Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Psalmen 53

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 53

PSALM 53.

VAN DES MENSEN VERDERF EN VERLOSSING.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 53

PSALM 53.

VAN DES MENSEN VERDERF EN VERLOSSING.

Vers 1

1. Ene onderwijzing, een leerdicht (Psalms 51:1), van David, voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), op Machalath, om met rijen gezongen te worden (volgens anderen op ene zwaarmoedige wijze, mesto of andante mesto, zie 1 Chronicles 25:31 ).

Dezelfde Psalm, dien wij in Psalms 14:1 reeds eens gehoord hebben komt ons hier voor de tweede maal voor met ene enkele wezenlijke, maar overigens met weinige afwijkingen, en nu niet meer als een Jehova- maar als een Elohiem-Psalm. De schildering van het zedelijk verderf en de verkondiging van den goddelijken vloek, welke de inhoud van Psalms 52:1 waren met betrekking tot David's vervolgers, wordt hier algemener tot ene klacht over het menselijk geslacht in `t algemeen; de gedachte aan het voorlaatste vers verkrijgt echter ene geheel bijzondere wending naar de geschiedenis, die daar bedoeld wordt.

2.

I. Psalms 53:2-Psalms 53:4. Diep getroffen door het gevoel aan het in de wereld heersende verderf, klaagt de dichter over de vreselijke macht en de uitbreiding van het kwade; hij weet, dat hij niet slechts volgens eigen gevoel maar naar het oordeel Gods daarover bezwaard is.

Vers 1

1. Ene onderwijzing, een leerdicht (Psalms 51:1), van David, voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), op Machalath, om met rijen gezongen te worden (volgens anderen op ene zwaarmoedige wijze, mesto of andante mesto, zie 1 Chronicles 25:31 ).

Dezelfde Psalm, dien wij in Psalms 14:1 reeds eens gehoord hebben komt ons hier voor de tweede maal voor met ene enkele wezenlijke, maar overigens met weinige afwijkingen, en nu niet meer als een Jehova- maar als een Elohiem-Psalm. De schildering van het zedelijk verderf en de verkondiging van den goddelijken vloek, welke de inhoud van Psalms 52:1 waren met betrekking tot David's vervolgers, wordt hier algemener tot ene klacht over het menselijk geslacht in `t algemeen; de gedachte aan het voorlaatste vers verkrijgt echter ene geheel bijzondere wending naar de geschiedenis, die daar bedoeld wordt.

2.

I. Psalms 53:2-Psalms 53:4. Diep getroffen door het gevoel aan het in de wereld heersende verderf, klaagt de dichter over de vreselijke macht en de uitbreiding van het kwade; hij weet, dat hij niet slechts volgens eigen gevoel maar naar het oordeel Gods daarover bezwaard is.

Vers 2

2. De dwaas a), en de wereld is van dwazen vol, zegt in zijn hart: Er is geen God. Al spreken zij het met woorden niet uit, uit hun daden blijkt het; want zij verderven het, zij zijn geheel verdorven en zij bedrijven gruwelijk onrecht. b) Er is niemand, die goed doet.

a) Psalms 10:4; Psalms 14:1 enz. b) Romans 3:12.

Vers 2

2. De dwaas a), en de wereld is van dwazen vol, zegt in zijn hart: Er is geen God. Al spreken zij het met woorden niet uit, uit hun daden blijkt het; want zij verderven het, zij zijn geheel verdorven en zij bedrijven gruwelijk onrecht. b) Er is niemand, die goed doet.

a) Psalms 10:4; Psalms 14:1 enz. b) Romans 3:12.

Vers 3

3. God (in Psalm 14:2: De Heere, vgl. Genesis 2:4 ) heeft uit den hemel neergezien op de mensenkinderen a), om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. a) Rom 3:11.

Vers 3

3. God (in Psalm 14:2: De Heere, vgl. Genesis 2:4 ) heeft uit den hemel neergezien op de mensenkinderen a), om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. a) Rom 3:11.

Vers 4

4. Maar hoe nauwkeurig Hij ook zie, een ieder van hen is teruggekeerd (Psalms 14:3 afgeweken), te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet n.

5.

II. Psalms 53:5, Psalms 53:6. Terwijl de dichter hierop even als in Psalms 14:1 aan die kwaaddoeners, die Gods volk kwaad doen, in den naam van den Heere, dien zij niet wilden aanroepen, den zekeren ondergang, aan Gods volk daarentegen de hulp van hunnen Beschermer en ene triomferende overwinning verkondigt, geeft hij aan de voor hem liggende woorden ene wending, ten gevolge van ene gebeurtenis, die onlangs plaats had, en waarin vervuld is, wat David eens in die woorden profeteerde.

Vers 4

4. Maar hoe nauwkeurig Hij ook zie, een ieder van hen is teruggekeerd (Psalms 14:3 afgeweken), te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand, die goed doet, ook niet n.

5.

II. Psalms 53:5, Psalms 53:6. Terwijl de dichter hierop even als in Psalms 14:1 aan die kwaaddoeners, die Gods volk kwaad doen, in den naam van den Heere, dien zij niet wilden aanroepen, den zekeren ondergang, aan Gods volk daarentegen de hulp van hunnen Beschermer en ene triomferende overwinning verkondigt, geeft hij aan de voor hem liggende woorden ene wending, ten gevolge van ene gebeurtenis, die onlangs plaats had, en waarin vervuld is, wat David eens in die woorden profeteerde.

Vers 5

5. Hebben dan, zo hoor ik God bij dat rondzien (Psalms 53:3) klagen: de werkers der ongerechtigheid gene kennis? Weten zij niet, wat hun einde moet zijn, wanneer zij aldus voortgaan, zij, die mijn volk opeten met zo weinig gevoel, alsof zij brood aten? Zij roepen God (in Psalms 14:4 den Heere) niet aan.

Vers 5

5. Hebben dan, zo hoor ik God bij dat rondzien (Psalms 53:3) klagen: de werkers der ongerechtigheid gene kennis? Weten zij niet, wat hun einde moet zijn, wanneer zij aldus voortgaan, zij, die mijn volk opeten met zo weinig gevoel, alsof zij brood aten? Zij roepen God (in Psalms 14:4 den Heere) niet aan.

Vers 6

6. Aldaar, waar Gods straffende hand over hen komt in de gebeurtenis van den laatsten tijd aan de vijanden van Gods volk te zien was, zijn zij met vervaardheid, met schrik, vervaard geworden, waar gene vervaardheid, gene reden tot vrezen was. Het was ene wonderbare verschrikking; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, die u, Zijne gemeente, benauwden, verstrooid; onbegraven liggen hun beenderen op het veld; zij zijn een buit der wilde dieren geworden (Psalms 141:7). Gij, het geslacht der rechtvaardigen, hebt hen, uwe verdrukkers beschaamd gemaakt, daar zij meenden u als brood te kunnen verslinden; want God heeft hen verworpen, en omdat Hij hen verwierp, vermochten zij niets tegen u, maar kwamen zij zelf om.

Het is de wrang, welke de gebeurtenis is tengevolge van welke de woorden in Psalms 14:5 vv.: "Aldaar zijn zij met vervaardheid verbaasd, want God is bij het geslacht der rechtvaardigen. Gij lieden beschaamt den raad der ellendigen, omdat de Heere zijne toevlucht is" alzo veranderd zijn. Wij kunnen nu denken of aan de gebeurtenis uit den tijd van Jsafat, die in 2 Chronicles 20:22, wordt meegedeeld, of aan de nederlaag van het Assyrische leger (2 Kings 19:35) onder Hizkia. In beide gevallen maakte een door God veroorzaakte panische schrik de vijanden van Israël tot schande, zodat zij zonder zwaardslag hunnen ondergang vonden. Wij houden de laatste geschiedenis voor nog sterker sprekende dan de eerste, en plaatsen daarom deze omwerking van een Davidischen Psalm tot een leerdicht in ene rij met Psalms 66:1, 75, 76. Wie de bewerker is geweest is ons dan onbekend, maar in elk geval iemand, die met des Heren Geest was gezalfd..

7.

III. Psalms 53:7. Dezelfde liturgische toevoeging, als in Psalms 14:1, vormt ook hier het slot, echter eveneens met kleine afwijkingen. De inhoud is het verlangen naar toekomstige verlossing, waarbij men in de eerste plaats op het oog heeft de bevrijding uit de ballingschap, maar ook in de tweede, de zaligheid van den Messiaansen tijd.

Vers 6

6. Aldaar, waar Gods straffende hand over hen komt in de gebeurtenis van den laatsten tijd aan de vijanden van Gods volk te zien was, zijn zij met vervaardheid, met schrik, vervaard geworden, waar gene vervaardheid, gene reden tot vrezen was. Het was ene wonderbare verschrikking; want God heeft de beenderen desgenen, die u belegerde, die u, Zijne gemeente, benauwden, verstrooid; onbegraven liggen hun beenderen op het veld; zij zijn een buit der wilde dieren geworden (Psalms 141:7). Gij, het geslacht der rechtvaardigen, hebt hen, uwe verdrukkers beschaamd gemaakt, daar zij meenden u als brood te kunnen verslinden; want God heeft hen verworpen, en omdat Hij hen verwierp, vermochten zij niets tegen u, maar kwamen zij zelf om.

Het is de wrang, welke de gebeurtenis is tengevolge van welke de woorden in Psalms 14:5 vv.: "Aldaar zijn zij met vervaardheid verbaasd, want God is bij het geslacht der rechtvaardigen. Gij lieden beschaamt den raad der ellendigen, omdat de Heere zijne toevlucht is" alzo veranderd zijn. Wij kunnen nu denken of aan de gebeurtenis uit den tijd van Jsafat, die in 2 Chronicles 20:22, wordt meegedeeld, of aan de nederlaag van het Assyrische leger (2 Kings 19:35) onder Hizkia. In beide gevallen maakte een door God veroorzaakte panische schrik de vijanden van Israël tot schande, zodat zij zonder zwaardslag hunnen ondergang vonden. Wij houden de laatste geschiedenis voor nog sterker sprekende dan de eerste, en plaatsen daarom deze omwerking van een Davidischen Psalm tot een leerdicht in ene rij met Psalms 66:1, 75, 76. Wie de bewerker is geweest is ons dan onbekend, maar in elk geval iemand, die met des Heren Geest was gezalfd..

7.

III. Psalms 53:7. Dezelfde liturgische toevoeging, als in Psalms 14:1, vormt ook hier het slot, echter eveneens met kleine afwijkingen. De inhoud is het verlangen naar toekomstige verlossing, waarbij men in de eerste plaats op het oog heeft de bevrijding uit de ballingschap, maar ook in de tweede, de zaligheid van den Messiaansen tijd.

Vers 7

7. Och, dat Israël's verlossingen uit Zion kwamen, van de plaats, waar God troont! Als God (Psalm 14: de Heere) de gevangenen Zijns volks uit den toestand van ellende en van overweldiging door de kinderen dezer wereld zal doen wederkeren, dan zal zich Jacob verheugen; Israël zal verblijd zijn.

Dit moge een wensen zijn naar de eerste komst van Christus, om de verlossing voor Zijn volk uit te werken, het kan ook het verlangen der kerk naar Zijne komst op geestelijke wijze in latere dagen uitdrukken, om Zijn rijk te aanvaarden: den antichrist te vernietigen en Zijn volk te bevrijden van slavernij en verdrukking; dan zullen de heidenen worden verzameld, de Joden bekeerd en geheel Israël zal zalig worden (zie Romans 11:25-Romans 11:26)..

Staat in Psalms 14:1 Israël's verlossing, hier wordt van verlossingen gesproken, om daarmee uit te drukken het volle en verhevene heil.

Vers 7

7. Och, dat Israël's verlossingen uit Zion kwamen, van de plaats, waar God troont! Als God (Psalm 14: de Heere) de gevangenen Zijns volks uit den toestand van ellende en van overweldiging door de kinderen dezer wereld zal doen wederkeren, dan zal zich Jacob verheugen; Israël zal verblijd zijn.

Dit moge een wensen zijn naar de eerste komst van Christus, om de verlossing voor Zijn volk uit te werken, het kan ook het verlangen der kerk naar Zijne komst op geestelijke wijze in latere dagen uitdrukken, om Zijn rijk te aanvaarden: den antichrist te vernietigen en Zijn volk te bevrijden van slavernij en verdrukking; dan zullen de heidenen worden verzameld, de Joden bekeerd en geheel Israël zal zalig worden (zie Romans 11:25-Romans 11:26)..

Staat in Psalms 14:1 Israël's verlossing, hier wordt van verlossingen gesproken, om daarmee uit te drukken het volle en verhevene heil.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 53". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-53.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile