Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 150". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-150.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 150". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 150PSALM 150. OPWEKKING TOT LOF VAN GOD.
De opwekking in Psalms 149:3, om den naam des Heren te loven in reien en met harpen, wordt hier op nieuw (Psalms 150:4) gehoord, maar ook alle andere instrumenten, die Gods volk heeft, worden daarbij genoemd, om het gezang vol van klank te maken, en alle levende schepselen worden opgeroepen, opdat het vol van stemmen zij. Vonden wij aan het einde van elk der vroegere vier hoeken der Psalmen een woord van lof (Psalms 41:14; Psalms 72:18, Psalms 89:53; Psalms 106:48 bewijst de laatste Psalm in zijn geheel dien dienst (Nehemiah 12:43 ). Een Amen aan het slot van het gehele Psalmboek is niet nodig-"het Halleluja sluit dat in zich en gaat het te boven." -De dichter is waarschijnlijk dezelfde als die van Psalms 148:1, zodat de tijd van zijn ontstaan alsdan ongeveer het jaar 408 v r Christus zou zijn.
I. Psalms 150:1, Psalms 150:2. Oproeping tot lof van God, met opgaaf op welke plaatsen Hij moet geloofd worden en om welke reden-wegens Zijne grote en heerlijke daden; wat de plaats aangaat, zo komt vooreerst de hemel in aanmerking, de aarde verkrijgt daarentegen eerst bij de volgende afdelingen haar deel.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 150PSALM 150. OPWEKKING TOT LOF VAN GOD.
De opwekking in Psalms 149:3, om den naam des Heren te loven in reien en met harpen, wordt hier op nieuw (Psalms 150:4) gehoord, maar ook alle andere instrumenten, die Gods volk heeft, worden daarbij genoemd, om het gezang vol van klank te maken, en alle levende schepselen worden opgeroepen, opdat het vol van stemmen zij. Vonden wij aan het einde van elk der vroegere vier hoeken der Psalmen een woord van lof (Psalms 41:14; Psalms 72:18, Psalms 89:53; Psalms 106:48 bewijst de laatste Psalm in zijn geheel dien dienst (Nehemiah 12:43 ). Een Amen aan het slot van het gehele Psalmboek is niet nodig-"het Halleluja sluit dat in zich en gaat het te boven." -De dichter is waarschijnlijk dezelfde als die van Psalms 148:1, zodat de tijd van zijn ontstaan alsdan ongeveer het jaar 408 v r Christus zou zijn.
I. Psalms 150:1, Psalms 150:2. Oproeping tot lof van God, met opgaaf op welke plaatsen Hij moet geloofd worden en om welke reden-wegens Zijne grote en heerlijke daden; wat de plaats aangaat, zo komt vooreerst de hemel in aanmerking, de aarde verkrijgt daarentegen eerst bij de volgende afdelingen haar deel.
Vers 1
1. Halleluja (Psalms 149:1), looft God in Zijn hemels heiligdom (Isaiah 6:1), gij engelen! looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte, dat door Zijne almacht geschapen van Zijn alvermogen getuigt (Psalms 68:35), en de hemelse van de aardse wereld afscheidt.Vers 1
1. Halleluja (Psalms 149:1), looft God in Zijn hemels heiligdom (Isaiah 6:1), gij engelen! looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte, dat door Zijne almacht geschapen van Zijn alvermogen getuigt (Psalms 68:35), en de hemelse van de aardse wereld afscheidt.Vers 2
2. Looft Hem van wege Zijne mogendheden, Zijne krachtige daden; looft Hem naar de menigvuldigheid, naar de ganse volheid Zijner grootheid!1) Bij het danken beweegt zich de lof van God om bepaalde en bijzondere gaven en weldaden, voor welke men het dankoffer brengt; bij het loven daarentegen verdiept zich de ziel, medegevoerd door de volheid van genadebetoning tot aanbidding, in de heerlijkheid van God zelven. Daar baadt men in den stroom van het heiligdom tot aan de knieën of tot aan de lendenen, maar altijd is de diepte nog te meten; hier daarentegen kan men den grond niet meer bereiken; men zwemt door den stroom en men verdiept zich in de onmetelijke diepten van Zijnen heiligen en heerlijken naam met de hoogste vreugde..
De dichter is geheel vervuld van de heerlijkheid Gods. Zijne ziele smelt weg van verrukking, van wege de heerlijkheid en de genade Gods, die Hij aan Zijn volk heeft geopenbaard, ja, die Hij aan alle plaats heeft getoond. Daarom moet alles, wat een loftoon kan voortbrengen, zich verenigen, om den Naam des Heren groot te maken. En waar hij hemel en aarde oproept, daar eindigt hij met alles, wat adem heeft op te wekken, om den Heere, zijn God, te verheerlijken. De ganse mensheid roept hij, om in heilige geestdrift, den driemaal heiligen God de ere Zijns Naams te geven.
3.
II. Psalms 150:3-Psalms 150:5. Terwijl de aansporing om God te loven nu ook zegt met welke middelen die heilige plechtigheid moet geschieden en alle instrumenten, bij de godsdienstoefening in gebruik, in het bijzonder met name noemt, stelt zij ook voor, wie op aarde in de eerste plaats geroepen is tot des Heren lof.
Vers 2
2. Looft Hem van wege Zijne mogendheden, Zijne krachtige daden; looft Hem naar de menigvuldigheid, naar de ganse volheid Zijner grootheid!1) Bij het danken beweegt zich de lof van God om bepaalde en bijzondere gaven en weldaden, voor welke men het dankoffer brengt; bij het loven daarentegen verdiept zich de ziel, medegevoerd door de volheid van genadebetoning tot aanbidding, in de heerlijkheid van God zelven. Daar baadt men in den stroom van het heiligdom tot aan de knieën of tot aan de lendenen, maar altijd is de diepte nog te meten; hier daarentegen kan men den grond niet meer bereiken; men zwemt door den stroom en men verdiept zich in de onmetelijke diepten van Zijnen heiligen en heerlijken naam met de hoogste vreugde..
De dichter is geheel vervuld van de heerlijkheid Gods. Zijne ziele smelt weg van verrukking, van wege de heerlijkheid en de genade Gods, die Hij aan Zijn volk heeft geopenbaard, ja, die Hij aan alle plaats heeft getoond. Daarom moet alles, wat een loftoon kan voortbrengen, zich verenigen, om den Naam des Heren groot te maken. En waar hij hemel en aarde oproept, daar eindigt hij met alles, wat adem heeft op te wekken, om den Heere, zijn God, te verheerlijken. De ganse mensheid roept hij, om in heilige geestdrift, den driemaal heiligen God de ere Zijns Naams te geven.
3.
II. Psalms 150:3-Psalms 150:5. Terwijl de aansporing om God te loven nu ook zegt met welke middelen die heilige plechtigheid moet geschieden en alle instrumenten, bij de godsdienstoefening in gebruik, in het bijzonder met name noemt, stelt zij ook voor, wie op aarde in de eerste plaats geroepen is tot des Heren lof.
Vers 3
3. Looft Hem met geklank der bazuin, met hoorngeschal; looft Hem met de luit en met de harp, met de harp en de citer!Vers 3
3. Looft Hem met geklank der bazuin, met hoorngeschal; looft Hem met de luit en met de harp, met de harp en de citer!Vers 4
4. Looft Hem met de trommel en fluit, met de pauk en met reigezang; looft Hem met snarenspel en orgel!Vers 4
4. Looft Hem met de trommel en fluit, met de pauk en met reigezang; looft Hem met snarenspel en orgel!Vers 5
5. Looft Hem met hel klinkende cimbalen! looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid, met luidtonende cimbalen (Numbers 10:7, 1 Chronicles 25:31 )!Tien malen vinden wij in de vorige en in deze afdeling de opwekking: "Looft den Heere," dat is niet zonder betekenis, want tien is het getal van afronding, van volmaking, van al wat mogelijk is (Genesis 31:7 ). Men heeft nu ook beproefd tienderlei werktuigen van Gods lof te vinden, waardoor zou aangewezen zijn, dat niets aan de volmaaktheid van zulk een lof mocht ontbreken; er zijn slecht acht instrumenten genoemd, en men zou alzo ook de reien in Psalms 150:4 en de stem tot het zingen in Psalms 150:6 er bij moeten nemen..
De heilige zanger roept hier derhalve ook de toonkunst op om des Heren heiligen Naam te dienen.
Ook de toonkunst moet dienstbaar zijn en gemaakt worden aan de verheerlijking van den Drieënigen God.
De muziek is ene heerlijke en kostelijke gave Gods, maar dan alleen bereikt zij haar doel, als zij aangewend wordt tot verheerlijking van Hem, die deze gave schonk.
Helaas, dat door `s mensen afval van zijn God, ook zij zo dikwijls misbruikt wordt in den dienst der wereld en ter ontheiliging van Godes Naam.
Wie echter door Gods wondere goedheid en Zijne bijzondere genade den dienst der wereld heeft leren vaarwel zeggen, zal er ook naar staan, dat de muziek weer worde gebruikt in den dienst en tot ere van Hem, die waardig is te ontvangen, niet alleen in den hemel maar ook op de aarde, de lof en prijs en heerlijkheid.
6.
III. Psalms 150:6. De oproeping, in die vorige afdeling voornamelijk tot Israël gericht, wordt nu algemeen en komt tot alle wezens, die, door God met een levenden adem (Genesis 2:7) begiftigd zijn, d.i. tot de gehele mensheid.
Vers 5
5. Looft Hem met hel klinkende cimbalen! looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid, met luidtonende cimbalen (Numbers 10:7, 1 Chronicles 25:31 )!Tien malen vinden wij in de vorige en in deze afdeling de opwekking: "Looft den Heere," dat is niet zonder betekenis, want tien is het getal van afronding, van volmaking, van al wat mogelijk is (Genesis 31:7 ). Men heeft nu ook beproefd tienderlei werktuigen van Gods lof te vinden, waardoor zou aangewezen zijn, dat niets aan de volmaaktheid van zulk een lof mocht ontbreken; er zijn slecht acht instrumenten genoemd, en men zou alzo ook de reien in Psalms 150:4 en de stem tot het zingen in Psalms 150:6 er bij moeten nemen..
De heilige zanger roept hier derhalve ook de toonkunst op om des Heren heiligen Naam te dienen.
Ook de toonkunst moet dienstbaar zijn en gemaakt worden aan de verheerlijking van den Drieënigen God.
De muziek is ene heerlijke en kostelijke gave Gods, maar dan alleen bereikt zij haar doel, als zij aangewend wordt tot verheerlijking van Hem, die deze gave schonk.
Helaas, dat door `s mensen afval van zijn God, ook zij zo dikwijls misbruikt wordt in den dienst der wereld en ter ontheiliging van Godes Naam.
Wie echter door Gods wondere goedheid en Zijne bijzondere genade den dienst der wereld heeft leren vaarwel zeggen, zal er ook naar staan, dat de muziek weer worde gebruikt in den dienst en tot ere van Hem, die waardig is te ontvangen, niet alleen in den hemel maar ook op de aarde, de lof en prijs en heerlijkheid.
6.
III. Psalms 150:6. De oproeping, in die vorige afdeling voornamelijk tot Israël gericht, wordt nu algemeen en komt tot alle wezens, die, door God met een levenden adem (Genesis 2:7) begiftigd zijn, d.i. tot de gehele mensheid.
Vers 6
6. Alles wat adem heeft (Openbaring :13)love den HEERE! Halleluja! Het is niet slechts het godvruchtig gevoel van den gewijden dichter en zanger, dat met het "alles wat adem heeft, love den Heere!" de betamelijkheid van dezen plicht voor al het schepsel uitdrukt; ook is het niet alleen der vromen wens en verlangen, welke daarin ligt opgesloten; maar het is veelmeer nog ene geloofsverwachting van den ouden dag, die in de taal des N.V. ook staat uitgedrukt. Het is toch de Apostel Johannes, die het in geestverrukking gezien heeft, en alzo deze woorden dus verklaart: "en alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn en alles wat in deze is, hoorde ik zeggen: "Hem, die op den troon zit en het Lam zij de dankzegging, en de eer en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid." Zalig hij, die dit eens zal bijwonen en daarmee als een verloste des Heren zal mogen instemmen; ons geloof zie het met helderheid en blijdschap tegemoet, onze liefde voor den Heere verlange het en onze hoop worde niet beschaamd. Aan Hem, den enigen en drieënigen God: Vader, Zoon en H. Geest, uit Wie en door Wie en tot Wie alle dingen zijn, zij de heerlijkheid tot in der eeuwigheid. Amen!.Zo verenigt ons deze profetie tot ene symfonie met de Joden, opdat ook onder ons de Heere met bestendige lofoffers worde verheerlijkt, totdat wij in het rijk der hemelen verenigd met de uitverkoren engelen het eeuwig halleluja zingen..
De drie eerste van de vijf Boeken der Psalmen (volgens de Hebreeuwse Verdeling) besluiten met Amen en Amen; de vierde met Amen, Halleluja; maar de laatste, en daarmee het gehele Boek, besluit alleenlijk met Halleluja, omdat de zes laatste Psalmen geheellijk opgesteld zijn tot lof van God en er geen woord van klachte of bede in dezelven voorkomt. Hoe nader de goede Christenen tot hun einde komen, hoe voller zij behoorden te zijn van lofzeggingen ter ere Gods. Sommigen denken, dat deze Psalm bestemd is, om aan ons te vertonen het werk der verheerlijkte Heiligen, in den Hemel, welke daar gedurig bezig zijn met God te loven. En de muzikale instrumenten, welken hier gezegd worden gebruikt te zijn, moeten wij niet meer letterlijk verstaan, dan het goud en paarlen en de kostelijke gesteenten, welken gezegd worden het Nieuw Jeruzalem te versieren. Revelation 8:18,Revelation 8:19 Maar gelijk die aanduiden, dat de Heerlijkheden des Hemels de aller uitstekendste Heerlijkheden zijn, zo geven dezen te kennen, dat de lofzangen, welke de Heiligen aldaar opheffen, de uitstekende lofzangen zijn.
De Gebeden zullen daar verslonden worden in eeuwige lofzangen, daar zal gene verpozing zijn in God te loven, en toch gene vermoeiing. De Halleluja's zullen eeuwiglijk herhaald worden, en echter zullen dezen steeds nieuwe gezangen zijn. Laten wij dikwijls vermaak scheppen in te overdenken, wat de verheerlijkte Heiligen in den Hemel verrichten, en wat die genen doen, met welke wij bekend waren op aarde, maar die voor ons derwaarts vertrokken zijn; en laat het ons niet alleen verlangende maken, om onder hen te zijn, maar ons ook verlevendigen, om dit deel van den wil van God op Aarde te verrichten, gelijk zij het doen, die in den Hemel zijn. En derhalven laten wij zoveel van onzen tijd besteden, als wij kunnen, in dit goede werk, terwijl wij daarin hopen, gedurende een vrolijke eeuwigheid, altijd bezig te zullen zijn. Halleluja is en zal altoos aldaar het woord zijn, Revelation 19:1,Revelation 19:3. Laten we daartoe nu weergalmen, als zulke, die hopen in `t korte daarin te verenigen. Halleluja! Looft gij den Heere!. Zo schoon zegt Gregorius van Nyzza: "In den slotpsalm wordt het koor der mensen met dat der engelen samen stemmend een lofzang ter ere van God, om Hem, die triomfeert, het alles besluitende overwinnigslied toe te zingen."
Zo is het toch. Wat hier door den gewijden dichter wordt uitgeroepen zal eenmaal volkomen werkelijkheid worden als in den nieuwen hemel, en op de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont, allen zich zullen verenigen om den HEERE Heere eeuwig het loflied toe te zingen, als het der zonde onmogelijk is gemaakt n enkelen wanklank te werpen in het heilig lied der gezaligden.
SLOTWOORD OP HET BOEK DER PSALMEN.
Gelijk we reeds in ons voorwoord op het Boek der Psalmen schreven, bevat het ene verzameling van heilige liederen uit den tijd der Oude Bedeling, in de eerste plaats ten behoeve van den eredienst van Israël vervaardigd, en gedicht door David en andere heilige mannen Gods onder Israël, gedreven door den Heiligen Geest.
Gewoonlijk worden zij "Psalmen David's" genoemd, niet omdat deze koning van Israël, de lieflijke in Psalmen, ze alle heeft vervaardigd, maar n dewijl in hem de lierzang zijn hoogste bloei bereikte, n omdat de tijd van David de Psalmen in het leven riep, gelijk de verlossing uit Babel ze weer deed herleven.
De Bundel zelf is meer dan hoogstwaarschijnlijk verzameld en in orde gebracht door n man, die, rekenende met de inwendige verwantschap der liederen, met hun inhoud, met hun gelijkheid van strekking en bestemming, ze als n geheel aan de gemeente van Israël en daarmee ook aan de Kerk van alle eeuwen, door Gods genaderijke besturing, heeft overgegeven.
Het is dan ook terecht opgemerkt: "nadat door de werkzaamheid van Ezra en Nehemia nieuwe vaste vormen voor den herstelden tempeldienst in Zion waren ontstaan, ontstond in de pas gesterkte gemeente grote behoefte, om naast het heilig Wetboek ook een vast, liturgisch afgesloten Gebed- en Gezangboek te bezitten."
De tijd, waarin de Psalmen zijn gedicht valt daarom voornamelijk in de dagen van David en in die van den terugkeer uit Babel.
Want wel komen er ook Psalmen voor van Salomo ( n van Mozes) en uit de dagen van Josafat en Hizkia, maar toch de meeste dragen duidelijk de kenmerken, dat zij zijn vervaardigd of in de dagen van David, toen de godsdienst bloeide, of in de dagen van den terugkeer uit Babel, toen de goddelijke straf zijne uitwerking niet gemist had, maar Israël weer terug had gebracht tot het dienen, enig en alleen, van den Heere God.
Wat den inhoud der Psalmen betreft, niet alleen wordt de particuliere genade, welke de Heere betoont aan Zijn gunstvolk, bezongen, maar ook Zijne gemene genade, welke Hij bewijst aan alle mensen en aan alle schepselen. En waar er schier geen feit is uit Israël's geschiedenis, hoever men ook in den tijd terugdringt, wat niet wordt vermeld, waar de Schepping en Onderhouding en Besturing van hemel en aarde gedurig de stof uitmaakt van het lied des dichters, zo wordt dit alles in verband gebracht met de diep verbeurde genade, die aan Israël en de volken bewezen wordt.
Bovendien en boven alles wordt inzonderheid gedurig gewezen op Hem, die niet alleen voor Israël maar ook voor alle volken een Verlosser zou wezen, tot Wie niet alleen uit Israël maar uit alle geslachten der aarde er zouden komen om Zijn Naam te belijden.
Vandaar dat we vele Messiaanse psalmen hebben, hetzij typisch-Messiaanse, of typisch-profetische, of eschatologisch-Messiaanse, zodat het niet van David is of van een ander koning, van wie daar gezongen wordt, maar van den Christus zelven, zoals deze in heerlijkheid zou geopenbaard worden.
Maar van daar ook dat als in de Psalmen van het bloed van bokken en stieren gesproken wordt, niet wordt ontkend dat dit bloed als symbool moet worden gestort, maar wl dat enkel het bloed als zodanig de verzoening zou aanbrengen, indien het niet gestort werd in het geloof in Hem, die Israël's ceremoniëlen dienst zou te niet doen.
Ook in de Psalmen concentreert zich alles om den Messias, die naar Gods eeuwigen Raad een eeuwige verzoening zou tot stand brengen voor geheel de Kerk, in dezen zin dat de HEERE Heere, Zich heilig en rechtvaardig maar tegelijk barmhartig en genadig geopenbaard heeft, in Hem, die zelf door David en de heilige zangers van Zijn lijden en van Zijne heerlijkheid heeft geprofeteerd.
Gods kinderen van den Ouden dag hebben zich dan ook in de bangste tijden en te midden van de donkerste lotsbedelingen vast gehouden door het geloof aan het Verbond, hetwelk niet wankelen of bezwijken kon, en dit door hun zangen der Gemeente op het hart gedrukt en op de lippen gegeven.
Het is daarom dan ook dat deze Psalmen, alle eeuwen door, op het schavot en op den brandstapel, in de onderaardse holen en in de verborgene plaatsen, waar men ook zamen kwam, het geloof door Gods genade hebben gestaald en gesterkt, en dat zij, zolang de Kerk van Christus op aarde zal worden gevonden, zullen gezongen worden.
Ook de meest verheven gedichten van het mensenkind, hoe schoon en bezielend ook, worden ten leste vergeten, maar de Psalmbundel, dit kunstgewrocht des Heiligen Geestes, blijft gezongen alle eeuwen door.
Vers 6
6. Alles wat adem heeft (Openbaring :13)love den HEERE! Halleluja! Het is niet slechts het godvruchtig gevoel van den gewijden dichter en zanger, dat met het "alles wat adem heeft, love den Heere!" de betamelijkheid van dezen plicht voor al het schepsel uitdrukt; ook is het niet alleen der vromen wens en verlangen, welke daarin ligt opgesloten; maar het is veelmeer nog ene geloofsverwachting van den ouden dag, die in de taal des N.V. ook staat uitgedrukt. Het is toch de Apostel Johannes, die het in geestverrukking gezien heeft, en alzo deze woorden dus verklaart: "en alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn en alles wat in deze is, hoorde ik zeggen: "Hem, die op den troon zit en het Lam zij de dankzegging, en de eer en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid." Zalig hij, die dit eens zal bijwonen en daarmee als een verloste des Heren zal mogen instemmen; ons geloof zie het met helderheid en blijdschap tegemoet, onze liefde voor den Heere verlange het en onze hoop worde niet beschaamd. Aan Hem, den enigen en drieënigen God: Vader, Zoon en H. Geest, uit Wie en door Wie en tot Wie alle dingen zijn, zij de heerlijkheid tot in der eeuwigheid. Amen!.Zo verenigt ons deze profetie tot ene symfonie met de Joden, opdat ook onder ons de Heere met bestendige lofoffers worde verheerlijkt, totdat wij in het rijk der hemelen verenigd met de uitverkoren engelen het eeuwig halleluja zingen..
De drie eerste van de vijf Boeken der Psalmen (volgens de Hebreeuwse Verdeling) besluiten met Amen en Amen; de vierde met Amen, Halleluja; maar de laatste, en daarmee het gehele Boek, besluit alleenlijk met Halleluja, omdat de zes laatste Psalmen geheellijk opgesteld zijn tot lof van God en er geen woord van klachte of bede in dezelven voorkomt. Hoe nader de goede Christenen tot hun einde komen, hoe voller zij behoorden te zijn van lofzeggingen ter ere Gods. Sommigen denken, dat deze Psalm bestemd is, om aan ons te vertonen het werk der verheerlijkte Heiligen, in den Hemel, welke daar gedurig bezig zijn met God te loven. En de muzikale instrumenten, welken hier gezegd worden gebruikt te zijn, moeten wij niet meer letterlijk verstaan, dan het goud en paarlen en de kostelijke gesteenten, welken gezegd worden het Nieuw Jeruzalem te versieren. Revelation 8:18,Revelation 8:19 Maar gelijk die aanduiden, dat de Heerlijkheden des Hemels de aller uitstekendste Heerlijkheden zijn, zo geven dezen te kennen, dat de lofzangen, welke de Heiligen aldaar opheffen, de uitstekende lofzangen zijn.
De Gebeden zullen daar verslonden worden in eeuwige lofzangen, daar zal gene verpozing zijn in God te loven, en toch gene vermoeiing. De Halleluja's zullen eeuwiglijk herhaald worden, en echter zullen dezen steeds nieuwe gezangen zijn. Laten wij dikwijls vermaak scheppen in te overdenken, wat de verheerlijkte Heiligen in den Hemel verrichten, en wat die genen doen, met welke wij bekend waren op aarde, maar die voor ons derwaarts vertrokken zijn; en laat het ons niet alleen verlangende maken, om onder hen te zijn, maar ons ook verlevendigen, om dit deel van den wil van God op Aarde te verrichten, gelijk zij het doen, die in den Hemel zijn. En derhalven laten wij zoveel van onzen tijd besteden, als wij kunnen, in dit goede werk, terwijl wij daarin hopen, gedurende een vrolijke eeuwigheid, altijd bezig te zullen zijn. Halleluja is en zal altoos aldaar het woord zijn, Revelation 19:1,Revelation 19:3. Laten we daartoe nu weergalmen, als zulke, die hopen in `t korte daarin te verenigen. Halleluja! Looft gij den Heere!. Zo schoon zegt Gregorius van Nyzza: "In den slotpsalm wordt het koor der mensen met dat der engelen samen stemmend een lofzang ter ere van God, om Hem, die triomfeert, het alles besluitende overwinnigslied toe te zingen."
Zo is het toch. Wat hier door den gewijden dichter wordt uitgeroepen zal eenmaal volkomen werkelijkheid worden als in den nieuwen hemel, en op de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont, allen zich zullen verenigen om den HEERE Heere eeuwig het loflied toe te zingen, als het der zonde onmogelijk is gemaakt n enkelen wanklank te werpen in het heilig lied der gezaligden.
SLOTWOORD OP HET BOEK DER PSALMEN.
Gelijk we reeds in ons voorwoord op het Boek der Psalmen schreven, bevat het ene verzameling van heilige liederen uit den tijd der Oude Bedeling, in de eerste plaats ten behoeve van den eredienst van Israël vervaardigd, en gedicht door David en andere heilige mannen Gods onder Israël, gedreven door den Heiligen Geest.
Gewoonlijk worden zij "Psalmen David's" genoemd, niet omdat deze koning van Israël, de lieflijke in Psalmen, ze alle heeft vervaardigd, maar n dewijl in hem de lierzang zijn hoogste bloei bereikte, n omdat de tijd van David de Psalmen in het leven riep, gelijk de verlossing uit Babel ze weer deed herleven.
De Bundel zelf is meer dan hoogstwaarschijnlijk verzameld en in orde gebracht door n man, die, rekenende met de inwendige verwantschap der liederen, met hun inhoud, met hun gelijkheid van strekking en bestemming, ze als n geheel aan de gemeente van Israël en daarmee ook aan de Kerk van alle eeuwen, door Gods genaderijke besturing, heeft overgegeven.
Het is dan ook terecht opgemerkt: "nadat door de werkzaamheid van Ezra en Nehemia nieuwe vaste vormen voor den herstelden tempeldienst in Zion waren ontstaan, ontstond in de pas gesterkte gemeente grote behoefte, om naast het heilig Wetboek ook een vast, liturgisch afgesloten Gebed- en Gezangboek te bezitten."
De tijd, waarin de Psalmen zijn gedicht valt daarom voornamelijk in de dagen van David en in die van den terugkeer uit Babel.
Want wel komen er ook Psalmen voor van Salomo ( n van Mozes) en uit de dagen van Josafat en Hizkia, maar toch de meeste dragen duidelijk de kenmerken, dat zij zijn vervaardigd of in de dagen van David, toen de godsdienst bloeide, of in de dagen van den terugkeer uit Babel, toen de goddelijke straf zijne uitwerking niet gemist had, maar Israël weer terug had gebracht tot het dienen, enig en alleen, van den Heere God.
Wat den inhoud der Psalmen betreft, niet alleen wordt de particuliere genade, welke de Heere betoont aan Zijn gunstvolk, bezongen, maar ook Zijne gemene genade, welke Hij bewijst aan alle mensen en aan alle schepselen. En waar er schier geen feit is uit Israël's geschiedenis, hoever men ook in den tijd terugdringt, wat niet wordt vermeld, waar de Schepping en Onderhouding en Besturing van hemel en aarde gedurig de stof uitmaakt van het lied des dichters, zo wordt dit alles in verband gebracht met de diep verbeurde genade, die aan Israël en de volken bewezen wordt.
Bovendien en boven alles wordt inzonderheid gedurig gewezen op Hem, die niet alleen voor Israël maar ook voor alle volken een Verlosser zou wezen, tot Wie niet alleen uit Israël maar uit alle geslachten der aarde er zouden komen om Zijn Naam te belijden.
Vandaar dat we vele Messiaanse psalmen hebben, hetzij typisch-Messiaanse, of typisch-profetische, of eschatologisch-Messiaanse, zodat het niet van David is of van een ander koning, van wie daar gezongen wordt, maar van den Christus zelven, zoals deze in heerlijkheid zou geopenbaard worden.
Maar van daar ook dat als in de Psalmen van het bloed van bokken en stieren gesproken wordt, niet wordt ontkend dat dit bloed als symbool moet worden gestort, maar wl dat enkel het bloed als zodanig de verzoening zou aanbrengen, indien het niet gestort werd in het geloof in Hem, die Israël's ceremoniëlen dienst zou te niet doen.
Ook in de Psalmen concentreert zich alles om den Messias, die naar Gods eeuwigen Raad een eeuwige verzoening zou tot stand brengen voor geheel de Kerk, in dezen zin dat de HEERE Heere, Zich heilig en rechtvaardig maar tegelijk barmhartig en genadig geopenbaard heeft, in Hem, die zelf door David en de heilige zangers van Zijn lijden en van Zijne heerlijkheid heeft geprofeteerd.
Gods kinderen van den Ouden dag hebben zich dan ook in de bangste tijden en te midden van de donkerste lotsbedelingen vast gehouden door het geloof aan het Verbond, hetwelk niet wankelen of bezwijken kon, en dit door hun zangen der Gemeente op het hart gedrukt en op de lippen gegeven.
Het is daarom dan ook dat deze Psalmen, alle eeuwen door, op het schavot en op den brandstapel, in de onderaardse holen en in de verborgene plaatsen, waar men ook zamen kwam, het geloof door Gods genade hebben gestaald en gesterkt, en dat zij, zolang de Kerk van Christus op aarde zal worden gevonden, zullen gezongen worden.
Ook de meest verheven gedichten van het mensenkind, hoe schoon en bezielend ook, worden ten leste vergeten, maar de Psalmbundel, dit kunstgewrocht des Heiligen Geestes, blijft gezongen alle eeuwen door.