Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Ezechiël 30

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Dit hoofdstuk heeft twee oordeelsaankondigingen: het oordeel over Egypte (Ez 30:1-19) en het oordeel over de farao (Ez 30:20-26). Het eerste gedeelte kan in tweeën worden gedeeld: de Ez 30:1-12 gaan over de oordeelsdag voor heel Egypte; de Ez 30:13-19 gaan over het oordeel over de afzonderlijke steden van Egypte.

Inleiding

Dit hoofdstuk heeft twee oordeelsaankondigingen: het oordeel over Egypte (Ez 30:1-19) en het oordeel over de farao (Ez 30:20-26). Het eerste gedeelte kan in tweeën worden gedeeld: de Ez 30:1-12 gaan over de oordeelsdag voor heel Egypte; de Ez 30:13-19 gaan over het oordeel over de afzonderlijke steden van Egypte.

Verzen 1-12

De oordeelsdag over Egypte


Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 30:1). Hij krijgt de opdracht te weeklagen over de oordeelsdag die namens de HEERE over Egypte komt (Ez 30:2). Die oordeelsdag wordt “de dag van de HEERE” genoemd (Ez 30:3) en wordt als “nabij” gezien. Met deze uitdrukking wordt gewoonlijk de periode aangeduid die begint met het openlijk in handen nemen door de Heer Jezus van Zijn gezag en die uitmondt in het vrederijk. In engere zin ziet de dag van de HEERE op de eerste tijd van die periode, als Hij de wereld begint te oordelen, dat is na de opname van de gemeente en dan met name de tijd van de grote verdrukking.

Het oordeel over Egypte doet aan die dag denken en wijst ernaar vooruit. De donkere wolken duiden op zware onweersbuien en symboliseren de tijd van de aanstaande oordelen over de heidenvolken.

Het zwaard van de koning van Babel zal over Egypte komen wanneer de legers van Nebukadrezar Egypte binnenvallen (Ez 30:4). Hij zal velen met het zwaard doden. De slachting zal zo hevig zijn, dat het zuidelijk van Egypte gelegen Cusj door pijnscheuten zal worden bevangen wanneer de boodschap hen bereikt. Nebukadrezar zal Egypte van zijn overvloed beroven en zijn fundamenten afbreken, waardoor wederopbouw van het land niet mogelijk is.

Nebukadrezar zal ook afrekenen met mensen uit allerlei landen die Egypte steunen (Ez 30:5). Waarschijnlijk kunnen we hierbij denken aan huursoldaten uit die landen die Egypte heeft ingehuurd om sterker te staan tegen de koning van Babel. Met “de zonen uit het land van het verbond” worden mogelijk de naar Egypte gevluchte Judeeërs bedoeld. Maar allen “die Egypte ondersteunden, zullen vallen” (Ez 30:6). De trots van Egypte zal wegzinken en verdwijnen. Het land en de steden van Egypte zullen verwoest worden (Ez 30:7).

De HEERE zal Egypte aan het vuur van de verwoesting prijsgeven (Ez 30:8). Allen die Egypte helpen, zullen vermorzeld worden. Zo zullen ze weten dat Hij de HEERE is. Hij handelt met hen, waarbij Hij Nebukadrezar als Zijn werktuig gebruikt. De gevluchte Egyptenaren zullen als ware gezanten van de HEERE in schepen uitvaren naar buurlanden om te vertellen wat hun is overkomen van de HEERE (Ez 30:9). Het bericht van “de dag van Egypte”, dat is de dag dat het oordeel over Egypte komt – en die dag zal zeker komen! –, zal schrik en verlammende pijnscheuten veroorzaken bij allen die ervan horen.

Het instrument dat de HEERE zal gebruiken om Egypte te oordelen, is Nebukadrezar, de koning van Babel (Ez 30:10). Die zal een einde maken aan de menigte van Egypte. De legers van Nebukadrezar bestaan uit de gewelddadigste mensen uit de door hem overwonnen heidenvolken (Ez 30:11). De samenstelling van zijn leger staat garant voor een meedogenloze slachtpartij, waardoor het land te gronde wordt gericht en met gesneuvelden gevuld zal zijn.

Met “de … kwaaddoeners” en “de … vreemden” worden de Babyloniërs bedoeld (Ez 30:12). De HEERE gebruikt hun “hand” om verwoesting over Egypte te brengen. Zij zullen de rivieren, de Nijlarmen, droogleggen. Deze rivieren zorgen voor de vruchtbaarheid van het land. Als het water niet meer over het land kan worden gebracht, zal het verdorren en tot een woestijn worden. Zij zullen “het land en al wat het bevat, verwoesten”. Zo zal het gebeuren, want Hij, de HEERE, heeft het gesproken.

Verzen 1-12

De oordeelsdag over Egypte


Het woord van de HEERE komt tot Ezechiël (Ez 30:1). Hij krijgt de opdracht te weeklagen over de oordeelsdag die namens de HEERE over Egypte komt (Ez 30:2). Die oordeelsdag wordt “de dag van de HEERE” genoemd (Ez 30:3) en wordt als “nabij” gezien. Met deze uitdrukking wordt gewoonlijk de periode aangeduid die begint met het openlijk in handen nemen door de Heer Jezus van Zijn gezag en die uitmondt in het vrederijk. In engere zin ziet de dag van de HEERE op de eerste tijd van die periode, als Hij de wereld begint te oordelen, dat is na de opname van de gemeente en dan met name de tijd van de grote verdrukking.

Het oordeel over Egypte doet aan die dag denken en wijst ernaar vooruit. De donkere wolken duiden op zware onweersbuien en symboliseren de tijd van de aanstaande oordelen over de heidenvolken.

Het zwaard van de koning van Babel zal over Egypte komen wanneer de legers van Nebukadrezar Egypte binnenvallen (Ez 30:4). Hij zal velen met het zwaard doden. De slachting zal zo hevig zijn, dat het zuidelijk van Egypte gelegen Cusj door pijnscheuten zal worden bevangen wanneer de boodschap hen bereikt. Nebukadrezar zal Egypte van zijn overvloed beroven en zijn fundamenten afbreken, waardoor wederopbouw van het land niet mogelijk is.

Nebukadrezar zal ook afrekenen met mensen uit allerlei landen die Egypte steunen (Ez 30:5). Waarschijnlijk kunnen we hierbij denken aan huursoldaten uit die landen die Egypte heeft ingehuurd om sterker te staan tegen de koning van Babel. Met “de zonen uit het land van het verbond” worden mogelijk de naar Egypte gevluchte Judeeërs bedoeld. Maar allen “die Egypte ondersteunden, zullen vallen” (Ez 30:6). De trots van Egypte zal wegzinken en verdwijnen. Het land en de steden van Egypte zullen verwoest worden (Ez 30:7).

De HEERE zal Egypte aan het vuur van de verwoesting prijsgeven (Ez 30:8). Allen die Egypte helpen, zullen vermorzeld worden. Zo zullen ze weten dat Hij de HEERE is. Hij handelt met hen, waarbij Hij Nebukadrezar als Zijn werktuig gebruikt. De gevluchte Egyptenaren zullen als ware gezanten van de HEERE in schepen uitvaren naar buurlanden om te vertellen wat hun is overkomen van de HEERE (Ez 30:9). Het bericht van “de dag van Egypte”, dat is de dag dat het oordeel over Egypte komt – en die dag zal zeker komen! –, zal schrik en verlammende pijnscheuten veroorzaken bij allen die ervan horen.

Het instrument dat de HEERE zal gebruiken om Egypte te oordelen, is Nebukadrezar, de koning van Babel (Ez 30:10). Die zal een einde maken aan de menigte van Egypte. De legers van Nebukadrezar bestaan uit de gewelddadigste mensen uit de door hem overwonnen heidenvolken (Ez 30:11). De samenstelling van zijn leger staat garant voor een meedogenloze slachtpartij, waardoor het land te gronde wordt gericht en met gesneuvelden gevuld zal zijn.

Met “de … kwaaddoeners” en “de … vreemden” worden de Babyloniërs bedoeld (Ez 30:12). De HEERE gebruikt hun “hand” om verwoesting over Egypte te brengen. Zij zullen de rivieren, de Nijlarmen, droogleggen. Deze rivieren zorgen voor de vruchtbaarheid van het land. Als het water niet meer over het land kan worden gebracht, zal het verdorren en tot een woestijn worden. Zij zullen “het land en al wat het bevat, verwoesten”. Zo zal het gebeuren, want Hij, de HEERE, heeft het gesproken.

Verzen 13-19

Oordeel over de steden van Egypte


Vanaf Ez 30:13 gaat het over het oordeel over de steden van Egypte. Elke stad heeft zijn eigen goden en tempels. De HEERE laat zien dat geen enkele god in Egypte machtig genoeg is om het tegen Hem op te nemen. Hij laat ook zien dat Hij anders is dan de andere goden, omdat Jeruzalem is verwoest en Hij desondanks de macht heeft om Egypte te verwoesten.

Hij begint met een woord over de vernietiging van “de stinkgoden” en “de afgoden” (Ez 30:13). De Egyptenaren steunen op deze goden, zoals ook Gods volk dat heeft gedaan. De waardeloosheid van deze goden blijkt. De dwaasheid om erop te vertrouwen wordt aangetoond. Als de afgoden verdwenen zijn, zullen de Egyptenaren geen demonen meer raadplegen. Ook zal er geen menselijke leiding, “vorst”, meer zijn, want ook de vorsten zijn gedood. Die situatie zal vrees veroorzaken in Egypte, een vrees die God op dat volk zal leggen, wat Zijn verhevenheid boven dat volk nog meer nadruk geeft.

In de Ez 30:14-18 worden diverse Egyptische steden genoemd die speciale voorwerpen van Gods oordeel zijn. God gebruikt een grote verscheidenheid aan woorden om uitdrukking te geven aan wat Hij zal doen en wat het zal veroorzaken. Er is in deze verzen sprake van:
1. verwoesten (vgl. Lv 26:32; Hs 2:11),
2. aan het vuur prijsgeven (Ez 30:14; 16),
3. strafgerichten voltrekken (Ez 30:14; 19),
4. grimmigheid uitstorten (Ez 14:19; Ez 30:15),
5. uitroeien (Ez 14:13; 17; Ez 21:3; Ez 25:13; 16; Ez 29:8; Ez 30:15; Ez 35:7),
6. ineenkrimpen (Js 26:17; Ez 30:16),
7. opengescheurd worden,
8. dagelijks in nood zijn,
9. door het zwaard vallen (Ez 5:12; Ez 17:21; Ez 30:17; Ez 33:27),
10. in gevangenschap gaan (Ez 30:17-18).

“Sin”, dé vesting van Egypte (Ez 30:15), maakt geen indruk op Nebukadrezar, evenmin als een menigte of jeugdige kracht of jeugdige schoonheid (Ez 30:17). Hij zal het juk van de macht verbreken waarmee Egypte andere landen aan zich heeft onderworpen (Ez 30:18). Van de “sterke trots” van Egypte zal niets overblijven. Over Egypte zal een wolk van rampspoed en ellende zijn neergedaald, waardoor van haar oorspronkelijke aantrekkelijkheid niets meer herkenbaar is. Dat wordt nog onderstreept door het in gevangenschap gaan van zijn dochters, waarmee ook het perspectief van een herstel verdwijnt.

Al deze oordeelshandelingen, die als strafgerichten over Egypte komen, worden door de HEERE verricht (Ez 30:19). Hierdoor zullen ze weten dat Hij de HEERE is.

Verzen 13-19

Oordeel over de steden van Egypte


Vanaf Ez 30:13 gaat het over het oordeel over de steden van Egypte. Elke stad heeft zijn eigen goden en tempels. De HEERE laat zien dat geen enkele god in Egypte machtig genoeg is om het tegen Hem op te nemen. Hij laat ook zien dat Hij anders is dan de andere goden, omdat Jeruzalem is verwoest en Hij desondanks de macht heeft om Egypte te verwoesten.

Hij begint met een woord over de vernietiging van “de stinkgoden” en “de afgoden” (Ez 30:13). De Egyptenaren steunen op deze goden, zoals ook Gods volk dat heeft gedaan. De waardeloosheid van deze goden blijkt. De dwaasheid om erop te vertrouwen wordt aangetoond. Als de afgoden verdwenen zijn, zullen de Egyptenaren geen demonen meer raadplegen. Ook zal er geen menselijke leiding, “vorst”, meer zijn, want ook de vorsten zijn gedood. Die situatie zal vrees veroorzaken in Egypte, een vrees die God op dat volk zal leggen, wat Zijn verhevenheid boven dat volk nog meer nadruk geeft.

In de Ez 30:14-18 worden diverse Egyptische steden genoemd die speciale voorwerpen van Gods oordeel zijn. God gebruikt een grote verscheidenheid aan woorden om uitdrukking te geven aan wat Hij zal doen en wat het zal veroorzaken. Er is in deze verzen sprake van:
1. verwoesten (vgl. Lv 26:32; Hs 2:11),
2. aan het vuur prijsgeven (Ez 30:14; 16),
3. strafgerichten voltrekken (Ez 30:14; 19),
4. grimmigheid uitstorten (Ez 14:19; Ez 30:15),
5. uitroeien (Ez 14:13; 17; Ez 21:3; Ez 25:13; 16; Ez 29:8; Ez 30:15; Ez 35:7),
6. ineenkrimpen (Js 26:17; Ez 30:16),
7. opengescheurd worden,
8. dagelijks in nood zijn,
9. door het zwaard vallen (Ez 5:12; Ez 17:21; Ez 30:17; Ez 33:27),
10. in gevangenschap gaan (Ez 30:17-18).

“Sin”, dé vesting van Egypte (Ez 30:15), maakt geen indruk op Nebukadrezar, evenmin als een menigte of jeugdige kracht of jeugdige schoonheid (Ez 30:17). Hij zal het juk van de macht verbreken waarmee Egypte andere landen aan zich heeft onderworpen (Ez 30:18). Van de “sterke trots” van Egypte zal niets overblijven. Over Egypte zal een wolk van rampspoed en ellende zijn neergedaald, waardoor van haar oorspronkelijke aantrekkelijkheid niets meer herkenbaar is. Dat wordt nog onderstreept door het in gevangenschap gaan van zijn dochters, waarmee ook het perspectief van een herstel verdwijnt.

Al deze oordeelshandelingen, die als strafgerichten over Egypte komen, worden door de HEERE verricht (Ez 30:19). Hierdoor zullen ze weten dat Hij de HEERE is.

Verzen 20-26

Het oordeel over de farao


In het elfde jaar, dat is het jaar van de val van Jeruzalem, komt het woord van de HEERE tot Ezechiël (Ez 30:20). De HEERE vertelt hem dat Hij de arm, een beeld van kracht, van de farao heeft gebroken (Ez 30:21). De farao heeft geen kracht meer in zijn arm om het zwaard te hanteren. Die kracht komt ook niet terug, want zijn arm zal niet behandeld worden om te genezen. Omdat die breuk niet zal herstellen, zal hij niet sterk genoeg kunnen worden om nog enige kracht te ontplooien.

Ook het restant aan macht zal de HEERE verbreken (Ez 30:22). Beide armen zullen gebroken zijn, zodat hij het zwaard niet eens meer kan vasthouden, laat staan het gebruiken. Hergroeperen zal er ook niet bij zijn, want de HEERE zal de Egyptenaren verstrooien onder de heidenvolken (Ez 30:23).

Daarentegen zal de HEERE de armen van de koning van Babel sterk maken (Ez 30:24). Hij zal hem ook Zijn zwaard in zijn hand geven. De armen van de farao zijn door Hem gebroken, krachteloos gemaakt, zodat hij zich niet tegen de koning van Babel kan verzetten. Hij zal voor de koning van Babel kermen als een dodelijk gewonde.

Nog eens zegt de HEERE dat Hij de armen van de koning van Babel sterk zal maken en dat de armen van de farao krachteloos zullen neervallen (Ez 30:25). Als Nebukadrezar Egypte zal slaan met het zwaard dat de HEERE hem heeft gegeven, zullen ze weten dat Hij de HEERE is. Dat Hij de HEERE is, zullen ze ook weten wanneer Hij hen onder de heidenvolken verspreidt en over de landen verstrooit (Ez 30:26). Het is ook van belang dat Israël dit weet, opdat ze nooit meer op Egypte zullen vertrouwen.

Verzen 20-26

Het oordeel over de farao


In het elfde jaar, dat is het jaar van de val van Jeruzalem, komt het woord van de HEERE tot Ezechiël (Ez 30:20). De HEERE vertelt hem dat Hij de arm, een beeld van kracht, van de farao heeft gebroken (Ez 30:21). De farao heeft geen kracht meer in zijn arm om het zwaard te hanteren. Die kracht komt ook niet terug, want zijn arm zal niet behandeld worden om te genezen. Omdat die breuk niet zal herstellen, zal hij niet sterk genoeg kunnen worden om nog enige kracht te ontplooien.

Ook het restant aan macht zal de HEERE verbreken (Ez 30:22). Beide armen zullen gebroken zijn, zodat hij het zwaard niet eens meer kan vasthouden, laat staan het gebruiken. Hergroeperen zal er ook niet bij zijn, want de HEERE zal de Egyptenaren verstrooien onder de heidenvolken (Ez 30:23).

Daarentegen zal de HEERE de armen van de koning van Babel sterk maken (Ez 30:24). Hij zal hem ook Zijn zwaard in zijn hand geven. De armen van de farao zijn door Hem gebroken, krachteloos gemaakt, zodat hij zich niet tegen de koning van Babel kan verzetten. Hij zal voor de koning van Babel kermen als een dodelijk gewonde.

Nog eens zegt de HEERE dat Hij de armen van de koning van Babel sterk zal maken en dat de armen van de farao krachteloos zullen neervallen (Ez 30:25). Als Nebukadrezar Egypte zal slaan met het zwaard dat de HEERE hem heeft gegeven, zullen ze weten dat Hij de HEERE is. Dat Hij de HEERE is, zullen ze ook weten wanneer Hij hen onder de heidenvolken verspreidt en over de landen verstrooit (Ez 30:26). Het is ook van belang dat Israël dit weet, opdat ze nooit meer op Egypte zullen vertrouwen.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Ezekiel 30". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/ezekiel-30.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile