Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 85

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 85

PSALM 85.

GEBED OM GODS HULP EN WELVAART VAN ALLE STANDEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 85

PSALM 85.

GEBED OM GODS HULP EN WELVAART VAN ALLE STANDEN.

Vers 1

1. Een Psalm (Psalms 3:1) voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), onder de kinderen van Korach, evenals Psalms 42:1-49, 84 eerst uit den tijd na de ballingschap (Ezra 6:22 ).

In Psalms 84:12 werd het geloofsvertrouwen uitgesproken, dat de Heere het den vromen aan geen goed zou laten ontbreken; hier in Psalms 85:13 verheft zich het volk van God tot de dringende bede, dat de Heere alle goeds geve. Tot zulk ene bede wordt het gedrongen door den nood van den tijd, als de betoning van Goddelijke genade, die met het terugkeren uit de Babylonische ballingschap begonnen is, tot stilstand is gekomen en op het eerste goede begin ene treurige voortzetting gevolgd is. Kunnen wij ook de toestanden in het heilige land gedurende de 58 jarige tijdruimte, van 515-457 v.Chr. niet nader kenschetsen, daar ons berichten daaromtrent ontbreken, zo zien wij toch in onzen Psalm zelven een schoon gedenkteken voor den tijd van weer ontwakend geloofsvertrouwen na grote verslagenheid; men vermoedde, hoewel men zich ook daarvan misschien niet duidelijk bewust was, dat nu de 70 jaarweken in Daniel 9:24, den termijn van hun begin zouden bereikt hebben..

2.

I. Psalms 85:2-Psalms 85:8. In het geval van eigen onwaardigheid en schuld, erkent Gods volk het voor loutere genade, dat de Heere de ballingschap heeft doen eindigen, en het in het land der vaderen heeft teruggebracht. In den nood, die nog in dezen tijd op hen drukt, kan het niet anders dan een overblijfsel van den Goddelijken toorn zien; het mag echter ook tot Gods genade zijne toevlucht nemen, en om gehele wegneming van de ellende den Heere aanroepen.

Vers 1

1. Een Psalm (Psalms 3:1) voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), onder de kinderen van Korach, evenals Psalms 42:1-49, 84 eerst uit den tijd na de ballingschap (Ezra 6:22 ).

In Psalms 84:12 werd het geloofsvertrouwen uitgesproken, dat de Heere het den vromen aan geen goed zou laten ontbreken; hier in Psalms 85:13 verheft zich het volk van God tot de dringende bede, dat de Heere alle goeds geve. Tot zulk ene bede wordt het gedrongen door den nood van den tijd, als de betoning van Goddelijke genade, die met het terugkeren uit de Babylonische ballingschap begonnen is, tot stilstand is gekomen en op het eerste goede begin ene treurige voortzetting gevolgd is. Kunnen wij ook de toestanden in het heilige land gedurende de 58 jarige tijdruimte, van 515-457 v.Chr. niet nader kenschetsen, daar ons berichten daaromtrent ontbreken, zo zien wij toch in onzen Psalm zelven een schoon gedenkteken voor den tijd van weer ontwakend geloofsvertrouwen na grote verslagenheid; men vermoedde, hoewel men zich ook daarvan misschien niet duidelijk bewust was, dat nu de 70 jaarweken in Daniel 9:24, den termijn van hun begin zouden bereikt hebben..

2.

I. Psalms 85:2-Psalms 85:8. In het geval van eigen onwaardigheid en schuld, erkent Gods volk het voor loutere genade, dat de Heere de ballingschap heeft doen eindigen, en het in het land der vaderen heeft teruggebracht. In den nood, die nog in dezen tijd op hen drukt, kan het niet anders dan een overblijfsel van den Goddelijken toorn zien; het mag echter ook tot Gods genade zijne toevlucht nemen, en om gehele wegneming van de ellende den Heere aanroepen.

Vers 2

2. Gij zijt Uwen lande gunstig geweest, HEERE! dat Gij het hart van den koning Cyrus bewogen hebt, dat hij aan Uw volk zou toestaan weer daarin te wonen en den tempel te herbouwen (Ezra 1:1).De gevangenis van het nageslacht van Jakob hebt Gij gewend, zodat zij weer uit het land hunner ballingschap mogen terugkeren.

Vers 2

2. Gij zijt Uwen lande gunstig geweest, HEERE! dat Gij het hart van den koning Cyrus bewogen hebt, dat hij aan Uw volk zou toestaan weer daarin te wonen en den tempel te herbouwen (Ezra 1:1).De gevangenis van het nageslacht van Jakob hebt Gij gewend, zodat zij weer uit het land hunner ballingschap mogen terugkeren.

Vers 3

3. Onze voorvaderen hadden door hun zonden dat ontzettende oordeel verdiend, maar Gij zijt genadig geweest. De misdaad Uws volks, waardoor zij de ballingschap teweegbrachten, hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt, zodat nu de tijd der straffen geëindigd is. Sela. (Pauze, opdat de muziek het hier late gevoelen, welk ene weldaad aan het volk daardoor geschied is (Psalms 32:1). 4. Gij hebt weggenomen al Uwe verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns, zodat in de plaats daarvan de vriendelijkheid en hulpvaardigheid der genade kwam.

De gunst van God is de fontein van geluk voor volken, zowel als voor bijzondere personen. Wanneer God de zonde vergeeft, bedekt Hij ze, en wanneer Hij de zonde van Zijn volk bedekt, bedekt Hij ze volkomen..

Vers 3

3. Onze voorvaderen hadden door hun zonden dat ontzettende oordeel verdiend, maar Gij zijt genadig geweest. De misdaad Uws volks, waardoor zij de ballingschap teweegbrachten, hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hun zonden bedekt, zodat nu de tijd der straffen geëindigd is. Sela. (Pauze, opdat de muziek het hier late gevoelen, welk ene weldaad aan het volk daardoor geschied is (Psalms 32:1). 4. Gij hebt weggenomen al Uwe verbolgenheid; Gij hebt U gewend van de hittigheid Uws toorns, zodat in de plaats daarvan de vriendelijkheid en hulpvaardigheid der genade kwam.

De gunst van God is de fontein van geluk voor volken, zowel als voor bijzondere personen. Wanneer God de zonde vergeeft, bedekt Hij ze, en wanneer Hij de zonde van Zijn volk bedekt, bedekt Hij ze volkomen..

Vers 5

5. Breng ons weer, o God onzes heils! uit den toestand van lijden, waarin wij op nieuw gekomen zijn, en doe te niet Uwe toornigheidover ons 1), die in zulk een lijden zich op nieuw aan ons doet gevoelen.

1) De bede, breng ons weer, o God onzes heils, bewijst, dat gans Juda en Israël nog niet is wedergekeerd, en dat de wedergekeerden nog verre zijn van in bloeienden staat te verkeren. Nog is `s Heren toorn niet ganselijk over hen opgeheven, ook als de Heere zich gewend heeft naar Psalms 85:3 van al Zijne verbolgenheid van Zijn vollen toorn over hen. Van hier ook de vragen: zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? zult Gij ons niet weer levend maken, dat is, oprichten, herstellen en voor uw aangezicht als Uw volk en eigendom doen gelukkig zijn.

Dit zijn geen vragen van twijfel of ongeloof, maar het zijn beden van vertrouwend verlangen, om het harte Gods tot ontferming te bewegen. Daarom bidt hij ook: toon, bewijs ons Uwe Goedheid..

Vers 5

5. Breng ons weer, o God onzes heils! uit den toestand van lijden, waarin wij op nieuw gekomen zijn, en doe te niet Uwe toornigheidover ons 1), die in zulk een lijden zich op nieuw aan ons doet gevoelen.

1) De bede, breng ons weer, o God onzes heils, bewijst, dat gans Juda en Israël nog niet is wedergekeerd, en dat de wedergekeerden nog verre zijn van in bloeienden staat te verkeren. Nog is `s Heren toorn niet ganselijk over hen opgeheven, ook als de Heere zich gewend heeft naar Psalms 85:3 van al Zijne verbolgenheid van Zijn vollen toorn over hen. Van hier ook de vragen: zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? zult Gij ons niet weer levend maken, dat is, oprichten, herstellen en voor uw aangezicht als Uw volk en eigendom doen gelukkig zijn.

Dit zijn geen vragen van twijfel of ongeloof, maar het zijn beden van vertrouwend verlangen, om het harte Gods tot ontferming te bewegen. Daarom bidt hij ook: toon, bewijs ons Uwe Goedheid..

Vers 6

6. Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen, zal er geen einde komen aan de betoningen van Uwen toorn, daar die anders toch slechts een ogenblik duurt (Psalms 30:6)? Zult Gij Uwen toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht, zodat die ieder ogenblik weer uitbreekt, wanneer er ook een korte tijd van genade moge geweest zijn?

Vers 6

6. Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen, zal er geen einde komen aan de betoningen van Uwen toorn, daar die anders toch slechts een ogenblik duurt (Psalms 30:6)? Zult Gij Uwen toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht, zodat die ieder ogenblik weer uitbreekt, wanneer er ook een korte tijd van genade moge geweest zijn?

Vers 7

7. Zult Gij ons niet weer levend maken a) en tot een nieuw leven laten komen, ook van de tegenwoordige nederlaag, opdat Uw volk zich in U als in den God zijn heils verblijde?

a) Psalms 71:20.

Vers 7

7. Zult Gij ons niet weer levend maken a) en tot een nieuw leven laten komen, ook van de tegenwoordige nederlaag, opdat Uw volk zich in U als in den God zijn heils verblijde?

a) Psalms 71:20.

Vers 8

8. Toon ons Uwe goedertierenheid, o HEERE! en geef ons Uw heil, help ons uit onze ellende.

Wij kunnen hier veel leren, vooreerst de bijzondere kunst van Gods volk, om den Heere aan Zijne vorige daden, aan Zijne oude, onvervalste liefde en trouw te herinneren, gelijk die uit Zijnen naam en Zijne werken tegenschittert; vervolgens het geestelijk-gezonde oog, om onder alle goddelijke weldaden deze voor de grootste te houden, dat Hij de zonde vergeeft en de misdaad van Zijn volk bedekt; eindelijk den diepen ernst van het buigen onder het tegenwoordige uurtje van den toorn, waarbij men Gods gericht in het geloof rechtvaardigt en billijkt, en toch blijft bidden, totdat men het hart van den God der genade gevonden heeft..

Vers 8

8. Toon ons Uwe goedertierenheid, o HEERE! en geef ons Uw heil, help ons uit onze ellende.

Wij kunnen hier veel leren, vooreerst de bijzondere kunst van Gods volk, om den Heere aan Zijne vorige daden, aan Zijne oude, onvervalste liefde en trouw te herinneren, gelijk die uit Zijnen naam en Zijne werken tegenschittert; vervolgens het geestelijk-gezonde oog, om onder alle goddelijke weldaden deze voor de grootste te houden, dat Hij de zonde vergeeft en de misdaad van Zijn volk bedekt; eindelijk den diepen ernst van het buigen onder het tegenwoordige uurtje van den toorn, waarbij men Gods gericht in het geloof rechtvaardigt en billijkt, en toch blijft bidden, totdat men het hart van den God der genade gevonden heeft..

Vers 9

9. II. Psalms 85:9-Psalms 85:14. Op het gebed volgt nu het opmerken op Gods antwoord, en de zanger spreekt het uit, welk een antwoord hij wenst om zijns volks wil, opdat dit niet ongeduldig worde en geheel verschrikke, namelijk ene Goddelijke toezegging van vrede. Hij is ook in den geest verzekerd, dat de tijd der Goddelijke hulp voor degenen, die Hem vrezen, nabij is, en beschrijft nu de gezegende vrucht dezer hulp, in aansluiting aan plaatsen van Jesaja (Isaiah 32:16; Isaiah 45:8), in ene zo lieflijke en verhevene rede, dat hij een beeld ontvouwt van den gezegenden tijd van den Messias, alsof hij reeds midden daarin stond

9. Ik zal horen, wat God, de HEERE, ter gebed, dat ik in den naam mijns volks gedaan heb, spreken zal 1). Ik zal luisteren naar de stem van God, want die zal zeker gehoord worden; Hij zal tot Zijn volk, gelijk Hij in Leviticus 26:6 beloofd heeft, en tot Zijne gunstgenoten, die begonnen zijn in Zijne inzettingen te wandelen en Zijne geboden te bewaren (Leviticus 26:3), van vrede spreken, het hart verkwikken door woorden van liefde en door blijde toezeggingen; maar dat zij niet weer tot dwaasheid keren 2), dat zij niet weer op de oude wegen van verkeerdheid en zonde zich begeven.

1) De Heere God spreekt op tweeërlei wijze tot Zijn volk. Hij antwoordt hen door de verborgen werking des Geestes innerlijk in de ziele, als Hij de belofte doet vasthouden, en hen Zijn welbehagen ontdekt. Maar de Heere antwoordt ook door daden, door uitredding op het gebed, hetzij ten opzichte van den enkelen persoon, hetzij ten opzichte van Kerk en volk-

2) Tot dwaasheid keren is weer de oude wegen der zonde bewandelen. De Heere redt Zijn volk uit, opdat zij Hem vrezen en opdat hij de ere van Zijn Naam ontvange.

Vers 9

9. II. Psalms 85:9-Psalms 85:14. Op het gebed volgt nu het opmerken op Gods antwoord, en de zanger spreekt het uit, welk een antwoord hij wenst om zijns volks wil, opdat dit niet ongeduldig worde en geheel verschrikke, namelijk ene Goddelijke toezegging van vrede. Hij is ook in den geest verzekerd, dat de tijd der Goddelijke hulp voor degenen, die Hem vrezen, nabij is, en beschrijft nu de gezegende vrucht dezer hulp, in aansluiting aan plaatsen van Jesaja (Isaiah 32:16; Isaiah 45:8), in ene zo lieflijke en verhevene rede, dat hij een beeld ontvouwt van den gezegenden tijd van den Messias, alsof hij reeds midden daarin stond

9. Ik zal horen, wat God, de HEERE, ter gebed, dat ik in den naam mijns volks gedaan heb, spreken zal 1). Ik zal luisteren naar de stem van God, want die zal zeker gehoord worden; Hij zal tot Zijn volk, gelijk Hij in Leviticus 26:6 beloofd heeft, en tot Zijne gunstgenoten, die begonnen zijn in Zijne inzettingen te wandelen en Zijne geboden te bewaren (Leviticus 26:3), van vrede spreken, het hart verkwikken door woorden van liefde en door blijde toezeggingen; maar dat zij niet weer tot dwaasheid keren 2), dat zij niet weer op de oude wegen van verkeerdheid en zonde zich begeven.

1) De Heere God spreekt op tweeërlei wijze tot Zijn volk. Hij antwoordt hen door de verborgen werking des Geestes innerlijk in de ziele, als Hij de belofte doet vasthouden, en hen Zijn welbehagen ontdekt. Maar de Heere antwoordt ook door daden, door uitredding op het gebed, hetzij ten opzichte van den enkelen persoon, hetzij ten opzichte van Kerk en volk-

2) Tot dwaasheid keren is weer de oude wegen der zonde bewandelen. De Heere redt Zijn volk uit, opdat zij Hem vrezen en opdat hij de ere van Zijn Naam ontvange.

Vers 10

10. Zeker, wanneer wij waken, dat wij niet tot dezelfde dwaasheid terugkeren, zo zal Hij ons helpen; Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen 1), en zulk een toestand van zegen zal zeker spoedig komen, opdat in ons land eer wone 2), de uit ons land sedert lang verdwenen heerlijkheid, die bloeiende, godsdienstige en staatkundige toestand van voorheen wederkere.

1) Ieder is overtuigd, dat de zegen van niemand komen kan dan van God. Doch hoe kan men nu den zegen van God verwachten, indien men Hem niet vreest, niet eert, niet dient. maar Zijn woord en wet veracht, of althans minacht? Weet men dan niet dat God gezegd heeft: Die Mij eert, dien zal Ik eren, maar die Mij versmaden zullen licht geacht worden?.

2) De dichter heeft hier niet alleen het oog op staatkundige maar ook op godsdienstige en geestelijke ere. De ere die komt als groot en klein, Overheid en volk, wandelt in de rechten en inzettingen des Heren.

Vers 10

10. Zeker, wanneer wij waken, dat wij niet tot dezelfde dwaasheid terugkeren, zo zal Hij ons helpen; Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen 1), en zulk een toestand van zegen zal zeker spoedig komen, opdat in ons land eer wone 2), de uit ons land sedert lang verdwenen heerlijkheid, die bloeiende, godsdienstige en staatkundige toestand van voorheen wederkere.

1) Ieder is overtuigd, dat de zegen van niemand komen kan dan van God. Doch hoe kan men nu den zegen van God verwachten, indien men Hem niet vreest, niet eert, niet dient. maar Zijn woord en wet veracht, of althans minacht? Weet men dan niet dat God gezegd heeft: Die Mij eert, dien zal Ik eren, maar die Mij versmaden zullen licht geacht worden?.

2) De dichter heeft hier niet alleen het oog op staatkundige maar ook op godsdienstige en geestelijke ere. De ere die komt als groot en klein, Overheid en volk, wandelt in de rechten en inzettingen des Heren.

Vers 12

12. De waarheid zal uit de aarde spruiten, voor zover het Evangelie, door het geloof aangenomen, vruchten draagt, en gerechtigheid zal van den hemel neerzien, niet ten straffen maar, nu voldaan, om te zegenen.

Vers 12

12. De waarheid zal uit de aarde spruiten, voor zover het Evangelie, door het geloof aangenomen, vruchten draagt, en gerechtigheid zal van den hemel neerzien, niet ten straffen maar, nu voldaan, om te zegenen.

Vers 13

13. Ook zal de HEERE door vervulling der belofte in Leviticus 26:4), het goede geven, alles wat begeerlijk is,en a) ons land zal zijne vrucht geven, Kanan zal weer wezen het land, dat van melk en honing vloeit. a) Psalms 67:7.

Vers 13

13. Ook zal de HEERE door vervulling der belofte in Leviticus 26:4), het goede geven, alles wat begeerlijk is,en a) ons land zal zijne vrucht geven, Kanan zal weer wezen het land, dat van melk en honing vloeit. a) Psalms 67:7.

Vers 14

14. De gerechtigheid zal, ondanks allen tegenstand (Psalms 73:1) voor Zijn, des Heren, aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen.

Het Engelse Bijbelwerk omschrijft de gedachten van Psalms 85:10-Psalms 85:14 op de volgende wijze. 10. "Hij zal zo verre zijn van hen, die Hem vrezen, te beschadigen, dat ik met vertrouwen verwacht, dat de tijd nadert, waarin Hij zal voleinden, hetgeen Hij voor ons begonnen heeft, zo met den tempel te herbouwen (Ezra 5:2, Ezra 5:8; Ezra 6:7, Ezra 6:8), als met ons land te herstellen tot den ouden luister en de vorige waardigheid. 11. Want mij dunkt, ik zie de goedheid en getrouwheid, de gerechtigheid en de eendracht, die de voornaamste heerlijkheid van een koninkrijk uitmaken, te zamen komen als oude vrienden, die lang gescheiden geweest zijn en elkaar omhelzen. 12. En gelijk de waarheid, eerlijkheid en alle andere deugden onder ons groeien en bloeien, gelijk de bloemen en kruiden in de lente, na een langen winter, zo zal God Zijne beloften jegens ons getrouw vervullen en met Zijne gunstige Voorzienigheid over ons waken. 13. Ja, de Heere zal ons goed doen boven onze verwachting, en onze vruchtbaarheid in goede werken zegenen met zulk ene ruime vermenigvuldiging van de vruchten der aarde, dat daaruit de milddadigheid des hemels jegens ons zal blijken. 14. Hij zal ons regeren met gerechtigheid en weldadigheid, Zijne getrouwe beloften altoos voor ogen hebbende; van dien regel zal Hij nooit afwijken, maar volgens dien voortgaan, al de bestendige handelwijze, die hij in Zijne bedelingen wil houden.

Reeds de Joodse uitleggers hebben de hier voor ons liggende plaats van de nabijzijnde hulp des Heeren en de gelukkige toestanden in het land verklaard van den Messiaansen zegen. En inderdaad ligt ook in den naam Jezus het woord "Zijne hulp" verborgen. In Hem hebben wij onze oude eer en heerlijkheid, daar wij naar Gods beeld geschapen waren, weer verkregen, en de heerlijkheid van den onzichtbaren God heeft in Hem op onze aarde gewoond (John 1:14); in het door Hem volbrachte verlossingswerk ontmoeten genade en waarheid elkaar (John 1:17), en gerechtigheid en vrede kussen elkaar, daar het onveranderlijke van Goddelijke bedreiging en gerechtigheid, met de ontferming en den vrede hun verzoening gevonden hebben. zoals dan ook de roeping der Joden tot dit heil om den wille der waarheid Gods geschied is, maar die der heidenen om der barmhartigheid wil (Romans 11:8); zo wordt in Zijne menswording en geboorte ook de plaats Isaiah 45:8 vervuld; in Zijnen voorloper Johannes gaat de gerechtigheid voor Gods aangezicht en in Zijne ware discipelen volgt zij Hem na (Ephesians 5:1). Hebben wij nu recht gezien, wanneer wij de vervaardiging van den Psalm in het jaar 457 v.Chr. gesteld hebben, zo was toen Gods hulp ook werkelijk nabij, want in dit jaar begint de tijdrekening in Daniel 9:25, zodat 7x (7+62) = 483 jaren later, d.i. 26 na Chr. het aangename jaar des Heren met het optreden van Johannes den Doper begint (vgl. 1 Makk. 6:54 ) 1 Corinthians 1:30. Ephesians 2:14..

Aarde en hemel verenigen zich hier om de zegeningen Gods over ons uit te storten. Hoe heerlijk gaan deze beide ook in de natuur te zamen! De hemel geeft dauw en regen en zonneschijn, en uit de aarde komt het geplante te voorschijn in groente en vruchten. Zij beantwoorden elkaar. In het geestelijke is dit eveneens het geval. Uit den hemel moet komen, wat uit ons in vruchten van bekering zal voortspruiten.. De Goddelijke rechtvaardigheid is nu voldaan door de grote verzoening. Alzo is Christus, de weg, de waarheid en het leven uit de aarde voortgekomen, toen Hij onze natuur aannam en gerechtigheid zag met welbehagen en voldaan neer. Om Zijnentwil zijn alle goede dingen, voornamelijk Zijn Heilige Geest gegeven aan degenen, die naar Hem vragen, en door Zijnen invloed worden gelovigen gesterkt tot ere van God. Door Christus worden alle dingen verkregen, die tot het leven en de godzaligheid behoren. De zondaar, die vergeving ontving wordt vruchtbaar in goede werken, en door te zien op en te vertrouwen op des Heren gerechtigheid, wordt zijn voet gezet in `s Heren voetstappen. Christus brengt als Middelaar hemel en aarde weer te zamen, welke door de zonde gescheiden waren; door Hem ontspruit gerechtigheid aan de aarde, die God in het binnenste eist, en dan ziet gerechtigheid weer van den hemel; want God is rechtvaardig en rechtvaardigt ieder, die gelooft in Jezus. In het koninkrijk van den Messias zullen deze genade giften bloeien en heersen. Die redding make invloed op onze harten, en openbare zich in ons leven. Die roem wone in ons land. Dat waarheid, goedertierenheid en reinheid onder ons toenemen. Rechtvaardigheid is een veilige gids beide tot het ontmoeten van God en tot het volgen van Hem..

Veel wat de dichter hier verwacht is vervuld. Door Ezra en Nehemia is er zeer veel toe bijgedragen tot de hervorming van Kerk en Staat, maar laten wij niet vergeten, dat de man Gods, die hier spreekt, ook tevens profeet is, die verder ziet, dan tot den tijd, waarin hij leeft. De dichter ziet hierop de komst van het koninkrijk van Christus en heeft het oog niet op een voorbijgaanden heilstaat, maar op de eeuwige triomf van het Koninkrijk der gerechtigheid.

Vers 14

14. De gerechtigheid zal, ondanks allen tegenstand (Psalms 73:1) voor Zijn, des Heren, aangezicht henengaan, en Hij zal ze zetten op den weg Zijner voetstappen.

Het Engelse Bijbelwerk omschrijft de gedachten van Psalms 85:10-Psalms 85:14 op de volgende wijze. 10. "Hij zal zo verre zijn van hen, die Hem vrezen, te beschadigen, dat ik met vertrouwen verwacht, dat de tijd nadert, waarin Hij zal voleinden, hetgeen Hij voor ons begonnen heeft, zo met den tempel te herbouwen (Ezra 5:2, Ezra 5:8; Ezra 6:7, Ezra 6:8), als met ons land te herstellen tot den ouden luister en de vorige waardigheid. 11. Want mij dunkt, ik zie de goedheid en getrouwheid, de gerechtigheid en de eendracht, die de voornaamste heerlijkheid van een koninkrijk uitmaken, te zamen komen als oude vrienden, die lang gescheiden geweest zijn en elkaar omhelzen. 12. En gelijk de waarheid, eerlijkheid en alle andere deugden onder ons groeien en bloeien, gelijk de bloemen en kruiden in de lente, na een langen winter, zo zal God Zijne beloften jegens ons getrouw vervullen en met Zijne gunstige Voorzienigheid over ons waken. 13. Ja, de Heere zal ons goed doen boven onze verwachting, en onze vruchtbaarheid in goede werken zegenen met zulk ene ruime vermenigvuldiging van de vruchten der aarde, dat daaruit de milddadigheid des hemels jegens ons zal blijken. 14. Hij zal ons regeren met gerechtigheid en weldadigheid, Zijne getrouwe beloften altoos voor ogen hebbende; van dien regel zal Hij nooit afwijken, maar volgens dien voortgaan, al de bestendige handelwijze, die hij in Zijne bedelingen wil houden.

Reeds de Joodse uitleggers hebben de hier voor ons liggende plaats van de nabijzijnde hulp des Heeren en de gelukkige toestanden in het land verklaard van den Messiaansen zegen. En inderdaad ligt ook in den naam Jezus het woord "Zijne hulp" verborgen. In Hem hebben wij onze oude eer en heerlijkheid, daar wij naar Gods beeld geschapen waren, weer verkregen, en de heerlijkheid van den onzichtbaren God heeft in Hem op onze aarde gewoond (John 1:14); in het door Hem volbrachte verlossingswerk ontmoeten genade en waarheid elkaar (John 1:17), en gerechtigheid en vrede kussen elkaar, daar het onveranderlijke van Goddelijke bedreiging en gerechtigheid, met de ontferming en den vrede hun verzoening gevonden hebben. zoals dan ook de roeping der Joden tot dit heil om den wille der waarheid Gods geschied is, maar die der heidenen om der barmhartigheid wil (Romans 11:8); zo wordt in Zijne menswording en geboorte ook de plaats Isaiah 45:8 vervuld; in Zijnen voorloper Johannes gaat de gerechtigheid voor Gods aangezicht en in Zijne ware discipelen volgt zij Hem na (Ephesians 5:1). Hebben wij nu recht gezien, wanneer wij de vervaardiging van den Psalm in het jaar 457 v.Chr. gesteld hebben, zo was toen Gods hulp ook werkelijk nabij, want in dit jaar begint de tijdrekening in Daniel 9:25, zodat 7x (7+62) = 483 jaren later, d.i. 26 na Chr. het aangename jaar des Heren met het optreden van Johannes den Doper begint (vgl. 1 Makk. 6:54 ) 1 Corinthians 1:30. Ephesians 2:14..

Aarde en hemel verenigen zich hier om de zegeningen Gods over ons uit te storten. Hoe heerlijk gaan deze beide ook in de natuur te zamen! De hemel geeft dauw en regen en zonneschijn, en uit de aarde komt het geplante te voorschijn in groente en vruchten. Zij beantwoorden elkaar. In het geestelijke is dit eveneens het geval. Uit den hemel moet komen, wat uit ons in vruchten van bekering zal voortspruiten.. De Goddelijke rechtvaardigheid is nu voldaan door de grote verzoening. Alzo is Christus, de weg, de waarheid en het leven uit de aarde voortgekomen, toen Hij onze natuur aannam en gerechtigheid zag met welbehagen en voldaan neer. Om Zijnentwil zijn alle goede dingen, voornamelijk Zijn Heilige Geest gegeven aan degenen, die naar Hem vragen, en door Zijnen invloed worden gelovigen gesterkt tot ere van God. Door Christus worden alle dingen verkregen, die tot het leven en de godzaligheid behoren. De zondaar, die vergeving ontving wordt vruchtbaar in goede werken, en door te zien op en te vertrouwen op des Heren gerechtigheid, wordt zijn voet gezet in `s Heren voetstappen. Christus brengt als Middelaar hemel en aarde weer te zamen, welke door de zonde gescheiden waren; door Hem ontspruit gerechtigheid aan de aarde, die God in het binnenste eist, en dan ziet gerechtigheid weer van den hemel; want God is rechtvaardig en rechtvaardigt ieder, die gelooft in Jezus. In het koninkrijk van den Messias zullen deze genade giften bloeien en heersen. Die redding make invloed op onze harten, en openbare zich in ons leven. Die roem wone in ons land. Dat waarheid, goedertierenheid en reinheid onder ons toenemen. Rechtvaardigheid is een veilige gids beide tot het ontmoeten van God en tot het volgen van Hem..

Veel wat de dichter hier verwacht is vervuld. Door Ezra en Nehemia is er zeer veel toe bijgedragen tot de hervorming van Kerk en Staat, maar laten wij niet vergeten, dat de man Gods, die hier spreekt, ook tevens profeet is, die verder ziet, dan tot den tijd, waarin hij leeft. De dichter ziet hierop de komst van het koninkrijk van Christus en heeft het oog niet op een voorbijgaanden heilstaat, maar op de eeuwige triomf van het Koninkrijk der gerechtigheid.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 85". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-85.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile