Lectionary Calendar
Tuesday, November 5th, 2024
the Week of Proper 26 / Ordinary 31
the Week of Proper 26 / Ordinary 31
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Kingcomments op de hele Bijbel Kingcomments
Auteursrechtverklaring
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Kingcomments op de hele Bijbel © 2021 G. de Koning. Alle rechten voorbehouden. Gebruikt met toestemming van de auteur.
Niets uit de uitgaven mag - anders dan voor eigen gebruik - worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland, of de auteur.
Bibliografische Informatie
de Koning, Ger. Commentaar op 1 Corinthians 16". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/commentaries/dut/kng/1-corinthians-16.html. 'Stichting Titus' / 'Stichting Uitgeverij Daniël', Zwolle, Nederland. 2021.
de Koning, Ger. Commentaar op 1 Corinthians 16". "Kingcomments op de hele Bijbel". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Verzen 1-9
Inzameling en reisplannen
1Ko 16:1. Paulus besluit zijn brief met een paar praktische aanwijzingen over een collecte, een inzameling van geld. Het lijkt een soort aanhangsel te zijn waarin hij nog even iets kwijt wil wat niet zo belangrijk is. Toch is dat schijn. Wat hij hier zegt, raakt je portemonnee. Er is wel eens gezegd dat het laatste wat van een Nederlander bekeerd wordt, zijn portemonnee is. De grapjes die onze zuiderburen over de gierigheid van de Nederlander maken, zijn ook niet uit de lucht gegrepen. Er zijn overigens maar weinig mensen die zich helemaal niet druk maken over het ‘slijk der aarde’. Iedereen wil er zoveel mogelijk van hebben. De loterijen en andere kansspelen bewijzen dat het verschijnsel niet voorbehouden is aan de Nederlandse bevolking.
De aansporing die de Korinthiërs krijgen om een inzameling te houden voor arme gelovigen, is ook voor ons hard nodig. Als je het zelf goed hebt, is de kans niet denkbeeldig dat je een ander vergeet. Mogelijk heb je net genoeg om er zelf van rond te komen. Wat houd je dan nog over voor een ander? Toch wordt het niet aan je beleefdheid of mogelijkheid overgelaten of je iets opzij kunt leggen voor een ander. Paulus heeft hetzelfde al gezegd tegen de gemeenten van Galatië en nu houdt hij ook de Korinthiërs hun verantwoordelijkheid voor. Hij wil erop kunnen rekenen dat zij zullen doen wat hij zegt.
In 2 Korinthiërs 8-9, dat zijn twee hele hoofdstukken, geeft hij nog meer aanwijzingen over het inzamelen van gelden voor noodlijdende medegelovigen. Daaruit blijkt hoe belangrijk hij dit onderwerp vindt. In die hoofdstukken lees je onder meer dat God graag ziet dat je vrijwillig geeft, niet uit dwang.
1Ko 16:2. In ons hoofdstuk geeft hij de aanwijzing op welke wijze het opzijleggen van geld voor arme gelovigen het beste kan gebeuren. Natuurlijk zijn er veel manieren om anderen te laten delen in de welvaart die jij hebt, maar hier wordt een nauwe relatie met de eerste dag van de week, de zondag, gelegd. Dat is mooi. De eerste dag van de week is speciaal de dag waarop de gelovigen samenkomen om het avondmaal te vieren en om naar Gods Woord te luisteren (Hd 20:7). Is het niet een automatisch gevolg van onze verbondenheid in de Heer die we beleven tijdens de samenkomsten, dat we ook in praktisch opzicht onze verbondenheid tonen?
De Bijbel spreekt over een “lofoffer” dat we als een “vrucht van de lippen” aan God mogen brengen en bedoelt daarmee dat we God vertellen hoe dankbaar we Hem zijn dat Hij ons heeft verlost. Direct daaraan gekoppeld spreekt de Bijbel over de offers van “de weldadigheid en de mededeelzaamheid” waarin God een welbehagen heeft (Hb 13:15-16). De collectes of inzamelingen zijn geen geldklopperij, maar een logisch gevolg van onze dankbaarheid aan God.
Nadat Paulus het zo verbonden heeft met “[de] eerste [dag] van [de] week”, geeft hij een praktische tip: Laat ieder van hen op die dag een bepaald bedrag opzijleggen. Dat bedrag kan elke week verschillend zijn. Het is afhankelijk van hun welvaart. Voor mensen met een vast inkomen zal het vaak hetzelfde bedrag zijn. Er moet steeds over worden nagedacht: ‘Hoeveel kan ik deze week opzij leggen?’
Ik hoop dat jij de gewoonte hebt om regelmatig geld in de collectezak te doen of op een andere manier geld te geven voor of aan gelovigen die het nodig hebben. En bekijk je ook regelmatig of er iets aan de bijdrage kan veranderen? Door de aanpak die Paulus voorstelt, heeft hij het voordeel dat er bij zijn komst een aardig bedrag bij elkaar gespaard zal zijn. Als de inzameling pas zou gebeuren op het moment dat hij zou komen, zou de opbrengst beslist niet zo groot zijn. Een eenmalige gift is meestal kleiner dan de som van een gespaard bedrag.
1Ko 16:3-4. Het bedrag dat op die manier klaarligt, zal hij aan broeders geven die het vertrouwen van de gemeente hebben. Samen met een begeleidend schrijven zullen deze broeders de liefdegave naar Jeruzalem brengen. Hij weet nog niet of hijzelf ook mee zal gaan. In het geval dat hij gaat, zullen zij met hem mee kunnen reizen. De broeders die met deze opdracht worden belast, zijn niet een paar willekeurige broeders. Het zijn broeders die hun sporen in de dienst van de Heer hebben verdiend. De gemeente in Korinthe kan deze broeders voordragen op grond van hun beproefdheid. Het moeten mensen zijn die niet voor de verleiding bezwijken om er met het geld vandoor te gaan.
In Handelingen 6 en 1 Timotheüs 3 heb je een paar kenmerken van broeders aan wie men zo’n dienst kan toevertrouwen (Hd 6:3; 1Tm 3:8-13). De eigenschappen die daar beschreven worden, behoren natuurlijk iedere christen te sieren. Als dat al zo is, dan toch zeker die broeders die een taak op de schouders gelegd krijgen om te voorzien in de stoffelijke noden van de gelovigen. Deze eigenschappen gelden nog steeds als een voorwaarde om een dienst in materiële zaken te kunnen doen. Het feit dat we tegenwoordig te maken hebben met digitale betalingsmogelijkheden, doet niets af aan de kwaliteiten die iemand moet hebben die met een dergelijke dienst belast wordt.
1Ko 16:5. Het ligt in Paulus’ voornemen om de gelovigen in Korinthe te bezoeken. Hij schrijft aan hen langs welke weg hij denkt te komen. Als hij vanuit Efeze, van waaruit hij deze brief schrijft, vertrokken is, zal hij eerst door Macedonië reizen. Daar liggen steden als Filippi en Thessalonika, waar zijn hart ook naar uitgaat. Maar daarna komt hij naar Korinthe.
1Ko 16:6-7. Hij wil een flinke tijd bij hen blijven, mogelijk zelfs de hele winter. Als het buiten koud is, kan hij genieten van de warme liefde van de Korinthiërs. Dat zal een prachtige gelegenheid zijn om hun verder onderwijs te geven over de vragen die zij hebben gesteld. Tevens zullen zij in de gelegenheid zijn om hem te helpen als hij weer vertrekt. Hij rekent er in feite op dat zij dat zullen doen. Dat is de taal van de liefde. Hij heeft hun in de brief heel wat moeten zeggen over wat bij hen niet goed is. Toch vertrouwt hij erop dat zij hierdoor geen hekel aan hem hebben gekregen. Iemand in liefde terechtwijzen zal de verhouding niet doen verkoelen. Zoals gezegd, zal zijn bezoek niet vluchtig zijn.
Hij besluit zijn plannen met “als de Heer het vergunt”. Dat laat zien dat Paulus in alles rekening houdt met de wil van de Heer. Je mag best plannen maken, daar is niets op tegen, vooropgesteld natuurlijk dat het plannen zijn die de Heer kan goedkeuren. Het is voor een christen normaal dat hij zijn plannen in het gebed aan de Heer voorlegt, of het nu gaat om een vakantie of een zakenreis of een dienst voor de Heer.
De Heer Jezus heeft gezegd: “Zonder Mij kunt u helemaal niets doen” (Jh 15:5). Je zult het vast wel eens hebben meegemaakt dat je bepaalde dingen wilde doen, zonder de Heer erbij te betrekken. Je deed het omdat je het zelf graag wilde. Het maakt niet uit of je plannen zijn gelukt of niet, maar zonder de Heer is het niet goed geweest. Het geeft een geweldige rust als je weet dat de Heer je leven bestuurt en je bewust je leven in Zijn handen legt. Leg je plannen daarom aan Hem voor en je zult de zegen ervan ervaren.
1Ko 16:8-9. Aan de andere kant is een leven in de weg van de Heer niet een leven dat gladjes verloopt. Dat heeft Paulus ook ervaren. Hij wil in Efeze blijven tot Pinksteren omdat de Heer daar voor hem een groot werk heeft. Dat blijkt uit twee dingen:
1. “Een grote en krachtige deur” is voor hem geopend. Dat betekent dat de Heer op een machtige, indrukwekkende wijze de harten van een groot aantal mensen voor het evangelie heeft geopend.
2. Het bewijs dat de Heer daar aan het werk is, wordt ook geleverd door “veel tegenstanders”. Er is niets wat de duivel zo actief maakt als een werk van de Heer. Hoe meer tegenstand je ontmoet in een werk dat je voor de Heer wilt doen, des te zekerder kun je ervan zijn dat het inderdaad een werk van Hem is.
De duivel maakt zich niet druk om mensen die alleen voor zichzelf leven. Daar heeft hij niets van te vrezen. Zulke mensen doen wat hij prettig vindt en hij vindt alles prettig wat niet voor de Heer gebeurt.
Als jij graag voor de Heer bezig wilt zijn, zul je vaak deze twee dingen tegenkomen:
1. De Heer opent een deur voor je, dat wil zeggen: je ziet mogelijkheden om een werk voor de Heer te doen. Hij brengt je in omstandigheden die je herkent als Zijn leiding om een werk voor Hem te doen.
2. Je ontmoet tegenstand. Niet alleen jij herkent een werk voor de Heer, de duivel herkent dat ook. Daarom zal hij al zijn krachten inspannen om je daarin tegen te werken. Daarvoor gebruikt hij mensen die als tegenstanders van het evangelie jou in je werk voor de Heer willen tegenhouden. Laat je daar niet door ontmoedigen, maar juist bemoedigen!
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:1-9.
Verwerking: Ben jij aan het sparen? Waarvoor/voor wie?
Verzen 1-9
Inzameling en reisplannen
1Ko 16:1. Paulus besluit zijn brief met een paar praktische aanwijzingen over een collecte, een inzameling van geld. Het lijkt een soort aanhangsel te zijn waarin hij nog even iets kwijt wil wat niet zo belangrijk is. Toch is dat schijn. Wat hij hier zegt, raakt je portemonnee. Er is wel eens gezegd dat het laatste wat van een Nederlander bekeerd wordt, zijn portemonnee is. De grapjes die onze zuiderburen over de gierigheid van de Nederlander maken, zijn ook niet uit de lucht gegrepen. Er zijn overigens maar weinig mensen die zich helemaal niet druk maken over het ‘slijk der aarde’. Iedereen wil er zoveel mogelijk van hebben. De loterijen en andere kansspelen bewijzen dat het verschijnsel niet voorbehouden is aan de Nederlandse bevolking.
De aansporing die de Korinthiërs krijgen om een inzameling te houden voor arme gelovigen, is ook voor ons hard nodig. Als je het zelf goed hebt, is de kans niet denkbeeldig dat je een ander vergeet. Mogelijk heb je net genoeg om er zelf van rond te komen. Wat houd je dan nog over voor een ander? Toch wordt het niet aan je beleefdheid of mogelijkheid overgelaten of je iets opzij kunt leggen voor een ander. Paulus heeft hetzelfde al gezegd tegen de gemeenten van Galatië en nu houdt hij ook de Korinthiërs hun verantwoordelijkheid voor. Hij wil erop kunnen rekenen dat zij zullen doen wat hij zegt.
In 2 Korinthiërs 8-9, dat zijn twee hele hoofdstukken, geeft hij nog meer aanwijzingen over het inzamelen van gelden voor noodlijdende medegelovigen. Daaruit blijkt hoe belangrijk hij dit onderwerp vindt. In die hoofdstukken lees je onder meer dat God graag ziet dat je vrijwillig geeft, niet uit dwang.
1Ko 16:2. In ons hoofdstuk geeft hij de aanwijzing op welke wijze het opzijleggen van geld voor arme gelovigen het beste kan gebeuren. Natuurlijk zijn er veel manieren om anderen te laten delen in de welvaart die jij hebt, maar hier wordt een nauwe relatie met de eerste dag van de week, de zondag, gelegd. Dat is mooi. De eerste dag van de week is speciaal de dag waarop de gelovigen samenkomen om het avondmaal te vieren en om naar Gods Woord te luisteren (Hd 20:7). Is het niet een automatisch gevolg van onze verbondenheid in de Heer die we beleven tijdens de samenkomsten, dat we ook in praktisch opzicht onze verbondenheid tonen?
De Bijbel spreekt over een “lofoffer” dat we als een “vrucht van de lippen” aan God mogen brengen en bedoelt daarmee dat we God vertellen hoe dankbaar we Hem zijn dat Hij ons heeft verlost. Direct daaraan gekoppeld spreekt de Bijbel over de offers van “de weldadigheid en de mededeelzaamheid” waarin God een welbehagen heeft (Hb 13:15-16). De collectes of inzamelingen zijn geen geldklopperij, maar een logisch gevolg van onze dankbaarheid aan God.
Nadat Paulus het zo verbonden heeft met “[de] eerste [dag] van [de] week”, geeft hij een praktische tip: Laat ieder van hen op die dag een bepaald bedrag opzijleggen. Dat bedrag kan elke week verschillend zijn. Het is afhankelijk van hun welvaart. Voor mensen met een vast inkomen zal het vaak hetzelfde bedrag zijn. Er moet steeds over worden nagedacht: ‘Hoeveel kan ik deze week opzij leggen?’
Ik hoop dat jij de gewoonte hebt om regelmatig geld in de collectezak te doen of op een andere manier geld te geven voor of aan gelovigen die het nodig hebben. En bekijk je ook regelmatig of er iets aan de bijdrage kan veranderen? Door de aanpak die Paulus voorstelt, heeft hij het voordeel dat er bij zijn komst een aardig bedrag bij elkaar gespaard zal zijn. Als de inzameling pas zou gebeuren op het moment dat hij zou komen, zou de opbrengst beslist niet zo groot zijn. Een eenmalige gift is meestal kleiner dan de som van een gespaard bedrag.
1Ko 16:3-4. Het bedrag dat op die manier klaarligt, zal hij aan broeders geven die het vertrouwen van de gemeente hebben. Samen met een begeleidend schrijven zullen deze broeders de liefdegave naar Jeruzalem brengen. Hij weet nog niet of hijzelf ook mee zal gaan. In het geval dat hij gaat, zullen zij met hem mee kunnen reizen. De broeders die met deze opdracht worden belast, zijn niet een paar willekeurige broeders. Het zijn broeders die hun sporen in de dienst van de Heer hebben verdiend. De gemeente in Korinthe kan deze broeders voordragen op grond van hun beproefdheid. Het moeten mensen zijn die niet voor de verleiding bezwijken om er met het geld vandoor te gaan.
In Handelingen 6 en 1 Timotheüs 3 heb je een paar kenmerken van broeders aan wie men zo’n dienst kan toevertrouwen (Hd 6:3; 1Tm 3:8-13). De eigenschappen die daar beschreven worden, behoren natuurlijk iedere christen te sieren. Als dat al zo is, dan toch zeker die broeders die een taak op de schouders gelegd krijgen om te voorzien in de stoffelijke noden van de gelovigen. Deze eigenschappen gelden nog steeds als een voorwaarde om een dienst in materiële zaken te kunnen doen. Het feit dat we tegenwoordig te maken hebben met digitale betalingsmogelijkheden, doet niets af aan de kwaliteiten die iemand moet hebben die met een dergelijke dienst belast wordt.
1Ko 16:5. Het ligt in Paulus’ voornemen om de gelovigen in Korinthe te bezoeken. Hij schrijft aan hen langs welke weg hij denkt te komen. Als hij vanuit Efeze, van waaruit hij deze brief schrijft, vertrokken is, zal hij eerst door Macedonië reizen. Daar liggen steden als Filippi en Thessalonika, waar zijn hart ook naar uitgaat. Maar daarna komt hij naar Korinthe.
1Ko 16:6-7. Hij wil een flinke tijd bij hen blijven, mogelijk zelfs de hele winter. Als het buiten koud is, kan hij genieten van de warme liefde van de Korinthiërs. Dat zal een prachtige gelegenheid zijn om hun verder onderwijs te geven over de vragen die zij hebben gesteld. Tevens zullen zij in de gelegenheid zijn om hem te helpen als hij weer vertrekt. Hij rekent er in feite op dat zij dat zullen doen. Dat is de taal van de liefde. Hij heeft hun in de brief heel wat moeten zeggen over wat bij hen niet goed is. Toch vertrouwt hij erop dat zij hierdoor geen hekel aan hem hebben gekregen. Iemand in liefde terechtwijzen zal de verhouding niet doen verkoelen. Zoals gezegd, zal zijn bezoek niet vluchtig zijn.
Hij besluit zijn plannen met “als de Heer het vergunt”. Dat laat zien dat Paulus in alles rekening houdt met de wil van de Heer. Je mag best plannen maken, daar is niets op tegen, vooropgesteld natuurlijk dat het plannen zijn die de Heer kan goedkeuren. Het is voor een christen normaal dat hij zijn plannen in het gebed aan de Heer voorlegt, of het nu gaat om een vakantie of een zakenreis of een dienst voor de Heer.
De Heer Jezus heeft gezegd: “Zonder Mij kunt u helemaal niets doen” (Jh 15:5). Je zult het vast wel eens hebben meegemaakt dat je bepaalde dingen wilde doen, zonder de Heer erbij te betrekken. Je deed het omdat je het zelf graag wilde. Het maakt niet uit of je plannen zijn gelukt of niet, maar zonder de Heer is het niet goed geweest. Het geeft een geweldige rust als je weet dat de Heer je leven bestuurt en je bewust je leven in Zijn handen legt. Leg je plannen daarom aan Hem voor en je zult de zegen ervan ervaren.
1Ko 16:8-9. Aan de andere kant is een leven in de weg van de Heer niet een leven dat gladjes verloopt. Dat heeft Paulus ook ervaren. Hij wil in Efeze blijven tot Pinksteren omdat de Heer daar voor hem een groot werk heeft. Dat blijkt uit twee dingen:
1. “Een grote en krachtige deur” is voor hem geopend. Dat betekent dat de Heer op een machtige, indrukwekkende wijze de harten van een groot aantal mensen voor het evangelie heeft geopend.
2. Het bewijs dat de Heer daar aan het werk is, wordt ook geleverd door “veel tegenstanders”. Er is niets wat de duivel zo actief maakt als een werk van de Heer. Hoe meer tegenstand je ontmoet in een werk dat je voor de Heer wilt doen, des te zekerder kun je ervan zijn dat het inderdaad een werk van Hem is.
De duivel maakt zich niet druk om mensen die alleen voor zichzelf leven. Daar heeft hij niets van te vrezen. Zulke mensen doen wat hij prettig vindt en hij vindt alles prettig wat niet voor de Heer gebeurt.
Als jij graag voor de Heer bezig wilt zijn, zul je vaak deze twee dingen tegenkomen:
1. De Heer opent een deur voor je, dat wil zeggen: je ziet mogelijkheden om een werk voor de Heer te doen. Hij brengt je in omstandigheden die je herkent als Zijn leiding om een werk voor Hem te doen.
2. Je ontmoet tegenstand. Niet alleen jij herkent een werk voor de Heer, de duivel herkent dat ook. Daarom zal hij al zijn krachten inspannen om je daarin tegen te werken. Daarvoor gebruikt hij mensen die als tegenstanders van het evangelie jou in je werk voor de Heer willen tegenhouden. Laat je daar niet door ontmoedigen, maar juist bemoedigen!
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:1-9.
Verwerking: Ben jij aan het sparen? Waarvoor/voor wie?
Verzen 10-14
Timotheüs en Apollos
1Ko 16:10. De gelovige Korinthiërs moeten geen gemakkelijk volkje zijn geweest, niet bepaald ‘makke schaapjes’ van de goede Herder. Paulus heeft al van zichzelf gezegd dat hij in vrees en in veel beven bij hen is geweest (1Ko 2:3). Hij heeft daar alle reden toe gehad omdat hij hun een boodschap heeft moeten brengen die er niet als zoete koek zou ingaan. Integendeel, zijn woord zou weerstand oproepen. Nu vermaant hij de Korinthiërs ervoor te zorgen dat Timotheüs niet hetzelfde zal overkomen.
In 1 Korinthiërs 4 heeft hij de komst van Timotheüs en het doel van zijn zending al aangekondigd (1Ko 4:17). Daaruit blijkt hoezeer Timotheüs van hetzelfde doordrongen is als Paulus. Hij zal precies hetzelfde onderwijs geven als ze van Paulus hebben ontvangen, onderwijs dat niets overlaat van de hoge gedachten die zij over zichzelf hebben. De kans op weerstand is daarom opnieuw aanwezig. Daarom wijst hij hen erop hoe ze hem moeten ontvangen.
Net als Paulus is Timotheüs in het werk van de Heer. Het kan zijn dat “het werk van [de] Heer” hier niet die algemene betekenis heeft van het laatste vers van het vorige hoofdstuk (1Ko 15:58). Daar wordt van ons allemaal gezegd dat wij in het werk van de Heer bezig moeten zijn, terwijl het hier om een meer specifiek werk van de Heer kan gaan. Timotheüs heeft, net als Paulus, een dienst onder de gelovigen waardoor hij volledig in beslag wordt genomen. Hij is een bijzondere jongeman, met wie Paulus een speciale band heeft. In verschillende van zijn brieven noemt hij Timotheüs als medeafzender of schrijft hij iets over hem. Hij heeft zelfs twee aparte brieven aan hem geschreven. Die vind je ook in de Bijbel.
Uit alles blijkt hoezeer Paulus hem waardeert. Misschien heb je een vriend of vriendin met wie je graag alles deelt omdat die de dingen op dezelfde manier aanvoelt als jij. Dan kun je je misschien een beetje een voorstelling maken van de verhouding tussen deze twee dienaren.
Daar komt bij dat Paulus een oudere man is en Timotheüs een jongeman. Het is een weldaad om te zien hoe hier twee generaties met elkaar omgaan, zonder dat er enige sprake is van een generatiekloof. Het is ook een weldaad als er in een plaatselijke gemeente jongelui zijn die zich positief ontwikkelen in de geestelijke dingen. Waar jonge gelovigen belangstelling voor de Bijbel hebben, zal er een goede band ontstaan met oudere gelovigen die ook een leven met de Heer leiden.
In de geestelijke ontwikkeling die Timotheüs heeft doorgemaakt, is hij nu zover gekomen dat Paulus hem een zelfstandige opdracht kan geven. Hij kan hem zenden naar een moeilijke gemeente als Korinthe. Daaruit blijkt Paulus’ vertrouwen in Timotheüs. Hierin ligt een les voor oudere gelovigen om jongere gelovigen het vertrouwen te geven dat ze waard zijn. Paulus weet dat Timotheüs niets anders zal onderwijzen dan wat hij als onderwijs heeft doorgegeven. Zijn werk zal niet afgebroken worden door deze jongeman, maar juist door hem worden onderstreept.
1Ko 16:11. Nu is Timotheüs beslist geen krachtpatser, iemand die met een grote dosis vrijmoedigheid bij de Korinthiërs komt om hen te dienen. Je krijgt de indruk dat hij eerder een wat verlegen jongeman is die het nodig heeft om regelmatig bemoedigd en aangespoord te worden (2Tm 1:6-8). Dat zou de Korinthiërs ertoe kunnen brengen hem te minachten. Voor indrukwekkende, meeslepende redenaars staan ze open. Dan kan je mond tenminste van verbazing openvallen om de manier waarop er gesproken wordt. De inhoud doet er niet zoveel toe, als het maar goed gebracht wordt.
Het gaat er ook vandaag voor talloze christenen nog steeds om hoe iemand overkomt. Wat hij te vertellen heeft, is maar bijzaak. Laat je daardoor niet beetnemen. Beoordeel alles wat je te horen krijgt aan de hand van het Woord van God en niet naar de manier waarop het je verteld wordt. In het tweede geval kun je behoorlijk op het verkeerde been worden gezet.
Zo werkt het bij Timotheüs niet. De Korinthiërs moeten zich niet blindstaren op zijn optreden, hoe hij overkomt, maar ze moeten luisteren naar en gehoor geven aan de boodschap die hij brengt. Ze kunnen laten zien dat ze hem accepteren door hem te ontvangen, aan zijn onderwijs te gehoorzamen en hem daarna in vrede verder te helpen als hij weer zou teruggaan naar de apostel.
Paulus ziet naar zijn komst uit, benieuwd naar alles wat hij heeft meegemaakt. Timotheüs zou overigens niet alleen komen, maar vergezeld worden door een aantal broeders. Het zou een prachtige gelegenheid worden om samen belevenissen uit te wisselen en de Heer te prijzen voor alles wat Hij had bewerkt.
Dat is het mooie van ontmoetingen met andere broeders en zusters. Vooral in een vakantieperiode kunnen zulke ontmoetingen met gelovigen die je anders nooit zou hebben leren kennen, een geweldige zegen inhouden. Jij hoort van hen hoe zij met de Heer leven en wat Hij in hun leven heeft gedaan en jij mag hun vertellen Wie de Heer voor jou is en wat Hij in jouw leven heeft gedaan.
1Ko 16:12. Een andere dienaar die Paulus hier noemt, is Apollos. Ook in Apollos heeft Paulus prachtige eigenschappen gezien waarmee hij anderen kan dienen. Je ziet hier dat de verhouding waarin Apollos tot Paulus staat, een andere is dan die waarin Timotheüs tot Paulus staat. Timotheüs is iemand aan wie Paulus opdrachten kan geven die dan door Timotheüs worden uitgevoerd. Nog een paar van zulke mannen vind je in Titus 3 (Tt 3:12). Wanneer zij ergens komen, komen zij daar namens de apostel en kunnen met zijn gezag optreden.
In het geval van Apollos ligt dat anders, zoals blijkt uit wat je hier leest. Paulus zou graag hebben gewild dat Apollos ook naar Korinthe zou gaan om de gelovigen daar te dienen. Hij heeft er echt bij hem op aangedrongen. Heel wat keren heeft hij al zijn overredingskracht gebruikt om Apollos zover te krijgen. Het is hem niet gelukt. Is Paulus menselijk bezig geweest? Ik denk het niet. Zijn liefde voor de Korinthiërs heeft elke gelegenheid gezocht om hen te dienen, ook door anderen.
Toch heeft Apollos gemeend niet op het verzoek van Paulus te moeten ingaan. Niet dat hij het verzoek van Paulus naast zich heeft neergelegd. Hij heeft voor de Heer overwogen of hij zou moeten gaan. Daarbij is hij tot de conclusie gekomen dat hij zou gaan als hij daarvoor een keer in de gelegenheid zou zijn. In elk geval gaat hij niet onmiddellijk.
Een belangrijke reden dat hij niet direct is gegaan, kan juist liefde voor Paulus geweest zijn, om niet tegen hem uitgespeeld te worden. Je weet misschien nog wel uit 1 Korinthiërs 9 dat er daar mensen zijn die aan het apostelschap van Paulus twijfelen. Als Apollos nu zou gaan, zouden kwaaddenkende lieden daaruit de conclusie kunnen trekken dat Paulus zelf niet durft te komen. Je ziet in Apollos een dienaar die een verzoek van een andere dienaar ontvangt om iets te gaan doen, daar vervolgens met de Heer over praat en dan tot een zelfstandige beslissing komt.
Dit is ook een belangrijke ontwikkeling in jouw geestelijke groei. In het begin zul je door andere broeders meegenomen worden in het een of andere werk dat zij voor de Heer mogen doen. Ik hoop tenminste dat er zulke broeders in je omgeving zijn die je betrekken in een werk voor de Heer, waardoor je ervaring opdoet. Hoe meer je geestelijk groeit, des te meer zul je in je eigen relatie met de Heer merken dat Hij je zelfstandig gaat gebruiken. Jij op jouw beurt kunt te Zijner tijd weer aan anderen de gelegenheid bieden geestelijke ervaringen op te doen in het werk van de Heer.
1Ko 16:13. Timotheüs is onderweg naar de Korinthiërs. Apollos en ook Paulus zelf zouden nog een keer bij hen komen. Ondertussen moeten ze waken, dat wil zeggen de ogen goed openhouden, om te zien waar het gevaar van verkeerde leer dreigt. De aanvallen van de vijand op het geloof moeten ze het hoofd bieden door vast te staan op het fundament van het geloof, zoals ze dat van Paulus hebben gehoord en ook in deze brief in handen hebben. Ze moeten dat doen als mannen die de strijd niet schuwen en zich daarin sterk tonen. Zwakheid en slapte zijn ongepast als het erom gaat vast te houden wat we van God in de Bijbel hebben ontvangen.
1Ko 16:14. Om samen sterk te zijn moet er onderling liefde zijn en geen jaloersheid. Liefde is de onderlinge band die de meeste kracht geeft om elke aanval van de vijand af te slaan.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:10-14.
Verwerking: Noem enkele verschillen tussen Paulus, Timotheüs en Apollos. Waarin kun jij je met ieder van hen vergelijken?
Verzen 10-14
Timotheüs en Apollos
1Ko 16:10. De gelovige Korinthiërs moeten geen gemakkelijk volkje zijn geweest, niet bepaald ‘makke schaapjes’ van de goede Herder. Paulus heeft al van zichzelf gezegd dat hij in vrees en in veel beven bij hen is geweest (1Ko 2:3). Hij heeft daar alle reden toe gehad omdat hij hun een boodschap heeft moeten brengen die er niet als zoete koek zou ingaan. Integendeel, zijn woord zou weerstand oproepen. Nu vermaant hij de Korinthiërs ervoor te zorgen dat Timotheüs niet hetzelfde zal overkomen.
In 1 Korinthiërs 4 heeft hij de komst van Timotheüs en het doel van zijn zending al aangekondigd (1Ko 4:17). Daaruit blijkt hoezeer Timotheüs van hetzelfde doordrongen is als Paulus. Hij zal precies hetzelfde onderwijs geven als ze van Paulus hebben ontvangen, onderwijs dat niets overlaat van de hoge gedachten die zij over zichzelf hebben. De kans op weerstand is daarom opnieuw aanwezig. Daarom wijst hij hen erop hoe ze hem moeten ontvangen.
Net als Paulus is Timotheüs in het werk van de Heer. Het kan zijn dat “het werk van [de] Heer” hier niet die algemene betekenis heeft van het laatste vers van het vorige hoofdstuk (1Ko 15:58). Daar wordt van ons allemaal gezegd dat wij in het werk van de Heer bezig moeten zijn, terwijl het hier om een meer specifiek werk van de Heer kan gaan. Timotheüs heeft, net als Paulus, een dienst onder de gelovigen waardoor hij volledig in beslag wordt genomen. Hij is een bijzondere jongeman, met wie Paulus een speciale band heeft. In verschillende van zijn brieven noemt hij Timotheüs als medeafzender of schrijft hij iets over hem. Hij heeft zelfs twee aparte brieven aan hem geschreven. Die vind je ook in de Bijbel.
Uit alles blijkt hoezeer Paulus hem waardeert. Misschien heb je een vriend of vriendin met wie je graag alles deelt omdat die de dingen op dezelfde manier aanvoelt als jij. Dan kun je je misschien een beetje een voorstelling maken van de verhouding tussen deze twee dienaren.
Daar komt bij dat Paulus een oudere man is en Timotheüs een jongeman. Het is een weldaad om te zien hoe hier twee generaties met elkaar omgaan, zonder dat er enige sprake is van een generatiekloof. Het is ook een weldaad als er in een plaatselijke gemeente jongelui zijn die zich positief ontwikkelen in de geestelijke dingen. Waar jonge gelovigen belangstelling voor de Bijbel hebben, zal er een goede band ontstaan met oudere gelovigen die ook een leven met de Heer leiden.
In de geestelijke ontwikkeling die Timotheüs heeft doorgemaakt, is hij nu zover gekomen dat Paulus hem een zelfstandige opdracht kan geven. Hij kan hem zenden naar een moeilijke gemeente als Korinthe. Daaruit blijkt Paulus’ vertrouwen in Timotheüs. Hierin ligt een les voor oudere gelovigen om jongere gelovigen het vertrouwen te geven dat ze waard zijn. Paulus weet dat Timotheüs niets anders zal onderwijzen dan wat hij als onderwijs heeft doorgegeven. Zijn werk zal niet afgebroken worden door deze jongeman, maar juist door hem worden onderstreept.
1Ko 16:11. Nu is Timotheüs beslist geen krachtpatser, iemand die met een grote dosis vrijmoedigheid bij de Korinthiërs komt om hen te dienen. Je krijgt de indruk dat hij eerder een wat verlegen jongeman is die het nodig heeft om regelmatig bemoedigd en aangespoord te worden (2Tm 1:6-8). Dat zou de Korinthiërs ertoe kunnen brengen hem te minachten. Voor indrukwekkende, meeslepende redenaars staan ze open. Dan kan je mond tenminste van verbazing openvallen om de manier waarop er gesproken wordt. De inhoud doet er niet zoveel toe, als het maar goed gebracht wordt.
Het gaat er ook vandaag voor talloze christenen nog steeds om hoe iemand overkomt. Wat hij te vertellen heeft, is maar bijzaak. Laat je daardoor niet beetnemen. Beoordeel alles wat je te horen krijgt aan de hand van het Woord van God en niet naar de manier waarop het je verteld wordt. In het tweede geval kun je behoorlijk op het verkeerde been worden gezet.
Zo werkt het bij Timotheüs niet. De Korinthiërs moeten zich niet blindstaren op zijn optreden, hoe hij overkomt, maar ze moeten luisteren naar en gehoor geven aan de boodschap die hij brengt. Ze kunnen laten zien dat ze hem accepteren door hem te ontvangen, aan zijn onderwijs te gehoorzamen en hem daarna in vrede verder te helpen als hij weer zou teruggaan naar de apostel.
Paulus ziet naar zijn komst uit, benieuwd naar alles wat hij heeft meegemaakt. Timotheüs zou overigens niet alleen komen, maar vergezeld worden door een aantal broeders. Het zou een prachtige gelegenheid worden om samen belevenissen uit te wisselen en de Heer te prijzen voor alles wat Hij had bewerkt.
Dat is het mooie van ontmoetingen met andere broeders en zusters. Vooral in een vakantieperiode kunnen zulke ontmoetingen met gelovigen die je anders nooit zou hebben leren kennen, een geweldige zegen inhouden. Jij hoort van hen hoe zij met de Heer leven en wat Hij in hun leven heeft gedaan en jij mag hun vertellen Wie de Heer voor jou is en wat Hij in jouw leven heeft gedaan.
1Ko 16:12. Een andere dienaar die Paulus hier noemt, is Apollos. Ook in Apollos heeft Paulus prachtige eigenschappen gezien waarmee hij anderen kan dienen. Je ziet hier dat de verhouding waarin Apollos tot Paulus staat, een andere is dan die waarin Timotheüs tot Paulus staat. Timotheüs is iemand aan wie Paulus opdrachten kan geven die dan door Timotheüs worden uitgevoerd. Nog een paar van zulke mannen vind je in Titus 3 (Tt 3:12). Wanneer zij ergens komen, komen zij daar namens de apostel en kunnen met zijn gezag optreden.
In het geval van Apollos ligt dat anders, zoals blijkt uit wat je hier leest. Paulus zou graag hebben gewild dat Apollos ook naar Korinthe zou gaan om de gelovigen daar te dienen. Hij heeft er echt bij hem op aangedrongen. Heel wat keren heeft hij al zijn overredingskracht gebruikt om Apollos zover te krijgen. Het is hem niet gelukt. Is Paulus menselijk bezig geweest? Ik denk het niet. Zijn liefde voor de Korinthiërs heeft elke gelegenheid gezocht om hen te dienen, ook door anderen.
Toch heeft Apollos gemeend niet op het verzoek van Paulus te moeten ingaan. Niet dat hij het verzoek van Paulus naast zich heeft neergelegd. Hij heeft voor de Heer overwogen of hij zou moeten gaan. Daarbij is hij tot de conclusie gekomen dat hij zou gaan als hij daarvoor een keer in de gelegenheid zou zijn. In elk geval gaat hij niet onmiddellijk.
Een belangrijke reden dat hij niet direct is gegaan, kan juist liefde voor Paulus geweest zijn, om niet tegen hem uitgespeeld te worden. Je weet misschien nog wel uit 1 Korinthiërs 9 dat er daar mensen zijn die aan het apostelschap van Paulus twijfelen. Als Apollos nu zou gaan, zouden kwaaddenkende lieden daaruit de conclusie kunnen trekken dat Paulus zelf niet durft te komen. Je ziet in Apollos een dienaar die een verzoek van een andere dienaar ontvangt om iets te gaan doen, daar vervolgens met de Heer over praat en dan tot een zelfstandige beslissing komt.
Dit is ook een belangrijke ontwikkeling in jouw geestelijke groei. In het begin zul je door andere broeders meegenomen worden in het een of andere werk dat zij voor de Heer mogen doen. Ik hoop tenminste dat er zulke broeders in je omgeving zijn die je betrekken in een werk voor de Heer, waardoor je ervaring opdoet. Hoe meer je geestelijk groeit, des te meer zul je in je eigen relatie met de Heer merken dat Hij je zelfstandig gaat gebruiken. Jij op jouw beurt kunt te Zijner tijd weer aan anderen de gelegenheid bieden geestelijke ervaringen op te doen in het werk van de Heer.
1Ko 16:13. Timotheüs is onderweg naar de Korinthiërs. Apollos en ook Paulus zelf zouden nog een keer bij hen komen. Ondertussen moeten ze waken, dat wil zeggen de ogen goed openhouden, om te zien waar het gevaar van verkeerde leer dreigt. De aanvallen van de vijand op het geloof moeten ze het hoofd bieden door vast te staan op het fundament van het geloof, zoals ze dat van Paulus hebben gehoord en ook in deze brief in handen hebben. Ze moeten dat doen als mannen die de strijd niet schuwen en zich daarin sterk tonen. Zwakheid en slapte zijn ongepast als het erom gaat vast te houden wat we van God in de Bijbel hebben ontvangen.
1Ko 16:14. Om samen sterk te zijn moet er onderling liefde zijn en geen jaloersheid. Liefde is de onderlinge band die de meeste kracht geeft om elke aanval van de vijand af te slaan.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:10-14.
Verwerking: Noem enkele verschillen tussen Paulus, Timotheüs en Apollos. Waarin kun jij je met ieder van hen vergelijken?
Verzen 15-24
Laatste vermaningen en groeten
1Ko 16:15. Aan het slot van zijn brief wijst Paulus weer op een huisgezin. Daarmee is hij zijn brief ook begonnen. In 1 Korinthiërs 1 geeft hij als aanleiding van het schrijven van zijn brief dat hij verschillende dingen heeft gehoord van personen die behoren tot het huis van Chloë (1Ko 1:11). In dat hoofdstuk noemt hij ook het huisgezin van Stéfanas (1Ko 1:16). Dat hele gezin heeft hij gedoopt. Op dit gezin komt hij nu terug. Hij kan op dit gezin wijzen als een gezin dat zich dienstbaar maakt voor andere gelovigen.
In de vorige verzen heb je Paulus, Timotheüs en Apollos ontmoet, die als afzonderlijke dienaren hun opdracht vervullen. Hier vind je een broeder, Stéfanas, die met heel zijn gezin de Heer dient. De Heer dienen betekent de broeders en zusters dienen. Dat is de moeite waard. Er is een enorme behoefte aan zulke gezinnen. Het grootste deel van alle ellende in de wereld en in de gemeente is terug te voeren op een falend gezinsverband. Vaders en moeders nemen niet meer de plaats in het gezin in die God hun heeft aangewezen. Kinderen luisteren niet meer naar wat hun ouders zeggen. Dit zijn ontwikkelingen die uiterst schadelijk voor de gemeente en ook voor de samenleving zijn. Gezinnen als dat van Stéfanas, daarvan gaat wat uit.
Deze broeder is met zijn gezin als eerste in het gebied van Achaje tot bekering gekomen. De bewijzen dat het een echte bekering is, worden vervolgens overvloedig geleverd. Een van die bewijzen is dienstbaarheid aan medegelovigen. Dienen wil zeggen de laagste plaats innemen. Door die plaats in te nemen straalt er iets van Stéfanas en de zijnen af.
1Ko 16:16. Stéfanas heeft geen officiële aanstelling als oudste of iets dergelijks. Hij eist die plaats ook niet op. Door zijn manier van leven kan Paulus de Korinthiërs vermanen aan hem onderdanig te zijn. Je doet er goed aan om onderdanig te zijn aan gelovigen die in hun gezinsleven tonen dat zij het Woord van de Heer serieus nemen. Zij hebben je iets te bieden waardoor je eigen leven met de Heer verrijkt wordt.
Dat geldt niet alleen voor gezinnen, maar wees onderdanig aan allen die de Heer toegewijd dienen. Je kunt van hen leren, het brengt je dichter bij de Heer. Dit onderdanig zijn is iets wat in onze tijd nauwelijks nog genoemd mag worden. We zijn allemaal mondig, en je ‘slaafs’ opstellen past niet bij de rechten die je hebt, zo beweert men. Maar onderdanigheid is geen onderkruiperij. Het is de houding van respect voor een ander en eerbiediging van de rechten die de ander heeft. Het is de houding die de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde heeft tegenover Zijn God en Vader en ook tegenover Zijn aardse ouders (Lk 2:51).
1Ko 16:17. Stéfanas is een man die de apostel een warm hart toedraagt. Samen met twee anderen is hij naar Paulus gereisd. Wat is Paulus daar blij over geweest. Ben jij ook zo blij als er broeders komen om de dingen van de Heer met je te delen?
Paulus heeft behoefte aan zulke bezoeken gehad, te meer omdat hij nu niet bepaald met de grootste dankbaarheid door de Korinthiërs is behandeld. Het is meer ‘stank voor dank’ geweest, dat hij van hen heeft ontvangen. Hij heeft zich intens voor hen ingezet, maar van erkentelijkheid is niet veel gebleken. Natuurlijk moet het een dienaar niet gaan om bedankjes of schouderklopjes. Waarvoor een echte dienaar wel gevoelig moet zijn, is dat zijn onderwijs effect heeft bij de gelovigen.
Wanneer een dienst wordt aangenomen, is het gevolg dat er een hartelijke band tussen de dienaar en de gelovigen ontstaat en dat is bij de Korinthiërs niet het geval. Nu zijn er toch een paar broeders uit Korinthe gekomen die zijn dienst wel aanvaarden en waarderen. Dat is niet omdat het Paulus is, maar omdat hij Christus predikt. Als Christus het voorwerp van de dienst is en de harten daarvoor opengaan, is er altijd gemeenschap. Bij deze broeders zit het hart blijkbaar op de goede plaats. Zij hebben het verzuim van de Korinthiërs goedgemaakt.
1Ko 16:18. Zij hebben Paulus’ geest verkwikt. Misschien heeft hij wel zitten piekeren hoe het nu verder moet gaan met de gelovigen in Korinthe. Hij zou er haast neerslachtig van geworden zijn. Je kunt je dat voorstellen als je je levenstaak in die plaats zo ziet stranden. Dan komen die broeders. Wat heeft hem dat goed gedaan. En als de Korinthiërs eerlijk zijn, moeten ze toegeven dat deze drie broeders die Paulus zo hebben verkwikt, hen ook vaak hebben verkwikt met hun dienst. Met zulke broeders moeten ze voorzichtig omgaan, want ze zijn van grote waarde. Het is te hopen dat jij ook zulke broeders kent en dat je ze ook erkent, dat wil zeggen dat je ook naar hen luistert.
1Ko 16:19. Dan komen de groeten. Er worden enkele namen genoemd. Eerst de gemeenten in Asia. Er is in die tijd een hechte band tussen de plaatselijke gemeenten. Zij kennen elkaar en onderhouden contacten met elkaar. Het overbrengen van groeten is een bewijs van verbondenheid. Op deze wijze kunnen plaatselijke gemeenten ook in de tijd van verwarring waarin wij leven hun verbondenheid beleven. Het is iets simpels en toch heel mooi en waardevol.
Aquila en Priscilla zijn de enigen die bij name worden genoemd, samen met de gemeente die in hun huis samenkomt. In de eerste verzen van Handelingen 18 kun je lezen dat Paulus dit echtpaar in Korinthe heeft leren kennen (Hd 18:1-3). Het is een echtpaar met een hart voor de Heer. Verschillende keren noemt Paulus hen in zijn brieven. Je zou eens moeten nagaan wat er zoal van hen vermeld staat. Zo staat hier dat hun huis openstaat voor de broeders en zusters, tot eer van God. Doordat ze een aantal jaren in Korinthe hebben gewoond, zullen ze daar een band met de gelovigen hebben gekregen die ze nog steeds voelen.
1Ko 16:20. Verder brengt Paulus de groeten over van “al de broeders”. Door het geloof in de Heer Jezus is er een band tussen allen die Hem kennen en liefhebben.
De groeten doen op afstand kan wel eens gemakkelijker zijn dan het begroeten van de gelovigen met wie je regelmatig omgaat. Van hen ken je zo goed de zwakheden en onhebbelijkheden, dat het je wel eens moeilijk valt zo’n broeder of zuster hartelijk te begroeten. Vandaar de oproep elkaar met een heilige kus te groeten. Het gaat hier niet zozeer om het elkaar begroeten door middel van een kus, maar om de oprechtheid van de begroeting. Het mag geen schijnheilige begroeting zijn.
1Ko 16:21. Als laatste komt de eigenhandig geschreven groet van Paulus zelf. Hij schrijft zijn brieven, op een enkele uitzondering na, namelijk niet zelf. Hij dicteert en een ander schrijft, waarna hij aan het eind als een soort handtekening er eigenhandig zijn groet onder schrijft. Ga dat maar eens na aan het eind van verschillende brieven. Mogelijk is dat Paulus een oogkwaal heeft gehad en dat hij daardoor niet zelf, of in elk geval moeilijk, kan schrijven (Gl 4:14-15).
1Ko 16:22. Dan heeft hij nog een ernstig en indringend woord voor “iemand” die “de Heer niet liefheeft”. Zouden er onder de Korinthiërs mensen zijn geweest die de Heer niet liefhadden? Zouden ze er onder ons kunnen zijn? Liefde voor de Heer kan maar op één manier blijken en dat is uit de liefde die iemand heeft voor wat Hij heeft gezegd. In Johannes 14 staan daarover twee prachtige uitspraken van de Heer Jezus (Jh 14:21; 23).
De Korinthiërs kunnen hun liefde voor de Heer laten zien door te luisteren naar wat Paulus hun in deze brief heeft geschreven. Datzelfde geldt ook voor ons in verband met de hele Bijbel. Het gaat niet om ons falen daarin, maar of wij echt uit liefde voor de Heer willen doen wat Hij zegt, wat het ons ook mag kosten. Wie die wens niet heeft, haalt een vervloeking over zich.
“Maranatha!” Dat betekent ‘de Heer komt’ of ‘Heer, kom!’ Het ziet op de komst van de Heer. Wie Hem liefheeft, ziet naar Hem uit. Voor wie Hem niet liefheeft, is Zijn komst een oordeel.
1Ko 16:23. Tot dat moment wenst Paulus hun “de genade van de Heer Jezus” toe. Als wij ons vaak zwak voelen, is daar gelukkig steeds die genade om ons te helpen vol te houden.
1Ko 16:24. Ten slotte betuigt hij hun zijn liefde die hij voor hen “allen in Christus Jezus” heeft. Liefde heeft hem gedrongen deze brief te schrijven, liefde voor zijn Heer en liefde voor de Zijnen. Alleen door de liefde zijn we in staat elkaar te dienen en dichter bij de Heer te brengen en als plaatselijke gemeente samen Hem te verheerlijken.
Paulus sluit zijn brief af met “amen”, dat betekent ‘het zij zo’, waarmee hij de inhoud nog eens extra onderstreept.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:15-24.
Verwerking: Heb jij de Heer lief?
Verzen 15-24
Laatste vermaningen en groeten
1Ko 16:15. Aan het slot van zijn brief wijst Paulus weer op een huisgezin. Daarmee is hij zijn brief ook begonnen. In 1 Korinthiërs 1 geeft hij als aanleiding van het schrijven van zijn brief dat hij verschillende dingen heeft gehoord van personen die behoren tot het huis van Chloë (1Ko 1:11). In dat hoofdstuk noemt hij ook het huisgezin van Stéfanas (1Ko 1:16). Dat hele gezin heeft hij gedoopt. Op dit gezin komt hij nu terug. Hij kan op dit gezin wijzen als een gezin dat zich dienstbaar maakt voor andere gelovigen.
In de vorige verzen heb je Paulus, Timotheüs en Apollos ontmoet, die als afzonderlijke dienaren hun opdracht vervullen. Hier vind je een broeder, Stéfanas, die met heel zijn gezin de Heer dient. De Heer dienen betekent de broeders en zusters dienen. Dat is de moeite waard. Er is een enorme behoefte aan zulke gezinnen. Het grootste deel van alle ellende in de wereld en in de gemeente is terug te voeren op een falend gezinsverband. Vaders en moeders nemen niet meer de plaats in het gezin in die God hun heeft aangewezen. Kinderen luisteren niet meer naar wat hun ouders zeggen. Dit zijn ontwikkelingen die uiterst schadelijk voor de gemeente en ook voor de samenleving zijn. Gezinnen als dat van Stéfanas, daarvan gaat wat uit.
Deze broeder is met zijn gezin als eerste in het gebied van Achaje tot bekering gekomen. De bewijzen dat het een echte bekering is, worden vervolgens overvloedig geleverd. Een van die bewijzen is dienstbaarheid aan medegelovigen. Dienen wil zeggen de laagste plaats innemen. Door die plaats in te nemen straalt er iets van Stéfanas en de zijnen af.
1Ko 16:16. Stéfanas heeft geen officiële aanstelling als oudste of iets dergelijks. Hij eist die plaats ook niet op. Door zijn manier van leven kan Paulus de Korinthiërs vermanen aan hem onderdanig te zijn. Je doet er goed aan om onderdanig te zijn aan gelovigen die in hun gezinsleven tonen dat zij het Woord van de Heer serieus nemen. Zij hebben je iets te bieden waardoor je eigen leven met de Heer verrijkt wordt.
Dat geldt niet alleen voor gezinnen, maar wees onderdanig aan allen die de Heer toegewijd dienen. Je kunt van hen leren, het brengt je dichter bij de Heer. Dit onderdanig zijn is iets wat in onze tijd nauwelijks nog genoemd mag worden. We zijn allemaal mondig, en je ‘slaafs’ opstellen past niet bij de rechten die je hebt, zo beweert men. Maar onderdanigheid is geen onderkruiperij. Het is de houding van respect voor een ander en eerbiediging van de rechten die de ander heeft. Het is de houding die de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde heeft tegenover Zijn God en Vader en ook tegenover Zijn aardse ouders (Lk 2:51).
1Ko 16:17. Stéfanas is een man die de apostel een warm hart toedraagt. Samen met twee anderen is hij naar Paulus gereisd. Wat is Paulus daar blij over geweest. Ben jij ook zo blij als er broeders komen om de dingen van de Heer met je te delen?
Paulus heeft behoefte aan zulke bezoeken gehad, te meer omdat hij nu niet bepaald met de grootste dankbaarheid door de Korinthiërs is behandeld. Het is meer ‘stank voor dank’ geweest, dat hij van hen heeft ontvangen. Hij heeft zich intens voor hen ingezet, maar van erkentelijkheid is niet veel gebleken. Natuurlijk moet het een dienaar niet gaan om bedankjes of schouderklopjes. Waarvoor een echte dienaar wel gevoelig moet zijn, is dat zijn onderwijs effect heeft bij de gelovigen.
Wanneer een dienst wordt aangenomen, is het gevolg dat er een hartelijke band tussen de dienaar en de gelovigen ontstaat en dat is bij de Korinthiërs niet het geval. Nu zijn er toch een paar broeders uit Korinthe gekomen die zijn dienst wel aanvaarden en waarderen. Dat is niet omdat het Paulus is, maar omdat hij Christus predikt. Als Christus het voorwerp van de dienst is en de harten daarvoor opengaan, is er altijd gemeenschap. Bij deze broeders zit het hart blijkbaar op de goede plaats. Zij hebben het verzuim van de Korinthiërs goedgemaakt.
1Ko 16:18. Zij hebben Paulus’ geest verkwikt. Misschien heeft hij wel zitten piekeren hoe het nu verder moet gaan met de gelovigen in Korinthe. Hij zou er haast neerslachtig van geworden zijn. Je kunt je dat voorstellen als je je levenstaak in die plaats zo ziet stranden. Dan komen die broeders. Wat heeft hem dat goed gedaan. En als de Korinthiërs eerlijk zijn, moeten ze toegeven dat deze drie broeders die Paulus zo hebben verkwikt, hen ook vaak hebben verkwikt met hun dienst. Met zulke broeders moeten ze voorzichtig omgaan, want ze zijn van grote waarde. Het is te hopen dat jij ook zulke broeders kent en dat je ze ook erkent, dat wil zeggen dat je ook naar hen luistert.
1Ko 16:19. Dan komen de groeten. Er worden enkele namen genoemd. Eerst de gemeenten in Asia. Er is in die tijd een hechte band tussen de plaatselijke gemeenten. Zij kennen elkaar en onderhouden contacten met elkaar. Het overbrengen van groeten is een bewijs van verbondenheid. Op deze wijze kunnen plaatselijke gemeenten ook in de tijd van verwarring waarin wij leven hun verbondenheid beleven. Het is iets simpels en toch heel mooi en waardevol.
Aquila en Priscilla zijn de enigen die bij name worden genoemd, samen met de gemeente die in hun huis samenkomt. In de eerste verzen van Handelingen 18 kun je lezen dat Paulus dit echtpaar in Korinthe heeft leren kennen (Hd 18:1-3). Het is een echtpaar met een hart voor de Heer. Verschillende keren noemt Paulus hen in zijn brieven. Je zou eens moeten nagaan wat er zoal van hen vermeld staat. Zo staat hier dat hun huis openstaat voor de broeders en zusters, tot eer van God. Doordat ze een aantal jaren in Korinthe hebben gewoond, zullen ze daar een band met de gelovigen hebben gekregen die ze nog steeds voelen.
1Ko 16:20. Verder brengt Paulus de groeten over van “al de broeders”. Door het geloof in de Heer Jezus is er een band tussen allen die Hem kennen en liefhebben.
De groeten doen op afstand kan wel eens gemakkelijker zijn dan het begroeten van de gelovigen met wie je regelmatig omgaat. Van hen ken je zo goed de zwakheden en onhebbelijkheden, dat het je wel eens moeilijk valt zo’n broeder of zuster hartelijk te begroeten. Vandaar de oproep elkaar met een heilige kus te groeten. Het gaat hier niet zozeer om het elkaar begroeten door middel van een kus, maar om de oprechtheid van de begroeting. Het mag geen schijnheilige begroeting zijn.
1Ko 16:21. Als laatste komt de eigenhandig geschreven groet van Paulus zelf. Hij schrijft zijn brieven, op een enkele uitzondering na, namelijk niet zelf. Hij dicteert en een ander schrijft, waarna hij aan het eind als een soort handtekening er eigenhandig zijn groet onder schrijft. Ga dat maar eens na aan het eind van verschillende brieven. Mogelijk is dat Paulus een oogkwaal heeft gehad en dat hij daardoor niet zelf, of in elk geval moeilijk, kan schrijven (Gl 4:14-15).
1Ko 16:22. Dan heeft hij nog een ernstig en indringend woord voor “iemand” die “de Heer niet liefheeft”. Zouden er onder de Korinthiërs mensen zijn geweest die de Heer niet liefhadden? Zouden ze er onder ons kunnen zijn? Liefde voor de Heer kan maar op één manier blijken en dat is uit de liefde die iemand heeft voor wat Hij heeft gezegd. In Johannes 14 staan daarover twee prachtige uitspraken van de Heer Jezus (Jh 14:21; 23).
De Korinthiërs kunnen hun liefde voor de Heer laten zien door te luisteren naar wat Paulus hun in deze brief heeft geschreven. Datzelfde geldt ook voor ons in verband met de hele Bijbel. Het gaat niet om ons falen daarin, maar of wij echt uit liefde voor de Heer willen doen wat Hij zegt, wat het ons ook mag kosten. Wie die wens niet heeft, haalt een vervloeking over zich.
“Maranatha!” Dat betekent ‘de Heer komt’ of ‘Heer, kom!’ Het ziet op de komst van de Heer. Wie Hem liefheeft, ziet naar Hem uit. Voor wie Hem niet liefheeft, is Zijn komst een oordeel.
1Ko 16:23. Tot dat moment wenst Paulus hun “de genade van de Heer Jezus” toe. Als wij ons vaak zwak voelen, is daar gelukkig steeds die genade om ons te helpen vol te houden.
1Ko 16:24. Ten slotte betuigt hij hun zijn liefde die hij voor hen “allen in Christus Jezus” heeft. Liefde heeft hem gedrongen deze brief te schrijven, liefde voor zijn Heer en liefde voor de Zijnen. Alleen door de liefde zijn we in staat elkaar te dienen en dichter bij de Heer te brengen en als plaatselijke gemeente samen Hem te verheerlijken.
Paulus sluit zijn brief af met “amen”, dat betekent ‘het zij zo’, waarmee hij de inhoud nog eens extra onderstreept.
Lees nog eens 1 Korinthiërs 16:15-24.
Verwerking: Heb jij de Heer lief?