Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
2 Kronieken 21

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KRONIEKEN 21

Nooit voorzeker is een verandering van regering voor een koninkrijk zo schadelijk geweest, als zij voor Juda was, toen Joram, een van de slechtste koningen, Josafat, een van de beste, is opgevolgd. Aldus werden zij er voor gestraft, dat zij van Josafats goede regering geen heter gebruik hebben gemaakt, en voor hun misnoegdheid om (of tenminste hun koelheid voor) zijn reformatie, 2 Chronicles 20:33. Zij, die een goede koning niet wisten te waarderen, werden met recht gestraft en geplaagd met een slechten. Hier is:

I. Jorams troonsbestijging, 2 Chronicles 21:1.

II. De goddeloze maatregel, die hij nam om er zich op te bevestigen, door zijn broeders te vermoorden, 2 Chronicles 21:4.

III. De afgoderijen en andere goddeloosheden, waaraan hij zich schuldig maakte, 2 Chronicles 21:5, 2 Chronicles 21:6, 2 Chronicles 21:11.

IV. De profetie van Elia tegen hem, 2 Chronicles 21:12.

V. De oordelen Gods over hem in de afval van zijn onderdanen van hem, vers S-Jo, en de voorspoed van zijn vijanden tegen hem, 2 Chronicles 21:16, 2 Chronicles 21:17.

Vl. Zijn ellendige ziekte, en zijn roemloos einde, 2 Chronicles 21:18.

VII. De instandhouding niettemin van het huis van David, 2 Chronicles 21:7.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 2 KRONIEKEN 21

Nooit voorzeker is een verandering van regering voor een koninkrijk zo schadelijk geweest, als zij voor Juda was, toen Joram, een van de slechtste koningen, Josafat, een van de beste, is opgevolgd. Aldus werden zij er voor gestraft, dat zij van Josafats goede regering geen heter gebruik hebben gemaakt, en voor hun misnoegdheid om (of tenminste hun koelheid voor) zijn reformatie, 2 Chronicles 20:33. Zij, die een goede koning niet wisten te waarderen, werden met recht gestraft en geplaagd met een slechten. Hier is:

I. Jorams troonsbestijging, 2 Chronicles 21:1.

II. De goddeloze maatregel, die hij nam om er zich op te bevestigen, door zijn broeders te vermoorden, 2 Chronicles 21:4.

III. De afgoderijen en andere goddeloosheden, waaraan hij zich schuldig maakte, 2 Chronicles 21:5, 2 Chronicles 21:6, 2 Chronicles 21:11.

IV. De profetie van Elia tegen hem, 2 Chronicles 21:12.

V. De oordelen Gods over hem in de afval van zijn onderdanen van hem, vers S-Jo, en de voorspoed van zijn vijanden tegen hem, 2 Chronicles 21:16, 2 Chronicles 21:17.

Vl. Zijn ellendige ziekte, en zijn roemloos einde, 2 Chronicles 21:18.

VII. De instandhouding niettemin van het huis van David, 2 Chronicles 21:7.

Verzen 1-11

2 Kronieken 21:1-11

Wij bevinden hier:

I. Dat Josafat een zeer zorgzaam, toegevend vader was voor Joram. Hij had vele zonen, die hier genoemd worden, 2 Chronicles 21:2, en in 2 Chronicles 21:13, wordt gezegd, dat zij beter waren dan Joram, veel meer wijsheid en deugd hadden, leefden overeenkomstig de opvoeding, die zij genoten hadden, terwijl hij er tegen inging.

Zij waren veelbelovende jonge mannen, meer geschikt om de kroon te dragen dan hij, en toch heeft zijn vader hem, omdat hij de eerstgeborene was, het koninkrijk toegewezen, en zijn broeders met vele gaven bedeeld, en zulke schikkingen voor hen gemaakt, dat zij welvarend en rustig konden zijn en hem geen onrust zouden veroorzaken, evenals Abraham, toen hij Izak tot zijn erfgenaam maakte, zijn andere kinderen met geschenken weggezonden heeft.

Hierin was Josafat zeer vriendelijk en billijk voor zijn zoon, hetgeen hem had moeten verplichten om eerbiedig te zijn jegens zijn vader en in zijn voetstappen te wandelen. Maar het is niets nieuws dat kinderen, voor wie hun ouders het toegeeflijkst zijn geweest, het minst eerbiedig jegens hen zijn. Of hij, door dit te doen, goed en verstandig voor zijn volk heeft gehandeld en rechtvaardig jegens hen is geweest, zou ik niet kunnen zeggen. Jorams geboorterecht gaf hem aanspraak op een dubbel deel van zijns vaders goed, Deuteronomy 21:17.

Maar zo hij ten enenmale ongeschikt bleek voor de regering (die het welzijn des volks ten doel heeft), en waarschijnlijk alles ongedaan zou maken wat zijn vader gedaan had, zou het misschien beter geweest zijn hem ter zijde te zetten, en de volgenden te nemen, die veelbelovend was voor het goede, en niet gelijk hij, tot afgoderij neigde.

Macht is een heilige zaak waarmee de mensen of veel goed of veel kwaad kunnen doen, en daarom `Detur digniori' -Laat hem, die haar verdient haar hebben. `Salus populi suprema lex' -Het heil des volks moet het eerst in aanmerking komen.

II. Dat Joram een zeer wrede broeder was voor de zonen zijns vaders. Zodra hij zich goed gevestigd had op de troon, heeft hij al zijn broeders met het zwaard gedood, hetzij op valse beschuldiging onder schijn van wet, of veeleer door sluipmoord, waarschijnlijk voorgevende dat hij zich niet veilig kon achten op de troon, voordat zij allen uit de weg geruimd waren. Zij, die zelf kwaad voorhebben, zijn gewoonlijk zonder reden achterdochtig op hun omgeving.

De goddelozen vrezen waar geen reden is tot vrees, of wenden vrees voor om hun boosaardigheid te bedekken. Joram heeft waarschijnlijk zijn broeders gehaat en hen verslagen om dezelfde reden, waarom Kaïn Abel heeft gehaat en doodgeslagen, namelijk omdat hun Godsvrucht zijn goddeloosheid veroordeelde en hun de achting won van het volk, die hij had verloren. Met hen versloeg hij ook enigen van de vorsten Israëls, die hen aanhingen of waarschijnlijk hun dood zouden wreken. De vorsten van Juda, zij, die de goede kennis des Heeren hadden geleerd, 2 Chronicles 17:7, worden hier vorsten Israëls genoemd, zoals tevoren hoofden van de vaderen Israëls, 2 Chronicles 19:8, omdat zij waarlijk Israëlieten waren, mannen van oprechtheid en trouw.

Het zwaard, dat de goede vader hun in handen had gegeven, stak deze slechte zoon in hun hart. Wee hem, die aldus een koninkrijk in bloed fondeert, Habakkuk 2:12, het zal een fondament zijn, dat de bovenbouw doet verzinken.

III. Dat Joram een zeer goddeloos koning was, die zijn rijk verdierf, de reformatie, die zijn goede vader en zijn grootvader hadden ingevoerd, tenietdeed, hij wandelde in de weg van het huis van Achab, 2 Chronicles 21:6, richtte hoogten op, waartoe het volk maar al te zeer geneigd was, en deed zijn uiterste best om de afgoderij weer in te voeren, 2 Chronicles 21:11.

1. Wat de inwoners betreft van Jeruzalem waar hij zijn hof hield, hen heeft hij gemakkelijk tot zijn geestelijke hoererij overgehaald, hij deed hen hoereren, hen verleidende om afgodenoffer te eten, Revelation 2:20.

2. Het landvolk scheen daar met meer moeite toe gebracht te zijn, maar zij, die zich niet wilden laten verderven door vleierij, werden er met geweld toe gedreven om deel te nemen aan zijn gruwelijke afgoderijen, hij dreef Juda daartoe. Hij gebruikte de macht tot verwoesting van de kerk, die hem gegeven was om haar op te bouwen.

IV. Dat, toen hij God en Zijn aanbidding had verlaten, zijn onderdanen hem hun trouw hebben opgezegd.

1. Sommigen van de buitenprovinciën, die hem schatplichtig waren, hebben dit gedaan. De Edomieten vielen af, 2 Chronicles 21:8, en hoewel hij hen tuchtigde, 2 Chronicles 21:9, kon hij hen toch niet ten onder brengen, 2 Chronicles 21:10.

2. Een van de steden van zijn eigen rijk deed dit. Libna viel af van onder zijn gebied, 2 Chronicles 21:10, en vormde zich tot een vrijstaat, zoals het tevoren een eigen koning had, Joshua 12:15.

En de reden wordt hier opgegeven, niet alleen waarom God het toeliet, maar waarom zij het deden, zij onttrokken zich aan zijn regering, omdat hij de Heere, de God van zijn vaderen had verlaten, een afgodendienaar en een aanbidder van valse goden was geworden, en zij konden geen onderdanen van hem blijven, zonder dat ook zij gevaar liepen om zelf van God en hun plicht afgetrokken te worden.

Zolang hij God aankleefde, kleefden zij hem aan, maar toen hij God verwierp, verwierpen zij hem. Of die reden hen nu al of niet in hun afval zal rechtvaardigen, Gods voorzienigheid, die het zo beschikte, wordt er zeer zeker door gerechtvaardigd.

V. Dat God toch tedere zorg bleef houden voor Zijn verbond met het huis van David, en daarom de koninklijke familie niet wilde verderven, hoewel zij zo schandelijk ontaard was 2 Chronicles 21:7. Deze dingen hadden wij tevoren, 2 Kings 8:19. De inhoud van het verbond was, dat er over Davids zaad bezoeking gedaan zou worden om hun ongerechtigheid, maar dat het verbond nooit verbroken zal worden, Psalms 89:31 en verv..

Verzen 1-11

2 Kronieken 21:1-11

Wij bevinden hier:

I. Dat Josafat een zeer zorgzaam, toegevend vader was voor Joram. Hij had vele zonen, die hier genoemd worden, 2 Chronicles 21:2, en in 2 Chronicles 21:13, wordt gezegd, dat zij beter waren dan Joram, veel meer wijsheid en deugd hadden, leefden overeenkomstig de opvoeding, die zij genoten hadden, terwijl hij er tegen inging.

Zij waren veelbelovende jonge mannen, meer geschikt om de kroon te dragen dan hij, en toch heeft zijn vader hem, omdat hij de eerstgeborene was, het koninkrijk toegewezen, en zijn broeders met vele gaven bedeeld, en zulke schikkingen voor hen gemaakt, dat zij welvarend en rustig konden zijn en hem geen onrust zouden veroorzaken, evenals Abraham, toen hij Izak tot zijn erfgenaam maakte, zijn andere kinderen met geschenken weggezonden heeft.

Hierin was Josafat zeer vriendelijk en billijk voor zijn zoon, hetgeen hem had moeten verplichten om eerbiedig te zijn jegens zijn vader en in zijn voetstappen te wandelen. Maar het is niets nieuws dat kinderen, voor wie hun ouders het toegeeflijkst zijn geweest, het minst eerbiedig jegens hen zijn. Of hij, door dit te doen, goed en verstandig voor zijn volk heeft gehandeld en rechtvaardig jegens hen is geweest, zou ik niet kunnen zeggen. Jorams geboorterecht gaf hem aanspraak op een dubbel deel van zijns vaders goed, Deuteronomy 21:17.

Maar zo hij ten enenmale ongeschikt bleek voor de regering (die het welzijn des volks ten doel heeft), en waarschijnlijk alles ongedaan zou maken wat zijn vader gedaan had, zou het misschien beter geweest zijn hem ter zijde te zetten, en de volgenden te nemen, die veelbelovend was voor het goede, en niet gelijk hij, tot afgoderij neigde.

Macht is een heilige zaak waarmee de mensen of veel goed of veel kwaad kunnen doen, en daarom `Detur digniori' -Laat hem, die haar verdient haar hebben. `Salus populi suprema lex' -Het heil des volks moet het eerst in aanmerking komen.

II. Dat Joram een zeer wrede broeder was voor de zonen zijns vaders. Zodra hij zich goed gevestigd had op de troon, heeft hij al zijn broeders met het zwaard gedood, hetzij op valse beschuldiging onder schijn van wet, of veeleer door sluipmoord, waarschijnlijk voorgevende dat hij zich niet veilig kon achten op de troon, voordat zij allen uit de weg geruimd waren. Zij, die zelf kwaad voorhebben, zijn gewoonlijk zonder reden achterdochtig op hun omgeving.

De goddelozen vrezen waar geen reden is tot vrees, of wenden vrees voor om hun boosaardigheid te bedekken. Joram heeft waarschijnlijk zijn broeders gehaat en hen verslagen om dezelfde reden, waarom Kaïn Abel heeft gehaat en doodgeslagen, namelijk omdat hun Godsvrucht zijn goddeloosheid veroordeelde en hun de achting won van het volk, die hij had verloren. Met hen versloeg hij ook enigen van de vorsten Israëls, die hen aanhingen of waarschijnlijk hun dood zouden wreken. De vorsten van Juda, zij, die de goede kennis des Heeren hadden geleerd, 2 Chronicles 17:7, worden hier vorsten Israëls genoemd, zoals tevoren hoofden van de vaderen Israëls, 2 Chronicles 19:8, omdat zij waarlijk Israëlieten waren, mannen van oprechtheid en trouw.

Het zwaard, dat de goede vader hun in handen had gegeven, stak deze slechte zoon in hun hart. Wee hem, die aldus een koninkrijk in bloed fondeert, Habakkuk 2:12, het zal een fondament zijn, dat de bovenbouw doet verzinken.

III. Dat Joram een zeer goddeloos koning was, die zijn rijk verdierf, de reformatie, die zijn goede vader en zijn grootvader hadden ingevoerd, tenietdeed, hij wandelde in de weg van het huis van Achab, 2 Chronicles 21:6, richtte hoogten op, waartoe het volk maar al te zeer geneigd was, en deed zijn uiterste best om de afgoderij weer in te voeren, 2 Chronicles 21:11.

1. Wat de inwoners betreft van Jeruzalem waar hij zijn hof hield, hen heeft hij gemakkelijk tot zijn geestelijke hoererij overgehaald, hij deed hen hoereren, hen verleidende om afgodenoffer te eten, Revelation 2:20.

2. Het landvolk scheen daar met meer moeite toe gebracht te zijn, maar zij, die zich niet wilden laten verderven door vleierij, werden er met geweld toe gedreven om deel te nemen aan zijn gruwelijke afgoderijen, hij dreef Juda daartoe. Hij gebruikte de macht tot verwoesting van de kerk, die hem gegeven was om haar op te bouwen.

IV. Dat, toen hij God en Zijn aanbidding had verlaten, zijn onderdanen hem hun trouw hebben opgezegd.

1. Sommigen van de buitenprovinciën, die hem schatplichtig waren, hebben dit gedaan. De Edomieten vielen af, 2 Chronicles 21:8, en hoewel hij hen tuchtigde, 2 Chronicles 21:9, kon hij hen toch niet ten onder brengen, 2 Chronicles 21:10.

2. Een van de steden van zijn eigen rijk deed dit. Libna viel af van onder zijn gebied, 2 Chronicles 21:10, en vormde zich tot een vrijstaat, zoals het tevoren een eigen koning had, Joshua 12:15.

En de reden wordt hier opgegeven, niet alleen waarom God het toeliet, maar waarom zij het deden, zij onttrokken zich aan zijn regering, omdat hij de Heere, de God van zijn vaderen had verlaten, een afgodendienaar en een aanbidder van valse goden was geworden, en zij konden geen onderdanen van hem blijven, zonder dat ook zij gevaar liepen om zelf van God en hun plicht afgetrokken te worden.

Zolang hij God aankleefde, kleefden zij hem aan, maar toen hij God verwierp, verwierpen zij hem. Of die reden hen nu al of niet in hun afval zal rechtvaardigen, Gods voorzienigheid, die het zo beschikte, wordt er zeer zeker door gerechtvaardigd.

V. Dat God toch tedere zorg bleef houden voor Zijn verbond met het huis van David, en daarom de koninklijke familie niet wilde verderven, hoewel zij zo schandelijk ontaard was 2 Chronicles 21:7. Deze dingen hadden wij tevoren, 2 Kings 8:19. De inhoud van het verbond was, dat er over Davids zaad bezoeking gedaan zou worden om hun ongerechtigheid, maar dat het verbond nooit verbroken zal worden, Psalms 89:31 en verv..

Verzen 12-20

2 Kronieken 21:12-20

Hier hebben wij.

I. Een waarschuwing van God, die aan Joram gezonden werd door een geschrift van de profeet Elia. Hieruit blijkt dat Joram op de troon kwam en toonde wat hij was voor Elia's wegneming van de aarde.

Weliswaar wij vinden Elisa bij Josafat en toen werd van hem gezegd, dat hij water op Eli's handen goot 2 Kings 3:11, en dat was na de geschiedenis van Elia's hemelvaart, maar dat kon van hem gezegd worden terwijl Elia nog op aarde was, en het is zeker dat dit verhaal niet op zijn plaats gegeven is, want wij lezen van Josafats dood en Jorams komst op de troon voor wij van Elia's hemelvaart lezen, 1 Kings 22:50.

Wij willen onderstellen dat de tijd van zijn heengaan nabij was, zodat hij niet in persoon tot Joram kon gaan, maar dat hij, horende van zijn grote goddeloosheid in het vermoorden van zijn broeders, dit geschrift heeft nagelaten en waarschijnlijk heeft toevertrouwd aan Elisa, om door hem met de eerste gelegenheid aan Joram gezonden te worden, opdat het of een middel zou zijn tot zijn bekering, of een getuigenis tegen is tegen hem zou wezen, dat hem duidelijk gezegd was wat het einde zou zijn van zijn goddeloos bedrijf.

De boodschap wordt hem gezonden in de naam des Heeren, de God van zijn vader David, 2 Chronicles 21:12, hem zijn betrekking tot David verwijtende, als hetgeen, hoewel het zijn eer was, toch een verzwaring was van zijn ontaarding.

1. Zijn misdaden worden hem duidelijk voor ogen gehouden, zijn afwijken van de goede wegen Gods, waarin hij was opgevoed, en waarin hij geleid en aangemoedigd werd om er in te wandelen, door het voorbeeld van zijn Godvruchtigen vader en grootvader, die leefden en stierven in vrede en in eer, 2 Chronicles 21:12.

Zijn wandelen op de weg van het huis van Achab, dat ergerlijk goddeloos geslacht, zijn invoeren van afgoderij in zijn rijk, haar met geweld verplichtend maken voor zijn onderdanen, en het vermoorden van zijn broeders, omdat zij beter waren dan hij, 2 Chronicles 21:13. Dat zijn de hoofden van de beschuldiging tegen hem ingebracht.

2. Er wordt een oordeel tegen hem uitgesproken wegens deze misdaden. Er wordt hem duidelijk gezegd dat zijn zonde gewis het verderf zal zijn.

a. Van zijn koninkrijk en geslacht, 2 Chronicles 21:14. "Met een grote plaag namelijk met krijg en gevangenschap, zal de Heere u plagen aan uw volk en aan uw kinderen, enz. Slechte mensen brengen Gods oordelen over allen die hen omringen. Zijn volk lijdt rechtvaardiglijk, omdat zij bewilligd hebben in zijn afgoderij en zijn vrouwen, omdat zij er hem toe verleid hebben.

b. Van zijn gezondheid en zijn leven. "Gij zult door zware ziekte worden bezocht, die pijnlijk, lastig en verdrietelijk en ten laatste dodelijk zal zijn, 2 Chronicles 21:15. Dit wordt hem vooruit gezegd, opdat zijn bloed op zijn eigen hoofd zij, de wachter zijn ziel bevrijd hebbende, en opdat als deze dingen, die zo nauwkeurig voorzegd zijn, geschieden zouden, het zou blijken dat zij niet bij toeval kwamen, maar als de straf voor zijn zonden, en aldus waren bedoeld. En nu indien hij, gelijk hij van Achab had geleerd goddelooslijk te doen, slechts ook, zelfs van Achab had geleerd om na het ontvangen dier dreigende boodschap van Elia zijn klederen te scheuren en een zak om zijn vlees te leggen 1 Kings 21:27, wie weet of hij dan niet evenals Achab tenminste uitstel had verkregen. Maar het blijkt niet dat hij er nota van genomen heeft, hij wierp het schrift weg als scheurpapier. Elisa scheen hem als een die droomde. Maar zij, die niet willen geloven, zullen gevoelen.

II. De bedreigde oordelen over hem gebracht omdat hij de waarschuwing in de wind sloeg. Geen wonder dat verharde zondaren niet weggeschrikt worden van de zonde en tot berouw en bekering worden gebracht door de bedreiging met rampzaligheid in een andere wereld die toekomend en buiten het gezicht is, als het stellige vooruitzicht van rampzaligheid in deze wereld, het afnemen van hun vermogen en de verwoesting hunner gezondheid hen niet eens van hun bozen weg terughouden.

1. Zie hier nu Joram beroofd van al zijn genot en gerief. God verwekte de geest van zijn naburen tegen hem, die Josafat bemind en gevreesd hadden, maar hem haatten en verachtten, het als iets schandelijks beschouwende voor een volk om zijn goden te veranderen. Zij grepen de een of andere aanleiding aan om met hem te twisten, vielen in zijn land, maar schenen tegen klein noch groot te strijden, behalve alleen tegen het huis des konings, daarheen richtten zij hun schreden, en voerden alle have weg, die er in gevonden werd. Er wordt niet gezegd dat zij iemand gevankelijk weggevoerd hebben, behalve de vrouwen en kinderen des konings, 2 Chronicles 21:17.

Aldus heeft God duidelijk doen blijken dat de twist was met hem en zijn huis. Hier wordt alleen gezegd: Zij voerden zijn kinderen weg, maar in 2 Chronicles 22:1 bevinden wij dat zij hen allen gedood hadden, bloed voor bloed. Hij had al zijn broeders gedood om zich te sterken, en nu zijn al zijn zonen op n na gedood, en zo is hij verzwakt.

Indien hij niet van het huis van David geweest was, ook die n zou niet ontkomen zijn, toen Jerobeams huis en dat van Baesa en van Achab uitgeroeid werden, werd er niemand overgelaten, maar het huis van David moet niet geheel verdelgd worden, al is het soms ook ellendig ontaard, want er was een zegen in, geen mindere zegen dan de Messias.

2. Zie hem gekweld door een zware, langdurige ziekte, zoals die waarmee zij bedreigd werden door de wet, die de heerlijken en vreeslijken naam, de HEERE, hun God, niet willen vrezen, Deuteronomy 28:58, Deuteronomy 28:59. Zijn ziekte was zeer smartelijk, zij was in zijn ingewanden, met een complicatie van nog andere krankheden, zij was zeer langdurig twee jaren bleef hij ziek en kon geen verlichting krijgen, want de ziekte was ongeneeslijk, hoewel hij nog in de kracht des levens was, nog geen veertig jaren oud. Asa, wiens hart volkomen was met God, al is hij ook in sommige opzichten terzijde afgeweken, was alleen ziek aan zijn voeten, maar Joram, wiens hart goddeloos was, werd getroffen in zijn ingewand, en hij, die geen ingewanden van barmhartigheid heeft gehad voor zijn broeders, werd zo geplaagd in zijn ingewanden, dat zij met de ziekte uitgingen. Zelfs Godvruchtige mensen en zij, die Gode zeer dierbaar zijn, kunnen met die soort van ziekte bezocht en beproefd worden, maar voor hen zijn zij vaderlijke kastijdingen, en door de steun van Goddelijke vertroostingen kan de ziel kalm en gelukkig zijn, terwijl het lichaam hevige smarten lijdt. Deze zware krankheden overvielen hem juist toen zijn huis geplunderd was en zijn vrouwen en kinderen weggevoerd werden.

a. Misschien hebben zijn droefheid en zielsbenauwdheid wegens deze ramp zijn ziekte veroorzaakt of tenminste er veel toe bijgedragen om haar te verergeren.

b. Door deze ziekte was hij buiten staat om iets te doen voor hun verlossing of om wraak te oefenen over de hem aangedane belediging. Ongetwijfeld werd in zijn ziekte zijn smart nog grotelijks vermeerderd, omdat hij het gezelschap van zijn vrouwen en kinderen moest derven en al het goed van zijn huis weggevoerd was. Ziek te zijn en arm, ziek en en eenzaam, maar inzonderheid ziek te zijn en in zonde, ziek en onder de vloek Gods, ziek en ontbloot van de genade om de ziekte te dragen, zonder inwendige vertroosting, die er als het ware een vergoeding en verzoeting voor is-dat voorwaar, is een allertreurigste toestand.

3. Zie hem begraven met versmaadheid. Hij heeft slechts acht jaren geregeerd, en toen ging hij heen zonder begeerd te zijn, 2 Chronicles 21:20.. Niemand heeft hem gewaardeerd in zijn leven, niemand heeft hem betreurd toen hij stierf, men wenste slechts dat Jeruzalem nooit groter verlies te lijden zou hebben.

Om te tonen hoe weinig genegenheid of achting zij voor hem hadden, wilden zij hem niet in de graven van de koningen begraven, hem onwaardig achtende om onder hen gerekend te worden, die zo slecht geregeerd had.

De uitsluiting van zijn lichaam van de graven van zijn vaderen kan door Gods voorzienigheid verordineerd zijn als een aanduiding van de eeuwige schelding van de zieren van de goddelozen na de dood van de geesten van de volmaakte rechtvaardigen. Nog een verdere schande hebben zij hem aangedaan, door hem geen branding te maken als de branding van zijn vaderen, 2 Chronicles 21:19.

Zijn nagedachtenis was hun allesbehalve lieflijk of dierbaar, en daarom hebben zij haar niet geëerd met lieflijken reuk of kostbare specerijen, hoewel wij kunnen onderstellen dat na zolang en walglijk een ziekte, zijn dood lichaam wel enige branding van welriekende kruiden nodig gehad zal hebben. De meerderheid des volks, hoe ook tot afgoderij geneigd, had toch geen ware genegenheid voor hun afgodische koningen. Goddeloosheid en onheiligheid maken de mensen verachtelijk, zelfs in de ogen van hen, die zelf weinig Godsdienstig zijn, terwijl het natuurlijk geweten zelf dikwijls eer geeft aan hen, die waarlijk Godvruchtig zijn. Die God verachten zullen, zoals Joram, licht geacht worden.

Verzen 12-20

2 Kronieken 21:12-20

Hier hebben wij.

I. Een waarschuwing van God, die aan Joram gezonden werd door een geschrift van de profeet Elia. Hieruit blijkt dat Joram op de troon kwam en toonde wat hij was voor Elia's wegneming van de aarde.

Weliswaar wij vinden Elisa bij Josafat en toen werd van hem gezegd, dat hij water op Eli's handen goot 2 Kings 3:11, en dat was na de geschiedenis van Elia's hemelvaart, maar dat kon van hem gezegd worden terwijl Elia nog op aarde was, en het is zeker dat dit verhaal niet op zijn plaats gegeven is, want wij lezen van Josafats dood en Jorams komst op de troon voor wij van Elia's hemelvaart lezen, 1 Kings 22:50.

Wij willen onderstellen dat de tijd van zijn heengaan nabij was, zodat hij niet in persoon tot Joram kon gaan, maar dat hij, horende van zijn grote goddeloosheid in het vermoorden van zijn broeders, dit geschrift heeft nagelaten en waarschijnlijk heeft toevertrouwd aan Elisa, om door hem met de eerste gelegenheid aan Joram gezonden te worden, opdat het of een middel zou zijn tot zijn bekering, of een getuigenis tegen is tegen hem zou wezen, dat hem duidelijk gezegd was wat het einde zou zijn van zijn goddeloos bedrijf.

De boodschap wordt hem gezonden in de naam des Heeren, de God van zijn vader David, 2 Chronicles 21:12, hem zijn betrekking tot David verwijtende, als hetgeen, hoewel het zijn eer was, toch een verzwaring was van zijn ontaarding.

1. Zijn misdaden worden hem duidelijk voor ogen gehouden, zijn afwijken van de goede wegen Gods, waarin hij was opgevoed, en waarin hij geleid en aangemoedigd werd om er in te wandelen, door het voorbeeld van zijn Godvruchtigen vader en grootvader, die leefden en stierven in vrede en in eer, 2 Chronicles 21:12.

Zijn wandelen op de weg van het huis van Achab, dat ergerlijk goddeloos geslacht, zijn invoeren van afgoderij in zijn rijk, haar met geweld verplichtend maken voor zijn onderdanen, en het vermoorden van zijn broeders, omdat zij beter waren dan hij, 2 Chronicles 21:13. Dat zijn de hoofden van de beschuldiging tegen hem ingebracht.

2. Er wordt een oordeel tegen hem uitgesproken wegens deze misdaden. Er wordt hem duidelijk gezegd dat zijn zonde gewis het verderf zal zijn.

a. Van zijn koninkrijk en geslacht, 2 Chronicles 21:14. "Met een grote plaag namelijk met krijg en gevangenschap, zal de Heere u plagen aan uw volk en aan uw kinderen, enz. Slechte mensen brengen Gods oordelen over allen die hen omringen. Zijn volk lijdt rechtvaardiglijk, omdat zij bewilligd hebben in zijn afgoderij en zijn vrouwen, omdat zij er hem toe verleid hebben.

b. Van zijn gezondheid en zijn leven. "Gij zult door zware ziekte worden bezocht, die pijnlijk, lastig en verdrietelijk en ten laatste dodelijk zal zijn, 2 Chronicles 21:15. Dit wordt hem vooruit gezegd, opdat zijn bloed op zijn eigen hoofd zij, de wachter zijn ziel bevrijd hebbende, en opdat als deze dingen, die zo nauwkeurig voorzegd zijn, geschieden zouden, het zou blijken dat zij niet bij toeval kwamen, maar als de straf voor zijn zonden, en aldus waren bedoeld. En nu indien hij, gelijk hij van Achab had geleerd goddelooslijk te doen, slechts ook, zelfs van Achab had geleerd om na het ontvangen dier dreigende boodschap van Elia zijn klederen te scheuren en een zak om zijn vlees te leggen 1 Kings 21:27, wie weet of hij dan niet evenals Achab tenminste uitstel had verkregen. Maar het blijkt niet dat hij er nota van genomen heeft, hij wierp het schrift weg als scheurpapier. Elisa scheen hem als een die droomde. Maar zij, die niet willen geloven, zullen gevoelen.

II. De bedreigde oordelen over hem gebracht omdat hij de waarschuwing in de wind sloeg. Geen wonder dat verharde zondaren niet weggeschrikt worden van de zonde en tot berouw en bekering worden gebracht door de bedreiging met rampzaligheid in een andere wereld die toekomend en buiten het gezicht is, als het stellige vooruitzicht van rampzaligheid in deze wereld, het afnemen van hun vermogen en de verwoesting hunner gezondheid hen niet eens van hun bozen weg terughouden.

1. Zie hier nu Joram beroofd van al zijn genot en gerief. God verwekte de geest van zijn naburen tegen hem, die Josafat bemind en gevreesd hadden, maar hem haatten en verachtten, het als iets schandelijks beschouwende voor een volk om zijn goden te veranderen. Zij grepen de een of andere aanleiding aan om met hem te twisten, vielen in zijn land, maar schenen tegen klein noch groot te strijden, behalve alleen tegen het huis des konings, daarheen richtten zij hun schreden, en voerden alle have weg, die er in gevonden werd. Er wordt niet gezegd dat zij iemand gevankelijk weggevoerd hebben, behalve de vrouwen en kinderen des konings, 2 Chronicles 21:17.

Aldus heeft God duidelijk doen blijken dat de twist was met hem en zijn huis. Hier wordt alleen gezegd: Zij voerden zijn kinderen weg, maar in 2 Chronicles 22:1 bevinden wij dat zij hen allen gedood hadden, bloed voor bloed. Hij had al zijn broeders gedood om zich te sterken, en nu zijn al zijn zonen op n na gedood, en zo is hij verzwakt.

Indien hij niet van het huis van David geweest was, ook die n zou niet ontkomen zijn, toen Jerobeams huis en dat van Baesa en van Achab uitgeroeid werden, werd er niemand overgelaten, maar het huis van David moet niet geheel verdelgd worden, al is het soms ook ellendig ontaard, want er was een zegen in, geen mindere zegen dan de Messias.

2. Zie hem gekweld door een zware, langdurige ziekte, zoals die waarmee zij bedreigd werden door de wet, die de heerlijken en vreeslijken naam, de HEERE, hun God, niet willen vrezen, Deuteronomy 28:58, Deuteronomy 28:59. Zijn ziekte was zeer smartelijk, zij was in zijn ingewanden, met een complicatie van nog andere krankheden, zij was zeer langdurig twee jaren bleef hij ziek en kon geen verlichting krijgen, want de ziekte was ongeneeslijk, hoewel hij nog in de kracht des levens was, nog geen veertig jaren oud. Asa, wiens hart volkomen was met God, al is hij ook in sommige opzichten terzijde afgeweken, was alleen ziek aan zijn voeten, maar Joram, wiens hart goddeloos was, werd getroffen in zijn ingewand, en hij, die geen ingewanden van barmhartigheid heeft gehad voor zijn broeders, werd zo geplaagd in zijn ingewanden, dat zij met de ziekte uitgingen. Zelfs Godvruchtige mensen en zij, die Gode zeer dierbaar zijn, kunnen met die soort van ziekte bezocht en beproefd worden, maar voor hen zijn zij vaderlijke kastijdingen, en door de steun van Goddelijke vertroostingen kan de ziel kalm en gelukkig zijn, terwijl het lichaam hevige smarten lijdt. Deze zware krankheden overvielen hem juist toen zijn huis geplunderd was en zijn vrouwen en kinderen weggevoerd werden.

a. Misschien hebben zijn droefheid en zielsbenauwdheid wegens deze ramp zijn ziekte veroorzaakt of tenminste er veel toe bijgedragen om haar te verergeren.

b. Door deze ziekte was hij buiten staat om iets te doen voor hun verlossing of om wraak te oefenen over de hem aangedane belediging. Ongetwijfeld werd in zijn ziekte zijn smart nog grotelijks vermeerderd, omdat hij het gezelschap van zijn vrouwen en kinderen moest derven en al het goed van zijn huis weggevoerd was. Ziek te zijn en arm, ziek en en eenzaam, maar inzonderheid ziek te zijn en in zonde, ziek en onder de vloek Gods, ziek en ontbloot van de genade om de ziekte te dragen, zonder inwendige vertroosting, die er als het ware een vergoeding en verzoeting voor is-dat voorwaar, is een allertreurigste toestand.

3. Zie hem begraven met versmaadheid. Hij heeft slechts acht jaren geregeerd, en toen ging hij heen zonder begeerd te zijn, 2 Chronicles 21:20.. Niemand heeft hem gewaardeerd in zijn leven, niemand heeft hem betreurd toen hij stierf, men wenste slechts dat Jeruzalem nooit groter verlies te lijden zou hebben.

Om te tonen hoe weinig genegenheid of achting zij voor hem hadden, wilden zij hem niet in de graven van de koningen begraven, hem onwaardig achtende om onder hen gerekend te worden, die zo slecht geregeerd had.

De uitsluiting van zijn lichaam van de graven van zijn vaderen kan door Gods voorzienigheid verordineerd zijn als een aanduiding van de eeuwige schelding van de zieren van de goddelozen na de dood van de geesten van de volmaakte rechtvaardigen. Nog een verdere schande hebben zij hem aangedaan, door hem geen branding te maken als de branding van zijn vaderen, 2 Chronicles 21:19.

Zijn nagedachtenis was hun allesbehalve lieflijk of dierbaar, en daarom hebben zij haar niet geëerd met lieflijken reuk of kostbare specerijen, hoewel wij kunnen onderstellen dat na zolang en walglijk een ziekte, zijn dood lichaam wel enige branding van welriekende kruiden nodig gehad zal hebben. De meerderheid des volks, hoe ook tot afgoderij geneigd, had toch geen ware genegenheid voor hun afgodische koningen. Goddeloosheid en onheiligheid maken de mensen verachtelijk, zelfs in de ogen van hen, die zelf weinig Godsdienstig zijn, terwijl het natuurlijk geweten zelf dikwijls eer geeft aan hen, die waarlijk Godvruchtig zijn. Die God verachten zullen, zoals Joram, licht geacht worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 2 Chronicles 21". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/2-chronicles-21.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile