Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Kings 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-kings-10.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Kings 10". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KONINGEN 10Nog heeft Salomo een groot aanzien, en alles in dit hoofdstuk vermeerdert zijn luister. Wij lezen wel niets van zijn liefdadigheid, van geen hospitalen door hem gebouwd en van geen huizen voor armen, hij maakte zijn land zo rijk, dat het die niet nodig had toch zullen ongetwijfeld veel armen geholpen zijn met de overvloed ven zijn tafel. Een kerk had hij gebouwd, die nooit geëvenaard zal worden, scholen behoefde hij niet te bouwen, zijn eigen paleis is een academie, en zijn hof een verenigingsplaats voor wijze en geleerde mannen, zowel als het middelpunt van al de in omloop zijnde rijkdommen van dit deel van de wereld.
I. Hoeveel wijsheid daar was blijkt uit de komst van de koningin van Scheba tot hem, en de grote voldoening die zij smaakte in haar onthaal bij hem, 1 Kings 10:1 evenals ook anderen, 1 Kings 10:24.
II. Welke grote rijkdom daar was, blijkt uit het goud, dat met andere dingen jaarlijks werd ingevoerd, 1 Kings 10:14. en ook nog driejaarlijks 1 Kings 10:22. Goud werd ten geschenke gegeven, 1 Kings 10:25, en goud werd gebruikt voor rondassen en schilden 1 Kings 10:16, 1 Kings 10:17, en voor vaten 1 Kings 10:21. Er was een statige troon vervaardigd, 1 Kings 10:18 1 Kings 10:20. Zijn wagens en ruiters, 1 Kings 10:26. Zijn handel op Egypte, 1 Kings 10:28, 1 Kings 10:29. En de grote overvloed van zilver en cederhout onder zijn volk, 1 Kings 10:27. Zodat alles tezamen nemende, het erkend moet worden wat hier in 1 Kings 10:23 gezegd is, namelijk dat de koning Salomo groter was dan alle koningen van de aarde in rijkdom en in wijsheid. En toch, wat was hij, vergeleken bij de Koning van de koningen? Waar Christus is door Zijn woord en Geest, zie, daar is n, groter dan Salomo.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KONINGEN 10Nog heeft Salomo een groot aanzien, en alles in dit hoofdstuk vermeerdert zijn luister. Wij lezen wel niets van zijn liefdadigheid, van geen hospitalen door hem gebouwd en van geen huizen voor armen, hij maakte zijn land zo rijk, dat het die niet nodig had toch zullen ongetwijfeld veel armen geholpen zijn met de overvloed ven zijn tafel. Een kerk had hij gebouwd, die nooit geëvenaard zal worden, scholen behoefde hij niet te bouwen, zijn eigen paleis is een academie, en zijn hof een verenigingsplaats voor wijze en geleerde mannen, zowel als het middelpunt van al de in omloop zijnde rijkdommen van dit deel van de wereld.
I. Hoeveel wijsheid daar was blijkt uit de komst van de koningin van Scheba tot hem, en de grote voldoening die zij smaakte in haar onthaal bij hem, 1 Kings 10:1 evenals ook anderen, 1 Kings 10:24.
II. Welke grote rijkdom daar was, blijkt uit het goud, dat met andere dingen jaarlijks werd ingevoerd, 1 Kings 10:14. en ook nog driejaarlijks 1 Kings 10:22. Goud werd ten geschenke gegeven, 1 Kings 10:25, en goud werd gebruikt voor rondassen en schilden 1 Kings 10:16, 1 Kings 10:17, en voor vaten 1 Kings 10:21. Er was een statige troon vervaardigd, 1 Kings 10:18 1 Kings 10:20. Zijn wagens en ruiters, 1 Kings 10:26. Zijn handel op Egypte, 1 Kings 10:28, 1 Kings 10:29. En de grote overvloed van zilver en cederhout onder zijn volk, 1 Kings 10:27. Zodat alles tezamen nemende, het erkend moet worden wat hier in 1 Kings 10:23 gezegd is, namelijk dat de koning Salomo groter was dan alle koningen van de aarde in rijkdom en in wijsheid. En toch, wat was hij, vergeleken bij de Koning van de koningen? Waar Christus is door Zijn woord en Geest, zie, daar is n, groter dan Salomo.
Verzen 1-13
1 Koningen 10:1-13Wij hebben hier een bericht van het bezoek dat de koningin van Scheba aan Salomo gebracht heeft, het was ongetwijfeld toen hij op zijn hoogste standpunt was van Godsvrucht, en ook de hoogste mate van voorspoed genoot. Onze Heiland noemt haar de koningin van het zuiden, want Scheba lag ten zuiden van Kanan. Gewoonlijk denkt men dat het in Afrika lag, en tot op de huidige dag hebben de Christenen van Ethiopië de overtuiging dat zij uit hun land kwam, en dat Candace haar opvolgster was, van wie gesproken wordt in Acts 8:27. Meer waarschijnlijk is het dat zij uit het zuidelijk deel van gelukkig Arabië kwam. Zij schijnt regerende koningin van haar land geweest te zijn. Menig koninkrijk zou van zijn grootste zegen beroofd zijn, indien er een Salische wet geldig was.
Merk op:
I. Wat het doel van de komst van de koningin van Scheba is geweest. Zij kwam niet voor een handelsverdrag, of om hun wederzijdse grenzen te regelen, geen aanzoek te doen om een verbond met hem aan te gaan ter wederzijdse versterking, of om zijn hulp in te roepen tegen een vijand, dat zijn meestal de redenen van de samenkomsten van gekroonde hoofden, en zij maken de onderwerpen uit van hun besprekingen, maar zij kwam:
1. Om haar nieuwsgierigheid te bevredigen, want zij had gehoord van zijn roem, in het bijzonder van zijn wijsheid, en zij kwam om hem op de proef te stellen, en te zien of hij werkelijk zo'n groot man was, als waarvoor men hem hield, 1 Kings 10:1. Salomo's vloot voer dicht bij de kust van haar land, en kan er voor anker zijn gegaan om vers water in te nemen. Misschien was het op die wijze, dat zij het gerucht van Salomo hoorde, dat hij in wijsheid alle kinderen van het oosten overtrof, en zij kon niet tevreden zijn voor zij zelf heenging om zich van de waarheid er van te overtuigen.
2. Om onderricht van hem te ontvangen, zij kwam om Zijn wijsheid te horen, en daardoor haar eigene te vermeerderen, Matthew 12:42, ten einde beter instaat te zijn haar eigen koninkrijk te regeren naar de grondregelen van zijn staatkunde. Zij, die door God tot enigerlei openbaar ambt geroepen zijn, in het bijzonder tot het ambt van magistraat of van bedienaar des Woords, moeten door alle mogelijke middelen zich nog oefenen in die kennis, waardoor zij er al meer en meer bekwaam voor worden gemaakt, en aldus instaat zijn om het goed en naar behoren uit te oefenen. Maar wat zij voornamelijk bedoeld scheen te hebben was onderwezen te worden in de dingen van God. Zij was Godsdienstig gezind, en had niet slechts van de roem van Salomo gehoord, maar ook aangaande de naam des Heeren, 1 Kings 10:1, de grote naam van die God, die Salomo aanbad, en van wie hij zijn wijsheid had ontvangen, met die God begeerde zij beter bekend te worden. Daarom wijst onze Heiland op haar vragen naar God door Salomo als een verzwaring van de stompzinnigheid van hen, die naar God niet vragen door onze Heere Jezus Christus, hoewel Hij, daar Hij in Zijn schoot was, veel beter instaat was hen te onderwijzen.
II. Met welke toerusting zij kwam. Zij kwam met een zeer groot gevolg overeenkomstig haar rang, bedoelende Salomo's rijkdom en edelmoedigheid op de proef te stellen, zowel als zijn wijsheid, welk een onthaal hij kon en wilde bereiden aan een koninklijke bezoekster, 1 Kings 10:2. Maar zij kwam toch niet als om iets te vragen of te bedelen, zij bracht genoeg mee om haar onkosten te dekken en Salomo overvloedig te belonen voor de beleefde opmerkzaamheid, die hij haar schonk, en wel met niets gerings of gewoons, maar met goud en edelgesteenten, en specerijen, want zij kwam om te handelen voor wijsheid, die zij tot elke prijs begeerde te kopen.
III. Welk onthaal zij bij Salomo vond. Hij verachtte de zwakheid van haar sekse niet, keurde het niet af, dat zij haar werkzaamheden in haar eigen land had verlaten om zo'n verre reis te doen, zichzelf en hem moeite en onkosten veroorzakende, alleen maar om aan haar nieuwsgierigheid te voldoen, maar heette haar en haar gehele gevolg welkom, gaf haar vrijheid om hem al haar vragen te doen, hoewel sommige er van wel beuzelachtig geweest konden zijn, en sommige vitterig, en andere al te nieuwsgierig, hij stond haar toe tot hem te spreken al wat in haar hart was, 1 Kings 10:2, en hij gaf haar een bevredigend antwoord op al haar vragen, 1 Kings 10:3. Hij verklaarde haar alle woorden, hetzij over de natuur, de moraal, de staatkunde of de Godsdienst. Waren haar vragen bedoeld om hem op de proef te stellen? Hij gaf haar zo'n bescheid, dat zij overvloedig overtuigd was van zijn buitengewone kennis. Waren zij bedoeld tot haar eigen onderricht (wij veronderstellen dat de meesten dit waren)? Zij ontving overvloedig onderwijs van hem, en hij maakte de dingen verwonderlijk eenvoudig en gemakkelijk, die zij vreesde onoverkomelijk moeilijk te zijn, en overtuigde haar er van, dat een Goddelijke spreuk is op de lippen van de koning, Proverbs 16:10. Maar ongetwijfeld heeft hij haar zeer bijzonder ingelicht betreffende God, Zijn wet, en Zijn verordineerde eredienst. Hij was uitgegaan van de vaste onderstelling dat vreemden zullen horen van Gods grote naam, 1 Kings 8:42, en herwaarts zouden komen om naar Hem te vragen, en nu zo'n voorname vreemde was gekomen, kunnen wij er zeker van zijn, dat hij niet in gebreke is gebleven haar in haar onderzoek te helpen en aan te moedigen dat hij haar een beschrijving heeft gegeven van de tempel, van de bedienaren en de diensten er in, opdat zij bewogen zou worden de Heere te dienen, die zij nu zocht.
IV. De indruk, die zij opving van hetgeen zij zag en hoorde aan Salomo's hof. Er worden hier verscheidene dingen opgenoemd, die zij bewonderde, de gebouwen en de meubelen van zijn paleis, de dagelijkse provisie voor zijn tafel. Toen zij die zag, heeft zij zich misschien afgevraagd waar de monden waren voor al die spijze, maar toen zij de menigte zag van zijn dienaren en gasten, vroeg zij zich misschien af waar de spijs was voor al die monden. Het ordelijk zitten van zijn dienaren, ieder in zijn plaats, hoe allen hun werk verrichtten zonder enigerlei wanorde, hun rijke livreien, en de geschiktheid, waarmee zijn schenkers hem aan tafel bedienden, al die dingen bewonderde zij, als strekkende tot verhoging van zijn luister en pracht. Maar boven dit alles is het eerste, wat genoemd wordt, zijn wijsheid, 1 Kings 10:4, het alles overtreffende waarvan zij nu de onbetwistbare bewijzen had, en wat het laatst genoemd wordt als de kroon op alles, is zijn Godsvrucht, zijn opgang, waardoor hij heen opging naar het huis des Heeren, met welk een waardigheid en ernst, en een uitdrukking van Godsvrucht op zijn gelaat hij verscheen, als hij naar de tempel ging om God te aanbidden, met evenveel ootmoed in die ogenblikken als met majesteit op andere tijden. Veel oude vertalingen geven de lezing: De brandoffers, die hij offerde in het huis des Heeren, zij zag met welk een edelmoedige mildheid hij zijn offeranden bracht, en met welk een vrome ijver hij het offeren er van bijwoonde, nooit heeft zij zoveel vroomheid aan zoveel grootheid gepaard gezien. Alles was zo verrassend en overweldigend, dat er geen geest meer in haar was. Zij stond verbaasd, nooit had zij iets dergelijks gezien.
V. De wijze, waarop zij zich bij die gelegenheid heeft uitgedrukt. 1. Zij erkende, dat haar verwachting zeer ver was overtroffen, hoewel die hoog gespannen was geweest door het gerucht, dat zij gehoord had, 1 Kings 10:6, 1 Kings 10:7. Zij heeft geen spijt van haar reis of zich dwaas te vinden omdat zij haar ondernomen heeft, maar erkent dat het volkomen de moeite waard was van zo ver te zijn gekomen om datgene te zien, waarvan zij het gerucht niet had kunnen geloven. Gewoonlijk worden ons de dingen, zowel door het algemeen gerucht als door onze eigen verbeelding, veel groter voorgesteld dan wij ze bevinden als zij ons onder de ogen komen hier echter overtrof de waarheid beide gerucht en verbeelding. Zij, die door genade er toe komen om de genietingen te ervaren van gemeenschapsoefening met God, zullen zeggen dat hun de helft niet was aangezegd van de genoegens van de wegen van de wijsheid en de voordelen van haar poorten. Nog veel meer zullen de verheerlijkte heiligen zeggen dat het een waar gerucht was, dat zij van de gelukzaligheid des hemels gehoord hebben, maar dat hun toch geen duizendste deel er van was aangezegd 1 Corinthiers 2:9.
2. Zij verklaarde hen gelukzalig, die steeds bij hem waren, hem bedienden aan zijn tafel. "Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, 1 Kings 10:8, zij kunnen hun eigen wijsheid vermeerderen door de uwe te horen". Zij was in verzoeking hen te benijden, te wensen dat zij tot hen behoorde. Het is een groot voorrecht in een goed gezin te zijn, de gelegenheid te hebben om dikwijls te spreken tot hen, die wijs, Godvruchtig en spraakzaam zijn. Velen hebben dit geluk, die het niet weten te waarderen. Met veel meer reden kunnen wij dit zeggen van Christus' dienstknechten. Welgelukzalig zijn ze, die in Zijn huis wonen, zij zullen Hem gestadig prijzen.
3. Zij loofde God, de gever van Salomo's wijsheid en rijkdom, en de werker van zijn verhoging, die hem koning gemaakt heeft.
a. In goedheid over hem, opdat hij zoveel te ruimer gelegenheid zou hebben om goed te doen met zijn wijsheid. Hij heeft behagen in u gehad om u op de troon Israëls te zetten, 1 Kings 10:9. Salomo's verhoging begon toen de profeet hem Jedidjah heeft genoemd, omdat de Heere hem liefhad, 2 Samuel 12:24, 2 Samuel 12:25. Onze genietingen en vertroostingen worden meer dan verdubbeld, als wij reden hebben om te hopen dat zij voortkomen uit Gods welbehagen in ons. Het was Zijn welbehagen u betreffende (zo kan het ook gelezen worden) om u op de troon te zetten, niet ter wille van uw verdiensten, maar omdat het aldus goed was in Zijn ogen.
b. In goedheid jegens het volk, omdat de Heere Israël in eeuwigheid bemint, een duurzamer zegen voor hen bestemde, een geluk dat hem, die er de grondlegger van was, lang zou overleven. Hij heeft u koning gemaakt, niet opdat gij in pracht en weelde zoudt leven en zoudt doen wat u behaagt, maar om recht en gerechtigheid te doen. Hieraan heeft zij Salomo vriendelijk herinnerd, en hij heeft dit ongetwijfeld ook vriendelijk opgenomen. Beide magistraten en Evangeliedienaren moeten meer bezorgd zijn om de plichten van hun ambt naar behoren te vervullen, dan om zich van de eer en de voordelen er van te verzekeren. Hieraan schrijft zij zijn voorspoed toe, niet aan zijn wijsheid, want de spijs is niet altijd "van de wijzen," Ecclesiastes 9:11, maar hem, "die recht en gerechtigheid doet, zal het wel gaan," Jeremiah 22:15. Aldus moet dank gezegd worden voor koningen, voor goede koningen, voor zulke koningen, zij zijn wet God hen doet zijn.
Vl. Hoe zij scheidden. 1. Zij gaf aan Salomo een aanzienlijk geschenk in goud en specerijen, 1 Kings 10:10. David had van Salomo voorzegd, dat `hem het goud van Scheba gegeven zal worden," Psalms 72:15. Het geschenk van goud en specerijen, dat de wijzen uit het oosten aan Christus hebben gebracht, werd hierdoor afgeschaduwd, Matthew 2:11. Aldus betaalde zij voor de wijsheid, die zij geleerd had, en achtte niet dat zij haar te duur had gekocht. Laat hen, die van God geleerd zijn, Hem hun hart geven, en dit geschenk zal aangenamer zijn, dan dit van goud en specerijen. Er wordt melding gemaakt van de grote overvloed, die Salomo zelf er van had, en toch gaf zij hem dit goud, en nam hij het aan. Wat wij aan Christus geven, heeft Hij niet nodig, maar Hij wil dat wij Hem aldus onze dankbaarheid betonen. Van het almuggimhout wordt hier gesproken, 1 Kings 10:11, 1 Kings 10:12, als van iets buitengewoons, misschien wel omdat het door de koningin van Scheba zeer bewonderd werd.
2. Salomo bleef niet achter bij haar. Hij gaf haar al wat zij begeerde, modellen, naar wij kunnen onderstellen, van kunstige of merkwaardige dingen, zodat zij dezelfde kon laten maken. Of misschien gaf hij haar zijn regels van wijsheid en Godsvrucht op schrift, behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van de koning Salomo, 1 Kings 10:13. Zo zullen zij, die tot de Heere Jezus gaan, Hem niet alleen groter bevinden dan Salomo, en wijzer, maar ook vriendelijker, al wat wij vragen zal ons worden gegeven, ja, naar Zijn Goddelijk vermogen, dat koninklijk vermogen, dat zelfs dat van Salomo oneindig overtreft, voor ons doen boven wat wij kunnen bidden of denken.
Verzen 1-13
1 Koningen 10:1-13Wij hebben hier een bericht van het bezoek dat de koningin van Scheba aan Salomo gebracht heeft, het was ongetwijfeld toen hij op zijn hoogste standpunt was van Godsvrucht, en ook de hoogste mate van voorspoed genoot. Onze Heiland noemt haar de koningin van het zuiden, want Scheba lag ten zuiden van Kanan. Gewoonlijk denkt men dat het in Afrika lag, en tot op de huidige dag hebben de Christenen van Ethiopië de overtuiging dat zij uit hun land kwam, en dat Candace haar opvolgster was, van wie gesproken wordt in Acts 8:27. Meer waarschijnlijk is het dat zij uit het zuidelijk deel van gelukkig Arabië kwam. Zij schijnt regerende koningin van haar land geweest te zijn. Menig koninkrijk zou van zijn grootste zegen beroofd zijn, indien er een Salische wet geldig was.
Merk op:
I. Wat het doel van de komst van de koningin van Scheba is geweest. Zij kwam niet voor een handelsverdrag, of om hun wederzijdse grenzen te regelen, geen aanzoek te doen om een verbond met hem aan te gaan ter wederzijdse versterking, of om zijn hulp in te roepen tegen een vijand, dat zijn meestal de redenen van de samenkomsten van gekroonde hoofden, en zij maken de onderwerpen uit van hun besprekingen, maar zij kwam:
1. Om haar nieuwsgierigheid te bevredigen, want zij had gehoord van zijn roem, in het bijzonder van zijn wijsheid, en zij kwam om hem op de proef te stellen, en te zien of hij werkelijk zo'n groot man was, als waarvoor men hem hield, 1 Kings 10:1. Salomo's vloot voer dicht bij de kust van haar land, en kan er voor anker zijn gegaan om vers water in te nemen. Misschien was het op die wijze, dat zij het gerucht van Salomo hoorde, dat hij in wijsheid alle kinderen van het oosten overtrof, en zij kon niet tevreden zijn voor zij zelf heenging om zich van de waarheid er van te overtuigen.
2. Om onderricht van hem te ontvangen, zij kwam om Zijn wijsheid te horen, en daardoor haar eigene te vermeerderen, Matthew 12:42, ten einde beter instaat te zijn haar eigen koninkrijk te regeren naar de grondregelen van zijn staatkunde. Zij, die door God tot enigerlei openbaar ambt geroepen zijn, in het bijzonder tot het ambt van magistraat of van bedienaar des Woords, moeten door alle mogelijke middelen zich nog oefenen in die kennis, waardoor zij er al meer en meer bekwaam voor worden gemaakt, en aldus instaat zijn om het goed en naar behoren uit te oefenen. Maar wat zij voornamelijk bedoeld scheen te hebben was onderwezen te worden in de dingen van God. Zij was Godsdienstig gezind, en had niet slechts van de roem van Salomo gehoord, maar ook aangaande de naam des Heeren, 1 Kings 10:1, de grote naam van die God, die Salomo aanbad, en van wie hij zijn wijsheid had ontvangen, met die God begeerde zij beter bekend te worden. Daarom wijst onze Heiland op haar vragen naar God door Salomo als een verzwaring van de stompzinnigheid van hen, die naar God niet vragen door onze Heere Jezus Christus, hoewel Hij, daar Hij in Zijn schoot was, veel beter instaat was hen te onderwijzen.
II. Met welke toerusting zij kwam. Zij kwam met een zeer groot gevolg overeenkomstig haar rang, bedoelende Salomo's rijkdom en edelmoedigheid op de proef te stellen, zowel als zijn wijsheid, welk een onthaal hij kon en wilde bereiden aan een koninklijke bezoekster, 1 Kings 10:2. Maar zij kwam toch niet als om iets te vragen of te bedelen, zij bracht genoeg mee om haar onkosten te dekken en Salomo overvloedig te belonen voor de beleefde opmerkzaamheid, die hij haar schonk, en wel met niets gerings of gewoons, maar met goud en edelgesteenten, en specerijen, want zij kwam om te handelen voor wijsheid, die zij tot elke prijs begeerde te kopen.
III. Welk onthaal zij bij Salomo vond. Hij verachtte de zwakheid van haar sekse niet, keurde het niet af, dat zij haar werkzaamheden in haar eigen land had verlaten om zo'n verre reis te doen, zichzelf en hem moeite en onkosten veroorzakende, alleen maar om aan haar nieuwsgierigheid te voldoen, maar heette haar en haar gehele gevolg welkom, gaf haar vrijheid om hem al haar vragen te doen, hoewel sommige er van wel beuzelachtig geweest konden zijn, en sommige vitterig, en andere al te nieuwsgierig, hij stond haar toe tot hem te spreken al wat in haar hart was, 1 Kings 10:2, en hij gaf haar een bevredigend antwoord op al haar vragen, 1 Kings 10:3. Hij verklaarde haar alle woorden, hetzij over de natuur, de moraal, de staatkunde of de Godsdienst. Waren haar vragen bedoeld om hem op de proef te stellen? Hij gaf haar zo'n bescheid, dat zij overvloedig overtuigd was van zijn buitengewone kennis. Waren zij bedoeld tot haar eigen onderricht (wij veronderstellen dat de meesten dit waren)? Zij ontving overvloedig onderwijs van hem, en hij maakte de dingen verwonderlijk eenvoudig en gemakkelijk, die zij vreesde onoverkomelijk moeilijk te zijn, en overtuigde haar er van, dat een Goddelijke spreuk is op de lippen van de koning, Proverbs 16:10. Maar ongetwijfeld heeft hij haar zeer bijzonder ingelicht betreffende God, Zijn wet, en Zijn verordineerde eredienst. Hij was uitgegaan van de vaste onderstelling dat vreemden zullen horen van Gods grote naam, 1 Kings 8:42, en herwaarts zouden komen om naar Hem te vragen, en nu zo'n voorname vreemde was gekomen, kunnen wij er zeker van zijn, dat hij niet in gebreke is gebleven haar in haar onderzoek te helpen en aan te moedigen dat hij haar een beschrijving heeft gegeven van de tempel, van de bedienaren en de diensten er in, opdat zij bewogen zou worden de Heere te dienen, die zij nu zocht.
IV. De indruk, die zij opving van hetgeen zij zag en hoorde aan Salomo's hof. Er worden hier verscheidene dingen opgenoemd, die zij bewonderde, de gebouwen en de meubelen van zijn paleis, de dagelijkse provisie voor zijn tafel. Toen zij die zag, heeft zij zich misschien afgevraagd waar de monden waren voor al die spijze, maar toen zij de menigte zag van zijn dienaren en gasten, vroeg zij zich misschien af waar de spijs was voor al die monden. Het ordelijk zitten van zijn dienaren, ieder in zijn plaats, hoe allen hun werk verrichtten zonder enigerlei wanorde, hun rijke livreien, en de geschiktheid, waarmee zijn schenkers hem aan tafel bedienden, al die dingen bewonderde zij, als strekkende tot verhoging van zijn luister en pracht. Maar boven dit alles is het eerste, wat genoemd wordt, zijn wijsheid, 1 Kings 10:4, het alles overtreffende waarvan zij nu de onbetwistbare bewijzen had, en wat het laatst genoemd wordt als de kroon op alles, is zijn Godsvrucht, zijn opgang, waardoor hij heen opging naar het huis des Heeren, met welk een waardigheid en ernst, en een uitdrukking van Godsvrucht op zijn gelaat hij verscheen, als hij naar de tempel ging om God te aanbidden, met evenveel ootmoed in die ogenblikken als met majesteit op andere tijden. Veel oude vertalingen geven de lezing: De brandoffers, die hij offerde in het huis des Heeren, zij zag met welk een edelmoedige mildheid hij zijn offeranden bracht, en met welk een vrome ijver hij het offeren er van bijwoonde, nooit heeft zij zoveel vroomheid aan zoveel grootheid gepaard gezien. Alles was zo verrassend en overweldigend, dat er geen geest meer in haar was. Zij stond verbaasd, nooit had zij iets dergelijks gezien.
V. De wijze, waarop zij zich bij die gelegenheid heeft uitgedrukt. 1. Zij erkende, dat haar verwachting zeer ver was overtroffen, hoewel die hoog gespannen was geweest door het gerucht, dat zij gehoord had, 1 Kings 10:6, 1 Kings 10:7. Zij heeft geen spijt van haar reis of zich dwaas te vinden omdat zij haar ondernomen heeft, maar erkent dat het volkomen de moeite waard was van zo ver te zijn gekomen om datgene te zien, waarvan zij het gerucht niet had kunnen geloven. Gewoonlijk worden ons de dingen, zowel door het algemeen gerucht als door onze eigen verbeelding, veel groter voorgesteld dan wij ze bevinden als zij ons onder de ogen komen hier echter overtrof de waarheid beide gerucht en verbeelding. Zij, die door genade er toe komen om de genietingen te ervaren van gemeenschapsoefening met God, zullen zeggen dat hun de helft niet was aangezegd van de genoegens van de wegen van de wijsheid en de voordelen van haar poorten. Nog veel meer zullen de verheerlijkte heiligen zeggen dat het een waar gerucht was, dat zij van de gelukzaligheid des hemels gehoord hebben, maar dat hun toch geen duizendste deel er van was aangezegd 1 Corinthiers 2:9.
2. Zij verklaarde hen gelukzalig, die steeds bij hem waren, hem bedienden aan zijn tafel. "Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, 1 Kings 10:8, zij kunnen hun eigen wijsheid vermeerderen door de uwe te horen". Zij was in verzoeking hen te benijden, te wensen dat zij tot hen behoorde. Het is een groot voorrecht in een goed gezin te zijn, de gelegenheid te hebben om dikwijls te spreken tot hen, die wijs, Godvruchtig en spraakzaam zijn. Velen hebben dit geluk, die het niet weten te waarderen. Met veel meer reden kunnen wij dit zeggen van Christus' dienstknechten. Welgelukzalig zijn ze, die in Zijn huis wonen, zij zullen Hem gestadig prijzen.
3. Zij loofde God, de gever van Salomo's wijsheid en rijkdom, en de werker van zijn verhoging, die hem koning gemaakt heeft.
a. In goedheid over hem, opdat hij zoveel te ruimer gelegenheid zou hebben om goed te doen met zijn wijsheid. Hij heeft behagen in u gehad om u op de troon Israëls te zetten, 1 Kings 10:9. Salomo's verhoging begon toen de profeet hem Jedidjah heeft genoemd, omdat de Heere hem liefhad, 2 Samuel 12:24, 2 Samuel 12:25. Onze genietingen en vertroostingen worden meer dan verdubbeld, als wij reden hebben om te hopen dat zij voortkomen uit Gods welbehagen in ons. Het was Zijn welbehagen u betreffende (zo kan het ook gelezen worden) om u op de troon te zetten, niet ter wille van uw verdiensten, maar omdat het aldus goed was in Zijn ogen.
b. In goedheid jegens het volk, omdat de Heere Israël in eeuwigheid bemint, een duurzamer zegen voor hen bestemde, een geluk dat hem, die er de grondlegger van was, lang zou overleven. Hij heeft u koning gemaakt, niet opdat gij in pracht en weelde zoudt leven en zoudt doen wat u behaagt, maar om recht en gerechtigheid te doen. Hieraan heeft zij Salomo vriendelijk herinnerd, en hij heeft dit ongetwijfeld ook vriendelijk opgenomen. Beide magistraten en Evangeliedienaren moeten meer bezorgd zijn om de plichten van hun ambt naar behoren te vervullen, dan om zich van de eer en de voordelen er van te verzekeren. Hieraan schrijft zij zijn voorspoed toe, niet aan zijn wijsheid, want de spijs is niet altijd "van de wijzen," Ecclesiastes 9:11, maar hem, "die recht en gerechtigheid doet, zal het wel gaan," Jeremiah 22:15. Aldus moet dank gezegd worden voor koningen, voor goede koningen, voor zulke koningen, zij zijn wet God hen doet zijn.
Vl. Hoe zij scheidden. 1. Zij gaf aan Salomo een aanzienlijk geschenk in goud en specerijen, 1 Kings 10:10. David had van Salomo voorzegd, dat `hem het goud van Scheba gegeven zal worden," Psalms 72:15. Het geschenk van goud en specerijen, dat de wijzen uit het oosten aan Christus hebben gebracht, werd hierdoor afgeschaduwd, Matthew 2:11. Aldus betaalde zij voor de wijsheid, die zij geleerd had, en achtte niet dat zij haar te duur had gekocht. Laat hen, die van God geleerd zijn, Hem hun hart geven, en dit geschenk zal aangenamer zijn, dan dit van goud en specerijen. Er wordt melding gemaakt van de grote overvloed, die Salomo zelf er van had, en toch gaf zij hem dit goud, en nam hij het aan. Wat wij aan Christus geven, heeft Hij niet nodig, maar Hij wil dat wij Hem aldus onze dankbaarheid betonen. Van het almuggimhout wordt hier gesproken, 1 Kings 10:11, 1 Kings 10:12, als van iets buitengewoons, misschien wel omdat het door de koningin van Scheba zeer bewonderd werd.
2. Salomo bleef niet achter bij haar. Hij gaf haar al wat zij begeerde, modellen, naar wij kunnen onderstellen, van kunstige of merkwaardige dingen, zodat zij dezelfde kon laten maken. Of misschien gaf hij haar zijn regels van wijsheid en Godsvrucht op schrift, behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van de koning Salomo, 1 Kings 10:13. Zo zullen zij, die tot de Heere Jezus gaan, Hem niet alleen groter bevinden dan Salomo, en wijzer, maar ook vriendelijker, al wat wij vragen zal ons worden gegeven, ja, naar Zijn Goddelijk vermogen, dat koninklijk vermogen, dat zelfs dat van Salomo oneindig overtreft, voor ons doen boven wat wij kunnen bidden of denken.
Verzen 14-29
1 Koningen 10:14-29Wij hebben hier een verder bericht van Salomo's voorspoed.
I. Hoe hij zijn rijkdom vermeerderde. Hoewel hij veel had, begeerde hij toch nog meer, daar hij tot het uiterste wilde beproeven, in hoever de dingen van deze wereld de mensen gelukkig kunnen maken.
1. Behalve het goud, dat van Ofir kwam 1 Kings 9:28, bracht hij van andere plaatsen nog zoveel in zijn land, dat het geheel ieder jaar zeshonderd en zes en zestig talenten bedroeg, 1 Kings 10:14, een veelbetekenend getal, vergel. Revelation 13:18, en Ezra 2:13.
2. Hij ontving zeer veel aan inkomende rechten van de kooplieden, en in grondbelasting uit de landen, die zijn vader veroverd had en schatplichtig had gemaakt aan Israël, 1 Kings 10:15.
3. Hij was Hirams deelgenoot in een vloot van Tarsis, die van en naar Tyrus voer, en om de drie jaren niet alleen goud en zilver en ivoor, degelijke en nuttige zaken aanvoerde, maar ook apen om er mee te spelen, en pauwen om het oog te behagen door hun fraaie veren 1 Kings 10:22. Ik wenste wel dat dit geen bewijs is, dat Salomo en zijn volk overladen zijnde met voorspoed, kinderachtig en brooddronken zijn geworden.
4. Ieder jaar werden hem door de naburige vorsten en groten geschenken gebracht om de voortduur van zijn vriendschap te verzekeren, niet zozeer omdat zij hem vreesden, of naijverig op hem waren, als wel omdat zij hem liefhadden en zijn wijsheid bewonderden hem dikwijls als een godsspraak gingen raadplegen, en hem dan deze geschenken zonden als beloning voor zijn raad in de staatkunde, en (of dit nu al of niet strookte met zijn grootheid of edelmoedigheid, daar zullen wij nu geen onderzoek naar instellen) hij nam alles aan wat gebracht werd, tot zelfs kleren en specerijen, paarden en muilezels, 1 Kings 10:24, 1 Kings 10:25.
5. Hij handelde met Egypte voor paarden en linnen garen, of lijnwaad zoals sommigen het woord vertalen, die beide de voornaamste voortbrengselen zijn van dat land, en hij had zijn eigen kooplieden, of agenten, die hij in die handel gebruikte en die er hem rekenschap van moesten geven, 1 Kings 10:28, 1 Kings 10:29. De uitgaande rechten, die aan de koning van Egypte betaald moesten worden voor de uitvoer van wagens en paarden uit Egypte, waren zeer hoog, maar daar Salomo met zijn dochter was gehuwd, heeft hij een vergelijk met hem getroffen voor de uitgaande rechten, zodat hij ze goedkoper kon krijgen dan zijn naburen, die daardoor verplicht waren ze van hem te kopen, en hij was wijs genoeg, zegt bisschop Patrick, om daar zijn voordeel mee te doen. Het zet eer bij aan het handeldrijvend deel van een volk, en stelt een koopman niet zover beneden een edelman, als sommigen hem plaatsen willen dat Salomo, een van de grootste mannen, die ooit geleefd hebben, het geen verkleining voor zich geacht heeft handel te drijven. In allen arbeid is voordeel.
II. Welk gebruik hij van zijn rijkdom heeft gemaakt. Hij heeft zijn schatten niet opgestapeld, ze niet in zijn koffers gelegd, om ze nu en dan aan te zien, en ze achter te laten. In zijn boek van de Prediker heeft hij de dwaasheid van verzamelen en opleggen zozeer tentoongesteld, dat wij niet kunnen veronderstellen dat hij er zichzelf aan schuldig gemaakt heeft. Neen, God, die hem rijkdom en eer gegeven heeft, heeft hem ook de macht gegeven om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen. Ecclesiastes 5:18.
1. Zijn goud heeft hij besteed aan fraaie zaken voor zichzelf, dat hem eerder veroorloofd was, omdat hij tevoren zoveel heeft uitgegeven voor fraaie dingen voor het huis Gods.
a. Hij maakte tweehonderd rondassen en driehonderd schilden van geslagen goud, 1 Kings 10:16, 1 Kings 10:17, niet om dienst te doen, maar voor staatsie, om voor hem uit gedragen te worden, als hij in luister en pracht verscheen, bij ons wordt een zwaard of een staf voor de magistraten uit gedragen, zoals bij de Romeinen roeden en bijlen ten teken van hun macht om de bozen te kastijden en te straffen, voor wie zij een verschrikking moeten zijn. Maar Salomo liet rondassen en schilden voor zich uit dragen om te kennen te geven dat hij er meer behagen in vond om zijn macht te gebruiken ter verdediging en bescherming van de goeden, voor wie hij een lof wilde zijn. Magistraten zijn de schilden van de aarde.
b. Hij maakte een statiger troon, waarop hij nederzat, om zijn onderdanen wetten te geven, audiëntie te verlenen aan gezanten, en recht te spreken als er beroep op hem werd gedaan, 1 Kings 10:18. Hij was vervaardigd van ivoor, dat zeer rijk was, en toch heeft hij hem-alsof hij zoveel goud had, dat hij niet wist wat er mee te doen-met dicht goud -het beste goud-overtrokken. Maar sommigen denken dat hij het ivoor niet geheel en al, maar slechts hier en daar met goud heeft bedekt. Hij heeft hem met bloemen van goud versierd, of met goud ingelegd. De armen van die statige zetel werden ondersteund door de beelden van leeuwen uit goud vervaardigd, evenals ook de trappen, die er heen voerden, om een herinnering voor hem te wezen aan de moed en de vastberadenheid, waarmee hij gerechtigheid moest doen, zonder het aangezicht des mensen te vrezen. Op die post is de rechtvaardige moedig als een jonge leeuw.
c. Hij maakte al zijn drinkvaten en al zijn tafelgereedschap, zelfs in zijn landhuis, van zuiver goud, 1 Kings 10:21. Hij ontzegde zich niet wat hij had, maar gebruikte het tot sieraad en gerieflijkheid. Datgene is goed wat ons goed doet.
2. Hij bracht het in omloop onder zijn onderdanen, zodat het koninkrijk even rijk was als de koning, want hij behoefde met geen afzonderlijke belangen te rade te gaan, maar zocht de welvaart van zijn volk. Die vorsten handelen niet naar Salomo's beginselen, die het staatkundig achten, om hun onderdanen arm te houden. Salomo was hierin een type van Christus, die niet alleen zelf rijk is, maar ook al de Zijnen verrijkt. Door Salomo kwam zoveel goud in het land, en werd het zo verspreid dat zilver niet voor enig ding werd geacht, 1 Kings 10:21. Er was zo'n grote overvloed van te Jeruzalem, dat het als stenen was, en cederen, die een grote zeldzaamheid plachten te wezen, werden zo gewoon en algemeen als de wilde vijgebomen, 1 Kings 10:27. Zodanig is de aard van wereldlijke rijkdom: overvloed er van maakt hem minder waardeerbaar, veel meer behoort het bezit van geestelijke rijkdom onze waardering van alle aardse bezittingen te verminderen. Indien overvloed van goud het zilver zo minderwaardig maakt, zal dan wijsheid en genade, en de voorsmaak van de hemel, die veel beter zijn dan goud, dit niet zeer gering maken in onze ogen?
a. Wel, zo rijk, zo groot was Salomo, en zo heeft hij al de koningen van de aarde overtroffen 1 Kings 10:23. Laat ons dan ons herinneren, dat hij het was, die, toen hij zijn loopbaan in de wereld begon, niet om rijkdom of eer van de wereld gevraagd heeft, maar wl om een wijs en verstandig hart. Hoe gematigder wij zijn in onze begeerten naar de dingen van deze aarde, hoe meer wij instaat zijn ze te genieten, en hoe meer waarschijnlijk het is, dat wij ze zullen hebben. Zie in Salomo's grootheid de vervulling van Gods belofte, 1 Kings 3:13, en laat het ons aanmoedigen om Eerst de gerechtigheid van Gods koninkrijk te zoeken.
b. Dat hij het was, die na de genoegens van al die rijkdom en die grootheid gesmaakt te hebben, geheel een boek schreef om de ijdelheid aan te tonen van alle wereldlijke dingen, en de kwelling des geestes, die er mee gepaard gaat, hun ongenoegzaamheid om ons gelukkig te maken, en de dwaasheid om er ons hart op te zetten, en om ons de beoefening aan te bevelen van ernstige Godsvrucht, omdat dit het is dat de mens betaamt, Ecclesiastes 12:13, enoneindig meer zal doen om ons gerust en gelukkig te maken, dan al de rijkdom en de macht, waarover hij te beschikken had, en die, door Gods genade binnen ons bereik is, terwijl het duizendste deel van Salomo's rijkdom en grootheid nog duizend maal meer is dan wij ooit ijdel genoeg kunnen zijn om ons in deze wereld te beloven.
Verzen 14-29
1 Koningen 10:14-29Wij hebben hier een verder bericht van Salomo's voorspoed.
I. Hoe hij zijn rijkdom vermeerderde. Hoewel hij veel had, begeerde hij toch nog meer, daar hij tot het uiterste wilde beproeven, in hoever de dingen van deze wereld de mensen gelukkig kunnen maken.
1. Behalve het goud, dat van Ofir kwam 1 Kings 9:28, bracht hij van andere plaatsen nog zoveel in zijn land, dat het geheel ieder jaar zeshonderd en zes en zestig talenten bedroeg, 1 Kings 10:14, een veelbetekenend getal, vergel. Revelation 13:18, en Ezra 2:13.
2. Hij ontving zeer veel aan inkomende rechten van de kooplieden, en in grondbelasting uit de landen, die zijn vader veroverd had en schatplichtig had gemaakt aan Israël, 1 Kings 10:15.
3. Hij was Hirams deelgenoot in een vloot van Tarsis, die van en naar Tyrus voer, en om de drie jaren niet alleen goud en zilver en ivoor, degelijke en nuttige zaken aanvoerde, maar ook apen om er mee te spelen, en pauwen om het oog te behagen door hun fraaie veren 1 Kings 10:22. Ik wenste wel dat dit geen bewijs is, dat Salomo en zijn volk overladen zijnde met voorspoed, kinderachtig en brooddronken zijn geworden.
4. Ieder jaar werden hem door de naburige vorsten en groten geschenken gebracht om de voortduur van zijn vriendschap te verzekeren, niet zozeer omdat zij hem vreesden, of naijverig op hem waren, als wel omdat zij hem liefhadden en zijn wijsheid bewonderden hem dikwijls als een godsspraak gingen raadplegen, en hem dan deze geschenken zonden als beloning voor zijn raad in de staatkunde, en (of dit nu al of niet strookte met zijn grootheid of edelmoedigheid, daar zullen wij nu geen onderzoek naar instellen) hij nam alles aan wat gebracht werd, tot zelfs kleren en specerijen, paarden en muilezels, 1 Kings 10:24, 1 Kings 10:25.
5. Hij handelde met Egypte voor paarden en linnen garen, of lijnwaad zoals sommigen het woord vertalen, die beide de voornaamste voortbrengselen zijn van dat land, en hij had zijn eigen kooplieden, of agenten, die hij in die handel gebruikte en die er hem rekenschap van moesten geven, 1 Kings 10:28, 1 Kings 10:29. De uitgaande rechten, die aan de koning van Egypte betaald moesten worden voor de uitvoer van wagens en paarden uit Egypte, waren zeer hoog, maar daar Salomo met zijn dochter was gehuwd, heeft hij een vergelijk met hem getroffen voor de uitgaande rechten, zodat hij ze goedkoper kon krijgen dan zijn naburen, die daardoor verplicht waren ze van hem te kopen, en hij was wijs genoeg, zegt bisschop Patrick, om daar zijn voordeel mee te doen. Het zet eer bij aan het handeldrijvend deel van een volk, en stelt een koopman niet zover beneden een edelman, als sommigen hem plaatsen willen dat Salomo, een van de grootste mannen, die ooit geleefd hebben, het geen verkleining voor zich geacht heeft handel te drijven. In allen arbeid is voordeel.
II. Welk gebruik hij van zijn rijkdom heeft gemaakt. Hij heeft zijn schatten niet opgestapeld, ze niet in zijn koffers gelegd, om ze nu en dan aan te zien, en ze achter te laten. In zijn boek van de Prediker heeft hij de dwaasheid van verzamelen en opleggen zozeer tentoongesteld, dat wij niet kunnen veronderstellen dat hij er zichzelf aan schuldig gemaakt heeft. Neen, God, die hem rijkdom en eer gegeven heeft, heeft hem ook de macht gegeven om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen. Ecclesiastes 5:18.
1. Zijn goud heeft hij besteed aan fraaie zaken voor zichzelf, dat hem eerder veroorloofd was, omdat hij tevoren zoveel heeft uitgegeven voor fraaie dingen voor het huis Gods.
a. Hij maakte tweehonderd rondassen en driehonderd schilden van geslagen goud, 1 Kings 10:16, 1 Kings 10:17, niet om dienst te doen, maar voor staatsie, om voor hem uit gedragen te worden, als hij in luister en pracht verscheen, bij ons wordt een zwaard of een staf voor de magistraten uit gedragen, zoals bij de Romeinen roeden en bijlen ten teken van hun macht om de bozen te kastijden en te straffen, voor wie zij een verschrikking moeten zijn. Maar Salomo liet rondassen en schilden voor zich uit dragen om te kennen te geven dat hij er meer behagen in vond om zijn macht te gebruiken ter verdediging en bescherming van de goeden, voor wie hij een lof wilde zijn. Magistraten zijn de schilden van de aarde.
b. Hij maakte een statiger troon, waarop hij nederzat, om zijn onderdanen wetten te geven, audiëntie te verlenen aan gezanten, en recht te spreken als er beroep op hem werd gedaan, 1 Kings 10:18. Hij was vervaardigd van ivoor, dat zeer rijk was, en toch heeft hij hem-alsof hij zoveel goud had, dat hij niet wist wat er mee te doen-met dicht goud -het beste goud-overtrokken. Maar sommigen denken dat hij het ivoor niet geheel en al, maar slechts hier en daar met goud heeft bedekt. Hij heeft hem met bloemen van goud versierd, of met goud ingelegd. De armen van die statige zetel werden ondersteund door de beelden van leeuwen uit goud vervaardigd, evenals ook de trappen, die er heen voerden, om een herinnering voor hem te wezen aan de moed en de vastberadenheid, waarmee hij gerechtigheid moest doen, zonder het aangezicht des mensen te vrezen. Op die post is de rechtvaardige moedig als een jonge leeuw.
c. Hij maakte al zijn drinkvaten en al zijn tafelgereedschap, zelfs in zijn landhuis, van zuiver goud, 1 Kings 10:21. Hij ontzegde zich niet wat hij had, maar gebruikte het tot sieraad en gerieflijkheid. Datgene is goed wat ons goed doet.
2. Hij bracht het in omloop onder zijn onderdanen, zodat het koninkrijk even rijk was als de koning, want hij behoefde met geen afzonderlijke belangen te rade te gaan, maar zocht de welvaart van zijn volk. Die vorsten handelen niet naar Salomo's beginselen, die het staatkundig achten, om hun onderdanen arm te houden. Salomo was hierin een type van Christus, die niet alleen zelf rijk is, maar ook al de Zijnen verrijkt. Door Salomo kwam zoveel goud in het land, en werd het zo verspreid dat zilver niet voor enig ding werd geacht, 1 Kings 10:21. Er was zo'n grote overvloed van te Jeruzalem, dat het als stenen was, en cederen, die een grote zeldzaamheid plachten te wezen, werden zo gewoon en algemeen als de wilde vijgebomen, 1 Kings 10:27. Zodanig is de aard van wereldlijke rijkdom: overvloed er van maakt hem minder waardeerbaar, veel meer behoort het bezit van geestelijke rijkdom onze waardering van alle aardse bezittingen te verminderen. Indien overvloed van goud het zilver zo minderwaardig maakt, zal dan wijsheid en genade, en de voorsmaak van de hemel, die veel beter zijn dan goud, dit niet zeer gering maken in onze ogen?
a. Wel, zo rijk, zo groot was Salomo, en zo heeft hij al de koningen van de aarde overtroffen 1 Kings 10:23. Laat ons dan ons herinneren, dat hij het was, die, toen hij zijn loopbaan in de wereld begon, niet om rijkdom of eer van de wereld gevraagd heeft, maar wl om een wijs en verstandig hart. Hoe gematigder wij zijn in onze begeerten naar de dingen van deze aarde, hoe meer wij instaat zijn ze te genieten, en hoe meer waarschijnlijk het is, dat wij ze zullen hebben. Zie in Salomo's grootheid de vervulling van Gods belofte, 1 Kings 3:13, en laat het ons aanmoedigen om Eerst de gerechtigheid van Gods koninkrijk te zoeken.
b. Dat hij het was, die na de genoegens van al die rijkdom en die grootheid gesmaakt te hebben, geheel een boek schreef om de ijdelheid aan te tonen van alle wereldlijke dingen, en de kwelling des geestes, die er mee gepaard gaat, hun ongenoegzaamheid om ons gelukkig te maken, en de dwaasheid om er ons hart op te zetten, en om ons de beoefening aan te bevelen van ernstige Godsvrucht, omdat dit het is dat de mens betaamt, Ecclesiastes 12:13, enoneindig meer zal doen om ons gerust en gelukkig te maken, dan al de rijkdom en de macht, waarover hij te beschikken had, en die, door Gods genade binnen ons bereik is, terwijl het duizendste deel van Salomo's rijkdom en grootheid nog duizend maal meer is dan wij ooit ijdel genoeg kunnen zijn om ons in deze wereld te beloven.