Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 9

Numbers 9:1.

HET PASCHA. DE TEKENEN TOT HET NEDERSLAAN EN HET OPBREKEN VAN HET LEGER.

I. Numbers 9:1-Numbers 9:14. Het derde van de laatste bijzonderheden bij de Sinaï is de terugkeer van het Paasfeest.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 9

Numbers 9:1.

HET PASCHA. DE TEKENEN TOT HET NEDERSLAAN EN HET OPBREKEN VAN HET LEGER.

I. Numbers 9:1-Numbers 9:14. Het derde van de laatste bijzonderheden bij de Sinaï is de terugkeer van het Paasfeest.

Vers 1

1. En de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn van Sinaï in het tweede jaar, nadat zij uit Egypte getrokken waren, in de eerste maand, 1) waarschijnlijk op de morgen van de 10de dag van de maand Abib, of van de laatste van de zevendagen van de priesterwijding (zie "Le 8:36), zeggende:

1) Dat God, voor er een jaar om was, het volk de viering van het Pascha in het geheugen terugroept, hoe grote zorgeloosheid van het volk kan daaruit opgemerkt worden, een zorgeloosheid, die ook ondankbaarheid verried. Want wat zouden zij na vijftig jaar gedaan hebben, wanneer er gevaar bestond, dat na zo groot verloop van tijd hun de vergeetachtigheid was overvallen. Want, indien zij uit eigen beweging ijverig in hun plichtsbetrachting zouden geweest zijn, was het overbodig, voor de tweede maal te herhalen, hetgeen Hij hen zo gestreng en met bijvoeging van bedreigingen had opgelegd. Nu vermaant God hun, dat, wanneer het jaar ten einde spoedde, zich bij de dag te houden, welke Hij voor het Pascha had vastgesteld, opdat de Israëlieten des te zekerder zouden leren, dat deze plechtige, heilige offerande jaarlijks terugkeerde en zij alzo haar niet mochten nalaten. Vervolgens beveelt Hij, dat alle ceremoniën ijverig zouden waargenomen worden, opdat zij niet door enige vreemde zuurdesem de zuivere instelling zouden bederven. Eindelijk wordt hun gehoorzaamheid geprezen, omdat zij aan het bevel niets toededen, noch er iets afdeden..

Vers 1

1. En de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn van Sinaï in het tweede jaar, nadat zij uit Egypte getrokken waren, in de eerste maand, 1) waarschijnlijk op de morgen van de 10de dag van de maand Abib, of van de laatste van de zevendagen van de priesterwijding (zie "Le 8:36), zeggende:

1) Dat God, voor er een jaar om was, het volk de viering van het Pascha in het geheugen terugroept, hoe grote zorgeloosheid van het volk kan daaruit opgemerkt worden, een zorgeloosheid, die ook ondankbaarheid verried. Want wat zouden zij na vijftig jaar gedaan hebben, wanneer er gevaar bestond, dat na zo groot verloop van tijd hun de vergeetachtigheid was overvallen. Want, indien zij uit eigen beweging ijverig in hun plichtsbetrachting zouden geweest zijn, was het overbodig, voor de tweede maal te herhalen, hetgeen Hij hen zo gestreng en met bijvoeging van bedreigingen had opgelegd. Nu vermaant God hun, dat, wanneer het jaar ten einde spoedde, zich bij de dag te houden, welke Hij voor het Pascha had vastgesteld, opdat de Israëlieten des te zekerder zouden leren, dat deze plechtige, heilige offerande jaarlijks terugkeerde en zij alzo haar niet mochten nalaten. Vervolgens beveelt Hij, dat alle ceremoniën ijverig zouden waargenomen worden, opdat zij niet door enige vreemde zuurdesem de zuivere instelling zouden bederven. Eindelijk wordt hun gehoorzaamheid geprezen, omdat zij aan het bevel niets toededen, noch er iets afdeden..

Vers 2

2. Dat de kinderen van Israël het pascha houden zouden, op zijn gezette tijd; 1)

1) Om de Israëlieten alle gedachte te ontnemen, dat men eerst bij het komen in Kanan het Paasfeest behoefde te vieren en om hen erop te wijzen, dat het elk jaar, ook in de woestijn, moest gehouden worden, gebruikt de Heere hier de uitdrukking: op zijn gezette tijd..

Vers 2

2. Dat de kinderen van Israël het pascha houden zouden, op zijn gezette tijd; 1)

1) Om de Israëlieten alle gedachte te ontnemen, dat men eerst bij het komen in Kanan het Paasfeest behoefde te vieren en om hen erop te wijzen, dat het elk jaar, ook in de woestijn, moest gehouden worden, gebruikt de Heere hier de uitdrukking: op zijn gezette tijd..

Vers 3

3. Op de veertiende dag-zei de Heere-op de veertiende dag in deze maand, tussen de twee avonden, of op de tijd van de avondschemering, zult gij dat, met het slachten, toebereiden en eten van een lam houden, op zijn reeds in Exodus 12:6 bepaalde, of gezette tijd; naar al zijn instellingen en naar al zijn rechten, die de Heere, bij de instelling daarvan (Exodus 12:1) verordend heeft, zult gij dat houden.

Vers 3

3. Op de veertiende dag-zei de Heere-op de veertiende dag in deze maand, tussen de twee avonden, of op de tijd van de avondschemering, zult gij dat, met het slachten, toebereiden en eten van een lam houden, op zijn reeds in Exodus 12:6 bepaalde, of gezette tijd; naar al zijn instellingen en naar al zijn rechten, die de Heere, bij de instelling daarvan (Exodus 12:1) verordend heeft, zult gij dat houden.

Vers 4

4. Mozes dan sprak tot de kinderen van Israël, dat zij het pascha zouden houden.

Vers 4

4. Mozes dan sprak tot de kinderen van Israël, dat zij het pascha zouden houden.

Vers 5

5. En zij hielden het pascha op de veertiende dag van de eerste maand, tussen de twee avonden, in de woestijn van Sinaï; de onderscheidene vaders van de gezinnen slachten, op de bepaalde dag tegen de avond, hun lam, sprenkelden zijn bloed op het altaar van de voorhof, waarna het gebraden en `s avonds met bittere kruiden en ongezuurde broden, onder lofgezangen (Boek der Wijsheid 18:9) gegeten werd; naar alles, wat de HEERE Mozes geboden had, zo deden de kinderen van Israël.

De bepaling om de maaltijd in de houding van reisvaardigen te nuttigen, gold slechts voor de eerste viering in Egypte; alwaar deze houding, door de omstandigheden zelf aangegeven, de spoed moest aanduiden, waarmee aanstonds na de maaltijd moest vertrokken worden (zie Ex 12:11). Naar de overlevering van de rabbijnen betrof ook het uitkiezen van het Paaslam op de 10de dag van de maand en de bewaring daarvan tot de 14de slechts die eerste viering. Het is evenwel niet onwaarschijnlijk, dat, zoals wij boven aangenomen hebben, de Heere ook nu de opwekking om zich nu weer ten Paasfeest te bereiden, op de 10de dag tot Israël komen liet. Ook de bestrijking van de deurposten met het bloed van het lam verviel nu natuurlijk; in de plaats daarvan kwam thans het sprenkelen van het bloed op het altaar, hetgeen nog ieder vader in eigen persoon schijnt verricht te hebben, terwijl zij later door de priesters, met hulp van de Levieten, gebeurde en slechts het slachten van de lammeren aan de vaders overgelaten bleef (2 Chronicles 0:16). Of het laatstgenoemde reeds nu, zoals later (Deuteronomy 16:2) bepaald werd, bij het heiligdom moest voltrokken worden, is onzeker; in elk geval gebeurde het ook thans tussen 3-6 uur na de middag (zie Exodus 12:6), daar anders de tijd om het bloed op het altaar te sprenkelen, bij het grote aantal van Paaslammeren, niet toereikend zou geweest zijn. Bij het gebruik van het Paasmaal ging alles voorzeker nog eenvoudig toe; na verloop van tijd echter kwamen daarbij meer en meer vaste gebruiken in zwang, die uit het volgende bestonden: nadat de lampen ontstoken waren en de disgenoten zich verenigd hadden, werd de eerste beker wijn, (gewoonlijk rode, hoewel ook witte gebruikt worden kon) ingeschonken, door de vader met deze dankzegging: "wees geloofd o, Heer, onze Koning van het heelal, die de vrucht van de wijnstok geschapen hebt!" gezegend en door de aanwezigen naar de rij gedronken. Nadat nu nog vooraf de handen gewassen waren, werd vervolgens de maaltijd hiermee geopend, dat ieder iets van de bittere kruiden nam en at, waarop het lezen van de Hagada, d.i. de voor deze dag bepaalde en uit verschillende gedeelten van het wetboek bestaande herinneringen, aanving, een tweede beker ingeschonken werd en de oudste zoon des huizes tot de vader de vraag richtte: wat toch dit alles beduidde (zie Exodus 12:27). Als nu deze zijn antwoord besloot met de woorden: "zo laat ons nu spreken Halleluja, looft gij Zijn knechten de Heere!" was daarmee het Hallel of het lofgezang ingeleid, waartoe intussen alleen Psalms 113:1, 114 uitgesproken of gezongen werden. Dan ledigde men de, tevoren ingeschonken, tweede beker, en hield hierna de eigenlijke maaltijd. Was deze geëindigd, dan waste men de handen weer, de vader deed het dankgebed, zegende de derde beker, die bij uitnemendheid "de gezegende beker" 1 Corinthiers 10:16) genoemd werd, en dronk hem met de disgenoten uit, waarop dan nog een vierde ingeschonken, maar niet eerder genuttigd werd, dan ook het tweede gedeelte van de lofzang (Psalms 115:1-118) geëindigd was of tenminste gebracht was tot de woorden (Psalms 118:26): "Geloofd zij Hij, die daar komt in de naam des Heeren!" Op nog enkele gebruiken en gewoonten bij deze feestviering komen wij in het Nieuwe Testament, bij de geschiedenis van de instelling van het Heilig Avondmaal, terug..

Vers 5

5. En zij hielden het pascha op de veertiende dag van de eerste maand, tussen de twee avonden, in de woestijn van Sinaï; de onderscheidene vaders van de gezinnen slachten, op de bepaalde dag tegen de avond, hun lam, sprenkelden zijn bloed op het altaar van de voorhof, waarna het gebraden en `s avonds met bittere kruiden en ongezuurde broden, onder lofgezangen (Boek der Wijsheid 18:9) gegeten werd; naar alles, wat de HEERE Mozes geboden had, zo deden de kinderen van Israël.

De bepaling om de maaltijd in de houding van reisvaardigen te nuttigen, gold slechts voor de eerste viering in Egypte; alwaar deze houding, door de omstandigheden zelf aangegeven, de spoed moest aanduiden, waarmee aanstonds na de maaltijd moest vertrokken worden (zie Ex 12:11). Naar de overlevering van de rabbijnen betrof ook het uitkiezen van het Paaslam op de 10de dag van de maand en de bewaring daarvan tot de 14de slechts die eerste viering. Het is evenwel niet onwaarschijnlijk, dat, zoals wij boven aangenomen hebben, de Heere ook nu de opwekking om zich nu weer ten Paasfeest te bereiden, op de 10de dag tot Israël komen liet. Ook de bestrijking van de deurposten met het bloed van het lam verviel nu natuurlijk; in de plaats daarvan kwam thans het sprenkelen van het bloed op het altaar, hetgeen nog ieder vader in eigen persoon schijnt verricht te hebben, terwijl zij later door de priesters, met hulp van de Levieten, gebeurde en slechts het slachten van de lammeren aan de vaders overgelaten bleef (2 Chronicles 0:16). Of het laatstgenoemde reeds nu, zoals later (Deuteronomy 16:2) bepaald werd, bij het heiligdom moest voltrokken worden, is onzeker; in elk geval gebeurde het ook thans tussen 3-6 uur na de middag (zie Exodus 12:6), daar anders de tijd om het bloed op het altaar te sprenkelen, bij het grote aantal van Paaslammeren, niet toereikend zou geweest zijn. Bij het gebruik van het Paasmaal ging alles voorzeker nog eenvoudig toe; na verloop van tijd echter kwamen daarbij meer en meer vaste gebruiken in zwang, die uit het volgende bestonden: nadat de lampen ontstoken waren en de disgenoten zich verenigd hadden, werd de eerste beker wijn, (gewoonlijk rode, hoewel ook witte gebruikt worden kon) ingeschonken, door de vader met deze dankzegging: "wees geloofd o, Heer, onze Koning van het heelal, die de vrucht van de wijnstok geschapen hebt!" gezegend en door de aanwezigen naar de rij gedronken. Nadat nu nog vooraf de handen gewassen waren, werd vervolgens de maaltijd hiermee geopend, dat ieder iets van de bittere kruiden nam en at, waarop het lezen van de Hagada, d.i. de voor deze dag bepaalde en uit verschillende gedeelten van het wetboek bestaande herinneringen, aanving, een tweede beker ingeschonken werd en de oudste zoon des huizes tot de vader de vraag richtte: wat toch dit alles beduidde (zie Exodus 12:27). Als nu deze zijn antwoord besloot met de woorden: "zo laat ons nu spreken Halleluja, looft gij Zijn knechten de Heere!" was daarmee het Hallel of het lofgezang ingeleid, waartoe intussen alleen Psalms 113:1, 114 uitgesproken of gezongen werden. Dan ledigde men de, tevoren ingeschonken, tweede beker, en hield hierna de eigenlijke maaltijd. Was deze geëindigd, dan waste men de handen weer, de vader deed het dankgebed, zegende de derde beker, die bij uitnemendheid "de gezegende beker" 1 Corinthiers 10:16) genoemd werd, en dronk hem met de disgenoten uit, waarop dan nog een vierde ingeschonken, maar niet eerder genuttigd werd, dan ook het tweede gedeelte van de lofzang (Psalms 115:1-118) geëindigd was of tenminste gebracht was tot de woorden (Psalms 118:26): "Geloofd zij Hij, die daar komt in de naam des Heeren!" Op nog enkele gebruiken en gewoonten bij deze feestviering komen wij in het Nieuwe Testament, bij de geschiedenis van de instelling van het Heilig Avondmaal, terug..

Vers 6

6. Toen, ten tijde, dat heel Israël zich tot het vieren van het paasfeest bereidde, waren er lieden geweest, die naar de wet, 1) over het dode lichaam van een mens, 2) die zij begraven hadden, onrein waren, en op dezelfde daghet pascha niet hadden kunnen houden, daar toch volgens Leviticus 7:21, slechts Levitisch reine personen aan een offermaal mochten deelnemen; daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht van Aron, op deze dag.

1) Naar de latere bepaling (Numbers 19:11) waren zij, die een dode mens aangeraakt hadden, zeven dagen onrein. Deze bepaling is nu nog niet uitgevaardigd; wel echter erkennen de mannen, van wie hier sprake is, op grond van Leviticus 11:24; Leviticus 21:1,Leviticus 21:11 tenminste hun onreinheid voor de lopende dag, en dat zij hierdoor van de Paasviering zijn uitgesloten. Het antwoord, dat Jehova (Numbers 9:10), aan Mozes op zijn vraag gaf, is zo ingericht, dat de bestaande bepaling daarbij ten volle tot haar recht komt..

2) Deze verontreiniging kon plaats hebben, f door het aanraken van een lijk, f door het vertoeven in een sterfhuis, f door het bijwonen van een begrafenis. Waren zij Levitisch of ceremonieel onrein, dan mochten zij geen offerande bijwonen, noch van de offermaaltijd genieten. Duidelijk blijkt hier, dat het Paaslam wel degelijk een offerande was, dat het als zodanig door Israël werd beschouwd. Het is daarom dan ook, dat de Apostel van het geloof Christus noemt: Ons Pascha, voor ons geslacht..

Vers 6

6. Toen, ten tijde, dat heel Israël zich tot het vieren van het paasfeest bereidde, waren er lieden geweest, die naar de wet, 1) over het dode lichaam van een mens, 2) die zij begraven hadden, onrein waren, en op dezelfde daghet pascha niet hadden kunnen houden, daar toch volgens Leviticus 7:21, slechts Levitisch reine personen aan een offermaal mochten deelnemen; daarom naderden zij voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht van Aron, op deze dag.

1) Naar de latere bepaling (Numbers 19:11) waren zij, die een dode mens aangeraakt hadden, zeven dagen onrein. Deze bepaling is nu nog niet uitgevaardigd; wel echter erkennen de mannen, van wie hier sprake is, op grond van Leviticus 11:24; Leviticus 21:1,Leviticus 21:11 tenminste hun onreinheid voor de lopende dag, en dat zij hierdoor van de Paasviering zijn uitgesloten. Het antwoord, dat Jehova (Numbers 9:10), aan Mozes op zijn vraag gaf, is zo ingericht, dat de bestaande bepaling daarbij ten volle tot haar recht komt..

2) Deze verontreiniging kon plaats hebben, f door het aanraken van een lijk, f door het vertoeven in een sterfhuis, f door het bijwonen van een begrafenis. Waren zij Levitisch of ceremonieel onrein, dan mochten zij geen offerande bijwonen, noch van de offermaaltijd genieten. Duidelijk blijkt hier, dat het Paaslam wel degelijk een offerande was, dat het als zodanig door Israël werd beschouwd. Het is daarom dan ook, dat de Apostel van het geloof Christus noemt: Ons Pascha, voor ons geslacht..

Vers 7

7. En deze lieden zeiden tot hem: wij zijn onrein over het dode lichaam van een mens; waarom zouden wij omwille van zo'n zaak, die ons buiten onze schuld getroffen heeft, verkort worden en bij anderen achterstaan, die daarvan zijn verschoond gebleven, zodat wij de offerande van de HEERE, d.i. het paasoffer (zie "Exodus 12:7) op zijn gezette tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen van Israël? 1) Wij wensten zowel pascha te houden als onze broeders, maar mogen niet! Wat raad en hulpis er in dezen?

1) Wij merken aan, dat hier veroordeeld wordt, het gedrag van zodanige Christenen, die, wanneer zij op de onderzoeking van zichzelf merken, dat zij de bewijzen en blijken van een waar bondgenoot, zoals deze in Gods Woord worden opgegeven, niet in zich hebben, dan zichzelf van het Evangelische Pascha, te weten, het Verbondsteken van het Heilig Avondmaal, onthouden, en daarop dan volkomen gerust zijn. Zij zouden zich, menen zij, wanneer zij zich van het Avondmaal van de Heere onthouden, geen oordeel eten en drinken, hetgeen in zo verre wel waar is, maar dus doende, werpen zij zich aan de andere zijde onder Gods oordeel, want Zijn woord zegt duidelijk: De mens beproeve zichzelf en ete alzo 1 Corinthiers 11:28). Die zichzelf dan niet beproeft, of die zich beproefd hebben, bevindt, dat hij nog in zijn natuurlijke en geestelijke onreinheid, geen waar gelovige, geen bondgenoot van God is, en daarom niet eet van het Avondmaal van de Heere, die begaat een verschrikkelijke ongehoorzaamheid, versmaadt Gods instelling en dierbare gemeenschap, en is bloot gesteld aan Zijn toorn (John 3:36)

Vers 7

7. En deze lieden zeiden tot hem: wij zijn onrein over het dode lichaam van een mens; waarom zouden wij omwille van zo'n zaak, die ons buiten onze schuld getroffen heeft, verkort worden en bij anderen achterstaan, die daarvan zijn verschoond gebleven, zodat wij de offerande van de HEERE, d.i. het paasoffer (zie "Exodus 12:7) op zijn gezette tijd niet zouden offeren, in het midden van de kinderen van Israël? 1) Wij wensten zowel pascha te houden als onze broeders, maar mogen niet! Wat raad en hulpis er in dezen?

1) Wij merken aan, dat hier veroordeeld wordt, het gedrag van zodanige Christenen, die, wanneer zij op de onderzoeking van zichzelf merken, dat zij de bewijzen en blijken van een waar bondgenoot, zoals deze in Gods Woord worden opgegeven, niet in zich hebben, dan zichzelf van het Evangelische Pascha, te weten, het Verbondsteken van het Heilig Avondmaal, onthouden, en daarop dan volkomen gerust zijn. Zij zouden zich, menen zij, wanneer zij zich van het Avondmaal van de Heere onthouden, geen oordeel eten en drinken, hetgeen in zo verre wel waar is, maar dus doende, werpen zij zich aan de andere zijde onder Gods oordeel, want Zijn woord zegt duidelijk: De mens beproeve zichzelf en ete alzo 1 Corinthiers 11:28). Die zichzelf dan niet beproeft, of die zich beproefd hebben, bevindt, dat hij nog in zijn natuurlijke en geestelijke onreinheid, geen waar gelovige, geen bondgenoot van God is, en daarom niet eet van het Avondmaal van de Heere, die begaat een verschrikkelijke ongehoorzaamheid, versmaadt Gods instelling en dierbare gemeenschap, en is bloot gesteld aan Zijn toorn (John 3:36)

Vers 8

8. En Mozes zei tot hen: Blijft hier staan, dat ik hoor, wat de HEERE, die ik aanstonds in de tabernakel zal gaan raadplegen, U gebieden zal. 1)

1) Mozes beleed dat hij in deze zaak niet kon beslissen, waarom hij een ogenblik vraagt, om God te raadplegen. Waaruit de zorgvuldige bescheidenheid van de profeet blijkt, omdat hij omtrent een twijfelachtige zaak niet durfde beslissen, hoewel hij de wetgever was. Maar op die wijze toont hij het duidelijk, dat hij volstrekt niet de Wet, waarvan hij zelf niet de uitlegger durfde zijn, tenzij na het ontvangen van een nadere verklaring, uit zijn eigen brein heeft voortgebracht..

Vers 8

8. En Mozes zei tot hen: Blijft hier staan, dat ik hoor, wat de HEERE, die ik aanstonds in de tabernakel zal gaan raadplegen, U gebieden zal. 1)

1) Mozes beleed dat hij in deze zaak niet kon beslissen, waarom hij een ogenblik vraagt, om God te raadplegen. Waaruit de zorgvuldige bescheidenheid van de profeet blijkt, omdat hij omtrent een twijfelachtige zaak niet durfde beslissen, hoewel hij de wetgever was. Maar op die wijze toont hij het duidelijk, dat hij volstrekt niet de Wet, waarvan hij zelf niet de uitlegger durfde zijn, tenzij na het ontvangen van een nadere verklaring, uit zijn eigen brein heeft voortgebracht..

Vers 9

9. Toen sprak de HEERE, van de Verbondsark, tot Mozes, zeggende: terwijl Hij niet alleen voor het tegenwoordige geval antwoordde, maar van het bestaande voorschrift tevens een algemene, op alle gelijksoortige gevallen toepasselijke verklaring gaf:

Vers 9

9. Toen sprak de HEERE, van de Verbondsark, tot Mozes, zeggende: terwijl Hij niet alleen voor het tegenwoordige geval antwoordde, maar van het bestaande voorschrift tevens een algemene, op alle gelijksoortige gevallen toepasselijke verklaring gaf:

Vers 10

10. Spreukenek tot de kinderen van Israël, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, tijdens het eigenlijke paasfeest, over een dood lichaam onrein, of op een verre weg; 1) van huis afwezig, zal zijn, zodat hij op paasavond niet teruggekomen zijn kan, hij zal dan nog deHEERE het pascha houden, al is het dan ook niet op dezelfde tijd als het gehele volk, de 14de dag van de eerste maand.

1) Niet alleen zij, die ceremonieel onrein waren, maar ook, die op reis waren geweest, moesten het Pascha in de tweede maand houden. De Heere wil, dat het Pascha gehouden wordt. Israël moest het jaar uit, jaar in herinnerd worden, dat God het met een sterke arm uit Egypte had verlost..

Vers 10

10. Spreukenek tot de kinderen van Israël, zeggende: Wanneer iemand onder u, of onder uw geslachten, tijdens het eigenlijke paasfeest, over een dood lichaam onrein, of op een verre weg; 1) van huis afwezig, zal zijn, zodat hij op paasavond niet teruggekomen zijn kan, hij zal dan nog deHEERE het pascha houden, al is het dan ook niet op dezelfde tijd als het gehele volk, de 14de dag van de eerste maand.

1) Niet alleen zij, die ceremonieel onrein waren, maar ook, die op reis waren geweest, moesten het Pascha in de tweede maand houden. De Heere wil, dat het Pascha gehouden wordt. Israël moest het jaar uit, jaar in herinnerd worden, dat God het met een sterke arm uit Egypte had verlost..

Vers 11

11. In de tweede maand, Sif of Ijar, op de veertiende dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat alsnog houden; met ongezuurde broden en bittere saus (Exodus 12:8) zullen zij dat dan eten.

Vers 11

11. In de tweede maand, Sif of Ijar, op de veertiende dag, tussen de twee avonden, zullen zij dat alsnog houden; met ongezuurde broden en bittere saus (Exodus 12:8) zullen zij dat dan eten.

Vers 12

12. Zij, die alzo de naviering houden, zullen daarvan niet overlaten tot de volgende morgen, en zullen, bij het bereiden van het lam, daaraan geen been breken; naar alle instellingen van het pascha (Exodus 12:10,Exodus 12:46) zullen zij dat houden, behalve dat zij niet nog 7 dagen daarna ongezuurd brood moeten eten; bij deze naviering is veel meer het feest met het houden van het paasmaal als zodanig, geëindigd.

Vers 12

12. Zij, die alzo de naviering houden, zullen daarvan niet overlaten tot de volgende morgen, en zullen, bij het bereiden van het lam, daaraan geen been breken; naar alle instellingen van het pascha (Exodus 12:10,Exodus 12:46) zullen zij dat houden, behalve dat zij niet nog 7 dagen daarna ongezuurd brood moeten eten; bij deze naviering is veel meer het feest met het houden van het paasmaal als zodanig, geëindigd.

Vers 13

13. Als echter een man, die rein is en op de weg niet is, en daarom geen rechtmatige verontschuldiging heeft, nalaten zal het pascha op de bepaalde tijd, de 14de dag van Nisan, te houden, daar hij meent, dat hij de viering immers een maand later, en dan met een enkele dag, inhalen en zijn huidig verzuim vergoeden kan, zo zal deze ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande van de HEERE (Numbers 9:7) op zijn door de Heere bepaalde of gezette tijd niet geofferd, en daarmee Mijn Verbond geschonden; deze man zal zijn zonde dragen en de verdiende straf niet ontgaan (Genesis 17:14).

Was nu aan beide sacramenten van het Oude Verbond zo veel gelegen, dat hij, die ze naliet en niet naar de instelling van de Heere gebruikte, de straf van de lijflijke dood zeker te wachten had; wat meent gij dan, gij spotters en verachters van de sacramenten van het Nieuwe Testament die door Christus zo wijs en heilzaam tot zegels van de gerechtigheid ingesteld zijn. Hoe zal het u gaan, die daar in het bijzonder het Heilig Avondmaal versmaadt, waarin u niet slechts ongezuurd brood, niet slechts lamsvlees, maar het lichaam en bloed van Christus, als van een onberispelijk en onbesmet Lam, tot verzekering van Gods genade en het eeuwige leven, geestelijk door het geloof, te eten en te drinken geboden wordt. Opdat niemand uit achteloosheid, of onverschilligheid, of gemakzucht zich aan de viering op de bestemde tijd zou onttrekken, indien hij niet onrein was, komt de Heere hier met de aankondiging van Zijn oordelen, en dreigt hem uit te roeien, die het Pascha op die wijze veracht..

Vers 13

13. Als echter een man, die rein is en op de weg niet is, en daarom geen rechtmatige verontschuldiging heeft, nalaten zal het pascha op de bepaalde tijd, de 14de dag van Nisan, te houden, daar hij meent, dat hij de viering immers een maand later, en dan met een enkele dag, inhalen en zijn huidig verzuim vergoeden kan, zo zal deze ziel uit haar volken uitgeroeid worden; want hij heeft de offerande van de HEERE (Numbers 9:7) op zijn door de Heere bepaalde of gezette tijd niet geofferd, en daarmee Mijn Verbond geschonden; deze man zal zijn zonde dragen en de verdiende straf niet ontgaan (Genesis 17:14).

Was nu aan beide sacramenten van het Oude Verbond zo veel gelegen, dat hij, die ze naliet en niet naar de instelling van de Heere gebruikte, de straf van de lijflijke dood zeker te wachten had; wat meent gij dan, gij spotters en verachters van de sacramenten van het Nieuwe Testament die door Christus zo wijs en heilzaam tot zegels van de gerechtigheid ingesteld zijn. Hoe zal het u gaan, die daar in het bijzonder het Heilig Avondmaal versmaadt, waarin u niet slechts ongezuurd brood, niet slechts lamsvlees, maar het lichaam en bloed van Christus, als van een onberispelijk en onbesmet Lam, tot verzekering van Gods genade en het eeuwige leven, geestelijk door het geloof, te eten en te drinken geboden wordt. Opdat niemand uit achteloosheid, of onverschilligheid, of gemakzucht zich aan de viering op de bestemde tijd zou onttrekken, indien hij niet onrein was, komt de Heere hier met de aankondiging van Zijn oordelen, en dreigt hem uit te roeien, die het Pascha op die wijze veracht..

Vers 14

14. En wanneer een vreemdeling, die door het ondergaan van de besnijdenis zich geheel bij uw volk aangesloten heeft (Exodus 12:48), bij u als vreemdeling verkeert, en hij-wat niet van zijn willekeur afhangt, daar hij, tot ingelijfd, aan dezelfde wetten onderworpen is als gij-het pascha voor de HEERE ook houden zal; naar de instelling van het pascha en naar zijn, door Mij voorgeschreven wijze, alzo zal hij het houden; hetgeen eerder betreffende het pascha bepaald en hier (Numbers 9:10-Numbers 9:13) aangevuld is, het zal enerlei en evenzeer verbindende instelling voor u zijn, voor u beide, de vreemdeling, de proseliet van de gerechtigheid (zie "Leviticus 17:9) en de inwoner van het land; gij zult daarom daaraan niets veranderen, uit aanmerking b.v. van de inzichten van de vreemden en diens genegenheden, maar deze moeten, zo ze er dan deel aan willen hebben, zich naar de vastgestelde voorschriften gedragen.

Zoals er toen een genadige wet was, zo zou er in de dagen van de Messias een genadig en zaligmakend Evangelie zijn, zowel ten behoeve van de vreemdelingen, als de inwoners; ja, de Heere zou dan een vreemde in Zijn huis en binnen Zijn muren een plaats en een naam geven, beter dan de zonen en de dochters Isaiah 56:5)

II. Numbers 9:15-Numbers 9:23. Met de viering van het Paasfeest is de tijd gekomen, om van de Sinaï op te breken. Terwijl het geschiedverhaal tot dit vertrek overgaat, geeft het, zich aan het bericht aansluitend van hetgeen met de wolk, die Israël uit Egypte naar de berg van de wetgeving geleidde (Exodus 13:21) op de dag van de oprichting van de tabernakel gebeurd was (Exodus 40:34), allereerst een overzicht van heel de wijze, waarop de Heere, door middel van deze wolk Zijn volk op de verdere tochten naar het beloofde land placht te leiden, en breidt het hiermee de vroegere, hoofdzakelijke opgaven (Exodus 40:36), verder uit.

Vers 14

14. En wanneer een vreemdeling, die door het ondergaan van de besnijdenis zich geheel bij uw volk aangesloten heeft (Exodus 12:48), bij u als vreemdeling verkeert, en hij-wat niet van zijn willekeur afhangt, daar hij, tot ingelijfd, aan dezelfde wetten onderworpen is als gij-het pascha voor de HEERE ook houden zal; naar de instelling van het pascha en naar zijn, door Mij voorgeschreven wijze, alzo zal hij het houden; hetgeen eerder betreffende het pascha bepaald en hier (Numbers 9:10-Numbers 9:13) aangevuld is, het zal enerlei en evenzeer verbindende instelling voor u zijn, voor u beide, de vreemdeling, de proseliet van de gerechtigheid (zie "Leviticus 17:9) en de inwoner van het land; gij zult daarom daaraan niets veranderen, uit aanmerking b.v. van de inzichten van de vreemden en diens genegenheden, maar deze moeten, zo ze er dan deel aan willen hebben, zich naar de vastgestelde voorschriften gedragen.

Zoals er toen een genadige wet was, zo zou er in de dagen van de Messias een genadig en zaligmakend Evangelie zijn, zowel ten behoeve van de vreemdelingen, als de inwoners; ja, de Heere zou dan een vreemde in Zijn huis en binnen Zijn muren een plaats en een naam geven, beter dan de zonen en de dochters Isaiah 56:5)

II. Numbers 9:15-Numbers 9:23. Met de viering van het Paasfeest is de tijd gekomen, om van de Sinaï op te breken. Terwijl het geschiedverhaal tot dit vertrek overgaat, geeft het, zich aan het bericht aansluitend van hetgeen met de wolk, die Israël uit Egypte naar de berg van de wetgeving geleidde (Exodus 13:21) op de dag van de oprichting van de tabernakel gebeurd was (Exodus 40:34), allereerst een overzicht van heel de wijze, waarop de Heere, door middel van deze wolk Zijn volk op de verdere tochten naar het beloofde land placht te leiden, en breidt het hiermee de vroegere, hoofdzakelijke opgaven (Exodus 40:36), verder uit.

Vers 15

15. En op de dag van het oprichten van de tabernakel, hetgeen gebeurde op de eerste dag van de eerste maand van het tweede jaar, na de uittocht uit Egypte (Exodus 40:17), bedekte dezelfde wolk, waarin de Heere tot hiertoe bij Zijn volk aanwezig geweest was en het de weg gewezen had, de tabernakel, zoals reeds in Exodus 40:34, verhaald is, en legde zij zich neer op de tent van de getuigenis ter plaatse, alwaar daarbinnen, in het Heilige der Heiligen, de Verbondsark stond met de tafelen van de wet en het Verzoendeksel; en in de avond wasvan nu af, over de tabernakel als een gedaante van vuur, want de wolk lichtte in vurige glans (Exodus 40:30), ten teken, dat de Heere ook bij nacht over Zijn volk waakte, en deze gedaante als van vuur bleef tot aan de morgen.

Vers 15

15. En op de dag van het oprichten van de tabernakel, hetgeen gebeurde op de eerste dag van de eerste maand van het tweede jaar, na de uittocht uit Egypte (Exodus 40:17), bedekte dezelfde wolk, waarin de Heere tot hiertoe bij Zijn volk aanwezig geweest was en het de weg gewezen had, de tabernakel, zoals reeds in Exodus 40:34, verhaald is, en legde zij zich neer op de tent van de getuigenis ter plaatse, alwaar daarbinnen, in het Heilige der Heiligen, de Verbondsark stond met de tafelen van de wet en het Verzoendeksel; en in de avond wasvan nu af, over de tabernakel als een gedaante van vuur, want de wolk lichtte in vurige glans (Exodus 40:30), ten teken, dat de Heere ook bij nacht over Zijn volk waakte, en deze gedaante als van vuur bleef tot aan de morgen.

Vers 16

16. Alzo geschiedde het van nu voortaan gedurig: de wolk bedekte deze tabernakel bij dag en bij nacht, en `s nachts bepaald was er hieraan een gedaante van vuur eigen.

Het verschijnsel, dat zich op de dag van de oprichting van het heiligdom vertoonde, verdween niet soms, maar bleef bestendig.. 17. Maar nadat de wolk, ten teken dat men opbreken en vertrekken moest, opgeheven werd van boven de tent, zodat zij niet meer daarop rustte, maar daarboven omhoog ging, zo verreisden ook daarna de kinderen van Israël; en in de plaats, waar de wolk, die zij als hun gids volgden, staan bleef, daar legerden zich de kinderen van Israël.

Daar de tabernakel gedurende de tocht uit elkaar genomen was, moet men het blijven, of rusten of zich neerlaten van de wolk in deze of gene plaats, zich zo voorstellen, dat ze uit de hoogte, op welke zij boven de, het leger vooruitgedragen, Verbondsark zwevend voortging, zich op duidelijke waarneembare wijze, nu eens hier, dan eens daar nederliet, ten teken dat op deze plaats stilgehouden en de tabernakel wederom opgeslagen worden moest; waarna zij haar plaats boven deze tabernakel en bepaaldelijk boven het Heilige der Heiligen weer innam, zoals (Numbers 9:15) voorgesteld is..

Vers 16

16. Alzo geschiedde het van nu voortaan gedurig: de wolk bedekte deze tabernakel bij dag en bij nacht, en `s nachts bepaald was er hieraan een gedaante van vuur eigen.

Het verschijnsel, dat zich op de dag van de oprichting van het heiligdom vertoonde, verdween niet soms, maar bleef bestendig.. 17. Maar nadat de wolk, ten teken dat men opbreken en vertrekken moest, opgeheven werd van boven de tent, zodat zij niet meer daarop rustte, maar daarboven omhoog ging, zo verreisden ook daarna de kinderen van Israël; en in de plaats, waar de wolk, die zij als hun gids volgden, staan bleef, daar legerden zich de kinderen van Israël.

Daar de tabernakel gedurende de tocht uit elkaar genomen was, moet men het blijven, of rusten of zich neerlaten van de wolk in deze of gene plaats, zich zo voorstellen, dat ze uit de hoogte, op welke zij boven de, het leger vooruitgedragen, Verbondsark zwevend voortging, zich op duidelijke waarneembare wijze, nu eens hier, dan eens daar nederliet, ten teken dat op deze plaats stilgehouden en de tabernakel wederom opgeslagen worden moest; waarna zij haar plaats boven deze tabernakel en bepaaldelijk boven het Heilige der Heiligen weer innam, zoals (Numbers 9:15) voorgesteld is..

Vers 18

18. Naar de mond 1) van de HEERE, die in de beweging van de wolk tot hen sprak, verreisden de kinderen van Israël, en naar de mond van de HEERE legerden zij zich; al de dagen waarop de wolk over de tabernakel staan bleef en geen teken van vertrekken gaf, legerden zij zich, d.i. bleven zij op die plaats, waar zij waren, gelegerd.

1) Naar de mond, wil ook hier zeggen, naar het bevel van de Heere. Door de wolk maakte de Heere aan Israël Zijn bevelen bekend, omtrent het verreizen van de ene plaats naar de andere..

Vers 18

18. Naar de mond 1) van de HEERE, die in de beweging van de wolk tot hen sprak, verreisden de kinderen van Israël, en naar de mond van de HEERE legerden zij zich; al de dagen waarop de wolk over de tabernakel staan bleef en geen teken van vertrekken gaf, legerden zij zich, d.i. bleven zij op die plaats, waar zij waren, gelegerd.

1) Naar de mond, wil ook hier zeggen, naar het bevel van de Heere. Door de wolk maakte de Heere aan Israël Zijn bevelen bekend, omtrent het verreizen van de ene plaats naar de andere..

Vers 19

19. En als de wolk, zonder zich omhoog te verheffen, vele dagen over de tabernakel verbleef, zo namen de kinderen van Israël de wachts van de HEERE waar, 1) en verreisden niet.

1) Zij namen waar de waarneming van de Heere. De zin schijnt door het volgende: "en verreisden niet," bepaald te worden; zodat de uitdrukking zal te kennen geven: dat de Israëlieten zonder vooruitlopen, de tijd afwachtten, die de Heere hen hier wilde doen verblijven, om eerst dan weer op te breken, als zij aan de wolk waarnamen, dat de Heere een opbreken van het leger verlangde. Anderen denken, dat de wacht of de waarneming van de Heere waarnemen hier zoveel betekent als: zij namen de tabernakeldienst weer waar, zij verrichtten weer, zoals hun voorgeschreven was, de dienst van de offeranden, waarin het opbreken enige stoornis had teweeggebracht..

Vers 19

19. En als de wolk, zonder zich omhoog te verheffen, vele dagen over de tabernakel verbleef, zo namen de kinderen van Israël de wachts van de HEERE waar, 1) en verreisden niet.

1) Zij namen waar de waarneming van de Heere. De zin schijnt door het volgende: "en verreisden niet," bepaald te worden; zodat de uitdrukking zal te kennen geven: dat de Israëlieten zonder vooruitlopen, de tijd afwachtten, die de Heere hen hier wilde doen verblijven, om eerst dan weer op te breken, als zij aan de wolk waarnamen, dat de Heere een opbreken van het leger verlangde. Anderen denken, dat de wacht of de waarneming van de Heere waarnemen hier zoveel betekent als: zij namen de tabernakeldienst weer waar, zij verrichtten weer, zoals hun voorgeschreven was, de dienst van de offeranden, waarin het opbreken enige stoornis had teweeggebracht..

Vers 20

20. Als het nu het geval was, dat de wolk slechts weinige dagen op de tabernakel was, naar de mond van de HEERE, die door het rusten van de wolk tot hen sprak, legerden zij zich dan ook slechts die weinige dagen, zonder langer dande Heere het wilde, op die plaats gelegerd te blijven, en naar de mond van de HEERE die, in dit geval na slechts weinige dagen toeven, door de beweging van de wolk van vertrekken sprak, verreisden zij, na niet meer dan dat korte oponthoud.

Vers 20

20. Als het nu het geval was, dat de wolk slechts weinige dagen op de tabernakel was, naar de mond van de HEERE, die door het rusten van de wolk tot hen sprak, legerden zij zich dan ook slechts die weinige dagen, zonder langer dande Heere het wilde, op die plaats gelegerd te blijven, en naar de mond van de HEERE die, in dit geval na slechts weinige dagen toeven, door de beweging van de wolk van vertrekken sprak, verreisden zij, na niet meer dan dat korte oponthoud.

Vers 21

21. Maar was het, dat de wolk slechts van de avond tot de morgen, en dus maar een enkele nacht daar, d.i. op de een of andere plaats, stil was, en de wolk in de morgenopgeheven werd, zo verreisden zij, zonder langer op die plaats te willen blijven; of verhief zich de wolk overdag, terwijl men ergens had stil gehouden, of verhief zij zich ' s nachts, dan werd de nacht niet als een verhindering tot vertrek aangemerkt, maar in elk geval, en op welk uur van dag of van nacht het dan ook was, als de wolk opgehevenwerd, zo verreisden zij.

Men vindt, met uitzondering van de tocht door de Rode Zee (Exodus 13:1), wel geen zeker bericht, dat de Israëlieten ook bij nacht in de woestijn zijn voortgetrokken; God kan evenwel Zijn verborgen reden gehad hebben, waarom Hij soms wilde, dat het Israëlitische leger ook bij nacht waakzaam en vaardig zijn zou, tot een voorbeeld voor allen, die niet weten, wanneer God hen tot de reis naar de hemel oproepen wil, opdat zij te allen tijde bereid mogen zijn, om op Zijn wenk die reis te aanvaarden, zoals de maagden met haar lampen (Matthew 25:1)

Vers 21

21. Maar was het, dat de wolk slechts van de avond tot de morgen, en dus maar een enkele nacht daar, d.i. op de een of andere plaats, stil was, en de wolk in de morgenopgeheven werd, zo verreisden zij, zonder langer op die plaats te willen blijven; of verhief zich de wolk overdag, terwijl men ergens had stil gehouden, of verhief zij zich ' s nachts, dan werd de nacht niet als een verhindering tot vertrek aangemerkt, maar in elk geval, en op welk uur van dag of van nacht het dan ook was, als de wolk opgehevenwerd, zo verreisden zij.

Men vindt, met uitzondering van de tocht door de Rode Zee (Exodus 13:1), wel geen zeker bericht, dat de Israëlieten ook bij nacht in de woestijn zijn voortgetrokken; God kan evenwel Zijn verborgen reden gehad hebben, waarom Hij soms wilde, dat het Israëlitische leger ook bij nacht waakzaam en vaardig zijn zou, tot een voorbeeld voor allen, die niet weten, wanneer God hen tot de reis naar de hemel oproepen wil, opdat zij te allen tijde bereid mogen zijn, om op Zijn wenk die reis te aanvaarden, zoals de maagden met haar lampen (Matthew 25:1)

Vers 22

22. Of als de wolk twee of meer dagen, of een maand, of in het algemeen vele dagen verbleef op de tabernakel, blijvende daarop, zo legerden zich de kinderen van Israël, en verreisden niet; en als zij verheven werd, of: zich omhoog hief, dan verreisden zij.

Vers 22

22. Of als de wolk twee of meer dagen, of een maand, of in het algemeen vele dagen verbleef op de tabernakel, blijvende daarop, zo legerden zich de kinderen van Israël, en verreisden niet; en als zij verheven werd, of: zich omhoog hief, dan verreisden zij.

Vers 23

23. Naar de mond van de HEERE legerden zij zich, en naar de mond van de HEERE verreisden zij, al naar dat Hij hun dus door de wolk het een of het ander als Zijn wil kenbaar maakte; zij namen de wacht van de HEERE waar (zie "Numbers 9:19) naar de mond van de HEERE, zodat zij handelden overeenkomstig hetgeen de Heere hun in deze aanwees en dat Hij hun door de dienst, of de tussenkomst, of door de hand van Mozes nader bekend maakte.

Deze volstrekte afhankelijkheid van het volk van de wolk en de zich daarin betonende onmiddellijke en speciale voorzorgen van de Heere, hun God, is de hoofdzaak, waarvan de voorstelling de heilige schrijver op deze plaatse vooral bedoelt. Daarom heeft hij ook met zo grote nauwkeurigheid en uitvoerigheid alles opgegeven, wat ten aanzien van het rusten en het zich bewegen van de wolk maar denkbaar is..

Twee zaken vooral had Israël hierdoor te leren. Allereerst, dat het God, de Heere was, die hen tot Leidsman en Gids strekte en dat zij daarom altijd vol goede moed konden zijn, en ten tweede dat, daar God, de Heere hun Leidsman was, zij ook gewillig zich aan Zijn leiding moesten overgeven. Een verkregen volk was het, een gewillig volk moest het worden..

Vers 23

23. Naar de mond van de HEERE legerden zij zich, en naar de mond van de HEERE verreisden zij, al naar dat Hij hun dus door de wolk het een of het ander als Zijn wil kenbaar maakte; zij namen de wacht van de HEERE waar (zie "Numbers 9:19) naar de mond van de HEERE, zodat zij handelden overeenkomstig hetgeen de Heere hun in deze aanwees en dat Hij hun door de dienst, of de tussenkomst, of door de hand van Mozes nader bekend maakte.

Deze volstrekte afhankelijkheid van het volk van de wolk en de zich daarin betonende onmiddellijke en speciale voorzorgen van de Heere, hun God, is de hoofdzaak, waarvan de voorstelling de heilige schrijver op deze plaatse vooral bedoelt. Daarom heeft hij ook met zo grote nauwkeurigheid en uitvoerigheid alles opgegeven, wat ten aanzien van het rusten en het zich bewegen van de wolk maar denkbaar is..

Twee zaken vooral had Israël hierdoor te leren. Allereerst, dat het God, de Heere was, die hen tot Leidsman en Gids strekte en dat zij daarom altijd vol goede moed konden zijn, en ten tweede dat, daar God, de Heere hun Leidsman was, zij ook gewillig zich aan Zijn leiding moesten overgeven. Een verkregen volk was het, een gewillig volk moest het worden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile