Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Kingcomments op de hele Bijbel Kingcomments
Auteursrechtverklaring
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Numbers 28". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/numbers-28.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
de Koning, Ger. Commentaar op Numbers 28". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Numeri 28-29 zijn alleen goed te begrijpen als we zien dat we te doen hebben met een volk dat aan het einde van de woestijnreis is gekomen. De feesten die we in deze hoofdstukken vinden en in verbinding waarmee de offers worden gebracht, vinden we ook in Exodus 23, Leviticus 23 en Deuteronomium 16.
In elk bijbelboek worden ze vanuit een ander gezichtspunt bezien:
1. In Exodus 23 staan de feesten in verbinding met de wet, de rechten van God.
2. In Leviticus 23 ligt de nadruk op de feesten zelf en de betekenis die ze voor de Israëlieten hebben; ze stellen profetisch de geschiedenis van Gods volk voor.
3. In Deuteronomium 16 gaat het om de tijd dat het volk in het land is en staan de feesten in een speciaal verband met “de plaats die de HEERE zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen” (Dt 16:2).
4. In Numeri 28-29 ligt het accent op de offers die tijdens de feesten worden gebracht. Het zijn offers waarvan God zegt: “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2).
Deze twee hoofdstukken staan vol met offers. Allen stellen ze Christus voor in Zijn Persoon en Zijn werk. Christus en Zijn offer zijn alles voor Gods hart. Hij wenst dat het bij ons ook zo is. Daarom draagt Hij ons op met deze offers te komen, dat wil zeggen Hem te vertellen over de verschillende aspecten van het offer van Zijn Zoon die in de verschillende offers naar voren komen.
In de woestijn is het volk niet aan deze offers toe. Nu ze aan het einde van de woestijnreis zijn en vlak voor het land staan, zijn ze er geestelijk rijp voor. God gaat met het oog op het land Zijn volk vertellen wat Hij wil dat ze daar zullen doen: Hij wil dat ze Hem daar offers zullen brengen. De oude generatie is in de woestijn omgekomen. Hij richt Zich tot een nieuw volk en spreekt met hen over de wensen van Zijn hart ten aanzien van de Heer Jezus, want van Hem spreken alle offers.
Numeri handelt over de woestijnreis. De betekenis daarvan is het leven van Gods volk op aarde als een plaats van beproeving. Maar de aarde zal niet altijd een plaats van beproeving blijven. Er zal namelijk een tijd komen dat de aarde de rustplaats voor Gods volk zal zijn. Naar die tijd verwijzen de offers waarover God hier met Zijn volk spreekt.
Inleiding
Numeri 28-29 zijn alleen goed te begrijpen als we zien dat we te doen hebben met een volk dat aan het einde van de woestijnreis is gekomen. De feesten die we in deze hoofdstukken vinden en in verbinding waarmee de offers worden gebracht, vinden we ook in Exodus 23, Leviticus 23 en Deuteronomium 16.
In elk bijbelboek worden ze vanuit een ander gezichtspunt bezien:
1. In Exodus 23 staan de feesten in verbinding met de wet, de rechten van God.
2. In Leviticus 23 ligt de nadruk op de feesten zelf en de betekenis die ze voor de Israëlieten hebben; ze stellen profetisch de geschiedenis van Gods volk voor.
3. In Deuteronomium 16 gaat het om de tijd dat het volk in het land is en staan de feesten in een speciaal verband met “de plaats die de HEERE zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen” (Dt 16:2).
4. In Numeri 28-29 ligt het accent op de offers die tijdens de feesten worden gebracht. Het zijn offers waarvan God zegt: “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2).
Deze twee hoofdstukken staan vol met offers. Allen stellen ze Christus voor in Zijn Persoon en Zijn werk. Christus en Zijn offer zijn alles voor Gods hart. Hij wenst dat het bij ons ook zo is. Daarom draagt Hij ons op met deze offers te komen, dat wil zeggen Hem te vertellen over de verschillende aspecten van het offer van Zijn Zoon die in de verschillende offers naar voren komen.
In de woestijn is het volk niet aan deze offers toe. Nu ze aan het einde van de woestijnreis zijn en vlak voor het land staan, zijn ze er geestelijk rijp voor. God gaat met het oog op het land Zijn volk vertellen wat Hij wil dat ze daar zullen doen: Hij wil dat ze Hem daar offers zullen brengen. De oude generatie is in de woestijn omgekomen. Hij richt Zich tot een nieuw volk en spreekt met hen over de wensen van Zijn hart ten aanzien van de Heer Jezus, want van Hem spreken alle offers.
Numeri handelt over de woestijnreis. De betekenis daarvan is het leven van Gods volk op aarde als een plaats van beproeving. Maar de aarde zal niet altijd een plaats van beproeving blijven. Er zal namelijk een tijd komen dat de aarde de rustplaats voor Gods volk zal zijn. Naar die tijd verwijzen de offers waarover God hier met Zijn volk spreekt.
Verzen 1-2
Gebod om de HEERE offers te brengen
Na de verandering van het leiderschap dat van Mozes is overgegaan op Jozua, maakt God duidelijk dat overdracht van het leiderschap geen verandering tot gevolg heeft voor het brengen van offers aan Hem. God maakt het volk duidelijk waarop Hij recht heeft. In Numeri 15 heeft Hij ook over offers gesproken. Daar gaat het om offers die een vrijwillig karakter hebben en staan ze in contrast met een afvallig volk. De afval van het volk doet echter niets af van de mogelijkheid voor de enkele getrouwe om de HEERE offers te brengen als ze in het land aangekomen zullen zijn. Maar ook dan verbindt Hij Zijn voorwaarden aan de wijze waarop Hij de offers gebracht wil zien.
Hier gaat God spreken over een veelheid van offers in verbinding met de verschillende feesten die het volk in het land zal vieren. Het betreft voorschriften voor het volk als geheel. God gaat de feesten in hun volle omvang en heerlijkheid voorstellen. Het gaat alles om Hem. Dat is te zien aan de telkens terugkerende woorden “Mijn” en “Mij”. Het volk moet weten wat Hem toekomt. Hebben wij daar besef van?
Het gaat er hier niet om dat we de waarheid over de feesten kennen. De waarheid daarover vinden we in Leviticus 23. Daar vinden we wat de feesten betekenen. Wat dan nog geleerd moet worden, is wat God toekomt op elk van die stappen, bij elk van die feesten. En wat komt God toe? Deze hoofdstukken beschrijven een grote hoeveelheid brandoffers. Geen dankoffers, slechts enkele zondoffers, maar vooral brandoffers. Dat stelt het werk van de Heer Jezus voor in wat God daarvan genoten heeft, wat de Heer Jezus daarin aan God heeft gegeven. Wat we hier hebben, is dan ook het ‘materiaal’ voor een eeuwige aanbidding. We geven Hem in aanbidding wat Hij ons heeft gegeven in Zijn Zoon.
De veelheid van offers die in deze twee hoofdstukken voor onze aandacht wordt gebracht, geven een overweldigend getuigenis van het werk van de Heer Jezus. Al het handelen van God is daarop gegrond. En Hij wil dat wij daarvan steeds dieper onder de indruk komen en daarover met Hem spreken. Vandaar Zijn voorschrift er zorg voor te dragen Hem “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2) te brengen.
Zoals gezegd, spreekt God met ons over het alles overtreffende offer van Zijn Zoon in zijn grote rijkdom als wij aan het einde van onze woestijnervaringen gekomen zijn. Het is namelijk zo, dat hoe meer ervaring we in de woestijn hebben opgedaan over wie we zelf zijn en Wie Hij is, des te meer we er ook naar zullen verlangen Hem te eren en te aanbidden.
Verzen 1-2
Gebod om de HEERE offers te brengen
Na de verandering van het leiderschap dat van Mozes is overgegaan op Jozua, maakt God duidelijk dat overdracht van het leiderschap geen verandering tot gevolg heeft voor het brengen van offers aan Hem. God maakt het volk duidelijk waarop Hij recht heeft. In Numeri 15 heeft Hij ook over offers gesproken. Daar gaat het om offers die een vrijwillig karakter hebben en staan ze in contrast met een afvallig volk. De afval van het volk doet echter niets af van de mogelijkheid voor de enkele getrouwe om de HEERE offers te brengen als ze in het land aangekomen zullen zijn. Maar ook dan verbindt Hij Zijn voorwaarden aan de wijze waarop Hij de offers gebracht wil zien.
Hier gaat God spreken over een veelheid van offers in verbinding met de verschillende feesten die het volk in het land zal vieren. Het betreft voorschriften voor het volk als geheel. God gaat de feesten in hun volle omvang en heerlijkheid voorstellen. Het gaat alles om Hem. Dat is te zien aan de telkens terugkerende woorden “Mijn” en “Mij”. Het volk moet weten wat Hem toekomt. Hebben wij daar besef van?
Het gaat er hier niet om dat we de waarheid over de feesten kennen. De waarheid daarover vinden we in Leviticus 23. Daar vinden we wat de feesten betekenen. Wat dan nog geleerd moet worden, is wat God toekomt op elk van die stappen, bij elk van die feesten. En wat komt God toe? Deze hoofdstukken beschrijven een grote hoeveelheid brandoffers. Geen dankoffers, slechts enkele zondoffers, maar vooral brandoffers. Dat stelt het werk van de Heer Jezus voor in wat God daarvan genoten heeft, wat de Heer Jezus daarin aan God heeft gegeven. Wat we hier hebben, is dan ook het ‘materiaal’ voor een eeuwige aanbidding. We geven Hem in aanbidding wat Hij ons heeft gegeven in Zijn Zoon.
De veelheid van offers die in deze twee hoofdstukken voor onze aandacht wordt gebracht, geven een overweldigend getuigenis van het werk van de Heer Jezus. Al het handelen van God is daarop gegrond. En Hij wil dat wij daarvan steeds dieper onder de indruk komen en daarover met Hem spreken. Vandaar Zijn voorschrift er zorg voor te dragen Hem “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2) te brengen.
Zoals gezegd, spreekt God met ons over het alles overtreffende offer van Zijn Zoon in zijn grote rijkdom als wij aan het einde van onze woestijnervaringen gekomen zijn. Het is namelijk zo, dat hoe meer ervaring we in de woestijn hebben opgedaan over wie we zelf zijn en Wie Hij is, des te meer we er ook naar zullen verlangen Hem te eren en te aanbidden.
Verzen 3-8
Het dagelijks brandoffer
Het eerste offer waarover God spreekt, is het dagelijks brandoffer. Dat bestaat uit een schaap of een lam. Elke dag wordt er een lam in de morgen en een lam in de avond gebracht, dat wil zeggen “voortdurend” (Nm 28:4; 10; Ex 29:38). Het is de voortdurende voorstelling van de waarde van Christus. God wil graag dagelijks, dat wil zeggen onafgebroken, aan Christus herinnerd worden. Als we dat doen, verzekert ons dat er tevens van dat we Hem niet vergeten. We mogen daarin ook zien dat God ons, Zijn kinderen, aanziet in Zijn Zoon als het brandoffer.
Bij het brandoffer moet ook een graanoffer gebracht worden. Dat spreekt van het leven van de Heer Jezus. We mogen vertellen aan God dat díe Mens dat heerlijke werk volbracht. Het komt God toe. We mogen Hem danken voor alle goede dingen in de schepping, maar bovenal wil Hij van ons horen Wie de Heer Jezus is voor Hem.
Verzen 3-8
Het dagelijks brandoffer
Het eerste offer waarover God spreekt, is het dagelijks brandoffer. Dat bestaat uit een schaap of een lam. Elke dag wordt er een lam in de morgen en een lam in de avond gebracht, dat wil zeggen “voortdurend” (Nm 28:4; 10; Ex 29:38). Het is de voortdurende voorstelling van de waarde van Christus. God wil graag dagelijks, dat wil zeggen onafgebroken, aan Christus herinnerd worden. Als we dat doen, verzekert ons dat er tevens van dat we Hem niet vergeten. We mogen daarin ook zien dat God ons, Zijn kinderen, aanziet in Zijn Zoon als het brandoffer.
Bij het brandoffer moet ook een graanoffer gebracht worden. Dat spreekt van het leven van de Heer Jezus. We mogen vertellen aan God dat díe Mens dat heerlijke werk volbracht. Het komt God toe. We mogen Hem danken voor alle goede dingen in de schepping, maar bovenal wil Hij van ons horen Wie de Heer Jezus is voor Hem.
Verzen 9-10
Het brandoffer op de sabbatdag
Op de sabbatdag moeten extra offers worden gebracht. Het is het dubbele van wat dagelijks wordt gebracht. De dagelijkse kostbaarheid van Christus blijft tot in eeuwigheid dezelfde. Het vrederijk en de eeuwigheid bevestigen wat in de voorbije tijd elke dag door ons van Christus is gezien en wat altijd voor Gods aandacht heeft gestaan. Een toepassing kan zijn dat wij bij bepaalde gelegenheden, waarbij we bijzonder onder de indruk komen van Gods werk in Christus, Hem daarvoor des te krachtiger zullen eren.
Als de ware sabbat, dat wil zeggen de rust die het deel zal zijn van de schepping tijdens het duizendjarig vrederijk, is aangebroken, zal de aangename geur van het brandoffer in dubbele mate opstijgen. De waardering van het offer zal veel voller en wijder verspreid, in de hele schepping, aanwezig zijn.
De sabbat in geestelijke zin spreekt van de rust die God in het werk van de Heer Jezus heeft gevonden en die ook de gelovige in dat werk heeft gevonden. In een lied brengen we dat zo onder woorden: ‘Hij in Wie God Zelf kan rusten, is het rustpunt ook voor mij.’
Verzen 9-10
Het brandoffer op de sabbatdag
Op de sabbatdag moeten extra offers worden gebracht. Het is het dubbele van wat dagelijks wordt gebracht. De dagelijkse kostbaarheid van Christus blijft tot in eeuwigheid dezelfde. Het vrederijk en de eeuwigheid bevestigen wat in de voorbije tijd elke dag door ons van Christus is gezien en wat altijd voor Gods aandacht heeft gestaan. Een toepassing kan zijn dat wij bij bepaalde gelegenheden, waarbij we bijzonder onder de indruk komen van Gods werk in Christus, Hem daarvoor des te krachtiger zullen eren.
Als de ware sabbat, dat wil zeggen de rust die het deel zal zijn van de schepping tijdens het duizendjarig vrederijk, is aangebroken, zal de aangename geur van het brandoffer in dubbele mate opstijgen. De waardering van het offer zal veel voller en wijder verspreid, in de hele schepping, aanwezig zijn.
De sabbat in geestelijke zin spreekt van de rust die God in het werk van de Heer Jezus heeft gevonden en die ook de gelovige in dat werk heeft gevonden. In een lied brengen we dat zo onder woorden: ‘Hij in Wie God Zelf kan rusten, is het rustpunt ook voor mij.’
Verzen 11-15
Offers bij het Feest van nieuwe maan
Voordat we naar de offers kijken die we in deze verzen vinden ter gelegenheid van het Feest van nieuwe maan, is het goed om als inleiding op de feestoffers eerst een samenvatting te geven van de rest van het hoofdstuk en het hele volgende hoofdstuk (Numeri 28:11-29:40). Het gaat in dat gedeelte over de maandelijkse en jaarlijkse feesten en de offers die daarbij worden gebracht.
Ze vallen in twee series van drie feesten uiteen. De eerste serie kunnen we toepassen op de gemeente. Die feesten vinden een vervulling in de tegenwoordige tijd. De tweede serie kunnen we toepassen op Israël. Ze zullen hun vervulling vinden bij het herstel van Israël als Gods volk op aarde.
De eerste drie feesten horen bij elkaar. Dat kunnen we hieraan zien dat op deze feesten steeds dezelfde offers worden gebracht. Eén feest wordt gebracht op elke eerste dag van een nieuwe maand. De twee volgende feesten worden gebracht in de eerste helft van het jaar, één in de eerste maand en één in de derde maand. Op
1. het Feest van nieuwe maan (Nm 28:11-15),
2. het Feest van ongezuurde broden, direct volgend op het Pascha (Nm 28:16-25) en
3. het Wekenfeest of Pinksterfeest (Nm 28:26-31)
worden als offers gebracht:
1. twee jonge stieren als brandoffer; per stier wordt daaraan toegevoegd
a. een graanoffer van drie tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een halve hin wijn
2. één ram als brandoffer en
a. een graanoffer van twee tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een derde hin wijn
3. zeven gave eenjarige schapen als brandoffer met per schaap
a. een graanoffer van een tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een kwart hin wijn
4. een geitenbok als zondoffer
Hier zien we grotere brandoffers dan bij het dagelijks brandoffer en het brandoffer op de sabbat. Ter gelegenheid van de feesten worden geen lammeren of schapen als brandoffer gebracht, zoals wel gebeurt bij het dagelijks en wekelijks brandoffer, maar stieren. Het zijn ook grotere offers dan die welke bij de tweede serie worden gebracht. Daar is sprake van één stier, terwijl hier twee stieren worden gebracht. Bij deze drie feesten wordt tevens een ram als brandoffer gebracht. En telkens wordt er gesproken van zeven schapen of lammeren.
Al die offers spreken van de Heer Jezus:
1. De stier stelt voor hoe Hij in onweerstaanbare kracht Zijn weg naar het kruis is gegaan en Zich daar volkomen aan God heeft opgeofferd.
2. De ram stelt voor dat Hij dat heeft gedaan in volmaakte toewijding aan God.
3. Het schaap of het lam beeldt uit dat Hij het hele werk heeft volbracht zonder enige klacht, zonder enige terughoudendheid, volkomen gewillig. Het getal zeven onderstreept dat Hij een volkomen verlossing heeft bewerkt door Zijn werk aan het kruis. Hij is het “Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).
God wil dat we Hem die offers brengen als bewijs ook van onze erkenning en instemming met Zijn waardering van het offer van Zijn Zoon. Voor Israël zijn er dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse speciale gelegenheden om Hem te eren door een grote verscheidenheid aan offers die allemaal spreken van het grote werk dat Zijn Zoon heeft verricht en Hem te vertellen over de bijzondere Persoon Die Zijn Zoon is.
Het roept ons, kinderen van God, op om elke omstandigheid waarin we verkeren te maken tot een gelegenheid om God te danken (1Th 5:18). Als Hij alles voor ons is, zal ons dat niet moeilijk vallen. We zullen ons dan uitputten in het vertellen aan de Vader Wie de Heer Jezus voor ons is. We zullen, om dat te kunnen doen, de Schrift willen onderzoeken om steeds meer van de heerlijkheid van de Zoon te leren kennen.
Laten we nu kijken naar de Nm 28:11-15. De uitdrukking “het begin van elke maand” komt alleen hier in de vijf boeken van Mozes voor. Dat heeft mogelijk te doen met het feit dat het gaat om de ervaringen en veranderingen waaraan een volk in de woestijn onderhevig is. Steeds weer maakt God een nieuw begin mogelijk.
Het Feest van nieuwe maan spreekt van het nieuwe licht dat God op Zijn getuigenis op aarde laat schijnen, terwijl het nog nacht is. Dit getuigenis wordt nu gegeven door de gemeente op aarde, terwijl het in de wereld nacht is.
Dit getuigenis kan alleen gegeven worden op grond van het werk van de Heer Jezus als het brandoffer, dat is Zijn verheerlijking van God. De ram spreekt van de toewijding van de Heer Jezus. Hij is ons voorbeeld voor toewijding. Wij getuigen op aarde, waar de zonde nog aanwezig is. Vandaar dat er ook sprake is van een zondoffer, waarmee wordt aangegeven dat de Heer Jezus de macht van de zonde heeft tenietgedaan.
Verzen 11-15
Offers bij het Feest van nieuwe maan
Voordat we naar de offers kijken die we in deze verzen vinden ter gelegenheid van het Feest van nieuwe maan, is het goed om als inleiding op de feestoffers eerst een samenvatting te geven van de rest van het hoofdstuk en het hele volgende hoofdstuk (Numeri 28:11-29:40). Het gaat in dat gedeelte over de maandelijkse en jaarlijkse feesten en de offers die daarbij worden gebracht.
Ze vallen in twee series van drie feesten uiteen. De eerste serie kunnen we toepassen op de gemeente. Die feesten vinden een vervulling in de tegenwoordige tijd. De tweede serie kunnen we toepassen op Israël. Ze zullen hun vervulling vinden bij het herstel van Israël als Gods volk op aarde.
De eerste drie feesten horen bij elkaar. Dat kunnen we hieraan zien dat op deze feesten steeds dezelfde offers worden gebracht. Eén feest wordt gebracht op elke eerste dag van een nieuwe maand. De twee volgende feesten worden gebracht in de eerste helft van het jaar, één in de eerste maand en één in de derde maand. Op
1. het Feest van nieuwe maan (Nm 28:11-15),
2. het Feest van ongezuurde broden, direct volgend op het Pascha (Nm 28:16-25) en
3. het Wekenfeest of Pinksterfeest (Nm 28:26-31)
worden als offers gebracht:
1. twee jonge stieren als brandoffer; per stier wordt daaraan toegevoegd
a. een graanoffer van drie tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een halve hin wijn
2. één ram als brandoffer en
a. een graanoffer van twee tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een derde hin wijn
3. zeven gave eenjarige schapen als brandoffer met per schaap
a. een graanoffer van een tiende meelbloem met olie gemengd en
b. een drankoffer van een kwart hin wijn
4. een geitenbok als zondoffer
Hier zien we grotere brandoffers dan bij het dagelijks brandoffer en het brandoffer op de sabbat. Ter gelegenheid van de feesten worden geen lammeren of schapen als brandoffer gebracht, zoals wel gebeurt bij het dagelijks en wekelijks brandoffer, maar stieren. Het zijn ook grotere offers dan die welke bij de tweede serie worden gebracht. Daar is sprake van één stier, terwijl hier twee stieren worden gebracht. Bij deze drie feesten wordt tevens een ram als brandoffer gebracht. En telkens wordt er gesproken van zeven schapen of lammeren.
Al die offers spreken van de Heer Jezus:
1. De stier stelt voor hoe Hij in onweerstaanbare kracht Zijn weg naar het kruis is gegaan en Zich daar volkomen aan God heeft opgeofferd.
2. De ram stelt voor dat Hij dat heeft gedaan in volmaakte toewijding aan God.
3. Het schaap of het lam beeldt uit dat Hij het hele werk heeft volbracht zonder enige klacht, zonder enige terughoudendheid, volkomen gewillig. Het getal zeven onderstreept dat Hij een volkomen verlossing heeft bewerkt door Zijn werk aan het kruis. Hij is het “Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt” (Jh 1:29).
God wil dat we Hem die offers brengen als bewijs ook van onze erkenning en instemming met Zijn waardering van het offer van Zijn Zoon. Voor Israël zijn er dagelijkse, wekelijkse, maandelijkse en jaarlijkse speciale gelegenheden om Hem te eren door een grote verscheidenheid aan offers die allemaal spreken van het grote werk dat Zijn Zoon heeft verricht en Hem te vertellen over de bijzondere Persoon Die Zijn Zoon is.
Het roept ons, kinderen van God, op om elke omstandigheid waarin we verkeren te maken tot een gelegenheid om God te danken (1Th 5:18). Als Hij alles voor ons is, zal ons dat niet moeilijk vallen. We zullen ons dan uitputten in het vertellen aan de Vader Wie de Heer Jezus voor ons is. We zullen, om dat te kunnen doen, de Schrift willen onderzoeken om steeds meer van de heerlijkheid van de Zoon te leren kennen.
Laten we nu kijken naar de Nm 28:11-15. De uitdrukking “het begin van elke maand” komt alleen hier in de vijf boeken van Mozes voor. Dat heeft mogelijk te doen met het feit dat het gaat om de ervaringen en veranderingen waaraan een volk in de woestijn onderhevig is. Steeds weer maakt God een nieuw begin mogelijk.
Het Feest van nieuwe maan spreekt van het nieuwe licht dat God op Zijn getuigenis op aarde laat schijnen, terwijl het nog nacht is. Dit getuigenis wordt nu gegeven door de gemeente op aarde, terwijl het in de wereld nacht is.
Dit getuigenis kan alleen gegeven worden op grond van het werk van de Heer Jezus als het brandoffer, dat is Zijn verheerlijking van God. De ram spreekt van de toewijding van de Heer Jezus. Hij is ons voorbeeld voor toewijding. Wij getuigen op aarde, waar de zonde nog aanwezig is. Vandaar dat er ook sprake is van een zondoffer, waarmee wordt aangegeven dat de Heer Jezus de macht van de zonde heeft tenietgedaan.
Verzen 16-25
Offers bij het Feest van de ongezuurde broden
Het Pascha is de gedachtenis aan de verlossing uit Egypte. Het paaslam herinnert aan de dood van de Heer Jezus als noodzakelijk voor onze bevrijding uit de macht en slavernij van de satan, de zonde en de wereld, voorgesteld in de farao en Egypte. Het paaslam wordt hier niet genoemd. Het Pascha vloeit als het ware over in het Feest van de ongezuurde broden waarmee de nauwe verbinding tussen die twee wordt aangeduid.
In Lukas 22 wordt het zo gezegd: “Het Feest van de ongezuurde broden nu, Pascha geheten, was nabij” (Lk 22:1). De nadruk ligt op het Feest van de ongezuurde broden, maar aan het uitgangspunt ervan kan niet worden voorbijgegaan. Het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden vormen een eenheid en kunnen niet van elkaar gescheiden worden, hoewel ze wel van elkaar onderscheiden worden.
De verbinding tussen het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden heeft voor ons een belangrijke betekenis. Het Pascha spreekt ons van Christus (1Ko 5:7b). Het Feest van de ongezuurde broden betekent voor ons, voor wie Christus “is geslacht”, dat er in ons leven geen plaats mag zijn voor de zonde, waarvan zuurdeeg in de Schrift onveranderlijk een beeld is. Ons leven mag integendeel een feest zijn waarin oprechtheid en waarheid de glans van dit feest bepalen (1Ko 5:8).
De offers die op dit feest worden gebracht, bepalen ons erbij dat we dit feest alleen kunnen vieren omdat Hij is geweest wat in deze offers wordt voorgesteld. Als we deze offers brengen – en God vraagt dat van ons! – worden we er zelf ook steeds aan herinnerd wat de Heer Jezus is geweest en heeft gedaan voor God en dat wij alleen daardoor dit feest kunnen vieren.
Verzen 16-25
Offers bij het Feest van de ongezuurde broden
Het Pascha is de gedachtenis aan de verlossing uit Egypte. Het paaslam herinnert aan de dood van de Heer Jezus als noodzakelijk voor onze bevrijding uit de macht en slavernij van de satan, de zonde en de wereld, voorgesteld in de farao en Egypte. Het paaslam wordt hier niet genoemd. Het Pascha vloeit als het ware over in het Feest van de ongezuurde broden waarmee de nauwe verbinding tussen die twee wordt aangeduid.
In Lukas 22 wordt het zo gezegd: “Het Feest van de ongezuurde broden nu, Pascha geheten, was nabij” (Lk 22:1). De nadruk ligt op het Feest van de ongezuurde broden, maar aan het uitgangspunt ervan kan niet worden voorbijgegaan. Het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden vormen een eenheid en kunnen niet van elkaar gescheiden worden, hoewel ze wel van elkaar onderscheiden worden.
De verbinding tussen het Pascha en het Feest van de ongezuurde broden heeft voor ons een belangrijke betekenis. Het Pascha spreekt ons van Christus (1Ko 5:7b). Het Feest van de ongezuurde broden betekent voor ons, voor wie Christus “is geslacht”, dat er in ons leven geen plaats mag zijn voor de zonde, waarvan zuurdeeg in de Schrift onveranderlijk een beeld is. Ons leven mag integendeel een feest zijn waarin oprechtheid en waarheid de glans van dit feest bepalen (1Ko 5:8).
De offers die op dit feest worden gebracht, bepalen ons erbij dat we dit feest alleen kunnen vieren omdat Hij is geweest wat in deze offers wordt voorgesteld. Als we deze offers brengen – en God vraagt dat van ons! – worden we er zelf ook steeds aan herinnerd wat de Heer Jezus is geweest en heeft gedaan voor God en dat wij alleen daardoor dit feest kunnen vieren.
Verzen 26-31
Offers bij het Wekenfeest
Het Wekenfeest of Pinksterfeest volgt vijftig dagen, of zeven weken, na het Pascha, dat wil zeggen dat het in de derde maand wordt gevierd. Op dit feest worden de eerstelingen van de oogst als “een nieuw graanoffer” aan de HEERE gebracht.
Wat hier gebeurt, moet worden onderscheiden van de eerstelingsgarve die na het Pascha wordt gebracht (Lv 23:9-14). De eerstelingsgarve spreekt van de opstanding van Christus als de Eersteling uit de doden (1Ko 15:20). Het Feest van de eerstelingen of Pinksterfeest echter spreekt van wat er in Handelingen 2 plaatsvindt. Daar worden op het Pinksterfeest de gelovigen tot één lichaam gedoopt en ontstaat de gemeente (Hd 2:1-4). De gemeente is als lichaam verbonden aan Christus als het Hoofd en is “in zekere zin een eersteling van Zijn schepselen” (Jk 1:18).
Verzen 26-31
Offers bij het Wekenfeest
Het Wekenfeest of Pinksterfeest volgt vijftig dagen, of zeven weken, na het Pascha, dat wil zeggen dat het in de derde maand wordt gevierd. Op dit feest worden de eerstelingen van de oogst als “een nieuw graanoffer” aan de HEERE gebracht.
Wat hier gebeurt, moet worden onderscheiden van de eerstelingsgarve die na het Pascha wordt gebracht (Lv 23:9-14). De eerstelingsgarve spreekt van de opstanding van Christus als de Eersteling uit de doden (1Ko 15:20). Het Feest van de eerstelingen of Pinksterfeest echter spreekt van wat er in Handelingen 2 plaatsvindt. Daar worden op het Pinksterfeest de gelovigen tot één lichaam gedoopt en ontstaat de gemeente (Hd 2:1-4). De gemeente is als lichaam verbonden aan Christus als het Hoofd en is “in zekere zin een eersteling van Zijn schepselen” (Jk 1:18).