Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 24". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-kings-24.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Kings 24". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 24De zaken rijpen voor en spoeden zich heen naar de algehele verwoesting van Jeruzalem. Wij lieten Jjakim op de troon, waarop hij door de koning van Egypte geplaatst was. Nu hebben wij hier:
I. De moeilijkheden van zijn regering, hoe hij in onderworpenheid werd gebracht aan de koning van Babel, en streng gekastijd werd voor zijn poging om zijn juk af te werpen, 2 Kings 24:2, en hoe ook Egypte door Nebukadnezar was veroverd, 2 Kings 24:7.
II. De verwoestingen onder de regering zijns zoons, die slechts drie maanden heeft geduurd, waarna hij en al zijn rijksgroten genoodzaakt zijnde zich op genade of ongenade over te geven, gevankelijk naar Babel gevoerd werden 2 Kings 24:8.
III. De toebereidselen van de volgende regering, (die de laatste was) voor de algehele verwoesting van Jeruzalem, waarvan het volgende hoofdstuk ons het bericht geeft, 2 Kings 24:17.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KONINGEN 24De zaken rijpen voor en spoeden zich heen naar de algehele verwoesting van Jeruzalem. Wij lieten Jjakim op de troon, waarop hij door de koning van Egypte geplaatst was. Nu hebben wij hier:
I. De moeilijkheden van zijn regering, hoe hij in onderworpenheid werd gebracht aan de koning van Babel, en streng gekastijd werd voor zijn poging om zijn juk af te werpen, 2 Kings 24:2, en hoe ook Egypte door Nebukadnezar was veroverd, 2 Kings 24:7.
II. De verwoestingen onder de regering zijns zoons, die slechts drie maanden heeft geduurd, waarna hij en al zijn rijksgroten genoodzaakt zijnde zich op genade of ongenade over te geven, gevankelijk naar Babel gevoerd werden 2 Kings 24:8.
III. De toebereidselen van de volgende regering, (die de laatste was) voor de algehele verwoesting van Jeruzalem, waarvan het volgende hoofdstuk ons het bericht geeft, 2 Kings 24:17.
Verzen 1-7
2 Koningen 24:1-7Wij hebben hier de eerste vermelding van een naam, die beide in de geschiedenissen en in de profetieën van het Oude Testament een groot figuur maakt, namelijk Nebukadnezar koning van Babel, 2 Kings 24:1, het gouden hoofd. Een machtig vorst, die de schrik was van de machtigen in het land van de levenden, en toch zou zijn naam niet bekend zijn in de Heilige Schrift indien hij niet gebruikt zou zijn geworden in de verwoesting van Jeruzalem en de gevangenschap van de Joden.
I. Hij maakte zich Jjakim schatplichtig, en hield hem drie jaren in onderworpenheid, 2 Kings 24:1. Nebukadnezar begon zijn regering in het vierde jaar van Jjakim, in zijn achtste jaar maakte hij hem tot zijn gevangene, maar herstelde hem op de troon na zijn belofte van trouw, die belofte heeft hij ongeveer drie jaren gehouden maar toen kwam hij in opstand, waarschijnlijk in de hoop van hulp te zullen ontvangen van de koning van Egypte. Indien Jjakim zijn God had gediend, zoals hij Hem had moeten dienen, hij zou geen dienstknecht van de koning van Babel geweest zijn, maar God wilde hem aldus het verschil doen kennen tussen Zijn dienst en de dienst van de koninkrijken van de landen 2 Chronicles 12:8.
Indien hij berust had in zijn dienstbaarheid en zijn woord had gehouden, zijn toestand zou niet slechter geweest zijn, maar rebellerende tegen de koning van Babel stortte hij zich in grotere moeilijkheid.
II. Toen hij rebelleerde zond de koning van Babel zijn krijgsmacht tegen hem om zijn land te verwoesten, benden van Chaldeën, Syriërs Moabieten, Ammonieten, die nu allen in de dienst en de soldij waren van de koning van Babel, 2 Kings 24:2, en daarbij toonden dat zij hun oude vijandschap tegen Israël en Israëls God hadden behouden.
Toch wordt hier niet gezegd dat zij een opdracht hadden van de koning van Babel, maar wel dat de Koning van de koningen hen had gezonden. De Heere zond al deze benden tegen hem. En wederom in 2 Kings 24:3 :
Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des HEEREN tegen Juda, want anders zou het bevel van Nebukadnezar het niet gekund hebben. Velen dienen Gods doeleinden zonder er zich van bewust te zijn.
Twee dingen heeft God bedoeld door toe te laten dat Juda aldus geteisterd werd.
1. De straf van de zonden van Manasse, die God thans bezocht aan het derde en vierde geslacht. Zolang heeft Hij gewacht met die te bezoeken, om te zien of het volk berouw zou hebben en zich zou bekeren, maar zij bleven onboetvaardig, in weerwil van Josia's pogingen tot hervorming, en zij waren gereed en bereid om bij de eerste omkering weer in hun vroegere afgoderij te vervallen.
Nu zal het oude oordeel over hen komen, dat bij God was opgesloten verzegeld in Zijn schatten, Deuteronomy 32:34, Job 14:17, en gedenkende daaraan, heeft Hij Juda van voor Zijn aangezicht weggedaan, en liet Hij van de wereld weten dat de tijd de schuld van de zonde niet wegneemt, en dat uitstel van straf geen kwijtschelding is van straf. Alles wat Manasse gedaan heeft werd herdacht, maar inzonderheid het onschuldig bloed, dat hij heeft vergoten, wij kunnen veronderstellen dat daar veel bloed bij was van Gods getuigen en van Zijn aanbidders, daarom wilde de HEERE niet vergeven.
Is er dan behalve het lasteren van de Heilige Geest nog een onvergeeflijke zonde? Dit is bedoeld van het kwijtschelden van tijdelijke straf.
Manasse heeft berouw gehad en zich bekeerd, en wij hebben reden te geloven dat zelfs de vervolgingen en de moorden, waaraan hij zich had schuldig gemaakt, hem vergeven waren, zodat hij verlost was van de toekomenden toorn, maar als nationale zonden lag de last er van nog op het land.
Misschien leefden nu nog sommigen, die er aan geholpen en er toe aangezet hadden, en ook de tegenwoordige koning had onschuldig bloed op zijn geweten, zoals blijkt uit Jeremiah 22:17.
Zie welk een tergende zonde moord is, hoe luid zij roept, en hoe lang! Zie hoe nodig het is voor de volken om de zonden hunner vaderen te betreuren, opdat zij er niet voor lijden.
2. God bedoelde er de vervulling mee van de profetieën, het was naar het woord des Heeren dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn knechten de profeten. Veeleer zal Juda weggedaan worden van voor Zijn aangezicht, ja veeleer zullen hemel en aarde voorbijgaan, dan dat een enig woord van God ter aarde zal vallen. Bedreigingen zullen even zeker ten uitvoer worden gelegd als beloften vervuld zullen worden, indien het niet door de bekering des zondaars voorkomen wordt.
III. Ook de koning van Egypte werd door de koning van Babel tenonder gebracht en hem een groot deel van zijn land ontnomen, 2 Kings 24:7.
Het was nog niet lang geleden dat hij Israël had verdrukt, 2 Kings 23:33 , nu wordt hij zelf naar beneden gebracht, buiten staat gesteld om iets te beproeven ter verkrijging van hetgeen hij verloren had, of om zijn bondgenoten te hulp te komen, hij durft niet meer uit zijn land komen. Later heeft hij beproefd om Zedekia enige hulp te verlenen, maar werd genoodzaakt zich terug te trekken, Jeremiah 37:7.
IV. Jjakim, zijn land verwoest ziende en hij zelf in gevaar de vijand in handen te vallen, stierf van hartzeer, naar het schijnt, in het midden van zijn dagen, 2 Kings 24:6.
Alzo ontsliep Jjakim met zijn vaderen, maar er wordt niet gezegd, dat hij begraven werd bij zijn vaderen, want ongetwijfeld is de profetie van Jeremia vervuld geworden, dat hij niet beklaagd zal worden, zoals zijn vader, en dat hij "met een ezelsbegrafenis begraven zal worden," Jeremiah 22:18, Jeremiah 22:19, en zijn dood lichaam weggeworpen worden, Jeremiah 36:30.
Verzen 1-7
2 Koningen 24:1-7Wij hebben hier de eerste vermelding van een naam, die beide in de geschiedenissen en in de profetieën van het Oude Testament een groot figuur maakt, namelijk Nebukadnezar koning van Babel, 2 Kings 24:1, het gouden hoofd. Een machtig vorst, die de schrik was van de machtigen in het land van de levenden, en toch zou zijn naam niet bekend zijn in de Heilige Schrift indien hij niet gebruikt zou zijn geworden in de verwoesting van Jeruzalem en de gevangenschap van de Joden.
I. Hij maakte zich Jjakim schatplichtig, en hield hem drie jaren in onderworpenheid, 2 Kings 24:1. Nebukadnezar begon zijn regering in het vierde jaar van Jjakim, in zijn achtste jaar maakte hij hem tot zijn gevangene, maar herstelde hem op de troon na zijn belofte van trouw, die belofte heeft hij ongeveer drie jaren gehouden maar toen kwam hij in opstand, waarschijnlijk in de hoop van hulp te zullen ontvangen van de koning van Egypte. Indien Jjakim zijn God had gediend, zoals hij Hem had moeten dienen, hij zou geen dienstknecht van de koning van Babel geweest zijn, maar God wilde hem aldus het verschil doen kennen tussen Zijn dienst en de dienst van de koninkrijken van de landen 2 Chronicles 12:8.
Indien hij berust had in zijn dienstbaarheid en zijn woord had gehouden, zijn toestand zou niet slechter geweest zijn, maar rebellerende tegen de koning van Babel stortte hij zich in grotere moeilijkheid.
II. Toen hij rebelleerde zond de koning van Babel zijn krijgsmacht tegen hem om zijn land te verwoesten, benden van Chaldeën, Syriërs Moabieten, Ammonieten, die nu allen in de dienst en de soldij waren van de koning van Babel, 2 Kings 24:2, en daarbij toonden dat zij hun oude vijandschap tegen Israël en Israëls God hadden behouden.
Toch wordt hier niet gezegd dat zij een opdracht hadden van de koning van Babel, maar wel dat de Koning van de koningen hen had gezonden. De Heere zond al deze benden tegen hem. En wederom in 2 Kings 24:3 :
Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des HEEREN tegen Juda, want anders zou het bevel van Nebukadnezar het niet gekund hebben. Velen dienen Gods doeleinden zonder er zich van bewust te zijn.
Twee dingen heeft God bedoeld door toe te laten dat Juda aldus geteisterd werd.
1. De straf van de zonden van Manasse, die God thans bezocht aan het derde en vierde geslacht. Zolang heeft Hij gewacht met die te bezoeken, om te zien of het volk berouw zou hebben en zich zou bekeren, maar zij bleven onboetvaardig, in weerwil van Josia's pogingen tot hervorming, en zij waren gereed en bereid om bij de eerste omkering weer in hun vroegere afgoderij te vervallen.
Nu zal het oude oordeel over hen komen, dat bij God was opgesloten verzegeld in Zijn schatten, Deuteronomy 32:34, Job 14:17, en gedenkende daaraan, heeft Hij Juda van voor Zijn aangezicht weggedaan, en liet Hij van de wereld weten dat de tijd de schuld van de zonde niet wegneemt, en dat uitstel van straf geen kwijtschelding is van straf. Alles wat Manasse gedaan heeft werd herdacht, maar inzonderheid het onschuldig bloed, dat hij heeft vergoten, wij kunnen veronderstellen dat daar veel bloed bij was van Gods getuigen en van Zijn aanbidders, daarom wilde de HEERE niet vergeven.
Is er dan behalve het lasteren van de Heilige Geest nog een onvergeeflijke zonde? Dit is bedoeld van het kwijtschelden van tijdelijke straf.
Manasse heeft berouw gehad en zich bekeerd, en wij hebben reden te geloven dat zelfs de vervolgingen en de moorden, waaraan hij zich had schuldig gemaakt, hem vergeven waren, zodat hij verlost was van de toekomenden toorn, maar als nationale zonden lag de last er van nog op het land.
Misschien leefden nu nog sommigen, die er aan geholpen en er toe aangezet hadden, en ook de tegenwoordige koning had onschuldig bloed op zijn geweten, zoals blijkt uit Jeremiah 22:17.
Zie welk een tergende zonde moord is, hoe luid zij roept, en hoe lang! Zie hoe nodig het is voor de volken om de zonden hunner vaderen te betreuren, opdat zij er niet voor lijden.
2. God bedoelde er de vervulling mee van de profetieën, het was naar het woord des Heeren dat Hij gesproken had door de dienst van Zijn knechten de profeten. Veeleer zal Juda weggedaan worden van voor Zijn aangezicht, ja veeleer zullen hemel en aarde voorbijgaan, dan dat een enig woord van God ter aarde zal vallen. Bedreigingen zullen even zeker ten uitvoer worden gelegd als beloften vervuld zullen worden, indien het niet door de bekering des zondaars voorkomen wordt.
III. Ook de koning van Egypte werd door de koning van Babel tenonder gebracht en hem een groot deel van zijn land ontnomen, 2 Kings 24:7.
Het was nog niet lang geleden dat hij Israël had verdrukt, 2 Kings 23:33 , nu wordt hij zelf naar beneden gebracht, buiten staat gesteld om iets te beproeven ter verkrijging van hetgeen hij verloren had, of om zijn bondgenoten te hulp te komen, hij durft niet meer uit zijn land komen. Later heeft hij beproefd om Zedekia enige hulp te verlenen, maar werd genoodzaakt zich terug te trekken, Jeremiah 37:7.
IV. Jjakim, zijn land verwoest ziende en hij zelf in gevaar de vijand in handen te vallen, stierf van hartzeer, naar het schijnt, in het midden van zijn dagen, 2 Kings 24:6.
Alzo ontsliep Jjakim met zijn vaderen, maar er wordt niet gezegd, dat hij begraven werd bij zijn vaderen, want ongetwijfeld is de profetie van Jeremia vervuld geworden, dat hij niet beklaagd zal worden, zoals zijn vader, en dat hij "met een ezelsbegrafenis begraven zal worden," Jeremiah 22:18, Jeremiah 22:19, en zijn dood lichaam weggeworpen worden, Jeremiah 36:30.
Verzen 8-20
2 Koningen 24:8-20Dit had de geschiedenis moeten wezen van de regering van koning Jojachin, maar helaas, het is slechts de geschiedenis van koning Jojachins gevangenschap, zoals het genoemd wordt, Ezechiël 1:2.
Hij kwam tot de kroon, niet om de eer te hebben van haar te dragen maar om de schande te hebben van haar te verliezen, "Ideo tantum venerat, ut exiret", (Hij kwam slechts in, om weer uit te gaan).
I. Zijn regering was kort en onbeduidend. Hij regeerde slechts drie maanden, en toen werd hij gevankelijk naar Babel gevoerd, evenals dit met zijn vader waarschijnlijk geschied zou zijn, indien hij slechts zoveel langer geleefd had.
Welk een ongelukkige jonge vorst was dit, die in een vallend huis geworpen werd en op een nederzinkende troon!
Welk een onnatuurlijke vader had hij, die hem voortbracht om voor hem te lijden, en die door zijn eigen zonde en dwaasheid niets had om hem na te laten dan zijn eigen ellende!
Toch heeft deze jonge vorst nog lang genoeg geregeerd om te tonen dat hij rechtvaardig leed voor de zonden van zijn vaderen, want hij trad in hun voetstappen, 2 Kings 24:9.
Hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zoals zij gedaan hebben, hij deed niets om de erfenis van de vloek te doen wegnemen, zijn kroon van haar lasten te ontdoen en daarom: "Transit cum onere", (gaan de lasten over met de kroon), met zijn eigen ongerechtigheid zullen die van zijn vaderen ook voor zijn rekening komen.
II. De rampen, die over hem, zijn gezin en zijn volk reeds bij het begin van zijn regering gekomen zijn, waren zeer zwaar.
1. Jeruzalem werd belegerd door de koning van Babel, 2 Kings 24:10, 2 Kings 24:11.
Hij had zijn krijgsmacht gezonden om het land te verwoesten, en nu kwam hij zelf en sloeg het beleg voor de stad. Nu werd het woord van God vervuld, Deuteronomy 28:49 en verv.
De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre.... een volk, stijf van aangezicht.... dat zal eerst de vrucht uws lands opeten en dan u belegeren in al uw poorten, 2 Kings 24:52.
2. Jojachin heeft zich terstond op genade of ongenade overgegeven.
Zodra hij hoorde dat de koning van Babel in persoon tegen de stad was gekomen, wiens naam toen al zeer geducht was geworden, besloot hij tot de overgave en ging tot hem uit, 2 Kings 24:12.
Als hij zich met God had verzoend en de methode had gevolgd die Hizkia in een gelijk geval heeft aangenomen, dan had hij de koning van Babel niet behoeven te vrezen, maar hem kloekmoedig, met ere en voorspoed hebben kunnen weerstaan, (een zou er duizend gejaagd hebben) maar daar hem het geloof en de Godsvrucht van een Israëliet ontbrak, ontbrak hem ook de kloekmoedigheid van een man, een krijgsman, een vorst.
Hij gaf zich over met geheel de koninklijke familie, met zijn moeder, zijn vrouwen, zijn dienaren en zijn vorsten, en zo werden zij krijgsgevangenen, dit was er het gevolg van dat zij dienstknechten waren van de zonde.
3. Nebukadnezar plunderde de schatten zowel van de kerk als van de staat, en voerde van beide het goud en het zilver weg, 2 Kings 24:13.
Nu was het woord van God, door Jesaja, vervuld, 2 Kings 20:17.
Zelfs de vaten van de tempel, die Salomo gemaakt en opgelegd had, om gebruikt te worden als de oude versleten zouden zijn, nam hij weg van de tempel en begon ze in stukken te snijden, maar bij nader bedenken, bewaarde hij ze voor zijn eigen gebruik, want wij bevinden dat Belsazar er wijn uit dronk, Daniel 5:2, Daniel 5:3.
4. Zeer velen van de inwoners van Jeruzalem voerde hij gevankelijk weg ten einde de stad te verzwakken en zich zoveel beter de heerschappij er over te verzekeren, en deszelfs opstand te voorkomen, alsmede om zich te verrijken met de bezittingen of met de dienst van hen, die hij wegvoerde.
Sommigen waren reeds acht Jaren tevoren weggevoerd in het eerste jaar van Nebukadnezar en het derde van Jojakim, onder wie Daniël en zijn medegenoten waren. Zie Daniel 1:1, Daniel 1:2. Dezen hadden zich door hun edel gedrag zozeer in zijn goede mening aanbevolen, dat hij meer van hen begeerde. Nu voerde hij:
a. De jonge koning zelf en zijn gezin weg, 2 Kings 24:13, en wij bevinden, 2 Kings 25:27, dat hij zeven en dertig jaren in strenge gevangenschap heeft doorgebracht.
b. Al de rijksgroten, de vorsten en beambten, wier rijkdom bewaard werd tot hun eigen kwaad Ecclesiastes 5:12, daar zij de vijand er toe brachten om van hen het eerst zijn prooi te maken.
c. Al de krijgslieden, alle strijdbare helden, 2 Kings 24:14, de machtigen des lands, 2 Kings 24:15, alle kloeke mannen, alle helden, die ten oorlog geoefend waren 2 Kings 24:16.
Dezen konden zichzelf niet verdedigen, en de overwinnaar wilde hen niet achterlaten om hun land te verdedigen, maar voerde hen weg om in zijn dienst gebruikt te worden.
d. Al de handwerkslieden en smeden, die krijgswapenen vervaardigden, door deze te nemen heeft hij in werkelijkheid de stad ontwapend overeenkomstig de staatkunde van de Filistijnen, 1 Samuel 13:19.
In deze gevangenschap werd ook de profeet Ezechiël weggevoerd, Ezechiël I: 1, 2, en Mordechai, Esther 2:6. Deze Jojachin wordt ook Jechonia genoemd, 1 Chronicles 3:16 en in minachting Chonia, Jeremiah 22:24, waar zijn gevangenschap voorzegd is.
III. De opvolger door de koning van Babel aangesteld in zijn plaats. God had hem kinderloos aangeschreven, Jeremiah 22:30, en daarom werd de regering toevertrouwd aan zijn oom.
De koning van Babel maakte Mattanja, de zoon van Josia, koning, en om hem er aan te herinneren en aan de gehele wereld bekend te maken, dat hij zijn afhangeling was, veranderde hij zijn naam en noemde hem "Zedekia", 2 Kings 24:17.
God heeft soms Zijn volk ten laste gelegd: dat zij koningen hebben gemaakt, maar niet uit Hem, Hosea 8:4, en om hen daarvoor te straffen zal nu de koning van Babel koningen over hen aanstellen.
Diegenen worden rechtvaardig van hun vrijheid beroofd, die haar gebruiken tegen Gods gezag. Deze Zedekia was de laatste van de koningen van Juda, de naam, die de koning van Babel hem gaf, betekent de gerechtigheid des Heeren, wat een voorteken was van de verheerlijking van Gods gerechtigheid in zijn verderf.
1. Zie hoe goddeloos deze Zedekia was.
Hoewel de oordelen Gods over zijn drie onmiddellijke voorgangers een waarschuwing voor hem hadden kunnen wezen, om niet in hun voetstappen te treden heeft hij toch gedaan dat kwaad was in de ogen des Heeren, evenals de anderen, 2 Kings 24:19.
2. Zie hoe onverstandig hij was. Gelijk zijn voorgangers hun moed hadden verloren, zo verloor hij met zijn Godsdienst zijn beleid want hij rebelleerde tegen de koning van Babel, 2 Kings 24:20, wiens schatplichtige hij was, en aldus beledigde hij hem, met wie hij volstrekt onmachtig was om te strijden, en die, zo hij hem trouw ware gebleven, hem beschermd zou hebben, hetgeen wel de grootste dwaasheid was, die hij doen kon, en het verderf van zijn rijk heeft verhaast.
Dit geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had.
Als zij, aan wie de raadslagen van een volk zijn toevertrouwd, onverstandig en tegen hun ware belangen handelen, dan moeten wij er het misnoegen Gods in opmerken.
Het is om de zonden van een volk, dat God de getrouwen de spraak beneemt, en van de ouden oordeel wegneemt, en wat tot de openbare vrede dient voor hun ogen verbergt. Wie God wil verderven verdwaast Hij.
Verzen 8-20
2 Koningen 24:8-20Dit had de geschiedenis moeten wezen van de regering van koning Jojachin, maar helaas, het is slechts de geschiedenis van koning Jojachins gevangenschap, zoals het genoemd wordt, Ezechiël 1:2.
Hij kwam tot de kroon, niet om de eer te hebben van haar te dragen maar om de schande te hebben van haar te verliezen, "Ideo tantum venerat, ut exiret", (Hij kwam slechts in, om weer uit te gaan).
I. Zijn regering was kort en onbeduidend. Hij regeerde slechts drie maanden, en toen werd hij gevankelijk naar Babel gevoerd, evenals dit met zijn vader waarschijnlijk geschied zou zijn, indien hij slechts zoveel langer geleefd had.
Welk een ongelukkige jonge vorst was dit, die in een vallend huis geworpen werd en op een nederzinkende troon!
Welk een onnatuurlijke vader had hij, die hem voortbracht om voor hem te lijden, en die door zijn eigen zonde en dwaasheid niets had om hem na te laten dan zijn eigen ellende!
Toch heeft deze jonge vorst nog lang genoeg geregeerd om te tonen dat hij rechtvaardig leed voor de zonden van zijn vaderen, want hij trad in hun voetstappen, 2 Kings 24:9.
Hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zoals zij gedaan hebben, hij deed niets om de erfenis van de vloek te doen wegnemen, zijn kroon van haar lasten te ontdoen en daarom: "Transit cum onere", (gaan de lasten over met de kroon), met zijn eigen ongerechtigheid zullen die van zijn vaderen ook voor zijn rekening komen.
II. De rampen, die over hem, zijn gezin en zijn volk reeds bij het begin van zijn regering gekomen zijn, waren zeer zwaar.
1. Jeruzalem werd belegerd door de koning van Babel, 2 Kings 24:10, 2 Kings 24:11.
Hij had zijn krijgsmacht gezonden om het land te verwoesten, en nu kwam hij zelf en sloeg het beleg voor de stad. Nu werd het woord van God vervuld, Deuteronomy 28:49 en verv.
De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre.... een volk, stijf van aangezicht.... dat zal eerst de vrucht uws lands opeten en dan u belegeren in al uw poorten, 2 Kings 24:52.
2. Jojachin heeft zich terstond op genade of ongenade overgegeven.
Zodra hij hoorde dat de koning van Babel in persoon tegen de stad was gekomen, wiens naam toen al zeer geducht was geworden, besloot hij tot de overgave en ging tot hem uit, 2 Kings 24:12.
Als hij zich met God had verzoend en de methode had gevolgd die Hizkia in een gelijk geval heeft aangenomen, dan had hij de koning van Babel niet behoeven te vrezen, maar hem kloekmoedig, met ere en voorspoed hebben kunnen weerstaan, (een zou er duizend gejaagd hebben) maar daar hem het geloof en de Godsvrucht van een Israëliet ontbrak, ontbrak hem ook de kloekmoedigheid van een man, een krijgsman, een vorst.
Hij gaf zich over met geheel de koninklijke familie, met zijn moeder, zijn vrouwen, zijn dienaren en zijn vorsten, en zo werden zij krijgsgevangenen, dit was er het gevolg van dat zij dienstknechten waren van de zonde.
3. Nebukadnezar plunderde de schatten zowel van de kerk als van de staat, en voerde van beide het goud en het zilver weg, 2 Kings 24:13.
Nu was het woord van God, door Jesaja, vervuld, 2 Kings 20:17.
Zelfs de vaten van de tempel, die Salomo gemaakt en opgelegd had, om gebruikt te worden als de oude versleten zouden zijn, nam hij weg van de tempel en begon ze in stukken te snijden, maar bij nader bedenken, bewaarde hij ze voor zijn eigen gebruik, want wij bevinden dat Belsazar er wijn uit dronk, Daniel 5:2, Daniel 5:3.
4. Zeer velen van de inwoners van Jeruzalem voerde hij gevankelijk weg ten einde de stad te verzwakken en zich zoveel beter de heerschappij er over te verzekeren, en deszelfs opstand te voorkomen, alsmede om zich te verrijken met de bezittingen of met de dienst van hen, die hij wegvoerde.
Sommigen waren reeds acht Jaren tevoren weggevoerd in het eerste jaar van Nebukadnezar en het derde van Jojakim, onder wie Daniël en zijn medegenoten waren. Zie Daniel 1:1, Daniel 1:2. Dezen hadden zich door hun edel gedrag zozeer in zijn goede mening aanbevolen, dat hij meer van hen begeerde. Nu voerde hij:
a. De jonge koning zelf en zijn gezin weg, 2 Kings 24:13, en wij bevinden, 2 Kings 25:27, dat hij zeven en dertig jaren in strenge gevangenschap heeft doorgebracht.
b. Al de rijksgroten, de vorsten en beambten, wier rijkdom bewaard werd tot hun eigen kwaad Ecclesiastes 5:12, daar zij de vijand er toe brachten om van hen het eerst zijn prooi te maken.
c. Al de krijgslieden, alle strijdbare helden, 2 Kings 24:14, de machtigen des lands, 2 Kings 24:15, alle kloeke mannen, alle helden, die ten oorlog geoefend waren 2 Kings 24:16.
Dezen konden zichzelf niet verdedigen, en de overwinnaar wilde hen niet achterlaten om hun land te verdedigen, maar voerde hen weg om in zijn dienst gebruikt te worden.
d. Al de handwerkslieden en smeden, die krijgswapenen vervaardigden, door deze te nemen heeft hij in werkelijkheid de stad ontwapend overeenkomstig de staatkunde van de Filistijnen, 1 Samuel 13:19.
In deze gevangenschap werd ook de profeet Ezechiël weggevoerd, Ezechiël I: 1, 2, en Mordechai, Esther 2:6. Deze Jojachin wordt ook Jechonia genoemd, 1 Chronicles 3:16 en in minachting Chonia, Jeremiah 22:24, waar zijn gevangenschap voorzegd is.
III. De opvolger door de koning van Babel aangesteld in zijn plaats. God had hem kinderloos aangeschreven, Jeremiah 22:30, en daarom werd de regering toevertrouwd aan zijn oom.
De koning van Babel maakte Mattanja, de zoon van Josia, koning, en om hem er aan te herinneren en aan de gehele wereld bekend te maken, dat hij zijn afhangeling was, veranderde hij zijn naam en noemde hem "Zedekia", 2 Kings 24:17.
God heeft soms Zijn volk ten laste gelegd: dat zij koningen hebben gemaakt, maar niet uit Hem, Hosea 8:4, en om hen daarvoor te straffen zal nu de koning van Babel koningen over hen aanstellen.
Diegenen worden rechtvaardig van hun vrijheid beroofd, die haar gebruiken tegen Gods gezag. Deze Zedekia was de laatste van de koningen van Juda, de naam, die de koning van Babel hem gaf, betekent de gerechtigheid des Heeren, wat een voorteken was van de verheerlijking van Gods gerechtigheid in zijn verderf.
1. Zie hoe goddeloos deze Zedekia was.
Hoewel de oordelen Gods over zijn drie onmiddellijke voorgangers een waarschuwing voor hem hadden kunnen wezen, om niet in hun voetstappen te treden heeft hij toch gedaan dat kwaad was in de ogen des Heeren, evenals de anderen, 2 Kings 24:19.
2. Zie hoe onverstandig hij was. Gelijk zijn voorgangers hun moed hadden verloren, zo verloor hij met zijn Godsdienst zijn beleid want hij rebelleerde tegen de koning van Babel, 2 Kings 24:20, wiens schatplichtige hij was, en aldus beledigde hij hem, met wie hij volstrekt onmachtig was om te strijden, en die, zo hij hem trouw ware gebleven, hem beschermd zou hebben, hetgeen wel de grootste dwaasheid was, die hij doen kon, en het verderf van zijn rijk heeft verhaast.
Dit geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen Juda, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had.
Als zij, aan wie de raadslagen van een volk zijn toevertrouwd, onverstandig en tegen hun ware belangen handelen, dan moeten wij er het misnoegen Gods in opmerken.
Het is om de zonden van een volk, dat God de getrouwen de spraak beneemt, en van de ouden oordeel wegneemt, en wat tot de openbare vrede dient voor hun ogen verbergt. Wie God wil verderven verdwaast Hij.