wegens zijn toegeven aan zichzelf. De wet luidde: "Wanneer het leger uittrekt tegen uw vijanden dan zult gij u zeer bijzonder wachten voor alle kwade zaak," Deuter. 23:9. Uria heeft meer gedaan dan die wet eiste, maar David heeft haar geschonden.
Verzen 14-27
2 Samuël 11:14-27Toen Davids plan om Uria voor de vader van het kind te doen doorgaan mislukt was zodat Uria na verloop van tijd voorzeker het onrecht zou te weten komen, dat hem aangedaan was, wilde hij de vruchten van zijn wraak voorkomen, en nu gaf de duivel hem in het hart om Uria uit de weg te ruimen, want zo zal er noch voor hem noch voor Bathseba meer enig gevaar zijn, welke vervolging kan ingesteld worden, als er geen vervolger is? Daarbij blies hij hem ook in dat Uria dood zijnde, Bathseba, zo hem dit behaagde, voor altijd de zijne kon wezen. Overspel heeft dikwijls moord teweeggebracht, en de ene slechtheid moet door de andere bedekt en beveiligd worden. Daarom moet men vrezen voor het begin van de zonde, want wie weet waar zij zal eindigen?
In Davids hart (nooit zou men gedacht hebben, dat dit zo'n snode gedachte kon koesteren) is het besloten dat Uria moet sterven, die onschuldige, kloekmoedige, dappere man, die bereid was voor de eer zijns vorsten te sterven, moet sterven door de hand van zijn vorst. David heeft gezondigd, en Bathseba heeft gezondigd, en beide tegen hem, en daarom moet hij sterven. David stelt vast dat dit moet. Is dit de man, wiens hart hem sloeg omdat hij de slip van Sauls mantel had afgesneden? "Quantum mutatus ab illo! -Maar ach! hoe veranderd!" Is hij dit, die zijn gehele volke recht en gerechtigheid deed? Hoe kan hij dan nu zo'n onrechtvaardige daad doen? Zie hoe vleselijke lusten krijg voeren tegen de ziel, en welke verwoestingen zij aanrichten in die krijg, hoe zij de ogen verblinden, het hart verharden, de consciëntie toeschroeien en de mensen van alle gevoel voor eer en gerechtigheid beroven. "Die met een vrouw overspel doet is verstandeloos, verliest geheel en al zijn verstand, hij verderft zijn ziel, die dat doet," Spreuk 6:32.
Maar evenals het oog van de overspeler, zo zoekt ook de hand van de moordenaar verberging, Job 24:14, Job 24:15. Werken van de duisternis haten het licht. Toen David kloekmoedig Goliath heeft verslagen, geschiedde het in het openbaar, en hij roemde er in, maar toen hij laaghartig Uria heeft gedood, moest dit in het verborgen geschieden, want hij schaamde er zich voor, en wel mocht hij. Wie zou een daad willen doen waarvoor hij niet durft uitkomen? De duivel heeft als een giftige slang het in Davids hart gegeven om Uria te vermoorden, en als een listige slang blaast hij hem in hoe het te doen. Niet zoals Absalom Ammon versloeg door zijn knechten te bevelen hem te vermoorden, of zoals Achab Naboth versloeg door getuigen om te kopen om hem te beschuldigen, maar door hem bloot te stellen aan de vijand, een manier om het te doen, die wellicht aan het geweten en de wereld niet zo hatelijk toeschijnt, omdat krijgslieden zich natuurlijkerwijs aan gevaar blootstellen. Indien Uria niet op die gevaarlijke post was geweest, dan had er een ander moeten zijn, hij heeft-zoals wij zeggen-een kans voor zijn leven, als hij zich dapper weert, kan hij misschien ongedeerd blijven, en zo hij sterft, sterft hij op het veld van eer, waar een krijgsman zou verkiezen te sterven. En toch! dit alles neemt niet weg dat het moedwillige moord was, moord met voorbedachten rade.
I. Aan Joab worden orders gezonden om Uria vooraan tegenover de sterkste strijd te stellen, hem dan te verlaten en aan de vijand prijs te geven, 2 Samuel 11:14, 2 Samuel 11:15. Het was Davids doel om Uria uit de weg te ruimen, en dit doel werd door hem bereikt. Er zijn veel verzwarende omstandigheden bij die moord.
1. Het geschiedde met voorbedachten rade. Hij nam de tijd om er over na te denken, en hoewel hij tijd had om er over na te denken want hij schreef er een brief over, en hoewel hij tijd had om later de order te herroepen eer zij ten uitvoer kon worden gebracht, heeft hij dit toch niet gedaan. 2. Hij zond de brief door Uria zelf, en niets kon lager en wreder zijn dan hemzelf te doen medewerken tot zijn dood. En welk een paradox was het, dat hij zo'n boosaardigheid kon koesteren tegen hem, in wie hij toch zo'n vertrouwen kon stellen, dat hij brieven moet overbrengen, met welker inhoud hij onbekend moest blijven.
3. Uria's moed en ijver voor zijn koning en zijn land, die de grootste lof en de hoogste beloning verdienden, gebruikte hij om hem zoveel gemakkelijker te doen vallen. Hij was een man van zoveel gewicht, dat, zo hij niet ijverig was geweest om zich aan gevaar bloot te stellen, Joab hem niet aan gevaar had kunnen blootstellen, en dat dit edele vuur nu tegen hemzelf gericht werd, was het verfoeilijkste voorbeeld van ondankbaarheid.
4. Er moeten velen betrokken worden in die zonde, Joab, de veldoverste, aan wie het bloed van zijn krijgslieden, inzonderheid dat van zijn helden, dierbaar moest zijn, moet dit doen, hij en allen, die Uria verlieten toen zij hem hadden behoren te steunen en te helpen, dragen schuld aan zijn dood.
5. Uria kan aldus niet alleen sterven, het krijgsvolk, waarover hij het bevel voert, is in gevaar om met hem gedood te worden, en zo bleek het ook, sommigen van het volk, van Davids knechten, (zo worden zij genoemd om Davids zonde te verzwaren, waarmee hij zo roekeloos hun leven prijsgaf) zijn met hem gevallen, 2 Samuel 11:17. Ja meer, deze moedwillig verkeerde leiding, door welke Uria verraden moest worden, zou voor het gehele leger noodlottige gevolgen kunnen hebben, hen genoodzaakt kunnen hebben om het beleg op te breken.
6. Het zal de triomf en blijdschap zijn van de Ammonieten, de gezworen vijanden van God en Israël, hun zeer grote voldoening geven. David bad voor zichzelf, dat hij niet in de handen van mensen mocht vallen, niet voor zijn vijanden zou moeten vluchten, 2 Samuel 24:1, 13, 14, maar zijn knecht Uria verkoopt hij in de handen van de Ammonieten, en dat wel om generlei ongerechtigheid, die bij hem gevonden was.
II. Joab voert die orders uit. Bij de volgende aanval op de stad werd Uria op de gevaarlijkste post gesteld, maar wordt aangemoedigd door de hoop dat, zo hij door de belegerden teruggeslagen werd, Joab hem te hulp zal komen. In het vertrouwen hierop gaat hij moedig voorwaarts, maar de hulp komt niet opdagen, en hij werd gedood, 2 Samuel 11:16, 2 Samuel 11:17. Het was vreemd dat Joab zo iets deed op een bloot schriftelijk bevel, zonder dat hij er de reden van wist. Maar
1. Misschien was hij in de mening dat Uria zich aan een grote misdaad schuldig had gemaakt, dat David hem ontboden had om er onderzoek naar te doen, en dat hij, hem niet in het openbaar willende straffen, die maatregel nam om hem ter dood te brengen.
2. Joab had zich schuldig gemaakt aan moord, en wij kunnen onderstellen dat het hem veel genoegen deed David in diezelfde zonde te zien vallen, en hij dus bereid genoeg was er hem in te helpen ten einde in zijn gunst te kunnen blijven. Het is iets geheel gewoons dat zij, die zelf kwaad gedaan hebben, verlangen er in ondersteund te worden door anderen, die hetzelfde doen, inzonderheid door de zonden van hen, die uitmunten in het belijden van de Godsdienst. Of misschien wist David dat Joab wrok koesterde tegen Uria, en wel gaarne wraak op hem zou willen oefenen, want anders wist Joab, als hij er reden voor zag, des konings orders wel te betwisten zoals 2 Samuel 19:5, 2 Samuel 24:3 uitwijzen. III. Hij zendt David bericht er van. Een expresse wordt terstond afgevaardigd met een bericht van deze laatste schande en het verlies, dat er bij geleden werd, 2 Samuel 11:18. En om de zaak te bemantelen,
1. Onderstelt hij dat David zich vertoornd zou tonen over zijn slechte leiding, er rekenschap van zou vragen waarom zij zo dicht tot de muur waren genaderd, 2 Samuel 11:20. Wisten zij niet dat Abimelech het leven had verloren door dit te doen? 2 Samuel 11:21. Wij hadden die geschiedenis in Judges 9:53, welk boek waarschijnlijk in Samuëls tijd als deel van de gewijde geschiedenis was uitgegeven, en waarmee zelfs de krijgslieden (zij het aangetekend tot hun lof en ter navolging) wel vertrouwd waren, zodat zij gemakkelijk voorbeelden uit de Schrift konden aanhalen, om er gebruik van te maken ter vermaning van zichzelf en ter waarschuwing om niet te doen, wat voor anderen zo noodlottig is gebleken.
2. Op slimme wijze beveelt hij de bode, om de tijding te verzachten door de mededeling dat ook Uria, de Hethiet gesneuveld was, hetgeen een maar al te duidelijke wenk was voor de bode, en door hem ook voor anderen, dat David heimelijk verheugd zou zijn dit te horen, want, moord komt altijd uit. En als de mensen zulke dingen doen, dan moeten zij verwachten dat zij er, zelfs door hun minderen, om bespot zullen worden, en dat men het hun zal verwijten. De bode heeft. het bericht overeenkomstig zijn orders overgebracht, 2 Samuel 11:22. Hij laat het voorkomen alsof de belegerden het eerst een uitval hadden gedaan op de belegeraars, zij zijn tot ons uitgetogen in het veld, stelt de belegeraars voor als uitermate kloekmoedig, wij zijn tegen hen aan geweest tot aan de deur van de poort, wij noodzaakten hen om in allerijl terug te gaan naar de stad, en zo besluit hij met een vermelding als terloops van de slachting die onder hen is aangericht door schutters, die van de muur op hen geschoten hebben, enigen van des konings knechten zijn dood gebleven, inzonderheid Uria de Hethiet, een officier van aanzien, was de eerste, die op de lijst van de verslagenen voorkomt.
IV. David ontvangt het bericht met heimelijke voldoening, 2 Samuel 11:25. Laat deze zaak niet kwaad zijn in Joabs ogen, want zij is het niet in Davids ogen. Hij laakt zijn beleid niet, denkt niet dat zij verkeerd gedaan hebben met zo dicht tot de muur te naderen, alles is wel nu Uria uit de weg is. Dit doel bereikt hebbende, kan hij zijn verlies licht dragen, en er zich gemakkelijk met een verontschuldiging overheen zetten. Het zwaard verteert zowel deze als gene, het was de krijgskans, dus niets buitengewoons. Hij beveelt Joab de volgende maal de strijd te versterken, terwijl hij door zijn zonde, hem verzwakte en God als het ware uitdaagde om geheel de onderneming te doen mislukken.
Eindelijk. Binnen korte tijd huwde hij de weduwe. Zij onderwierp zich aan de ceremonie om rouw te dragen over haar man, doch slechts voor zo korte tijd als het gebruik het toeliet, 2 Samuel 11:26, en toen nam David haar in zijn huis als zijn vrouw, en zij baarde hem een zoon. Uria's wraak werd voorkomen door zijn dood, maar de geboorte van het kind zo spoedig na het huwelijk maakte de misdaad bekend, de zonde zal te schande worden. En toch was dit nog het ergste niet. Deze zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren, de zaak van Uria de Hethiet, zoals zij genoemd wordt in 1 Kings 15:5, het overspel, de valsheid, de moord en dit huwelijk tenslotte, het was alles kwaad in de ogen des Heren. Hij deed wat hem behaagde, maar aan God mishaagde. God ziet en haat de zonde in Zijn volk. Ja hoe nader de mensen aan God staan in belijdenis, hoe meer hun zonden Hem mishagen, want er is meer ondankbaarheid, trouweloosheid en smaad in dan in de zonden van anderen. Laat dan niemand zich door het voorbeeld van David aanmoedigen om te zondigen, want zij, die zondigen zoals hij gezondigd heeft, zullen onder Gods misnoegen vallen, zoals hij er onder gevallen is. Zo laat ons dan beven en niet zondigen, niet zondigen in de gelijkheid van deze overtreding.
Verzen 14-27
2 Samuël 11:14-27Toen Davids plan om Uria voor de vader van het kind te doen doorgaan mislukt was zodat Uria na verloop van tijd voorzeker het onrecht zou te weten komen, dat hem aangedaan was, wilde hij de vruchten van zijn wraak voorkomen, en nu gaf de duivel hem in het hart om Uria uit de weg te ruimen, want zo zal er noch voor hem noch voor Bathseba meer enig gevaar zijn, welke vervolging kan ingesteld worden, als er geen vervolger is? Daarbij blies hij hem ook in dat Uria dood zijnde, Bathseba, zo hem dit behaagde, voor altijd de zijne kon wezen. Overspel heeft dikwijls moord teweeggebracht, en de ene slechtheid moet door de andere bedekt en beveiligd worden. Daarom moet men vrezen voor het begin van de zonde, want wie weet waar zij zal eindigen?
In Davids hart (nooit zou men gedacht hebben, dat dit zo'n snode gedachte kon koesteren) is het besloten dat Uria moet sterven, die onschuldige, kloekmoedige, dappere man, die bereid was voor de eer zijns vorsten te sterven, moet sterven door de hand van zijn vorst. David heeft gezondigd, en Bathseba heeft gezondigd, en beide tegen hem, en daarom moet hij sterven. David stelt vast dat dit moet. Is dit de man, wiens hart hem sloeg omdat hij de slip van Sauls mantel had afgesneden? "Quantum mutatus ab illo! -Maar ach! hoe veranderd!" Is hij dit, die zijn gehele volke recht en gerechtigheid deed? Hoe kan hij dan nu zo'n onrechtvaardige daad doen? Zie hoe vleselijke lusten krijg voeren tegen de ziel, en welke verwoestingen zij aanrichten in die krijg, hoe zij de ogen verblinden, het hart verharden, de consciëntie toeschroeien en de mensen van alle gevoel voor eer en gerechtigheid beroven. "Die met een vrouw overspel doet is verstandeloos, verliest geheel en al zijn verstand, hij verderft zijn ziel, die dat doet," Spreuk 6:32.
Maar evenals het oog van de overspeler, zo zoekt ook de hand van de moordenaar verberging, Job 24:14, Job 24:15. Werken van de duisternis haten het licht. Toen David kloekmoedig Goliath heeft verslagen, geschiedde het in het openbaar, en hij roemde er in, maar toen hij laaghartig Uria heeft gedood, moest dit in het verborgen geschieden, want hij schaamde er zich voor, en wel mocht hij. Wie zou een daad willen doen waarvoor hij niet durft uitkomen? De duivel heeft als een giftige slang het in Davids hart gegeven om Uria te vermoorden, en als een listige slang blaast hij hem in hoe het te doen. Niet zoals Absalom Ammon versloeg door zijn knechten te bevelen hem te vermoorden, of zoals Achab Naboth versloeg door getuigen om te kopen om hem te beschuldigen, maar door hem bloot te stellen aan de vijand, een manier om het te doen, die wellicht aan het geweten en de wereld niet zo hatelijk toeschijnt, omdat krijgslieden zich natuurlijkerwijs aan gevaar blootstellen. Indien Uria niet op die gevaarlijke post was geweest, dan had er een ander moeten zijn, hij heeft-zoals wij zeggen-een kans voor zijn leven, als hij zich dapper weert, kan hij misschien ongedeerd blijven, en zo hij sterft, sterft hij op het veld van eer, waar een krijgsman zou verkiezen te sterven. En toch! dit alles neemt niet weg dat het moedwillige moord was, moord met voorbedachten rade.
I. Aan Joab worden orders gezonden om Uria vooraan tegenover de sterkste strijd te stellen, hem dan te verlaten en aan de vijand prijs te geven, 2 Samuel 11:14, 2 Samuel 11:15. Het was Davids doel om Uria uit de weg te ruimen, en dit doel werd door hem bereikt. Er zijn veel verzwarende omstandigheden bij die moord.
1. Het geschiedde met voorbedachten rade. Hij nam de tijd om er over na te denken, en hoewel hij tijd had om er over na te denken want hij schreef er een brief over, en hoewel hij tijd had om later de order te herroepen eer zij ten uitvoer kon worden gebracht, heeft hij dit toch niet gedaan. 2. Hij zond de brief door Uria zelf, en niets kon lager en wreder zijn dan hemzelf te doen medewerken tot zijn dood. En welk een paradox was het, dat hij zo'n boosaardigheid kon koesteren tegen hem, in wie hij toch zo'n vertrouwen kon stellen, dat hij brieven moet overbrengen, met welker inhoud hij onbekend moest blijven.
3. Uria's moed en ijver voor zijn koning en zijn land, die de grootste lof en de hoogste beloning verdienden, gebruikte hij om hem zoveel gemakkelijker te doen vallen. Hij was een man van zoveel gewicht, dat, zo hij niet ijverig was geweest om zich aan gevaar bloot te stellen, Joab hem niet aan gevaar had kunnen blootstellen, en dat dit edele vuur nu tegen hemzelf gericht werd, was het verfoeilijkste voorbeeld van ondankbaarheid.
4. Er moeten velen betrokken worden in die zonde, Joab, de veldoverste, aan wie het bloed van zijn krijgslieden, inzonderheid dat van zijn helden, dierbaar moest zijn, moet dit doen, hij en allen, die Uria verlieten toen zij hem hadden behoren te steunen en te helpen, dragen schuld aan zijn dood.
5. Uria kan aldus niet alleen sterven, het krijgsvolk, waarover hij het bevel voert, is in gevaar om met hem gedood te worden, en zo bleek het ook, sommigen van het volk, van Davids knechten, (zo worden zij genoemd om Davids zonde te verzwaren, waarmee hij zo roekeloos hun leven prijsgaf) zijn met hem gevallen, 2 Samuel 11:17. Ja meer, deze moedwillig verkeerde leiding, door welke Uria verraden moest worden, zou voor het gehele leger noodlottige gevolgen kunnen hebben, hen genoodzaakt kunnen hebben om het beleg op te breken.
6. Het zal de triomf en blijdschap zijn van de Ammonieten, de gezworen vijanden van God en Israël, hun zeer grote voldoening geven. David bad voor zichzelf, dat hij niet in de handen van mensen mocht vallen, niet voor zijn vijanden zou moeten vluchten, 2 Samuel 24:1, 13, 14, maar zijn knecht Uria verkoopt hij in de handen van de Ammonieten, en dat wel om generlei ongerechtigheid, die bij hem gevonden was.
II. Joab voert die orders uit. Bij de volgende aanval op de stad werd Uria op de gevaarlijkste post gesteld, maar wordt aangemoedigd door de hoop dat, zo hij door de belegerden teruggeslagen werd, Joab hem te hulp zal komen. In het vertrouwen hierop gaat hij moedig voorwaarts, maar de hulp komt niet opdagen, en hij werd gedood, 2 Samuel 11:16, 2 Samuel 11:17. Het was vreemd dat Joab zo iets deed op een bloot schriftelijk bevel, zonder dat hij er de reden van wist. Maar
1. Misschien was hij in de mening dat Uria zich aan een grote misdaad schuldig had gemaakt, dat David hem ontboden had om er onderzoek naar te doen, en dat hij, hem niet in het openbaar willende straffen, die maatregel nam om hem ter dood te brengen.
2. Joab had zich schuldig gemaakt aan moord, en wij kunnen onderstellen dat het hem veel genoegen deed David in diezelfde zonde te zien vallen, en hij dus bereid genoeg was er hem in te helpen ten einde in zijn gunst te kunnen blijven. Het is iets geheel gewoons dat zij, die zelf kwaad gedaan hebben, verlangen er in ondersteund te worden door anderen, die hetzelfde doen, inzonderheid door de zonden van hen, die uitmunten in het belijden van de Godsdienst. Of misschien wist David dat Joab wrok koesterde tegen Uria, en wel gaarne wraak op hem zou willen oefenen, want anders wist Joab, als hij er reden voor zag, des konings orders wel te betwisten zoals 2 Samuel 19:5, 2 Samuel 24:3 uitwijzen. III. Hij zendt David bericht er van. Een expresse wordt terstond afgevaardigd met een bericht van deze laatste schande en het verlies, dat er bij geleden werd, 2 Samuel 11:18. En om de zaak te bemantelen,
1. Onderstelt hij dat David zich vertoornd zou tonen over zijn slechte leiding, er rekenschap van zou vragen waarom zij zo dicht tot de muur waren genaderd, 2 Samuel 11:20. Wisten zij niet dat Abimelech het leven had verloren door dit te doen? 2 Samuel 11:21. Wij hadden die geschiedenis in Judges 9:53, welk boek waarschijnlijk in Samuëls tijd als deel van de gewijde geschiedenis was uitgegeven, en waarmee zelfs de krijgslieden (zij het aangetekend tot hun lof en ter navolging) wel vertrouwd waren, zodat zij gemakkelijk voorbeelden uit de Schrift konden aanhalen, om er gebruik van te maken ter vermaning van zichzelf en ter waarschuwing om niet te doen, wat voor anderen zo noodlottig is gebleken.
2. Op slimme wijze beveelt hij de bode, om de tijding te verzachten door de mededeling dat ook Uria, de Hethiet gesneuveld was, hetgeen een maar al te duidelijke wenk was voor de bode, en door hem ook voor anderen, dat David heimelijk verheugd zou zijn dit te horen, want, moord komt altijd uit. En als de mensen zulke dingen doen, dan moeten zij verwachten dat zij er, zelfs door hun minderen, om bespot zullen worden, en dat men het hun zal verwijten. De bode heeft. het bericht overeenkomstig zijn orders overgebracht, 2 Samuel 11:22. Hij laat het voorkomen alsof de belegerden het eerst een uitval hadden gedaan op de belegeraars, zij zijn tot ons uitgetogen in het veld, stelt de belegeraars voor als uitermate kloekmoedig, wij zijn tegen hen aan geweest tot aan de deur van de poort, wij noodzaakten hen om in allerijl terug te gaan naar de stad, en zo besluit hij met een vermelding als terloops van de slachting die onder hen is aangericht door schutters, die van de muur op hen geschoten hebben, enigen van des konings knechten zijn dood gebleven, inzonderheid Uria de Hethiet, een officier van aanzien, was de eerste, die op de lijst van de verslagenen voorkomt.
IV. David ontvangt het bericht met heimelijke voldoening, 2 Samuel 11:25. Laat deze zaak niet kwaad zijn in Joabs ogen, want zij is het niet in Davids ogen. Hij laakt zijn beleid niet, denkt niet dat zij verkeerd gedaan hebben met zo dicht tot de muur te naderen, alles is wel nu Uria uit de weg is. Dit doel bereikt hebbende, kan hij zijn verlies licht dragen, en er zich gemakkelijk met een verontschuldiging overheen zetten. Het zwaard verteert zowel deze als gene, het was de krijgskans, dus niets buitengewoons. Hij beveelt Joab de volgende maal de strijd te versterken, terwijl hij door zijn zonde, hem verzwakte en God als het ware uitdaagde om geheel de onderneming te doen mislukken.
Eindelijk. Binnen korte tijd huwde hij de weduwe. Zij onderwierp zich aan de ceremonie om rouw te dragen over haar man, doch slechts voor zo korte tijd als het gebruik het toeliet, 2 Samuel 11:26, en toen nam David haar in zijn huis als zijn vrouw, en zij baarde hem een zoon. Uria's wraak werd voorkomen door zijn dood, maar de geboorte van het kind zo spoedig na het huwelijk maakte de misdaad bekend, de zonde zal te schande worden. En toch was dit nog het ergste niet. Deze zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des Heren, de zaak van Uria de Hethiet, zoals zij genoemd wordt in 1 Kings 15:5, het overspel, de valsheid, de moord en dit huwelijk tenslotte, het was alles kwaad in de ogen des Heren. Hij deed wat hem behaagde, maar aan God mishaagde. God ziet en haat de zonde in Zijn volk. Ja hoe nader de mensen aan God staan in belijdenis, hoe meer hun zonden Hem mishagen, want er is meer ondankbaarheid, trouweloosheid en smaad in dan in de zonden van anderen. Laat dan niemand zich door het voorbeeld van David aanmoedigen om te zondigen, want zij, die zondigen zoals hij gezondigd heeft, zullen onder Gods misnoegen vallen, zoals hij er onder gevallen is. Zo laat ons dan beven en niet zondigen, niet zondigen in de gelijkheid van deze overtreding.