Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 89

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 89

PSALM 89.

VAN DEN MESSIAS EN ZIJN RIJK.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 89

PSALM 89.

VAN DEN MESSIAS EN ZIJN RIJK.

Vers 1

1. Ene onderwijzing, een leerdicht (vgl. Psalms 32:1, 42, 44, 45, 52-55, 74, 78, 88, 142), van Ethan, den Ezrahiet, die, evenals Heman (Psalms 88:1), een van de wijzen van Salomo was (1 Kings 4:31 ).

2.

Op den Psalm aan Heman, den Ezrahiet (Psalms 88:1), volgt de Psalm van Ethan den Ezrahiet; beide Psalmen zijn ook aan elkaar gelijk door bijzonder opmerkelijke overeenkomsten met het Boek Job, met dit onderscheid, dat het hier een nationaal ongeluk is, dat de heilige zanger beklaagt, terwijl in den vorigen Psalm ene persoonlijke zware aanvechting ten grondslag lag. Welk dit nationale ongeluk geweest is, zie daarover 1 Kings 14:28, Rehabeams nederlaag door Sisak.

I. Psalms 89:2-Psalms 89:5. Onder de treurige toestanden van het ogenblik, nu het koningshuis van David zo diep vernederd is, alsof de daaraan geschonkene belofte Gods een einde nam, verheft zich dichter op vleugelen des geloofs tot den Heere, wiens trouw onveranderlijk en wiens toezeggingen onwankelbaar zijn. Hij stelt zich eerst de woorden van deze Goddelijke belofte voor, en staat dan een ogenblik nadenkend stil.

Vers 1

1. Ene onderwijzing, een leerdicht (vgl. Psalms 32:1, 42, 44, 45, 52-55, 74, 78, 88, 142), van Ethan, den Ezrahiet, die, evenals Heman (Psalms 88:1), een van de wijzen van Salomo was (1 Kings 4:31 ).

2.

Op den Psalm aan Heman, den Ezrahiet (Psalms 88:1), volgt de Psalm van Ethan den Ezrahiet; beide Psalmen zijn ook aan elkaar gelijk door bijzonder opmerkelijke overeenkomsten met het Boek Job, met dit onderscheid, dat het hier een nationaal ongeluk is, dat de heilige zanger beklaagt, terwijl in den vorigen Psalm ene persoonlijke zware aanvechting ten grondslag lag. Welk dit nationale ongeluk geweest is, zie daarover 1 Kings 14:28, Rehabeams nederlaag door Sisak.

I. Psalms 89:2-Psalms 89:5. Onder de treurige toestanden van het ogenblik, nu het koningshuis van David zo diep vernederd is, alsof de daaraan geschonkene belofte Gods een einde nam, verheft zich dichter op vleugelen des geloofs tot den Heere, wiens trouw onveranderlijk en wiens toezeggingen onwankelbaar zijn. Hij stelt zich eerst de woorden van deze Goddelijke belofte voor, en staat dan een ogenblik nadenkend stil.

Vers 2

2. Ik zal de goedertierenheden des HEEREN, en wel de gewisse weldadigheden David's (Isaiah 55:3), d.i. de onveranderlijke genadebetoningen des Heren aan David's huis, eeuwiglijk zingen 1); ik zal Uwe waarheid, de trouw, waarmee de Heere aan deze genade van Zijne zijde vasthoudt, met mijnen mond bekend maken zodat zij gekend wordt van geslacht tot geslacht.

In `t Latijn: Misericordias Domini in aeternum cantabo; daarvan heeft de Zondag na Pasen, voor welker ook Psalms 33:5, als introïtus of aanvangsspreuk wordt opgegeven: Misericordia Domini plena est terra zijne naam..

Vast te houden is, dat hij begint met de vermelding van Gods lof en verbond, opdat de gelovigen tegenover de zware beproevingen, hun geloot vast houden. Want waar wij aangedrongen worden om te bidden, indien in den voorhof reeds wanhoop overvalt, is het noodzakelijk met kracht en aandrang door te zetten, opdat onze ziele niet verslapte en geheel en al omkome. Derhalve was het plan van den Profeet, allereerst de gemoederen der vromen met vaste en zekere stutten te ondersteunen, opdat zij, vertrouwende op de beloften Gods, welke Hij schijnbaar vernietigd had, met verwijdering van alle mogelijke beproevingen, waardoor hun geloof zwaar kon geschud worden, niet zouden aarzelen om te blijven hopen op de herstelling van het koninkrijk en daarom bij volharding bidden..

Ethan pleit op de belofte Gods. Hij houdt God vast bij Zijn Woord en Zijne belofte. Daaraan houdt hij zich vast, en waar het nu schijnt, alsof het huis van David en zijne nakomelingen zal omver worden gestoten, daar blijft hij God wijzen op wat Hij beloofd heen, ook al weet hij, dat de gerichten over David's huis zijn gekomen van wege zijne zonden en van wege Salomo's afgoderij.

God heeft het beloofd en Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid zijn van geslacht tot geslacht.

Vers 2

2. Ik zal de goedertierenheden des HEEREN, en wel de gewisse weldadigheden David's (Isaiah 55:3), d.i. de onveranderlijke genadebetoningen des Heren aan David's huis, eeuwiglijk zingen 1); ik zal Uwe waarheid, de trouw, waarmee de Heere aan deze genade van Zijne zijde vasthoudt, met mijnen mond bekend maken zodat zij gekend wordt van geslacht tot geslacht.

In `t Latijn: Misericordias Domini in aeternum cantabo; daarvan heeft de Zondag na Pasen, voor welker ook Psalms 33:5, als introïtus of aanvangsspreuk wordt opgegeven: Misericordia Domini plena est terra zijne naam..

Vast te houden is, dat hij begint met de vermelding van Gods lof en verbond, opdat de gelovigen tegenover de zware beproevingen, hun geloot vast houden. Want waar wij aangedrongen worden om te bidden, indien in den voorhof reeds wanhoop overvalt, is het noodzakelijk met kracht en aandrang door te zetten, opdat onze ziele niet verslapte en geheel en al omkome. Derhalve was het plan van den Profeet, allereerst de gemoederen der vromen met vaste en zekere stutten te ondersteunen, opdat zij, vertrouwende op de beloften Gods, welke Hij schijnbaar vernietigd had, met verwijdering van alle mogelijke beproevingen, waardoor hun geloof zwaar kon geschud worden, niet zouden aarzelen om te blijven hopen op de herstelling van het koninkrijk en daarom bij volharding bidden..

Ethan pleit op de belofte Gods. Hij houdt God vast bij Zijn Woord en Zijne belofte. Daaraan houdt hij zich vast, en waar het nu schijnt, alsof het huis van David en zijne nakomelingen zal omver worden gestoten, daar blijft hij God wijzen op wat Hij beloofd heen, ook al weet hij, dat de gerichten over David's huis zijn gekomen van wege zijne zonden en van wege Salomo's afgoderij.

God heeft het beloofd en Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid zijn van geslacht tot geslacht.

Vers 3

3. Want ik heb gezegd, de overtuiging uitsprekende, die mij tot mijn besluit dringt: Uwe goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden, is een gebouw met den allervaststen grondslag, dat niet alleen niet in puinhopen verval, nadat het een tijd lang heeft gestaan, even als andere gebouwen die, tot ruïnen worden, maar terwijl de ene steen der vervulling op den anderen gelegd wordt, zich steeds hoger verheft en tot in de eeuwigheid reikt; in de hemelen zelf hebt Gij Uwe waarheid bevestigd. Gelijk gij, die in den hemel woont, verheven zijt boven het ontstaan en vergaan hier beneden, zo bevestigt Gij ook Uwe trouw in het houden der eenmaal gegevene belofte aan den hemel, dat zij vast als de zon boven de aarde staat, onaangeroerd door de afwisselende gebeurtenissen van den aardsen wereldloop; zij heeft dus ene hemelse standplaats, ene bestendigheid als die des hemels, Hij heeft Zijne waarheid bevestigd, zeggende;

Vers 3

3. Want ik heb gezegd, de overtuiging uitsprekende, die mij tot mijn besluit dringt: Uwe goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden, is een gebouw met den allervaststen grondslag, dat niet alleen niet in puinhopen verval, nadat het een tijd lang heeft gestaan, even als andere gebouwen die, tot ruïnen worden, maar terwijl de ene steen der vervulling op den anderen gelegd wordt, zich steeds hoger verheft en tot in de eeuwigheid reikt; in de hemelen zelf hebt Gij Uwe waarheid bevestigd. Gelijk gij, die in den hemel woont, verheven zijt boven het ontstaan en vergaan hier beneden, zo bevestigt Gij ook Uwe trouw in het houden der eenmaal gegevene belofte aan den hemel, dat zij vast als de zon boven de aarde staat, onaangeroerd door de afwisselende gebeurtenissen van den aardsen wereldloop; zij heeft dus ene hemelse standplaats, ene bestendigheid als die des hemels, Hij heeft Zijne waarheid bevestigd, zeggende;

Vers 4

4. Ik heb (2 Samuel 7:12), een verbond gemaakt met Mijnen uitverkorene; Ik heb Mijnen knecht David gezworen1):

1) Wie ziet hier niet, welk ene grote vriendelijkheid en getrouwe liefde God voor de mensen heeft, en hoe diep zich de hoge Majesteit Gods neder buigt, dat Hij den mensen zweert. Maar waarom? Opdat Hij ons van Zijne belofte verzekere en ons geloof sterke, onze zwakheid ter hulpe kome. Zo gaarne wil God, dat wij Hem zullen geloven en niet aan Zijne belofte twijfelen, gelijk die reden in Hebrews 6:16, ook genoemd wordt. O zalige mensen, om wier wil God zweert! O onzalige mensen, die God zelfs niet geloven, hoewel Hij zweert..

Vers 4

4. Ik heb (2 Samuel 7:12), een verbond gemaakt met Mijnen uitverkorene; Ik heb Mijnen knecht David gezworen1):

1) Wie ziet hier niet, welk ene grote vriendelijkheid en getrouwe liefde God voor de mensen heeft, en hoe diep zich de hoge Majesteit Gods neder buigt, dat Hij den mensen zweert. Maar waarom? Opdat Hij ons van Zijne belofte verzekere en ons geloof sterke, onze zwakheid ter hulpe kome. Zo gaarne wil God, dat wij Hem zullen geloven en niet aan Zijne belofte twijfelen, gelijk die reden in Hebrews 6:16, ook genoemd wordt. O zalige mensen, om wier wil God zweert! O onzalige mensen, die God zelfs niet geloven, hoewel Hij zweert..

Vers 5

5. Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uwen troon opbouwen van geslacht tot geslacht (zie Psalms 89:20). Sela.

Zo zeker als Gods belofte in Christus haar toppunt heeft bereikt, heeft deze ook voor ons nog betekenis, en wij kunnen uit dezen Psalm niet slechts in het algemeen leren, hoe wij in tijden van verdrukking der Kerk de vrees, die het zichtbare ons instort, moeten overwinnen, door het vastklemmen aan de beloften, die de Heere hun gegeven heeft, maar wij kunnen ons ook bovendien troosten met datgene, waarmee hier de gemeente des Ouden Verbonds vertroost wordt: de belofte Gods aan David omvat immer alle tijden tot aan het einde der wereld..

6.

II. Psalms 89:6-Psalms 89:19. Zal men zich vast op ene toezegging kunnen verlate, zo komt het vooral aan op de persoonlijkheid van degene, die de toezegging gegeven heeft, of deze ook den ernstigen wil en genoegzame kracht bezit, om het beloofde te volbrengen. Voordat daarom de heilige zanger nader spreekt van hetgeen, waarover hij hier te handelen heeft, spreekt hij een loflied uit ter verheerlijking van God, en prijst hij in `t bijzonder Zijne almacht en trouw; hij prijst echter ook dat volk gelukkig, dat zulk een God zijnen God noemt; het kan nooit gebrek hebben aan hetgeen tot zijn welzijn dient, en het opgerichte koningschap der belofte kan nooit een buit van de macht der wereld worden.

Vers 5

5. Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uwen troon opbouwen van geslacht tot geslacht (zie Psalms 89:20). Sela.

Zo zeker als Gods belofte in Christus haar toppunt heeft bereikt, heeft deze ook voor ons nog betekenis, en wij kunnen uit dezen Psalm niet slechts in het algemeen leren, hoe wij in tijden van verdrukking der Kerk de vrees, die het zichtbare ons instort, moeten overwinnen, door het vastklemmen aan de beloften, die de Heere hun gegeven heeft, maar wij kunnen ons ook bovendien troosten met datgene, waarmee hier de gemeente des Ouden Verbonds vertroost wordt: de belofte Gods aan David omvat immer alle tijden tot aan het einde der wereld..

6.

II. Psalms 89:6-Psalms 89:19. Zal men zich vast op ene toezegging kunnen verlate, zo komt het vooral aan op de persoonlijkheid van degene, die de toezegging gegeven heeft, of deze ook den ernstigen wil en genoegzame kracht bezit, om het beloofde te volbrengen. Voordat daarom de heilige zanger nader spreekt van hetgeen, waarover hij hier te handelen heeft, spreekt hij een loflied uit ter verheerlijking van God, en prijst hij in `t bijzonder Zijne almacht en trouw; hij prijst echter ook dat volk gelukkig, dat zulk een God zijnen God noemt; het kan nooit gebrek hebben aan hetgeen tot zijn welzijn dient, en het opgerichte koningschap der belofte kan nooit een buit van de macht der wereld worden.

Vers 6

6. Daar wij zulk ene met reden bevestigde toezegging van Uwen mond hebben, kan ons geloof aan de zekere vervulling door den tegenwoordigen treurigen toestand niet worden omvergeworpen; want Gij zijt een heerlijk God, dies loven de hemelen 1) Uwe wonderen, o HEERE, in de werken vol almacht en onnavorsbare goddelijke kracht (Psalms 29:1), ook is Uwe getrouwheid bekend en beroemd in de gemeente der heiligen (Deuteronomy 33:2).

1) Onder "de hemelen" verstaan de meeste uitleggers, de bewoners des hemels, de Engelen (Job 15:1), zodat dit vers wijst op den lof Gods in den hemel en op de aarde: men kan het ook verstaan van de zwijgende sprake des hemels met zijne lichamen. (Zie Psalms 19:2).. 7. Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? wie is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken, De Engelen (Job 1:6).

Vers 6

6. Daar wij zulk ene met reden bevestigde toezegging van Uwen mond hebben, kan ons geloof aan de zekere vervulling door den tegenwoordigen treurigen toestand niet worden omvergeworpen; want Gij zijt een heerlijk God, dies loven de hemelen 1) Uwe wonderen, o HEERE, in de werken vol almacht en onnavorsbare goddelijke kracht (Psalms 29:1), ook is Uwe getrouwheid bekend en beroemd in de gemeente der heiligen (Deuteronomy 33:2).

1) Onder "de hemelen" verstaan de meeste uitleggers, de bewoners des hemels, de Engelen (Job 15:1), zodat dit vers wijst op den lof Gods in den hemel en op de aarde: men kan het ook verstaan van de zwijgende sprake des hemels met zijne lichamen. (Zie Psalms 19:2).. 7. Want wie mag in den hemel tegen den HEERE geschat worden? wie is den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken, De Engelen (Job 1:6).

Vers 8

8. God is grotelijks geducht, een voorwerp van de meest eerbiedige aanbidding (Job 4:18), in den raad der heiligen (1 Kings 22:19. Daniel 7:10), die in den hemel wonen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn1), die Zijnen troon omringen.

1) Grotelijks geducht en vreselijk, ontzaglijk en majestueus is Hij, waar Hij verschijnt in Zijne heerlijkheid. In den hemelraad Zijner heilige engelen, dan dekken die reine en verhevene geesten hun aangezichten voor den vreselijken God en vallen aanbiddende voor Hem neer..

Vers 8

8. God is grotelijks geducht, een voorwerp van de meest eerbiedige aanbidding (Job 4:18), in den raad der heiligen (1 Kings 22:19. Daniel 7:10), die in den hemel wonen, en vreselijk boven allen, die rondom Hem zijn1), die Zijnen troon omringen.

1) Grotelijks geducht en vreselijk, ontzaglijk en majestueus is Hij, waar Hij verschijnt in Zijne heerlijkheid. In den hemelraad Zijner heilige engelen, dan dekken die reine en verhevene geesten hun aangezichten voor den vreselijken God en vallen aanbiddende voor Hem neer..

Vers 9

9. O HEERE, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uwe getrouwheid is rondom U, omgeeft U evenals een gevolg, zodat Gij nooit zonder haar verschijnt.

Beter vertaalt men: "O Heere God der heirscharen! Wie is als Gij? (Exodus 15:11). Gij zijt een grootmachtig Heere en Uwe waarheid is rondom U!" Met de vraag: "Wie is als Gij" (Hebreeën michamocha), wordt gezinspeeld op den naam van den Engelen-vorst MICHAËL (mi-chaël: wie is als God? Daniel 10:13), die reeds met dezen zijnen naam de verhevenheid van God boven den hemel en de engelen predikt; in de tweede helft van het vers wordt vervolgens het thema van den lof des Heren, dien de zanger zich heeft voorgenomen, in zijne beide delen voorgesteld: het zijn de macht en de getrouwheid Gods, die hij wil bezingen. In het volgende zal hij het langst (Psalms 89:10-Psalms 89:14) bij Gods macht vertoeven, omdat de angstige twijfel, welken de tegenwoordige toestanden opwekten, zich bijzonder hieraan aansloot. Hij verheft dan weer vooreerst Gods heerlijkheid over de zee (Psalms 89:10), want deze stelt in zijne woede het beeld voor van de onrustige en stormachtige macht der wereld, door welke Israël zo zwaar verdrukt werd. Vervolgens gaat hij van het beeld tot de zaak over, en noemt bepaald die wereldmacht, over welke toen sprake was (Psalms 89:11). Hierop gaat hij over tot de heerschappij van God over hemel en aarde (Psalms 89:12) en verder tot Zijne heerschappij over het vaste land (Psalms 89:13), een woord van lof voor goddelijke almacht in `t algemeen (vs 14) vormt het besluit, en nu begint hij ook over de trouw des Heren te spreken (Psalms 89:15)..

Vers 9

9. O HEERE, God der heirscharen! wie is als Gij, grootmachtig, o HEERE! en Uwe getrouwheid is rondom U, omgeeft U evenals een gevolg, zodat Gij nooit zonder haar verschijnt.

Beter vertaalt men: "O Heere God der heirscharen! Wie is als Gij? (Exodus 15:11). Gij zijt een grootmachtig Heere en Uwe waarheid is rondom U!" Met de vraag: "Wie is als Gij" (Hebreeën michamocha), wordt gezinspeeld op den naam van den Engelen-vorst MICHAËL (mi-chaël: wie is als God? Daniel 10:13), die reeds met dezen zijnen naam de verhevenheid van God boven den hemel en de engelen predikt; in de tweede helft van het vers wordt vervolgens het thema van den lof des Heren, dien de zanger zich heeft voorgenomen, in zijne beide delen voorgesteld: het zijn de macht en de getrouwheid Gods, die hij wil bezingen. In het volgende zal hij het langst (Psalms 89:10-Psalms 89:14) bij Gods macht vertoeven, omdat de angstige twijfel, welken de tegenwoordige toestanden opwekten, zich bijzonder hieraan aansloot. Hij verheft dan weer vooreerst Gods heerlijkheid over de zee (Psalms 89:10), want deze stelt in zijne woede het beeld voor van de onrustige en stormachtige macht der wereld, door welke Israël zo zwaar verdrukt werd. Vervolgens gaat hij van het beeld tot de zaak over, en noemt bepaald die wereldmacht, over welke toen sprake was (Psalms 89:11). Hierop gaat hij over tot de heerschappij van God over hemel en aarde (Psalms 89:12) en verder tot Zijne heerschappij over het vaste land (Psalms 89:13), een woord van lof voor goddelijke almacht in `t algemeen (vs 14) vormt het besluit, en nu begint hij ook over de trouw des Heren te spreken (Psalms 89:15)..

Vers 10

10. Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer hare baren zich verheffen, zo stilt Gij ze (Psalms 46:4; Psalms 65:8).

Vers 10

10. Gij heerst over de opgeblazenheid der zee; wanneer hare baren zich verheffen, zo stilt Gij ze (Psalms 46:4; Psalms 65:8).

Vers 11

11. Gij hebt Rahab, het trotse, overmoedige Egypte (Isaiah 30:7 ), verbrijzeld als enen verslagene, gelijk de geschiedenis aan de Schelfzee (Exodus 14:1), waar de beteugeling van de wateren van de volkeren-zee zich verenigde, duidelijk bewezen heeft; Gij hebt Uwe vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte (Exodus 6:6; Exodus 15:16).

De Zoon Gods heeft niet alleen Egypte en alle uitwendige vijanden verslagen en gedood, maar ook de helse Egyptenaren onzer zonden, die ons najagen met een groot leger, en hun veldoverste is de duivel.. 12. De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en hare volheid, die hebt Gij gegrond (Psalms 24:1,Psalms 24:2).

Vers 11

11. Gij hebt Rahab, het trotse, overmoedige Egypte (Isaiah 30:7 ), verbrijzeld als enen verslagene, gelijk de geschiedenis aan de Schelfzee (Exodus 14:1), waar de beteugeling van de wateren van de volkeren-zee zich verenigde, duidelijk bewezen heeft; Gij hebt Uwe vijanden verstrooid met den arm Uwer sterkte (Exodus 6:6; Exodus 15:16).

De Zoon Gods heeft niet alleen Egypte en alle uitwendige vijanden verslagen en gedood, maar ook de helse Egyptenaren onzer zonden, die ons najagen met een groot leger, en hun veldoverste is de duivel.. 12. De hemel is Uwe, ook is de aarde Uwe; de wereld en hare volheid, die hebt Gij gegrond (Psalms 24:1,Psalms 24:2).

Vers 13

13. Het noorden en het zuiden, de gehele aarde van de ene tot de andere hemelstreek, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon, beide delen van het heilige land, het westen en het oosten voorstellende, juichen in Uwen naam, zij verheugen zich met hun fris en vrolijk uiterlijk over Uwe Goddelijke macht als Schepper, die zich zo heerlijk in hen openbaart.

Vers 13

13. Het noorden en het zuiden, de gehele aarde van de ene tot de andere hemelstreek, die hebt Gij geschapen; Thabor en Hermon, beide delen van het heilige land, het westen en het oosten voorstellende, juichen in Uwen naam, zij verheugen zich met hun fris en vrolijk uiterlijk over Uwe Goddelijke macht als Schepper, die zich zo heerlijk in hen openbaart.

Vers 14

14. Gij hebt, dat tonen de werken der schepping en de gebeurtenissen der wereldgeschiedenis, enen arm met macht; Uwe hand is sterk, Uwe rechterhand is hoog.

Vers 14

14. Gij hebt, dat tonen de werken der schepping en de gebeurtenissen der wereldgeschiedenis, enen arm met macht; Uwe hand is sterk, Uwe rechterhand is hoog.

Vers 15

15. En wat Uwe regering als koning van Uw rijk op aarde aangaat, gerechtigheid en gericht (Psalms 103:6) zijn de vastigheid Uws troons; Uw troon heeft gerechtigheid en gericht bij alle handelingen tot ene onveranderlijke grondstelling (Psalms 97:2) a); goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen, als dienaren lettende op Uwen wenk, om de gedachten Uwer raadsbesluiten tot heil der mensen ten uitvoer te leggen.

a) Psalms 85:14.

Indien gerechtigheid en gerichte de vastigheid van Gods troon zijn, dan vergrijpt hij zich aan God en aan zich zelven, die dit wenst voorbij te zien, dan is hij geen vriend van God, die het recht niet lief heeft dan staat geen enkele troon vast, die deze vastigheid mist, dan heeft hij, die zich schuldig weet voor God, alle reden tot vrees en gene vrijheid tot hoop, tenzij in een weg, waarin deze vastigheid van Gods troon onaangeroerd blijft. Die het hier niet heeft erkend, wie het hier niet tot behoudenis op de knieën gebracht heeft, die zal het ondervinden, ach tot eeuwig afgrijzen ondervinden! in de plaats der rampzaligheid, waar deze spreuk met vlammend schrift uitschittert in de buitenste duisternis. Wie zich dit voor te stellen niet verschrikt, hem moge de herinnering bewegen dat diezelfde spreuk met bloedige letteren gestaan heeft op het kruis van Gods Zoon, "welken God voorgesteld heeft tot ene betoning Zijner rechtvaardigheid door de vergeving der zonden, te voren geschied onder de verdraagzaamheid Gods, tot ene betoning Zijner rechtvaardigheid, opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degene, die uit het geloof van Jezus is" Hij, die gelooft, die in het kruis van Christus de rechtvaardigheid Gods en de barmhartigheid Gods heeft vermengd gezien, zich aanbiddend en vertrouwend daarbij heeft neergebogen, hoe dringen hem liefde en dankbaarheid, om den Rechtvaardige en Barmhartige levenslang en dagelijks meer te verheerlijken! Hij doe het door lof en dank: hij doe het door een leven van liefde. Hij doe het door de navolging Zijner barmhartigheid, Zijner goedertierenheid, Zijner vergevingsgezindheid, Hij doe het toch ook vooral door de navolging Zijner rechtvaardigheid! De gelovig Christen zij ook een voorheen van rechtvaardigheid in, woord en wandel. Hij sta voor het recht; hij handhave het rechtsgevoel en brengen het weer in ere, in een tijd, die aan niets zozeer schade geleden heeft dan aan dit gevoel en van niets zozeer de wrange vruchten plukt, dan van het zozeer te hebben gekrenkt, verkracht, verduisterd, ter zijde gesteld. Het is de miskenning van het recht des rechts en van de deugd der rechtvaardigheid, te vergeefs vergoelijkt door het dwepen met ene valse menslievendheid, het is de miskenning van het recht des rechts en van de deugd der rechtvaardigheid, welke in onze eeuw niet alleen, in naam van een kwalijk begrepen belang, alle tronen heeft doen waggelen en ene onafzienbare reeks van rampen over de volken gehaald heeft, maar die de harten van het tegenwoordig geslacht ook eensdeels vervreemd heeft van den God der openbaring, van den waarachtigen God, van dien God, de vastigheid van wiens troon gerechtigheid en gerichte zijn; ja die ze afkerig heeft gemaakt van een Evangelie, tot welks aanneming de nederige erkenning van het gerecht en gericht van God vereist worden. Dat dan de deugd der rechtvaardigheid in al haar kracht, in al haar waarde, in al haar beminnelijkheid vooral gezien worde in degenen, die den God der openbaring belijden, die in het Evangelie van den Gekruisten het anker hunner hoop geworpen hebben. Daar is geen beter middel voor de aangeduide kwaal..

Vers 15

15. En wat Uwe regering als koning van Uw rijk op aarde aangaat, gerechtigheid en gericht (Psalms 103:6) zijn de vastigheid Uws troons; Uw troon heeft gerechtigheid en gericht bij alle handelingen tot ene onveranderlijke grondstelling (Psalms 97:2) a); goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aanschijn henen, als dienaren lettende op Uwen wenk, om de gedachten Uwer raadsbesluiten tot heil der mensen ten uitvoer te leggen.

a) Psalms 85:14.

Indien gerechtigheid en gerichte de vastigheid van Gods troon zijn, dan vergrijpt hij zich aan God en aan zich zelven, die dit wenst voorbij te zien, dan is hij geen vriend van God, die het recht niet lief heeft dan staat geen enkele troon vast, die deze vastigheid mist, dan heeft hij, die zich schuldig weet voor God, alle reden tot vrees en gene vrijheid tot hoop, tenzij in een weg, waarin deze vastigheid van Gods troon onaangeroerd blijft. Die het hier niet heeft erkend, wie het hier niet tot behoudenis op de knieën gebracht heeft, die zal het ondervinden, ach tot eeuwig afgrijzen ondervinden! in de plaats der rampzaligheid, waar deze spreuk met vlammend schrift uitschittert in de buitenste duisternis. Wie zich dit voor te stellen niet verschrikt, hem moge de herinnering bewegen dat diezelfde spreuk met bloedige letteren gestaan heeft op het kruis van Gods Zoon, "welken God voorgesteld heeft tot ene betoning Zijner rechtvaardigheid door de vergeving der zonden, te voren geschied onder de verdraagzaamheid Gods, tot ene betoning Zijner rechtvaardigheid, opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degene, die uit het geloof van Jezus is" Hij, die gelooft, die in het kruis van Christus de rechtvaardigheid Gods en de barmhartigheid Gods heeft vermengd gezien, zich aanbiddend en vertrouwend daarbij heeft neergebogen, hoe dringen hem liefde en dankbaarheid, om den Rechtvaardige en Barmhartige levenslang en dagelijks meer te verheerlijken! Hij doe het door lof en dank: hij doe het door een leven van liefde. Hij doe het door de navolging Zijner barmhartigheid, Zijner goedertierenheid, Zijner vergevingsgezindheid, Hij doe het toch ook vooral door de navolging Zijner rechtvaardigheid! De gelovig Christen zij ook een voorheen van rechtvaardigheid in, woord en wandel. Hij sta voor het recht; hij handhave het rechtsgevoel en brengen het weer in ere, in een tijd, die aan niets zozeer schade geleden heeft dan aan dit gevoel en van niets zozeer de wrange vruchten plukt, dan van het zozeer te hebben gekrenkt, verkracht, verduisterd, ter zijde gesteld. Het is de miskenning van het recht des rechts en van de deugd der rechtvaardigheid, te vergeefs vergoelijkt door het dwepen met ene valse menslievendheid, het is de miskenning van het recht des rechts en van de deugd der rechtvaardigheid, welke in onze eeuw niet alleen, in naam van een kwalijk begrepen belang, alle tronen heeft doen waggelen en ene onafzienbare reeks van rampen over de volken gehaald heeft, maar die de harten van het tegenwoordig geslacht ook eensdeels vervreemd heeft van den God der openbaring, van den waarachtigen God, van dien God, de vastigheid van wiens troon gerechtigheid en gerichte zijn; ja die ze afkerig heeft gemaakt van een Evangelie, tot welks aanneming de nederige erkenning van het gerecht en gericht van God vereist worden. Dat dan de deugd der rechtvaardigheid in al haar kracht, in al haar waarde, in al haar beminnelijkheid vooral gezien worde in degenen, die den God der openbaring belijden, die in het Evangelie van den Gekruisten het anker hunner hoop geworpen hebben. Daar is geen beter middel voor de aangeduide kwaal..

Vers 16

16. Welgelukzalig is daarom het volk, hetwelk het geklank kent, dat des Heren tegenwoordigheid geniet, en U komt als zijnen God: o HEERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen, zodat ook het donkerste pad voor hen helder moet worden.

Tot de heilige tekenen van Gods genade en goedertierenheid werd Israël geroepen en genodigd door het geluid der trompetten, hetwelk om die reden den Israëlieten zeer lieflijk en aangenaam was. (Numbers 10:9,Numbers 10:10)..

Aan het opperkleed des Hogepriesters hingen de gouden schellen en de granaatappelen. Zodat, indien hij zich bewoog, het geklank van die schellen werd gehoord. En wanneer bewoog hij zich? Als hij voor des Heren aangezicht de offeranden bracht, inzonderheid, wanneer hij de offeranden aanstak, als hij derhalve verzoening aanbracht en het reukoffer aanbood. Maar ook werd het geklank gehoord, wanneer op de trompetten werd geblazen en het volk Israël's werd geroepen om den Heere te loven. Welnu, de dichter wil hier zeggen, dat het volk welgelukzalig is, wanneer het niet alleen den Heere ontmoet met het zoenoffer, maar ook met het reukoffer der gebeden en het lofoffer der dankzegging, wanneer het derhalve niet alleen zich kende als in verzoende betrekking met God te staan, maar ook Hem daarvoor de dank des harten bracht. -

Vers 16

16. Welgelukzalig is daarom het volk, hetwelk het geklank kent, dat des Heren tegenwoordigheid geniet, en U komt als zijnen God: o HEERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen, zodat ook het donkerste pad voor hen helder moet worden.

Tot de heilige tekenen van Gods genade en goedertierenheid werd Israël geroepen en genodigd door het geluid der trompetten, hetwelk om die reden den Israëlieten zeer lieflijk en aangenaam was. (Numbers 10:9,Numbers 10:10)..

Aan het opperkleed des Hogepriesters hingen de gouden schellen en de granaatappelen. Zodat, indien hij zich bewoog, het geklank van die schellen werd gehoord. En wanneer bewoog hij zich? Als hij voor des Heren aangezicht de offeranden bracht, inzonderheid, wanneer hij de offeranden aanstak, als hij derhalve verzoening aanbracht en het reukoffer aanbood. Maar ook werd het geklank gehoord, wanneer op de trompetten werd geblazen en het volk Israël's werd geroepen om den Heere te loven. Welnu, de dichter wil hier zeggen, dat het volk welgelukzalig is, wanneer het niet alleen den Heere ontmoet met het zoenoffer, maar ook met het reukoffer der gebeden en het lofoffer der dankzegging, wanneer het derhalve niet alleen zich kende als in verzoende betrekking met God te staan, maar ook Hem daarvoor de dank des harten bracht. -

Vers 17

17. Zij zullen zich den gansen dag, altijd, verheugen in Uwen naam. Gij zijt hun ene reden om onophoudelijk van vreugde te jubelen, en zij zullen door Uwe gerechtigheid verhoogd worden 1); want Gij zult opstaan als de beschermer hunner rechten en hun vijanden verdelgen.

1) Slotsom is, dat de gelovigen te over in God vinden, om zich te vermengen en verhoogd te worden..

Vers 17

17. Zij zullen zich den gansen dag, altijd, verheugen in Uwen naam. Gij zijt hun ene reden om onophoudelijk van vreugde te jubelen, en zij zullen door Uwe gerechtigheid verhoogd worden 1); want Gij zult opstaan als de beschermer hunner rechten en hun vijanden verdelgen.

1) Slotsom is, dat de gelovigen te over in God vinden, om zich te vermengen en verhoogd te worden..

Vers 18

18. Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte 1), die zij ondanks al hun nederlagen bezitten en die niet te verwoesten is; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden, zullen wij weer uit onze ellende tot die hoogte komen (Psalms 92:11).

1) Hij versterkt het vorige hiermede, dat God nooit Zijne gelovigen Zijne sterkte ontzegt. De heerlijkheid hunner sterkte noemende, wijst hij daarmee aan, dat zij altijd zo door de hulpe Gods omglans worden, dat zij naar waarheid in Hem verheerlijkt worden, of wat hetzelfde is, dat de kracht Gods in het helpen en ondersteunen van hen, altijd zich heerlijk openbaart. Evenwel ondertussen worden zij herinnerd aan hun plicht, om God den lof toe te brengen voor het feit, dat zij blijven staan en behouden blijven..

Vers 18

18. Want Gij zijt de heerlijkheid hunner sterkte 1), die zij ondanks al hun nederlagen bezitten en die niet te verwoesten is; en door Uw welbehagen zal onze hoorn verhoogd worden, zullen wij weer uit onze ellende tot die hoogte komen (Psalms 92:11).

1) Hij versterkt het vorige hiermede, dat God nooit Zijne gelovigen Zijne sterkte ontzegt. De heerlijkheid hunner sterkte noemende, wijst hij daarmee aan, dat zij altijd zo door de hulpe Gods omglans worden, dat zij naar waarheid in Hem verheerlijkt worden, of wat hetzelfde is, dat de kracht Gods in het helpen en ondersteunen van hen, altijd zich heerlijk openbaart. Evenwel ondertussen worden zij herinnerd aan hun plicht, om God den lof toe te brengen voor het feit, dat zij blijven staan en behouden blijven..

Vers 19

19. Zo zal gewis ook onze diep vernederde koning weer verhoord worden; want ons schild, de koning, dien Hij Gods tot bescherming tegen onze uitwendige vijanden gegeven heeft (Psalms 47:10), is van den HEERE, staat met zijn persoon en met zijnen troon onder Zijne eigene bescherming, en onze koning is van den Heilige Israël's 1), hij is als Zijn gezalfde Zijn eigendom, dat Hij niet aan de macht der wereld zal overgeven. De Heere zal dus bijstand geven, want Hij kan Zijnen tijdelijken plaatsvervanger, onzen koning, niet voor altijd in ellende laten.

1) Voor het volk was een koning de vertegenwoordiger van zijne bescherming. En nu stelt de dichter hierop zijn vertrouwen, dat zijn koning was gegeven door God, dat deze was een theocratisch koning, zodat wel de nood hoog mocht gaan, maar Israël zou niet van zijn koning beroofd worden, dewijl de Heere God dien gegeven had en Zijn verbond vast stond.

20.

III. Psalms 89:20-Psalms 89:46. Nadat de dichter zo zijn hart verheugd heeft in de majesteit en trouw van Degene, die het beloofd heeft, keert hij; terug tot den inhoud der aan David's huis gegevene belofte, en ontvouwt hij dezen inhoud in zijne gehele volheid en heerlijkheid (Psalms 89:20-Psalms 89:30); terwijl hij tevens de bedenking uit den weg ruimt, als zou ooit door de zonden des gezalfden de belofte geheel te niet gaan. God heeft integendeel zelf dadelijk van den beginne af verklaard, dat de belofte, wat haar wezen aangaat, ene onvoorwaardelijke was, dat Hij de zonden van de leden van het uitverkoren geslacht elk in `t bijzonder zwaar zou straffen, maar nooit van dezen en in hem aan het volk Zijne genade zou onttrokken (Psalms 89:31-Psalms 89:38). -In de sterkste tegen spraak hiermede staat nu het lijden, dat over den gezalfde des Heren in dezen tegenwoordigen tijd gekomen is; zijne kroon ligt ontheiligd ter aarde, zijn troon op den grond geworpen; hij zelf is v r den tijd een grijsaard geworden; alle omheiningen van zijn land zijn doorgebroken, zijne vestingen zijn gevallen, zijne vijanden hebben hem op de vlucht geslagen, en schanden en hoon volgt elk zijner voetstappen, (Psalms 89:39-Psalms 89:46).

Vers 19

19. Zo zal gewis ook onze diep vernederde koning weer verhoord worden; want ons schild, de koning, dien Hij Gods tot bescherming tegen onze uitwendige vijanden gegeven heeft (Psalms 47:10), is van den HEERE, staat met zijn persoon en met zijnen troon onder Zijne eigene bescherming, en onze koning is van den Heilige Israël's 1), hij is als Zijn gezalfde Zijn eigendom, dat Hij niet aan de macht der wereld zal overgeven. De Heere zal dus bijstand geven, want Hij kan Zijnen tijdelijken plaatsvervanger, onzen koning, niet voor altijd in ellende laten.

1) Voor het volk was een koning de vertegenwoordiger van zijne bescherming. En nu stelt de dichter hierop zijn vertrouwen, dat zijn koning was gegeven door God, dat deze was een theocratisch koning, zodat wel de nood hoog mocht gaan, maar Israël zou niet van zijn koning beroofd worden, dewijl de Heere God dien gegeven had en Zijn verbond vast stond.

20.

III. Psalms 89:20-Psalms 89:46. Nadat de dichter zo zijn hart verheugd heeft in de majesteit en trouw van Degene, die het beloofd heeft, keert hij; terug tot den inhoud der aan David's huis gegevene belofte, en ontvouwt hij dezen inhoud in zijne gehele volheid en heerlijkheid (Psalms 89:20-Psalms 89:30); terwijl hij tevens de bedenking uit den weg ruimt, als zou ooit door de zonden des gezalfden de belofte geheel te niet gaan. God heeft integendeel zelf dadelijk van den beginne af verklaard, dat de belofte, wat haar wezen aangaat, ene onvoorwaardelijke was, dat Hij de zonden van de leden van het uitverkoren geslacht elk in `t bijzonder zwaar zou straffen, maar nooit van dezen en in hem aan het volk Zijne genade zou onttrokken (Psalms 89:31-Psalms 89:38). -In de sterkste tegen spraak hiermede staat nu het lijden, dat over den gezalfde des Heren in dezen tegenwoordigen tijd gekomen is; zijne kroon ligt ontheiligd ter aarde, zijn troon op den grond geworpen; hij zelf is v r den tijd een grijsaard geworden; alle omheiningen van zijn land zijn doorgebroken, zijne vestingen zijn gevallen, zijne vijanden hebben hem op de vlucht geslagen, en schanden en hoon volgt elk zijner voetstappen, (Psalms 89:39-Psalms 89:46).

Vers 20

20. Toen Gij de in Psalms 89:4, genoemde belofte gaaft, hebt Gij in een gezicht gesproken, tot Uwen profeet Nathan (2 Samuel 7:4), van Uwen heilige, van David, dien Gij tot koning over Israël gezalfd hebt, en Gij hebt gezegd: Ik heb voor Mijn volk hulp besteld bij enen held (2 Samuel 17:10), tegen zijne onderdrukkers; Ik heb enen verkorene uit het volk verhoogd.

Vers 20

20. Toen Gij de in Psalms 89:4, genoemde belofte gaaft, hebt Gij in een gezicht gesproken, tot Uwen profeet Nathan (2 Samuel 7:4), van Uwen heilige, van David, dien Gij tot koning over Israël gezalfd hebt, en Gij hebt gezegd: Ik heb voor Mijn volk hulp besteld bij enen held (2 Samuel 17:10), tegen zijne onderdrukkers; Ik heb enen verkorene uit het volk verhoogd.

Vers 21

21. Ik heb David, Mijnen knecht, gevonden; met Mijne heilige olie, het zinnebeeld Mijner geestelijke gaven (1 Samuel 16:1, 1 Samuel 16:13), heb Ik hem gezalfd tot vorst over Israël.

Deze uitdrukking wijst aan, dat de verkiezing van David niet door een willekeurig blindelings grijpen uit de menigte, maar tengevolge van een doordacht, Goddelijk raadsbesluit geschied was; om dit het volk in te prenten nam God ook werkelijk bij David's verkiezing den schijn van zoeken en vinden aan (1 Samuel 16:6-1 Samuel 16:12).. 22. Met welken koning Mijne hand vast blijven zal (Isaiah 41:10); Ik zal hem niet weer verstoten, gelijk Saul; ook zal hem Mijn arm versterken.

Vers 21

21. Ik heb David, Mijnen knecht, gevonden; met Mijne heilige olie, het zinnebeeld Mijner geestelijke gaven (1 Samuel 16:1, 1 Samuel 16:13), heb Ik hem gezalfd tot vorst over Israël.

Deze uitdrukking wijst aan, dat de verkiezing van David niet door een willekeurig blindelings grijpen uit de menigte, maar tengevolge van een doordacht, Goddelijk raadsbesluit geschied was; om dit het volk in te prenten nam God ook werkelijk bij David's verkiezing den schijn van zoeken en vinden aan (1 Samuel 16:6-1 Samuel 16:12).. 22. Met welken koning Mijne hand vast blijven zal (Isaiah 41:10); Ik zal hem niet weer verstoten, gelijk Saul; ook zal hem Mijn arm versterken.

Vers 24

24. Maar Ik zal zijne wederpartijders, als de Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, Syriërs (2 Samuel 8:1), verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen, zodat zij zich aan hem moeten onderwerpen.

Vers 24

24. Maar Ik zal zijne wederpartijders, als de Filistijnen, Moabieten, Ammonieten, Syriërs (2 Samuel 8:1), verpletteren voor zijn aangezicht, en die hem haten, zal Ik plagen, zodat zij zich aan hem moeten onderwerpen.

Vers 25

25. En Mijne getrouwheid en Mijne goedertierenheid zullen met hem Zijn 1); al Mijne geloften zal Ik goedgunstig aan hem vervullen; en zijn hoorn 1) zal in Mijnen naam verhoogd worden, zijne macht en heerlijkheid zullen door Mijne hulp vermeerderd worden, zodat hij een heerser zij tot aan het einde der wereld (Psalms 72:8).

1) Ook hier, evenals in Psalms 89:27, moeten wij tot Christus, het ware zaad David's, opklimmen (Psalms 72:11); onder David werd slechts een zwak voorbeeld der vervulling gezien. (1 Chronicles 15:17)..

2) De hoorn van David wordt ook hier, evenals op vele andere plaatsen, voor zijn eer, waardigheid en macht genomen. De zin is daarom, dat de staat van zijne regering door de goedheid Gods altijd voorspoedig en bloeiend zou zijn. Want dewijl het volk door zijne zonde den weg voor de goedertierenheid Gods toesloot, zou de erfenis kleiner zijn, dan de belofte eiste..

Vers 25

25. En Mijne getrouwheid en Mijne goedertierenheid zullen met hem Zijn 1); al Mijne geloften zal Ik goedgunstig aan hem vervullen; en zijn hoorn 1) zal in Mijnen naam verhoogd worden, zijne macht en heerlijkheid zullen door Mijne hulp vermeerderd worden, zodat hij een heerser zij tot aan het einde der wereld (Psalms 72:8).

1) Ook hier, evenals in Psalms 89:27, moeten wij tot Christus, het ware zaad David's, opklimmen (Psalms 72:11); onder David werd slechts een zwak voorbeeld der vervulling gezien. (1 Chronicles 15:17)..

2) De hoorn van David wordt ook hier, evenals op vele andere plaatsen, voor zijn eer, waardigheid en macht genomen. De zin is daarom, dat de staat van zijne regering door de goedheid Gods altijd voorspoedig en bloeiend zou zijn. Want dewijl het volk door zijne zonde den weg voor de goedertierenheid Gods toesloot, zou de erfenis kleiner zijn, dan de belofte eiste..

Vers 26

26. En Ik zal zijne hand in de zee zetten, en zijne rechterhand in de rivieren, Hij zal regeren van zee tot zee, en van de rivier tot aan doe einden der aarde (Psalms 72:8).

Het koninkrijk van David zal, ten tijde van zijnen zoon Salomo, in vollen luister bloeien. De koninklijke macht van Salomo zal zich uitstrekken van de Middellandse zee tot aan de rivier den Eufraat..

Vers 26

26. En Ik zal zijne hand in de zee zetten, en zijne rechterhand in de rivieren, Hij zal regeren van zee tot zee, en van de rivier tot aan doe einden der aarde (Psalms 72:8).

Het koninkrijk van David zal, ten tijde van zijnen zoon Salomo, in vollen luister bloeien. De koninklijke macht van Salomo zal zich uitstrekken van de Middellandse zee tot aan de rivier den Eufraat..

Vers 27

27. a) Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils, op wie ik volkomen kan vertrouwen.

a) 2 Samuel 7:14. Psalms 18:3; Psalms 62:8; Psalms 95:1. Hebrews 1:4,Hebrews 1:5.

Vers 27

27. a) Hij zal Mij noemen: Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils, op wie ik volkomen kan vertrouwen.

a) 2 Samuel 7:14. Psalms 18:3; Psalms 62:8; Psalms 95:1. Hebrews 1:4,Hebrews 1:5.

Vers 28

28. Ook zal Ik, de nauwe betrekking, in welke hij zich tot Mij stelt, beantwoordende, hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde, opdat de belofte aan Mijn volk gegeven (Deuteronomy 26:19; Deuteronomy 28:1), door hem tot werkelijkheid kome.

Met de woorden: "Ook zal Ik" zegt God, waarmee Hij David's kinderlijke liefde beantwoordt; hem, die de laatstgeborene is onder de zonen van Isaï, maakt Hij tot eerstgeborene en alzo meest bevoorrechte der zonen des Allerhoogsten (Psalms 82:6)..

Dit is eerst ten volle vervuld in den anderen David, den Zoon Gods, een koning, door God, Zijnen Vader tot ene heerschappij verheven, als David en zijne nakomelingschap nooit gekend hebben, een rijk van ene eeuwige uitbreiding, dat de grootste zegeningen aan zijne leden gaf, dat heerlijk de Majesteit der Goddelijke volmaaktheden ontvouwde, en bestemd was, om voortgezet te worden tot het einde van den tijd.

Vers 28

28. Ook zal Ik, de nauwe betrekking, in welke hij zich tot Mij stelt, beantwoordende, hem ten eerstgeborenen zoon stellen, ten hoogste over de koningen der aarde, opdat de belofte aan Mijn volk gegeven (Deuteronomy 26:19; Deuteronomy 28:1), door hem tot werkelijkheid kome.

Met de woorden: "Ook zal Ik" zegt God, waarmee Hij David's kinderlijke liefde beantwoordt; hem, die de laatstgeborene is onder de zonen van Isaï, maakt Hij tot eerstgeborene en alzo meest bevoorrechte der zonen des Allerhoogsten (Psalms 82:6)..

Dit is eerst ten volle vervuld in den anderen David, den Zoon Gods, een koning, door God, Zijnen Vader tot ene heerschappij verheven, als David en zijne nakomelingschap nooit gekend hebben, een rijk van ene eeuwige uitbreiding, dat de grootste zegeningen aan zijne leden gaf, dat heerlijk de Majesteit der Goddelijke volmaaktheden ontvouwde, en bestemd was, om voortgezet te worden tot het einde van den tijd.

Vers 29

29. Ik zal hem naar Mijne geloften, Mijne goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven (Psalms 89:5).

Vers 29

29. Ik zal hem naar Mijne geloften, Mijne goedertierenheid in eeuwigheid houden, en Mijn verbond zal hem vast blijven (Psalms 89:5).

Vers 30

30. En Ik, zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen (2 Samuel 7:16. Deuteronomy 11:21).

Vers 30

30. En Ik, zal zijn zaad in eeuwigheid zetten, en zijn troon als de dagen der hemelen (2 Samuel 7:16. Deuteronomy 11:21).

Vers 31

31. Indien zijne kinderen Mijne wet verlaten en in Mijne rechten niet wandelen, gelijk dat helaas spoedig genoeg wezen zal (1 Kings 1:11; 1 Kings 14:22);

Vers 31

31. Indien zijne kinderen Mijne wet verlaten en in Mijne rechten niet wandelen, gelijk dat helaas spoedig genoeg wezen zal (1 Kings 1:11; 1 Kings 14:22);

Vers 32

32. Indien zij Mijne inzettingen ontheiligen, en Mijne geboden niet houden;

Vers 32

32. Indien zij Mijne inzettingen ontheiligen, en Mijne geboden niet houden;

Vers 33

33. Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, gelijk een vader zijnen zoon kastijdt (Proverbs 23:13), en hun ongerechtigheid met plagen, die wellicht in een zwaar gericht de afvallige leden aan dit huis aan den ondergang overgeven.

Vers 33

33. Zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken, gelijk een vader zijnen zoon kastijdt (Proverbs 23:13), en hun ongerechtigheid met plagen, die wellicht in een zwaar gericht de afvallige leden aan dit huis aan den ondergang overgeven.

Vers 34

34. Maar Mijne goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, zodat zijn geslacht, al is het dan ook maar in enkele, kleine spruiten, toch behouden blijft, en in Mijne getrouwheid zal Ik niet feilen, dat Ik het woord Mijner belofte zou vergeten.

Vers 34

34. Maar Mijne goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, zodat zijn geslacht, al is het dan ook maar in enkele, kleine spruiten, toch behouden blijft, en in Mijne getrouwheid zal Ik niet feilen, dat Ik het woord Mijner belofte zou vergeten.

Vers 35

35. Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, gelijk zij Mijne inzettingen ontheiligd hebben (Psalms 89:32), en hetgeen uit Mijne lippen gegaan is, de belofte, die Ik gedaan heb (Deuteronomy 23:23 Deuteronomy 23:23), zal Ik niet veranderen.

Vers 35

35. Ik zal Mijn verbond niet ontheiligen, gelijk zij Mijne inzettingen ontheiligd hebben (Psalms 89:32), en hetgeen uit Mijne lippen gegaan is, de belofte, die Ik gedaan heb (Deuteronomy 23:23 Deuteronomy 23:23), zal Ik niet veranderen.

Vers 36

36. a) Ik heb eens gezworen bij Mijne heiligheid, Ik heb er Mijne Goddelijke deugden onder verpand: zo Ik aan David liege, dan zou Ik Mijne heiligheid verloochenen.

a) Hebrews 6:13,Hebrews 6:17,Hebrews 6:18.

Vers 36

36. a) Ik heb eens gezworen bij Mijne heiligheid, Ik heb er Mijne Goddelijke deugden onder verpand: zo Ik aan David liege, dan zou Ik Mijne heiligheid verloochenen.

a) Hebrews 6:13,Hebrews 6:17,Hebrews 6:18.

Vers 37

37. Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon (Psalms 72:5,Psalms 72:17).

Vers 37

37. Zijn zaad zal in der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn gelijk de zon (Psalms 72:5,Psalms 72:17).

Vers 38

38. Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel, de regenboog, dit hemels gedenkteken van Mijn verbond, dat Ik met de aarde gemaakt heb. (Genesis 9:12), of, de zon is getrouw. Sela.

Ene gelijke betrekking, als er tussen David en zijn zaad is, bestaat ook tussen Christus en Zijne gemeente. Gelijk David's geslacht in Hem verkoren was (1 Kings 11:36. 2 Kings 8:19. 8:19 Isaiah 37:35. 2 Chronicles 6:42), zodat het in weerwil van den afval en de verwerping van zijne bijzondere leden altijd in het bezit der genade Gods bleef, zo is de werk in Christus verkoren, en de zonden van hare leden kunnen wel hun, maar niet haar schade veroorzaken. Ondanks den afval van gehele geslachten staat zij steeds weer heerlijk op, en achter het onverbiddelijk gericht, dat door de verschijning van Christus niet opgeheven maar sterker geworden is, is steeds de ontfermende genade verborgen..

Gelijk de getuigen van het verbond, de zon en de maan aan den hemel blijven, welke veranderingen er ook in dezen schijnen te zijn, en het niet twijfelachtig is of zij zullen op den behoorlijken tijd weer verschijnen, alzo mag het verbond der genade, dat met ons in Christus gemaakt is, welke verandering er ook schijne te komen, en hoe het schijne te vergaan, niet betwijfeld worden, maar moet in het geloof gewaardeerd worden, gelijk de getuigenissen daarvan zijn.

Vast en eeuwig zou David's zaad en zijn troon wezen, aan de regering zou geen einde komen, daartoe stond Gods getuige als een borgschap aan of in den hemel. Er zijn Joodse en Christelijke uitleggers, die door deze getuigenis den regenboog verstaan, maar die boog diende alleen tot een teken, dat er geen zondvloed meer over de aarde zou zijn. Wij houden die getuigenis voor de zon en de maan. Die hemellichamen en luister zijn ook in ons spraakgebruik de vaste en duurzame lichamen tegenover de lagere en vergankelijke schepping. Gelijk zon en maan aan den hemel blijven schitteren en lichten, alzo David's huis en troon eeuwig en altoos..

In deze verzen beschrijft de dichter de vastheid en heerlijkheid van het verbond, hetwelk God met David heeft opgelicht. De Almacht en Gerechtigheid Gods zijn zo heerlijk geopenbaard in het leven en in den strijd van David.

Maar de volgende behelzen een bittere klacht en de inhoud er van vormt een schrille tegenstelling met hetgeen vooraf gaat. Want het schijnt wel, dat God Zijn verbond heeft verbroken, en Zijn trouw door de trouweloosheid Zijner kinderen is te niet gedaan (Psalms 89:39-Psalms 89:46).

Vers 38

38. Hij zal eeuwiglijk bevestigd worden, gelijk de maan; en de Getuige in den hemel, de regenboog, dit hemels gedenkteken van Mijn verbond, dat Ik met de aarde gemaakt heb. (Genesis 9:12), of, de zon is getrouw. Sela.

Ene gelijke betrekking, als er tussen David en zijn zaad is, bestaat ook tussen Christus en Zijne gemeente. Gelijk David's geslacht in Hem verkoren was (1 Kings 11:36. 2 Kings 8:19. 8:19 Isaiah 37:35. 2 Chronicles 6:42), zodat het in weerwil van den afval en de verwerping van zijne bijzondere leden altijd in het bezit der genade Gods bleef, zo is de werk in Christus verkoren, en de zonden van hare leden kunnen wel hun, maar niet haar schade veroorzaken. Ondanks den afval van gehele geslachten staat zij steeds weer heerlijk op, en achter het onverbiddelijk gericht, dat door de verschijning van Christus niet opgeheven maar sterker geworden is, is steeds de ontfermende genade verborgen..

Gelijk de getuigen van het verbond, de zon en de maan aan den hemel blijven, welke veranderingen er ook in dezen schijnen te zijn, en het niet twijfelachtig is of zij zullen op den behoorlijken tijd weer verschijnen, alzo mag het verbond der genade, dat met ons in Christus gemaakt is, welke verandering er ook schijne te komen, en hoe het schijne te vergaan, niet betwijfeld worden, maar moet in het geloof gewaardeerd worden, gelijk de getuigenissen daarvan zijn.

Vast en eeuwig zou David's zaad en zijn troon wezen, aan de regering zou geen einde komen, daartoe stond Gods getuige als een borgschap aan of in den hemel. Er zijn Joodse en Christelijke uitleggers, die door deze getuigenis den regenboog verstaan, maar die boog diende alleen tot een teken, dat er geen zondvloed meer over de aarde zou zijn. Wij houden die getuigenis voor de zon en de maan. Die hemellichamen en luister zijn ook in ons spraakgebruik de vaste en duurzame lichamen tegenover de lagere en vergankelijke schepping. Gelijk zon en maan aan den hemel blijven schitteren en lichten, alzo David's huis en troon eeuwig en altoos..

In deze verzen beschrijft de dichter de vastheid en heerlijkheid van het verbond, hetwelk God met David heeft opgelicht. De Almacht en Gerechtigheid Gods zijn zo heerlijk geopenbaard in het leven en in den strijd van David.

Maar de volgende behelzen een bittere klacht en de inhoud er van vormt een schrille tegenstelling met hetgeen vooraf gaat. Want het schijnt wel, dat God Zijn verbond heeft verbroken, en Zijn trouw door de trouweloosheid Zijner kinderen is te niet gedaan (Psalms 89:39-Psalms 89:46).

Vers 39

39. Maar Gij hebt, in schijnbaar zo duidelijke tegenspraak tegen deze heerlijke beloften, hem verstoten en verworpen, als Gij Uwe toezegging had vergeten; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uwen gezalfde, op ene wijze, alsof het geheel en al met hem tot het einde zou komen.

Vers 39

39. Maar Gij hebt, in schijnbaar zo duidelijke tegenspraak tegen deze heerlijke beloften, hem verstoten en verworpen, als Gij Uwe toezegging had vergeten; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uwen gezalfde, op ene wijze, alsof het geheel en al met hem tot het einde zou komen.

Vers 40

40. Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan, Gij hebt het als een onaangename last van U afgeschud; Gij hebt zijne kroon ontheiligd tegen de aarde 1), door zijnen scepter en zijne macht in de handen der heidenen over te geven.

1) Hij beschuldigt God niet van lichtvaardigheid of onstandvastigheid, maar klaagt er slechts over, dat die duidelijke beloften schijnbaar in het water zijn gevallen. Want zeker dikwijls vragen de gelovigen: Hoelang zult Gij slapen? of: Hoelang zult Gij ons vergeten? terwijl men toch aan God geen slaap of vergeetachtigheid toedeelt, maar zij brengen voort de angstige vragen, die vlees en bloed opgeven, opdat God de zwakheid, waardoor zij gedrukt worden, tijdig onderdrukke. Overigens is het volstrekt niet verwonderlijk, dat een Profeet in die schrikkelijke verwarring van zaken, iets menselijke heeft ondergaan, zodat hij tot het zeggen kwam, dat hij er niets van zag, wat God had beloofd. Want hij was geen man van een ijzeren gemoed, om, ziende, dat alles op dit ogenblik in strijd was met Gods Woord, niet door zulk een treurig en verward schouwspel aangedaan te worden..

Vers 40

40. Gij hebt het verbond Uws knechts te niet gedaan, Gij hebt het als een onaangename last van U afgeschud; Gij hebt zijne kroon ontheiligd tegen de aarde 1), door zijnen scepter en zijne macht in de handen der heidenen over te geven.

1) Hij beschuldigt God niet van lichtvaardigheid of onstandvastigheid, maar klaagt er slechts over, dat die duidelijke beloften schijnbaar in het water zijn gevallen. Want zeker dikwijls vragen de gelovigen: Hoelang zult Gij slapen? of: Hoelang zult Gij ons vergeten? terwijl men toch aan God geen slaap of vergeetachtigheid toedeelt, maar zij brengen voort de angstige vragen, die vlees en bloed opgeven, opdat God de zwakheid, waardoor zij gedrukt worden, tijdig onderdrukke. Overigens is het volstrekt niet verwonderlijk, dat een Profeet in die schrikkelijke verwarring van zaken, iets menselijke heeft ondergaan, zodat hij tot het zeggen kwam, dat hij er niets van zag, wat God had beloofd. Want hij was geen man van een ijzeren gemoed, om, ziende, dat alles op dit ogenblik in strijd was met Gods Woord, niet door zulk een treurig en verward schouwspel aangedaan te worden..

Vers 41

41. Gij hebt al zijne muren doorgebroken, alles wat het land beschermde te niet gedaan; Gij hebt zijne vestingen neergeworpen, zodat hij van elke beschutting beroofd is.

Vers 41

41. Gij hebt al zijne muren doorgebroken, alles wat het land beschermde te niet gedaan; Gij hebt zijne vestingen neergeworpen, zodat hij van elke beschutting beroofd is.

Vers 42

42. a) Allen, die den weg voorbijgingen, de door het land trekkende horden, hebben hem beroofd; zijnen naburen, die vroeger aan het huis van David openbaar waren, is hij tot enen smaad geweest.

a) Psalms 80:13.

Vers 42

42. a) Allen, die den weg voorbijgingen, de door het land trekkende horden, hebben hem beroofd; zijnen naburen, die vroeger aan het huis van David openbaar waren, is hij tot enen smaad geweest.

a) Psalms 80:13.

Vers 43

43. Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders, der Moabieten, Ammonieten, Syriërs enz. verhoogd, hun moed en kracht gegeven; Gij hebt al zijne vijanden verblijd, door zijne zo diepe nederlaag en grote machteloosheid.

Vers 43

43. Gij hebt de rechterhand zijner wederpartijders, der Moabieten, Ammonieten, Syriërs enz. verhoogd, hun moed en kracht gegeven; Gij hebt al zijne vijanden verblijd, door zijne zo diepe nederlaag en grote machteloosheid.

Vers 44

44. Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, verstompt, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd.

Vers 44

44. Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, verstompt, en hebt hem niet staande gehouden in den strijd.

Vers 45

45. Gij hebt zijne schoonheid, al den glans zijner koninklijke heerlijkheid, doen ophouden; en Gij hebt zijnen troon ter aarde neergestoten, zodat zijn koninkrijk geheel verwoest is.

Vers 45

45. Gij hebt zijne schoonheid, al den glans zijner koninklijke heerlijkheid, doen ophouden; en Gij hebt zijnen troon ter aarde neergestoten, zodat zijn koninkrijk geheel verwoest is.

Vers 46

46. Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort, zodat hij v r den tijd oud geworden is. Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.

47.

IV. 47-52. Nu volgt de bede, dat God aan de te voren genoemde tegenspraak, in welke de tegenwoordige toestand tot de gegevene belofte staat, een einde mocht willen maken, en wel spoedig, daar het leven van een mens slechts kort is en het toch hard zou zijn, wanneer de Heere den Zijnen, den korten tijd, die een mens op aarde is, vol van lijden deed zijn.

Vers 46

46. Gij hebt de dagen zijner jeugd verkort, zodat hij v r den tijd oud geworden is. Gij hebt hem met schaamte overdekt. Sela.

47.

IV. 47-52. Nu volgt de bede, dat God aan de te voren genoemde tegenspraak, in welke de tegenwoordige toestand tot de gegevene belofte staat, een einde mocht willen maken, en wel spoedig, daar het leven van een mens slechts kort is en het toch hard zou zijn, wanneer de Heere den Zijnen, den korten tijd, die een mens op aarde is, vol van lijden deed zijn.

Vers 47

47. Hoe lang o HEERE! zult Gij U steeds, zo geheel, dat het schijnt alsof Gij het voor altijd deed (Psalms 13:2 ), verbergen? Hoe lang zal Uwe grimmigheid tegen David branden als een vuur? (Psalms 79:5). Zal zij blijven woeden, totdat wij geheel verteerd zijn?

Vers 47

47. Hoe lang o HEERE! zult Gij U steeds, zo geheel, dat het schijnt alsof Gij het voor altijd deed (Psalms 13:2 ), verbergen? Hoe lang zal Uwe grimmigheid tegen David branden als een vuur? (Psalms 79:5). Zal zij blijven woeden, totdat wij geheel verteerd zijn?

Vers 48

48. Gedenk van hoedanige eeuw, van hoe kort een leven ik ben. Waarom zoudt Gij aller mensen kinderen te vergeefs geschapen hebben?dit zou toch het geval zijn, wanneer Gij ze voortdurend aan den ondergang wilde prijs geven.

"Ook hier is het voor de ogen des zangers enigszins verborgen, welk ene heerlijkheid achter den dood ligt; dat zou eerst in Christus volkomen openbaar worden."

Een denkbeeld, dat dikwijls in het O.T. voorkomt. God heeft den mens zo kunstig, zo wonderbaar geschapen en hij heeft een zo kort En wisselvallig leven. Zou het Hem dan niet tot medelijden bewegen, wanneer de mens nu in dit korte leven zoveel te lijden heeft? Het is deze gedachte, van welke Job uitgaat (Psalms 2:1, 14), en die hem een vermoeden van de onsterfelijkheid in het hart geeft (vgl. Psalms 30:13; Psalms 78:39)..

Vers 48

48. Gedenk van hoedanige eeuw, van hoe kort een leven ik ben. Waarom zoudt Gij aller mensen kinderen te vergeefs geschapen hebben?dit zou toch het geval zijn, wanneer Gij ze voortdurend aan den ondergang wilde prijs geven.

"Ook hier is het voor de ogen des zangers enigszins verborgen, welk ene heerlijkheid achter den dood ligt; dat zou eerst in Christus volkomen openbaar worden."

Een denkbeeld, dat dikwijls in het O.T. voorkomt. God heeft den mens zo kunstig, zo wonderbaar geschapen en hij heeft een zo kort En wisselvallig leven. Zou het Hem dan niet tot medelijden bewegen, wanneer de mens nu in dit korte leven zoveel te lijden heeft? Het is deze gedachte, van welke Job uitgaat (Psalms 2:1, 14), en die hem een vermoeden van de onsterfelijkheid in het hart geeft (vgl. Psalms 30:13; Psalms 78:39)..

Vers 49

49. Wat man leeft er, die den dood niet zien zal? die a) zijne ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Kort is het leven en zeker is de dood. Sela.

a) Psalms 49:10,Psalms 49:16.

De grote heiligen in het Woord zagen den dood van verre aankomen. Een pijl, dien men ziet vliegen, kan men ontwijken. Men zegt, als men den basiliscus eerst ziet, dat hij u dan niet zal beschadigen. Izaak zag dien ook van verre, en hij leefde nog 33 jaren daarna. -Zeker koning, op een berg zittende, overzag zijn leger, en ziende zo vele duizenden bijeen, zat hij in het eenzame te schreien; daar kwam een zeker overste bij hem, en ziende, dat hij zo zat en schreide, vraagde hem die, waarom hij schreide. Hij antwoordde, omdat er over honderd jaar of minder geen van die allen te vinden zal zijn.

Vers 49

49. Wat man leeft er, die den dood niet zien zal? die a) zijne ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Kort is het leven en zeker is de dood. Sela.

a) Psalms 49:10,Psalms 49:16.

De grote heiligen in het Woord zagen den dood van verre aankomen. Een pijl, dien men ziet vliegen, kan men ontwijken. Men zegt, als men den basiliscus eerst ziet, dat hij u dan niet zal beschadigen. Izaak zag dien ook van verre, en hij leefde nog 33 jaren daarna. -Zeker koning, op een berg zittende, overzag zijn leger, en ziende zo vele duizenden bijeen, zat hij in het eenzame te schreien; daar kwam een zeker overste bij hem, en ziende, dat hij zo zat en schreide, vraagde hem die, waarom hij schreide. Hij antwoordde, omdat er over honderd jaar of minder geen van die allen te vinden zal zijn.

Vers 50

50. HEERE! waar zijn Uwe vorige goedertierenheden, a) die Gij David gezworen hebt bij Uwe trouw? 1) (Psalms 89:20). Hoe weinig komt onze toestand met Uwe beloften overeen!

a) 2 Samuel 7:15.

1) De dichter wendt zich van hetgeen op de aarde zich vertoont, tot den Hoge. Hij beroept zich op de trouw Gods. Dit is wel een bewijs van een sterk geloof. Hij ziet die trouw niet. Integendeel het schijnt, dat de trouw Gods is te niet gedaan. En toch hij houdt er zich aan vast. Zij is het plechtanker zijner ziele. Het is daarom, dat hij in het volgende vers spreekt van een versmaden van den Gezalfde. God heeft David en zijn geslacht gezalfd tot koning van Israël. En nu kan die gezalfde niet vergaan. Gods eer, dit weet de dichter, is er mede gemoeid. Ook hij houdt zich vast als ziende den Onzienlijke.

Vers 50

50. HEERE! waar zijn Uwe vorige goedertierenheden, a) die Gij David gezworen hebt bij Uwe trouw? 1) (Psalms 89:20). Hoe weinig komt onze toestand met Uwe beloften overeen!

a) 2 Samuel 7:15.

1) De dichter wendt zich van hetgeen op de aarde zich vertoont, tot den Hoge. Hij beroept zich op de trouw Gods. Dit is wel een bewijs van een sterk geloof. Hij ziet die trouw niet. Integendeel het schijnt, dat de trouw Gods is te niet gedaan. En toch hij houdt er zich aan vast. Zij is het plechtanker zijner ziele. Het is daarom, dat hij in het volgende vers spreekt van een versmaden van den Gezalfde. God heeft David en zijn geslacht gezalfd tot koning van Israël. En nu kan die gezalfde niet vergaan. Gods eer, dit weet de dichter, is er mede gemoeid. Ook hij houdt zich vast als ziende den Onzienlijke.

Vers 51

51. Gedenk, HEERE! aan den smaad Uwer knechten, dien ik, hoewel ik slechts een enkel man ben, in mijnen boezem draag, daar de nood van het gehele land mij aangaat, een smaad van alle grote volken, die het land overstroomd hebben.

Vers 51

51. Gedenk, HEERE! aan den smaad Uwer knechten, dien ik, hoewel ik slechts een enkel man ben, in mijnen boezem draag, daar de nood van het gehele land mij aangaat, een smaad van alle grote volken, die het land overstroomd hebben.

Vers 52

52. Gedenk aan de beschimpingen, waarmee, o HEERE! Uwe vijanden smaden 1), waarmee zij de voetstappen Uws gezalfden smaden, dat die nu wankelende geworden zijn.

1) Hij nu zegt niet, dat de goddelozen door hun schanddaden de kinderen Gods kwellen, maar dat zij God zelven smaden, dewijl om Zijn gunst te veroveren, dit veel krachtiger is, om God te vragen en te vermanen, dat Hij Zijn zaak opneme, niet slechts, omdat in de Kerk Zijn Persoon wordt aangerand, maar dewijl alle onheilen, waardoor de eenvoudigheid des geloofs in beroering wordt gebracht, op Hem terugvallen, zoals het ook hij Jesaja (37:22) luidt..

Deze bede is het juist, waarop de gehele klacht in het vorige doelt. De gemeente gaat onder diepen, grievenden smaad gebogen. Het leed, dat de vele heidense volken haar aandoen, draagt zij bestendig met zich om. Het is haar, als voelde zij den worm in den boezem overal aan haar leven knagen. In diepen ootmoed riep zij den Heere om hulp en redding aan. En deze is haar niet alleen geworden, maar oneindig heerlijker dan zij destijds bidden en verstaan kon. Geen enkele der heerlijke profetische trekken aangaande David's huis is gebleken ijdel te wezen. Alles, wat daar is gesproken, is, na een tijd lang vernietigd en begraven geschenen te hebben, in Christus met nieuwe kracht in hoger leven ontwaakt. Hoe moet het nu de toen klagende, maar gelovende gemeente te moede zijn, wier blik toen nog niet veel verder dan de wereld aan deze zijde was verhelderd, hoe moet het haar nu te moede zijn, wanneer zij, wat zij in groot gevaar met goed vertrouwen vasthield, vervuld ziet boven bidden en denken..

Bedenken wij, dat het eerste Psalmboek in Psalms 41:1 met enen typisch-Messiaanse en het tweede Psalmboek in Psalms 72:1 met een profetisch-Messiaanse besluit, zo kan het niet als iets toevalligs voorkomen, dat het derde Psalmboek in de woorden: "de voetstappen Uws gezalfden" wegsterft, welke door de traditie ook werkelijk als ziende op de toekomst van den Messias verstaan zijn, daar zij verhaalt: opdat zij het uitstellen der voetstappen in Uwen Messias, Jehova! verminderen. Het Nieuwe Testament kent aan dezen Psalm ten minste in de geschiedenis der Messiaanse profetie ene gewichtige plaats toe; want wat Petrus in de Pinksterrede zegt van een met eden gewaarborgd voortbestaan van het Davidische koningschap doelt op Psalms 89:36-Psalms 89:38; Psalms 132:11, en de grondtoon van het Schriftwoord omtrent David's verkiezing, dat Paulus te Antiochië in Pisidië aanhaalde (Acts 13:22), is aan Psalms 89:21 ontleend..

53.

V. Psalms 89:53. Slotwoord op het derde boek der Psalmen.

Vers 52

52. Gedenk aan de beschimpingen, waarmee, o HEERE! Uwe vijanden smaden 1), waarmee zij de voetstappen Uws gezalfden smaden, dat die nu wankelende geworden zijn.

1) Hij nu zegt niet, dat de goddelozen door hun schanddaden de kinderen Gods kwellen, maar dat zij God zelven smaden, dewijl om Zijn gunst te veroveren, dit veel krachtiger is, om God te vragen en te vermanen, dat Hij Zijn zaak opneme, niet slechts, omdat in de Kerk Zijn Persoon wordt aangerand, maar dewijl alle onheilen, waardoor de eenvoudigheid des geloofs in beroering wordt gebracht, op Hem terugvallen, zoals het ook hij Jesaja (37:22) luidt..

Deze bede is het juist, waarop de gehele klacht in het vorige doelt. De gemeente gaat onder diepen, grievenden smaad gebogen. Het leed, dat de vele heidense volken haar aandoen, draagt zij bestendig met zich om. Het is haar, als voelde zij den worm in den boezem overal aan haar leven knagen. In diepen ootmoed riep zij den Heere om hulp en redding aan. En deze is haar niet alleen geworden, maar oneindig heerlijker dan zij destijds bidden en verstaan kon. Geen enkele der heerlijke profetische trekken aangaande David's huis is gebleken ijdel te wezen. Alles, wat daar is gesproken, is, na een tijd lang vernietigd en begraven geschenen te hebben, in Christus met nieuwe kracht in hoger leven ontwaakt. Hoe moet het nu de toen klagende, maar gelovende gemeente te moede zijn, wier blik toen nog niet veel verder dan de wereld aan deze zijde was verhelderd, hoe moet het haar nu te moede zijn, wanneer zij, wat zij in groot gevaar met goed vertrouwen vasthield, vervuld ziet boven bidden en denken..

Bedenken wij, dat het eerste Psalmboek in Psalms 41:1 met enen typisch-Messiaanse en het tweede Psalmboek in Psalms 72:1 met een profetisch-Messiaanse besluit, zo kan het niet als iets toevalligs voorkomen, dat het derde Psalmboek in de woorden: "de voetstappen Uws gezalfden" wegsterft, welke door de traditie ook werkelijk als ziende op de toekomst van den Messias verstaan zijn, daar zij verhaalt: opdat zij het uitstellen der voetstappen in Uwen Messias, Jehova! verminderen. Het Nieuwe Testament kent aan dezen Psalm ten minste in de geschiedenis der Messiaanse profetie ene gewichtige plaats toe; want wat Petrus in de Pinksterrede zegt van een met eden gewaarborgd voortbestaan van het Davidische koningschap doelt op Psalms 89:36-Psalms 89:38; Psalms 132:11, en de grondtoon van het Schriftwoord omtrent David's verkiezing, dat Paulus te Antiochië in Pisidië aanhaalde (Acts 13:22), is aan Psalms 89:21 ontleend..

53.

V. Psalms 89:53. Slotwoord op het derde boek der Psalmen.

Vers 53

53. Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja Amen. (vgl. 41:14; 72:18; 106:48).

Vers 53

53. Geloofd zij de HEERE in eeuwigheid! Amen, ja Amen. (vgl. 41:14; 72:18; 106:48).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 89". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-89.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile