Lectionary Calendar
Friday, May 3rd, 2024
the Fifth Week after Easter
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Exodus 30

Kingcomments op de hele BijbelKingcomments

Search for…
Enter query below:

Verzen 1-10

Het reukofferaltaar


In dit hoofdstuk komen de voorwerpen aan de orde die nodig zijn om als priester tot God te naderen. Het begint met het reukofferaltaar. Het reukofferaltaar is het tweede altaar. Het staat in het heilige, vlak voor het voorhangsel. Het eerste altaar, het brandofferaltaar, staat in de voorhof. Het brandofferaltaar is van koper, het reukofferaltaar is van goud. Koper spreekt van de gerechtigheid van God, goud spreekt van de heerlijkheid van God.

Het reukwerk stelt gebed en aanbidding voor (Ps 141:2; Op 5:8). Het altaar is een beeld van de Heer Jezus. Hij brengt ons reukwerk, dat zijn onze gebeden en aanbidding, bij God (Op 8:3-4), waardoor het voor God aangenaam wordt. Dat het altaar “vóór het verzoendeksel” wordt geplaatst, herinnert ook aan de Heer Jezus als de Voorspraak bij de Vader: “Als iemand zondigt, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1Jh 2:1).

De maten van het reukofferaltaar zijn kleiner dan die van het brandofferaltaar. Het brandofferaltaar is er dan ook voor alle mensen: iedereen kan behouden worden op grond van het werk van de Heer Jezus. Het reukofferaltaar is alleen voor hen die behouden zijn, die als priesters met aanbidding tot God kunnen naderen.

De draagstokken wijzen erop dat het een dienst is die in de woestijn plaatsvindt. We mogen in de geest ingaan in het heiligdom, terwijl onze voeten nog op aarde staan.

Het offeren van het reukwerk wordt direct verbonden aan het aansteken van de lampen door Aäron. Dat spreekt ervan dat Goddelijk licht nodig is om God te aanbidden. We moeten weten hoe Hij wil dat we Hem aanbidden (Jh 4:24). Er mag niets bij zijn van onszelf, van onze eigen gedachten. God wil van ons over Zijn Zoon horen wat Hij in Hem ziet. In Zijn Woord heeft Hij bekendgemaakt hoe Hij over Zijn Zoon denkt (Mt 3:17; Mt 17:5). Door Zijn Geest mogen wij dat ook zien.

Verzen 1-10

Het reukofferaltaar


In dit hoofdstuk komen de voorwerpen aan de orde die nodig zijn om als priester tot God te naderen. Het begint met het reukofferaltaar. Het reukofferaltaar is het tweede altaar. Het staat in het heilige, vlak voor het voorhangsel. Het eerste altaar, het brandofferaltaar, staat in de voorhof. Het brandofferaltaar is van koper, het reukofferaltaar is van goud. Koper spreekt van de gerechtigheid van God, goud spreekt van de heerlijkheid van God.

Het reukwerk stelt gebed en aanbidding voor (Ps 141:2; Op 5:8). Het altaar is een beeld van de Heer Jezus. Hij brengt ons reukwerk, dat zijn onze gebeden en aanbidding, bij God (Op 8:3-4), waardoor het voor God aangenaam wordt. Dat het altaar “vóór het verzoendeksel” wordt geplaatst, herinnert ook aan de Heer Jezus als de Voorspraak bij de Vader: “Als iemand zondigt, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige” (1Jh 2:1).

De maten van het reukofferaltaar zijn kleiner dan die van het brandofferaltaar. Het brandofferaltaar is er dan ook voor alle mensen: iedereen kan behouden worden op grond van het werk van de Heer Jezus. Het reukofferaltaar is alleen voor hen die behouden zijn, die als priesters met aanbidding tot God kunnen naderen.

De draagstokken wijzen erop dat het een dienst is die in de woestijn plaatsvindt. We mogen in de geest ingaan in het heiligdom, terwijl onze voeten nog op aarde staan.

Het offeren van het reukwerk wordt direct verbonden aan het aansteken van de lampen door Aäron. Dat spreekt ervan dat Goddelijk licht nodig is om God te aanbidden. We moeten weten hoe Hij wil dat we Hem aanbidden (Jh 4:24). Er mag niets bij zijn van onszelf, van onze eigen gedachten. God wil van ons over Zijn Zoon horen wat Hij in Hem ziet. In Zijn Woord heeft Hij bekendgemaakt hoe Hij over Zijn Zoon denkt (Mt 3:17; Mt 17:5). Door Zijn Geest mogen wij dat ook zien.

Verzen 11-16

De heffing bij de telling


De heffing bij de telling laat zien ten behoeve van wie de priesterdienst wordt uitgeoefend: een verlost volk. Bij de telling komt ieder mens persoonlijk voor Gods aangezicht. Dat betekent oordeel omdat de mens een zondaar is. Maar dat oordeel gaat voorbij aan hen voor wie is betaald.

Hier gaat het niet om bloed, maar om geld. Bloed spreekt van verzoening. Geld wordt betaald als een erkenning van het recht dat God op ieder heeft, hier in het bijzonder in verbinding met het heiligdom.

Bij deze heffing is het bedrag voor iedereen gelijk. De arme en de rijke betalen evenveel. Er is bij God geen aanzien des persoons (Hd 10:34; Jb 34:19). Ieder kind van God moet zich bewust zijn van het volle recht dat God op hem heeft, of hij nu pas bekeerd is of al langer de Heer kent, of hij nu veel of nog maar weinig van de Heer Jezus weet (Sp 22:2).

Eens heeft David het volk geteld. Na die telling is er een plaag over het volk gekomen. De oorzaak ervan is dat hij de sterkte van zijn volk heeft willen weten voor zichzelf. Hij is de heffing vergeten, waarin de erkenning van het recht dat God op Zijn volk heeft tot uitdrukking wordt gebracht (1Kr 21:1-28).

Verzen 11-16

De heffing bij de telling


De heffing bij de telling laat zien ten behoeve van wie de priesterdienst wordt uitgeoefend: een verlost volk. Bij de telling komt ieder mens persoonlijk voor Gods aangezicht. Dat betekent oordeel omdat de mens een zondaar is. Maar dat oordeel gaat voorbij aan hen voor wie is betaald.

Hier gaat het niet om bloed, maar om geld. Bloed spreekt van verzoening. Geld wordt betaald als een erkenning van het recht dat God op ieder heeft, hier in het bijzonder in verbinding met het heiligdom.

Bij deze heffing is het bedrag voor iedereen gelijk. De arme en de rijke betalen evenveel. Er is bij God geen aanzien des persoons (Hd 10:34; Jb 34:19). Ieder kind van God moet zich bewust zijn van het volle recht dat God op hem heeft, of hij nu pas bekeerd is of al langer de Heer kent, of hij nu veel of nog maar weinig van de Heer Jezus weet (Sp 22:2).

Eens heeft David het volk geteld. Na die telling is er een plaag over het volk gekomen. De oorzaak ervan is dat hij de sterkte van zijn volk heeft willen weten voor zichzelf. Hij is de heffing vergeten, waarin de erkenning van het recht dat God op Zijn volk heeft tot uitdrukking wordt gebracht (1Kr 21:1-28).

Verzen 17-21

Het wasvat


Het wasvat laat zien onder welke voorwaarde de priesterdienst wordt uitgeoefend. Bij deze reiniging gaat het niet om de reiniging van de zondaar. In het wasvat worden alleen de handen en de voeten gewassen, terwijl de zondaar geheel gewassen moet worden. Dat is bij de priester al gebeurd (Ex 29:4). Het gaat hier om de dagelijkse reiniging, omdat we dagelijks bezoedeld worden vanwege onze wandel door de wereld.

Er zijn vier reinigingen van de gelovige:
1. De ergste vorm van verontreiniging is die vanwege een zonde die we hebben toegelaten in ons leven. Reiniging daarvan gebeurt door een zondoffer (Lv 4:1-35). We moeten die zonde belijden, wat inhoudt dat we opnieuw inzien en erkennen dat de Heer Jezus voor die zonde in de dood heeft moeten gaan.
2. De tweede verontreiniging ontstaat door aanraking met de dood. Numeri 19 geeft aan hoe we daarvan gereinigd kunnen worden (Nm 19:1-22). Dit is het geval als we bij ons gaan door de wereld dingen zien of horen die onze geest bevuilen. Dan is er reinigingswater nodig. Door het lezen van Gods Woord worden we rein.
3. De derde vorm is het zelfonderzoek in het licht van Gods Woord voordat we het heiligdom binnengaan om priesterdienst te doen. Dat zien we in het wasvat.
4. De vierde vorm heeft te maken met een nog hogere vorm van gemeenschap, die met de Vader en de Zoon. Daarvan is geen beeld in het Oude Testament. Daarvoor zien we de Heer Jezus bezig in Johannes 13 (Jh 13:1-11) om de Zijnen deel te geven met Hem (Jh 13:8b).

Van het wasvat worden geen afmetingen gegeven. Dat wijst erop dat er geen grens is aan Gods mogelijkheden en geduld om te reinigen.

Verzen 17-21

Het wasvat


Het wasvat laat zien onder welke voorwaarde de priesterdienst wordt uitgeoefend. Bij deze reiniging gaat het niet om de reiniging van de zondaar. In het wasvat worden alleen de handen en de voeten gewassen, terwijl de zondaar geheel gewassen moet worden. Dat is bij de priester al gebeurd (Ex 29:4). Het gaat hier om de dagelijkse reiniging, omdat we dagelijks bezoedeld worden vanwege onze wandel door de wereld.

Er zijn vier reinigingen van de gelovige:
1. De ergste vorm van verontreiniging is die vanwege een zonde die we hebben toegelaten in ons leven. Reiniging daarvan gebeurt door een zondoffer (Lv 4:1-35). We moeten die zonde belijden, wat inhoudt dat we opnieuw inzien en erkennen dat de Heer Jezus voor die zonde in de dood heeft moeten gaan.
2. De tweede verontreiniging ontstaat door aanraking met de dood. Numeri 19 geeft aan hoe we daarvan gereinigd kunnen worden (Nm 19:1-22). Dit is het geval als we bij ons gaan door de wereld dingen zien of horen die onze geest bevuilen. Dan is er reinigingswater nodig. Door het lezen van Gods Woord worden we rein.
3. De derde vorm is het zelfonderzoek in het licht van Gods Woord voordat we het heiligdom binnengaan om priesterdienst te doen. Dat zien we in het wasvat.
4. De vierde vorm heeft te maken met een nog hogere vorm van gemeenschap, die met de Vader en de Zoon. Daarvan is geen beeld in het Oude Testament. Daarvoor zien we de Heer Jezus bezig in Johannes 13 (Jh 13:1-11) om de Zijnen deel te geven met Hem (Jh 13:8b).

Van het wasvat worden geen afmetingen gegeven. Dat wijst erop dat er geen grens is aan Gods mogelijkheden en geduld om te reinigen.

Verzen 22-33

De heilige zalfolie


De heilige zalfolie stelt de Heilige Geest voor (1Jh 2:20; 27). De verschillende specerijen zien op de heerlijkheden van Christus. Die heerlijkheden worden openbaar in gelovigen die de genadegave gebruiken die ze van de Geest ontvangen hebben. Waar de Heilige Geest in en onder de gelovigen werkt, zal dat een kostelijke geur verspreiden (Ps 133:1-2). Waar Hij werkt, wordt de heerlijkheid van Christus openbaar.

Alle voorwerpen van de tabernakel worden pas gebruikt nadat ze gezalfd zijn. Alles in de dienst voor God heeft alleen waarde als het gebeurt als een werk van de Heilige Geest. Er kan niets tot God komen wat niet van Hem komt (vgl. 1Kr 29:14b), en in wat tot Hem komt, moet Christus aanwezig zijn (Jh 5:23b). In onze dienst moet in elk element ervan de heerlijkheid van Christus zichtbaar worden.

Alleen wat aan God geheiligd is, mag met deze olie worden gezalfd. Mensen die geen leven uit God hebben, kunnen de indruk wekken dat zij in dienst van God staan. Er kunnen ook elementen in een dienst aan God zijn die wel de schijn hebben gezalfd te zijn, maar het niet zijn. We herkennen mensen die schijnbaar een dienst voor God doen bijvoorbeeld in vrijzinnige theologen; de schijnbaar gezalfde elementen herkennen we bijvoorbeeld in het prediken van de alverzoening. Het is allebei kwaad in de ogen van God. Het mag in de dienst aan Hem geen plaats hebben en moet worden uitgeroeid.

Verzen 22-33

De heilige zalfolie


De heilige zalfolie stelt de Heilige Geest voor (1Jh 2:20; 27). De verschillende specerijen zien op de heerlijkheden van Christus. Die heerlijkheden worden openbaar in gelovigen die de genadegave gebruiken die ze van de Geest ontvangen hebben. Waar de Heilige Geest in en onder de gelovigen werkt, zal dat een kostelijke geur verspreiden (Ps 133:1-2). Waar Hij werkt, wordt de heerlijkheid van Christus openbaar.

Alle voorwerpen van de tabernakel worden pas gebruikt nadat ze gezalfd zijn. Alles in de dienst voor God heeft alleen waarde als het gebeurt als een werk van de Heilige Geest. Er kan niets tot God komen wat niet van Hem komt (vgl. 1Kr 29:14b), en in wat tot Hem komt, moet Christus aanwezig zijn (Jh 5:23b). In onze dienst moet in elk element ervan de heerlijkheid van Christus zichtbaar worden.

Alleen wat aan God geheiligd is, mag met deze olie worden gezalfd. Mensen die geen leven uit God hebben, kunnen de indruk wekken dat zij in dienst van God staan. Er kunnen ook elementen in een dienst aan God zijn die wel de schijn hebben gezalfd te zijn, maar het niet zijn. We herkennen mensen die schijnbaar een dienst voor God doen bijvoorbeeld in vrijzinnige theologen; de schijnbaar gezalfde elementen herkennen we bijvoorbeeld in het prediken van de alverzoening. Het is allebei kwaad in de ogen van God. Het mag in de dienst aan Hem geen plaats hebben en moet worden uitgeroeid.

Verzen 34-38

Het heilige reukwerk


De zalfolie is voor de dienst, het reukwerk is direct voor God. Het is de toegevoegde waarde aan de offers. Het offer van de Heer Jezus is daarom zo aangenaam voor God omdat Hij het heeft gebracht. De heerlijkheid van Zijn Persoon maakte het offer zo volmaakt welgevallig.

Alles bij Hem is volmaakt in evenwicht, alles is “in gelijke hoeveelheden”. Hij toont volmaakte liefde waar dat nodig is en volmaakte heiligheid waar dat nodig is. God wil daaraan door ons herinnerd worden.

Wij kunnen slechts per ‘deel’ naar Hem kijken. Ons kennen is ten dele, dat wil zeggen in delen of stuksgewijs (1Ko 13:12). Wij moeten steeds een deel apart bekijken en zijn niet in staat om alles in zijn volle omvang te kennen. Alleen God ziet alle delen in hun volkomen samenhang: niemand kent de Zoon dan de Vader (Mt 11:27a). Wij mogen er wel van genieten. Als wij dit reukwerk aan God offeren, aan Hem vertellen over de volmaaktheden van Zijn Zoon, ruiken wij er ook de heerlijkheid van.

Evenals bij de zalfolie verbiedt de HEERE ook bij het reukwerk dat de mens er iets van voor zichzelf maakt. Het is heilig voor de HEERE, wat betekent dat het alleen voor Hem bestemd is. Bij wie zelf wil schitteren met wat hij van de Heer Jezus heeft gezien, zal de zonde zich openbaren. Zo iemand moet uit het midden van de gelovigen worden weggedaan (1Ko 5:13b).

In beeld zien we dat bij koning Uzzia. Hij wil tegen het uitdrukkelijke gebod van de HEERE in reukwerk offeren. Dan breekt er melaatsheid aan zijn voorhoofd uit en wordt hij verdreven uit de tempel (2Kr 26:16-21). Namaak in de dienst aan God zet Zijn rechten en verlangens opzij. Dat kan Hij niet ongestraft laten.

Verzen 34-38

Het heilige reukwerk


De zalfolie is voor de dienst, het reukwerk is direct voor God. Het is de toegevoegde waarde aan de offers. Het offer van de Heer Jezus is daarom zo aangenaam voor God omdat Hij het heeft gebracht. De heerlijkheid van Zijn Persoon maakte het offer zo volmaakt welgevallig.

Alles bij Hem is volmaakt in evenwicht, alles is “in gelijke hoeveelheden”. Hij toont volmaakte liefde waar dat nodig is en volmaakte heiligheid waar dat nodig is. God wil daaraan door ons herinnerd worden.

Wij kunnen slechts per ‘deel’ naar Hem kijken. Ons kennen is ten dele, dat wil zeggen in delen of stuksgewijs (1Ko 13:12). Wij moeten steeds een deel apart bekijken en zijn niet in staat om alles in zijn volle omvang te kennen. Alleen God ziet alle delen in hun volkomen samenhang: niemand kent de Zoon dan de Vader (Mt 11:27a). Wij mogen er wel van genieten. Als wij dit reukwerk aan God offeren, aan Hem vertellen over de volmaaktheden van Zijn Zoon, ruiken wij er ook de heerlijkheid van.

Evenals bij de zalfolie verbiedt de HEERE ook bij het reukwerk dat de mens er iets van voor zichzelf maakt. Het is heilig voor de HEERE, wat betekent dat het alleen voor Hem bestemd is. Bij wie zelf wil schitteren met wat hij van de Heer Jezus heeft gezien, zal de zonde zich openbaren. Zo iemand moet uit het midden van de gelovigen worden weggedaan (1Ko 5:13b).

In beeld zien we dat bij koning Uzzia. Hij wil tegen het uitdrukkelijke gebod van de HEERE in reukwerk offeren. Dan breekt er melaatsheid aan zijn voorhoofd uit en wordt hij verdreven uit de tempel (2Kr 26:16-21). Namaak in de dienst aan God zet Zijn rechten en verlangens opzij. Dat kan Hij niet ongestraft laten.

Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op Exodus 30". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://studylight.org/commentaries/dut/kng/exodus-30.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
adsFree icon
Ads FreeProfile