Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-5.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 5". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 5Numbers 5:1.
REINIGING VAN DE LEGERPLAATS. VERZOENINGS- EN IJVEROFFER.
I. Numbers 5:1-Numbers 5:4. Nadat Israël uiterlijk tot een krijgsleger van de Heere georganiseerd is, om het voorgestelde doel, waartoe het geroepen is, tegemoet te kunnen trekken, volgt nu ook de innerlijke of geestelijke organisatie. Daarom krijgt Mozes nu allereerst bevel, om allen, die volgens Leviticus 13:1-15 en Numbers 19:11, Levitisch onrein zijn, uit het leger te verwijderen; want daar de heilige God in het midden van Zijn volk optrekt, mag Israëls legerplaats door niets, van welke aard ook, verontreinigd zijn.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 5Numbers 5:1.
REINIGING VAN DE LEGERPLAATS. VERZOENINGS- EN IJVEROFFER.
I. Numbers 5:1-Numbers 5:4. Nadat Israël uiterlijk tot een krijgsleger van de Heere georganiseerd is, om het voorgestelde doel, waartoe het geroepen is, tegemoet te kunnen trekken, volgt nu ook de innerlijke of geestelijke organisatie. Daarom krijgt Mozes nu allereerst bevel, om allen, die volgens Leviticus 13:1-15 en Numbers 19:11, Levitisch onrein zijn, uit het leger te verwijderen; want daar de heilige God in het midden van Zijn volk optrekt, mag Israëls legerplaats door niets, van welke aard ook, verontreinigd zijn.
Vers 1
1. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:Vers 1
1. En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:Vers 2
2. Gebied 1)de kinderen van Israël, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen (Leviticus 13:45) en alle vloeienden (Leviticus 15:2,Leviticus 15:19) en allen, die onrein zijn door aanraking van een dode (Numbers 19:11).1) Helder toont deze plaats, dat God volstrekt niet het ambt van medicus uitoefende, om de gezondheid van het volk te bevorderen, als Hij wilde, dat de melaatsen uit de legerplaats zouden verdreven worden; maar dat Hij, door deze uiterlijke rituelen en ceremoniën, het volk in ijver voor reinheid heeft geoefend, omdat Hij de zaadvloeiende en de onreine met de melaatse in n adem verbindende, eenvoudig het volk beveelt, zich van alle onreinheid ver te houden. Hetzelfde bevestigt, wat onmiddellijk volgt: Opdat zij de legerplaats, waar God woont, niet bezoedelen. Ja, het is, alsof Hij zei, dat alle verblijven van het uitverkoren volk, delen waren van Zijn heiligdom, welke het ongerechtigd zou zijn door eigen verontreiniging, te bezoedelen. Wij nu weten, hoe gemakkelijk de mensen zich veroorloven, de dienst van God te bevlekken, als zij de heilige zaken vermengen met de onheilige (profane), zoals men in het algemeen zegt. Wij zien alzo, dat de meest slechte, die zich niet het laatst begeven onder de dienaren van God, niet aarzelen, hun bezoedelde handen op te dringen, hoe ook God hen gestrengelijk van de hand wijst. Daarom ware het nuttig, dat dit door een zichtbaar teken, het oude volk herinnerd werd, dat zij allen, die bezoedeld waren, God niet naar recht konden dienen, of liever, dat zij door hun onreinheden bedierven, wat overigens rein was, en daarom valselijk de oefeningen van de godsvrucht misbruikten; vervolgens, dat zij niet moesten geduld worden in de heilige samenkomst, opdat zij niet op anderen de besmetting zouden overdragen..
Door gemeenzame verkering met de goddelozen, worden de godzaligen zelf besmet. Een weinig zuurdesem maakt het gehele deeg zuur 1 Corinthiers 5:6,7,11). Het toelaten van openbare ergernissen is een middel, om de zonde in een ieder gedeelte van de Kerk zodanig uit te breiden, dat het gehele lichaam eindelijk onrein of afschuwelijk wordt..
Vers 2
2. Gebied 1)de kinderen van Israël, dat zij uit het leger wegzenden alle melaatsen (Leviticus 13:45) en alle vloeienden (Leviticus 15:2,Leviticus 15:19) en allen, die onrein zijn door aanraking van een dode (Numbers 19:11).1) Helder toont deze plaats, dat God volstrekt niet het ambt van medicus uitoefende, om de gezondheid van het volk te bevorderen, als Hij wilde, dat de melaatsen uit de legerplaats zouden verdreven worden; maar dat Hij, door deze uiterlijke rituelen en ceremoniën, het volk in ijver voor reinheid heeft geoefend, omdat Hij de zaadvloeiende en de onreine met de melaatse in n adem verbindende, eenvoudig het volk beveelt, zich van alle onreinheid ver te houden. Hetzelfde bevestigt, wat onmiddellijk volgt: Opdat zij de legerplaats, waar God woont, niet bezoedelen. Ja, het is, alsof Hij zei, dat alle verblijven van het uitverkoren volk, delen waren van Zijn heiligdom, welke het ongerechtigd zou zijn door eigen verontreiniging, te bezoedelen. Wij nu weten, hoe gemakkelijk de mensen zich veroorloven, de dienst van God te bevlekken, als zij de heilige zaken vermengen met de onheilige (profane), zoals men in het algemeen zegt. Wij zien alzo, dat de meest slechte, die zich niet het laatst begeven onder de dienaren van God, niet aarzelen, hun bezoedelde handen op te dringen, hoe ook God hen gestrengelijk van de hand wijst. Daarom ware het nuttig, dat dit door een zichtbaar teken, het oude volk herinnerd werd, dat zij allen, die bezoedeld waren, God niet naar recht konden dienen, of liever, dat zij door hun onreinheden bedierven, wat overigens rein was, en daarom valselijk de oefeningen van de godsvrucht misbruikten; vervolgens, dat zij niet moesten geduld worden in de heilige samenkomst, opdat zij niet op anderen de besmetting zouden overdragen..
Door gemeenzame verkering met de goddelozen, worden de godzaligen zelf besmet. Een weinig zuurdesem maakt het gehele deeg zuur 1 Corinthiers 5:6,7,11). Het toelaten van openbare ergernissen is een middel, om de zonde in een ieder gedeelte van de Kerk zodanig uit te breiden, dat het gehele lichaam eindelijk onrein of afschuwelijk wordt..
Vers 3
3. Van de man tot de vrouw toe, en dus allen, zonder onderscheid, zult gij hen wegzenden; tot buiten het leger zult gij hen wegzenden: opdat zij niet verontreinigen hun legers of die afdelingen van het leger, waartoe zij, volgens hun stam, behoren, in wiens midden Ik woon (Numbers 35:34). 4. En de kinderen van Israël deden alzo en zonden hen, die niet slechts voor n dag naar de wet, maar Levitisch onrein waren, tot buiten het leger; zoals de HEERE totMozes gesproken had, zo deden de kinderen van Israël.Dit voorschrift werd later, tijdens de inwoning in Kanan in dier voege onderhouden, dat men tenminste de melaatsen buiten de steden in afgezonderde woningen plaatste (2 Chronicles 6:21). Zie voor de nog strengere voorschriften om het krijgsleger, in wiens midden de Heere door de Verbondsark onmiddellijk tegenwoordig was, rein te houden Deuteronomy 23:9-Deuteronomy 23:14
Daar het Heiligdom des Heeren nu opgericht was onder Israël, moest ook alles uit Israël verwijderd worden, wat Levitisch onrein was. Wat hier vermeld wordt, behoorde niet zozeer tot de roeping van de Overheid, als wel tot die van Aron en zijn zonen, als hoofden van de kerkelijke gemeente..
II. Numbers 5:5-Numbers 5:10. In de gemeente, waarin de Heere woont, zal verder geen vergrijp tegen het eigendom van de naaste onverzoend en geen roof, aan iemand gepleegd, onvergolden blijven. Veelmeer moet er in deze gemeente volkomen eendracht en strenge orde heersen. Zelfs wanneer het de benadeelde niet meer kan ten goede komen, moet er vergoeding van een gepleegd onrecht plaats hebben.
Vers 3
3. Van de man tot de vrouw toe, en dus allen, zonder onderscheid, zult gij hen wegzenden; tot buiten het leger zult gij hen wegzenden: opdat zij niet verontreinigen hun legers of die afdelingen van het leger, waartoe zij, volgens hun stam, behoren, in wiens midden Ik woon (Numbers 35:34). 4. En de kinderen van Israël deden alzo en zonden hen, die niet slechts voor n dag naar de wet, maar Levitisch onrein waren, tot buiten het leger; zoals de HEERE totMozes gesproken had, zo deden de kinderen van Israël.Dit voorschrift werd later, tijdens de inwoning in Kanan in dier voege onderhouden, dat men tenminste de melaatsen buiten de steden in afgezonderde woningen plaatste (2 Chronicles 6:21). Zie voor de nog strengere voorschriften om het krijgsleger, in wiens midden de Heere door de Verbondsark onmiddellijk tegenwoordig was, rein te houden Deuteronomy 23:9-Deuteronomy 23:14
Daar het Heiligdom des Heeren nu opgericht was onder Israël, moest ook alles uit Israël verwijderd worden, wat Levitisch onrein was. Wat hier vermeld wordt, behoorde niet zozeer tot de roeping van de Overheid, als wel tot die van Aron en zijn zonen, als hoofden van de kerkelijke gemeente..
II. Numbers 5:5-Numbers 5:10. In de gemeente, waarin de Heere woont, zal verder geen vergrijp tegen het eigendom van de naaste onverzoend en geen roof, aan iemand gepleegd, onvergolden blijven. Veelmeer moet er in deze gemeente volkomen eendracht en strenge orde heersen. Zelfs wanneer het de benadeelde niet meer kan ten goede komen, moet er vergoeding van een gepleegd onrecht plaats hebben.
Vers 5
5. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:Vers 5
5. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:Vers 6
6. Spreukenek tot de kinderen van Israël: wanneer een man of een vrouw iets van enige menselijke zonde, 1) of liever: tegen enig mens een of andere zonde, door hem in zijn goed te benadelen, gedaan zullen hebben, op zodanige wijze als (Leviticus 6:2) gezegd is, overtreden hebbende door overtreding tegen de HEERE, d.i. zich daarmee tevens zwaar bezondigd hebbende tegen de Heere, die de grondlegger en de beschermer is van alle onder de leden van Zijn volk bestaande rechtsbetrekkingen, zo is deze ziel, die man of vrouw schuldig. 2)1) Enige menselijke zonde, niet alleen, omdat deze zonden onder de mensen veelvuldig voorkomen, als wel, omdat zij in de eerste plaats tegen de mensen begaan worden. Zij moesten echter ook als tegen de Heere begaan beschouwd worden, omdat Israël zijn instellingen en rechten op bijzondere wijze van de Heere ontvangen had..
2) Gemeend is een zonde, waarmee men een overtreding tegen de Heere begaat, d.i. een van de in Leviticus 5:1 * opgenoemde soort van benadeling van de naaste aan zijn eigendommen, waardoor men een schuld op zich laadt, tot wier verzoening daadwerkelijke overgave, met bijvoeging van een vijfde deel van zijn waarde en een schuldoffer voorgeschreven is (Leviticus 5:13-Leviticus 5:16). Om de uit deze overtredingen voortvloeiende verstoring van de gemeenschap en om de vrede in de gemeente terug te brengen, wordt het reeds gegeven gebod hier vernieuwd, en door deze nieuwe toevoeging versterkt, dat, wanneer de man, van wie iets van zijn eigendommen onrechtmatig onttrokken is, geen Goël heeft, aan wie de schuld kan overgedragen worden, het te vergoedene aan Jehova, voor de priester, ten deel zal vallen..
* Leviticus 6:1-Leviticus 6:6? 7. En zij, hetzij dan man, hetzij vrouw, zullen hun zonde, welke zij gedaan hebben, belijden; daarna zal hij, de persoon, die de naaste benadeeld heeft, zijn schuld, die hij door oneerlijkheid bij een ander gemaakt heeft, weer uitkeren, naar de hoofdsom of de volle waarde daarvan en een vijfde deel zal hij daarenboven toedoen; behalve de volle waarde zal hij nog een vijfde gedeelte van die waarde als boete betalen, en zal het gezamenlijk bedrag die geven, aan wie hij zich verschuldigd heeft (Leviticus 6:4).
Vers 6
6. Spreukenek tot de kinderen van Israël: wanneer een man of een vrouw iets van enige menselijke zonde, 1) of liever: tegen enig mens een of andere zonde, door hem in zijn goed te benadelen, gedaan zullen hebben, op zodanige wijze als (Leviticus 6:2) gezegd is, overtreden hebbende door overtreding tegen de HEERE, d.i. zich daarmee tevens zwaar bezondigd hebbende tegen de Heere, die de grondlegger en de beschermer is van alle onder de leden van Zijn volk bestaande rechtsbetrekkingen, zo is deze ziel, die man of vrouw schuldig. 2)1) Enige menselijke zonde, niet alleen, omdat deze zonden onder de mensen veelvuldig voorkomen, als wel, omdat zij in de eerste plaats tegen de mensen begaan worden. Zij moesten echter ook als tegen de Heere begaan beschouwd worden, omdat Israël zijn instellingen en rechten op bijzondere wijze van de Heere ontvangen had..
2) Gemeend is een zonde, waarmee men een overtreding tegen de Heere begaat, d.i. een van de in Leviticus 5:1 * opgenoemde soort van benadeling van de naaste aan zijn eigendommen, waardoor men een schuld op zich laadt, tot wier verzoening daadwerkelijke overgave, met bijvoeging van een vijfde deel van zijn waarde en een schuldoffer voorgeschreven is (Leviticus 5:13-Leviticus 5:16). Om de uit deze overtredingen voortvloeiende verstoring van de gemeenschap en om de vrede in de gemeente terug te brengen, wordt het reeds gegeven gebod hier vernieuwd, en door deze nieuwe toevoeging versterkt, dat, wanneer de man, van wie iets van zijn eigendommen onrechtmatig onttrokken is, geen Goël heeft, aan wie de schuld kan overgedragen worden, het te vergoedene aan Jehova, voor de priester, ten deel zal vallen..
* Leviticus 6:1-Leviticus 6:6? 7. En zij, hetzij dan man, hetzij vrouw, zullen hun zonde, welke zij gedaan hebben, belijden; daarna zal hij, de persoon, die de naaste benadeeld heeft, zijn schuld, die hij door oneerlijkheid bij een ander gemaakt heeft, weer uitkeren, naar de hoofdsom of de volle waarde daarvan en een vijfde deel zal hij daarenboven toedoen; behalve de volle waarde zal hij nog een vijfde gedeelte van die waarde als boete betalen, en zal het gezamenlijk bedrag die geven, aan wie hij zich verschuldigd heeft (Leviticus 6:4).
Vers 8
8. Maar zo die man, intussen gestorven zijnde en geen aanverwanten nalatende, die tot het ontvangen van de schadevergoeding gerechtigd zijn, geen losser zal hebben, om de schuld aan hem weer uit te keren, of: aan wie de schuld weer kan uitgekeerd worden, dan zal die schuld, die in elk geval afgedaan moet worden, de Heere betaald worden, en deze schuld, welke de HEERE weer uitgekeerd wordt, zal van de priester zijn, omdat aan hem de Heere haar als een gave toewijst (Leviticus 23:20), behalve nog de ram van de verzoening, waarmee hij, de priester, voor hem, die zich schuldig gemaakt heeft, verzoening doen zal. 1)Volgens Leviticus 6:6, moet ook een ram als schuldoffer tot de priester gebracht worden, waarmee deze de schuldige te verzoenen heeft, en welks vlees de priester, voor zijn dienst ten deel valt (Leviticus 7:7)
1) Deze ordening diende, om degene, welke bovengenoemde zonde had bedreven, elke reden tot verschoning te ontnemen. Nimmer zou hij het wederrechtelijk genomene mogen behouden. Was de wettige bezitter gestorven en had hij geen naaste bloedverwanten, dan werd het aan de priester gegeven. Behouden mocht hij het in geen enkel geval..
Vers 8
8. Maar zo die man, intussen gestorven zijnde en geen aanverwanten nalatende, die tot het ontvangen van de schadevergoeding gerechtigd zijn, geen losser zal hebben, om de schuld aan hem weer uit te keren, of: aan wie de schuld weer kan uitgekeerd worden, dan zal die schuld, die in elk geval afgedaan moet worden, de Heere betaald worden, en deze schuld, welke de HEERE weer uitgekeerd wordt, zal van de priester zijn, omdat aan hem de Heere haar als een gave toewijst (Leviticus 23:20), behalve nog de ram van de verzoening, waarmee hij, de priester, voor hem, die zich schuldig gemaakt heeft, verzoening doen zal. 1)Volgens Leviticus 6:6, moet ook een ram als schuldoffer tot de priester gebracht worden, waarmee deze de schuldige te verzoenen heeft, en welks vlees de priester, voor zijn dienst ten deel valt (Leviticus 7:7)
1) Deze ordening diende, om degene, welke bovengenoemde zonde had bedreven, elke reden tot verschoning te ontnemen. Nimmer zou hij het wederrechtelijk genomene mogen behouden. Was de wettige bezitter gestorven en had hij geen naaste bloedverwanten, dan werd het aan de priester gegeven. Behouden mocht hij het in geen enkel geval..
Vers 9
9. Evenals zal alle heffing, 1) van alle geheiligde dingen, van de kinderen van Israël, welke zij tot de priester brengen, het zijne zijn, en alzo aan de dienstdoende priester, tot wie het gebracht wordt, toebehoren, zonder dat iemand anders daarop enige aanspraak maken kan.1) Hiermee worden niet bedoeld de eigenlijke offeranden, maar de heilige gaven van de kinderen van Israël, zoals de geloften, de eerstelingen enz. Zij zullen van de priester zijn. Dit vers en het volgende staan in nauw verband met het vorige, omdat men, wanneer de gelofte of de eerstelingen de priesters onthield, men ze hun wederrechtelijk onthield en men daarom schuldig stond tegenover God en tegenover de priesters..
Vers 9
9. Evenals zal alle heffing, 1) van alle geheiligde dingen, van de kinderen van Israël, welke zij tot de priester brengen, het zijne zijn, en alzo aan de dienstdoende priester, tot wie het gebracht wordt, toebehoren, zonder dat iemand anders daarop enige aanspraak maken kan.1) Hiermee worden niet bedoeld de eigenlijke offeranden, maar de heilige gaven van de kinderen van Israël, zoals de geloften, de eerstelingen enz. Zij zullen van de priester zijn. Dit vers en het volgende staan in nauw verband met het vorige, omdat men, wanneer de gelofte of de eerstelingen de priesters onthield, men ze hun wederrechtelijk onthield en men daarom schuldig stond tegenover God en tegenover de priesters..
Vers 10
10. En een ieders geheiligde dingen zullen het zijne zijn; 1) wat iemand de priester zal gegeven hebben, zal het zijne zijn. 2)1) Werd in het vorige vers van de heilige gaven van het volk, als volk gesproken, in Numbers 5:10 is van die van de enkele persoon sprake..
Het eerste lid van dit vers betekent f: dat, hetgeen iemand in Israël uit eigen, vrije beweging, tot heilig gebruik afzonderde, van hem bleef, zodat hij, zonder het juist te moeten offeren, daarover de verdere beschikking bleef houden, f in het algemeen dat, wat men als heilige gave eenmaal tot de priester gebracht had, verder in de hand van deze berustte, om daarmee, zonder dat het teruggevraagd kon worden, naar de voorschriften van de wet te handelen.. 2) Hij, welke die dingen aan hen gaf, zou zijn gaven niet mogen terugnemen, onder wat voorwendsel het ook wezen mocht. Deze wet bekrachtigt en bevestigt alle godvruchtige liefdegiften, het zij in levende lijve, hetzij bij laatste wil geschonken of toegezegd..
III. Numbers 5:11-Numbers 5:31. Vooral van het huwelijk en van het huiselijk leven, op welks welzijn de welvaart van geheel de burgerstaat rust, moet alle stoornis van vrede en alle besmetting zo ver mogelijk geweerd worden. Is dus een vrouw bij haar echtgenoot verdacht de echtelijke trouw te hebben geschonden, dan moet hij haar met het ijver- of wraakoffer tot de priester brengen, die haar vervolgens een eed afneemt en het vloekwater te drinken geeft, in geval van schuld zal dit laaste niet zonder uitwerking bij haar blijven en haar de rechtvaardige straf veroorzaken.
Vers 10
10. En een ieders geheiligde dingen zullen het zijne zijn; 1) wat iemand de priester zal gegeven hebben, zal het zijne zijn. 2)1) Werd in het vorige vers van de heilige gaven van het volk, als volk gesproken, in Numbers 5:10 is van die van de enkele persoon sprake..
Het eerste lid van dit vers betekent f: dat, hetgeen iemand in Israël uit eigen, vrije beweging, tot heilig gebruik afzonderde, van hem bleef, zodat hij, zonder het juist te moeten offeren, daarover de verdere beschikking bleef houden, f in het algemeen dat, wat men als heilige gave eenmaal tot de priester gebracht had, verder in de hand van deze berustte, om daarmee, zonder dat het teruggevraagd kon worden, naar de voorschriften van de wet te handelen.. 2) Hij, welke die dingen aan hen gaf, zou zijn gaven niet mogen terugnemen, onder wat voorwendsel het ook wezen mocht. Deze wet bekrachtigt en bevestigt alle godvruchtige liefdegiften, het zij in levende lijve, hetzij bij laatste wil geschonken of toegezegd..
III. Numbers 5:11-Numbers 5:31. Vooral van het huwelijk en van het huiselijk leven, op welks welzijn de welvaart van geheel de burgerstaat rust, moet alle stoornis van vrede en alle besmetting zo ver mogelijk geweerd worden. Is dus een vrouw bij haar echtgenoot verdacht de echtelijke trouw te hebben geschonden, dan moet hij haar met het ijver- of wraakoffer tot de priester brengen, die haar vervolgens een eed afneemt en het vloekwater te drinken geeft, in geval van schuld zal dit laaste niet zonder uitwerking bij haar blijven en haar de rechtvaardige straf veroorzaken.
Vers 11
11. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 1)1) Doel van deze ceremonie is, dat de vrouwen geenszins door vertrouwen op straffeloosheid zich aan schaamteloosheid zouden wagen, of opdat geen jaloersheid onenigheid zou veroorzaken en, door de ziel van de man van de vrouw te vervreemden, de band van de reine liefde zou verbreken, omdat op die wijze de deur aan vele misdaden werd geopend. Verder heeft God door dit ritueel getuigd, dat Hij de beschermer en wreker was van de echtelijke trouw. Waaruit blijkt, hoe de reinheid van de gehuwde vrouwen voor haarzelf een offer is van welriekende reuk, waarvoor Hij zich verwaardigt als bewaker op te treden. Waarom het geen kleine troost is voor de mannen, wanneer God naar het bedrog, in het verborgen gepleegd, een onderzoek instelt, indien soms de vrouwen zich trouweloos hebben gedragen..
Vers 11
11. Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: 1)1) Doel van deze ceremonie is, dat de vrouwen geenszins door vertrouwen op straffeloosheid zich aan schaamteloosheid zouden wagen, of opdat geen jaloersheid onenigheid zou veroorzaken en, door de ziel van de man van de vrouw te vervreemden, de band van de reine liefde zou verbreken, omdat op die wijze de deur aan vele misdaden werd geopend. Verder heeft God door dit ritueel getuigd, dat Hij de beschermer en wreker was van de echtelijke trouw. Waaruit blijkt, hoe de reinheid van de gehuwde vrouwen voor haarzelf een offer is van welriekende reuk, waarvoor Hij zich verwaardigt als bewaker op te treden. Waarom het geen kleine troost is voor de mannen, wanneer God naar het bedrog, in het verborgen gepleegd, een onderzoek instelt, indien soms de vrouwen zich trouweloos hebben gedragen..
Vers 12
12. Spreukenek tot de kinderen van Israël, en zeg tot hen: wanneer van iemand zijn vrouw zal afgeweken zijn, de rechte weg inzake het huwelijk verlatende, en door overtreding tegen hem overtreden zal hebben,Vers 12
12. Spreukenek tot de kinderen van Israël, en zeg tot hen: wanneer van iemand zijn vrouw zal afgeweken zijn, de rechte weg inzake het huwelijk verlatende, en door overtreding tegen hem overtreden zal hebben,Vers 13
13. Daardoor, dat een ander man bij haar, door bijligging van het zaad, zal gelegen hebben, en het voor de ogen van haar man zal verborgen zijn, en zij zich verheeld, of haar misdaad verborgen gehouden zal hebben, zijnde nochthans onrein geworden, en er, terwijl de man reeds kwaad vermoeden gekregen heeft, evenwel geen getuige tegen haar is, en zij niet betrapt is.Vers 13
13. Daardoor, dat een ander man bij haar, door bijligging van het zaad, zal gelegen hebben, en het voor de ogen van haar man zal verborgen zijn, en zij zich verheeld, of haar misdaad verborgen gehouden zal hebben, zijnde nochthans onrein geworden, en er, terwijl de man reeds kwaad vermoeden gekregen heeft, evenwel geen getuige tegen haar is, en zij niet betrapt is.Vers 14
14. En de ijvergeest, 1) die in deze betrekking geen mededinger of deelgenoot duldt, over hem gekomen is, en hij in billijke verontwaardiging is ontstoken, zodat hij ijvert over zijn vrouw, omdat zij onrein, inderdaad schuldig en misdadig geworden is; of dat over hem de ijvergeest gekomenis, dat hij over zijn vrouw ijvert, hoewel zij niet onrein, misdadig en schuldig geworden is, zodat hij haar dus ten onrechte verdenkt.1) IJveren, in de taal van de zeventiende eeuw, betekent, iemand van ontrouw in zijn liefde verdenken en daarover zijn misnoegen tonen. IJvergeest heeft daarom ruimere betekenis dan geest van jaloersheid.. 15. Dan zal die man zijn vrouw tot de priester brengen om haar, door tussenkomst van deze aan een Godsgericht te onderwerpen, en hij zal, daar zij als gehuwde vrouw geen bijzonder eigendom heeft, waarvan zij een offer zou kunnen brengen, haar offerande, 1) die zij bij zulk een gelegenheid schuldig is, voor haar meebrengen, namelijk: een tiende deel van een efa 2) gerstemeel; hij zal geen olie daarop gieten, noch wierook daarop leggen, 3) watanders bij spijsoffers van meel gebeurde (Leviticus 2:1), omdat het een spijsoffer van de ijveringen is, een spijsoffer van de gedachtenis, dat de ijvergeest van de man daardoor bevredigen moet, dat het de ongerechtigheid van de vrouw, indien zij zich werkelijk zozeer vergeten heeft, in gedachtenis brengt, 4) bij de Heere en Hem tot straf daarover oproept.
1) Deze offerande verschilt van de vorige, waarvan eerder sprake is geweest, omdat het een soort van medegetuigenis is, waardoor de vrouw zich aan de vloek onderwerpt. Enkel meel zonder wierook en olie werd aangeboden, omdat bij de vloek geen ritueel van een blije offerande paste. Nu, opdat de vrouw des te meer voor een meineed zou beven, werd zij geplaatst als voor het aangezicht van God en wel met ontbloot hoofd, alsof de priester haar uit de duisternis tevoorschijn trok. Want dat sommigen menen, dat het bedeksel van haar hoofd werd weggenomen om de oneer, schijnt mij niet gevoegelijk toe, omdat zij op deze wijze reeds veroordeeld werd, voordat de zaak bekend was geworden. Met ontbloot hoofd werd zij daarom voor Gods aangezicht gebracht, opdat zij in ernst beducht zou wezen..
2) Een maat bevattende omstreeks 50 Ned. ponden (?) (Exodus 29:40)
3) Het spijsoffer komt hier zelfstandig voor, zonder dat er een bloedig offer voorafgaat. Het is in dit geval, waarvan hier sprake is, ook volstrekt niet om een verzoening te doen, daar de schuld van de vrouw, indien zij inderdaad echtbreuk gepleegd had, niet voor verzoening vatbaar was, en er, was zij onschuldig, geen reden tot verzoening bestond. Wel is hier een spijsoffer op zijn plaats; want het betreft hier het gedrag en de wandel van de levenswijze van de vrouw. (zie Leviticus 2:3 en zie Leviticus 2:7). Deze is de man in een twijfelachtig licht voorgekomen; daarom wordt tot het offer slechts tarwe van de geringste soort gebruikt; daarom mag er ook geen olie noch wierook bij gedaan worden, welke bestemd zijn om daden te kenmerken, als uit de Geest van God voortgevloeid en onder gebeden volbracht..
De onbloting van het haar, wat de priester vervolgens (Numbers 5:11) de vrouw aandoet, dient eveneens ter verootmoediging van de aangeklaagde; want de bedekking van het hoofd was voor de vrouw een zinnebeeld van huwelijkstrouw en zedigheid. Dit geldt al mede voor het aarden vat van luttele waarde en voor het stof, dat aan de vloek doet denken, die in het paradijs (Genesis 3:14) over de slang werd uitgesproken (Numbers 5:17)
4) Het spijsoffer wordt genoemd een spijsoffer van de ijveringen en een spijsoffer van de gedachtenis, omdat het offer gebracht werd door de vrouw, opdat haar zaak tot de troon van de Heere zou opklimmen, bij de Heere in gedachtenis zou komen, Hij zou richten, tussen haar en haar man, in wie de ijvergeest was ontwaakt..
Volgens Lightfoot, was bij de nadering van het Nieuwe Testament, bedeling, het overspel zo groot bij de Joden, dat het Sanhedrin een besluit uitvaardigde, waarbij dit Godsoordeel werd afgeschaft. Een van de Joodse regels was dan ook: Toen de overspelingen vermenigvuldigden, hielden de bittere wateren op..
Vers 14
14. En de ijvergeest, 1) die in deze betrekking geen mededinger of deelgenoot duldt, over hem gekomen is, en hij in billijke verontwaardiging is ontstoken, zodat hij ijvert over zijn vrouw, omdat zij onrein, inderdaad schuldig en misdadig geworden is; of dat over hem de ijvergeest gekomenis, dat hij over zijn vrouw ijvert, hoewel zij niet onrein, misdadig en schuldig geworden is, zodat hij haar dus ten onrechte verdenkt.1) IJveren, in de taal van de zeventiende eeuw, betekent, iemand van ontrouw in zijn liefde verdenken en daarover zijn misnoegen tonen. IJvergeest heeft daarom ruimere betekenis dan geest van jaloersheid.. 15. Dan zal die man zijn vrouw tot de priester brengen om haar, door tussenkomst van deze aan een Godsgericht te onderwerpen, en hij zal, daar zij als gehuwde vrouw geen bijzonder eigendom heeft, waarvan zij een offer zou kunnen brengen, haar offerande, 1) die zij bij zulk een gelegenheid schuldig is, voor haar meebrengen, namelijk: een tiende deel van een efa 2) gerstemeel; hij zal geen olie daarop gieten, noch wierook daarop leggen, 3) watanders bij spijsoffers van meel gebeurde (Leviticus 2:1), omdat het een spijsoffer van de ijveringen is, een spijsoffer van de gedachtenis, dat de ijvergeest van de man daardoor bevredigen moet, dat het de ongerechtigheid van de vrouw, indien zij zich werkelijk zozeer vergeten heeft, in gedachtenis brengt, 4) bij de Heere en Hem tot straf daarover oproept.
1) Deze offerande verschilt van de vorige, waarvan eerder sprake is geweest, omdat het een soort van medegetuigenis is, waardoor de vrouw zich aan de vloek onderwerpt. Enkel meel zonder wierook en olie werd aangeboden, omdat bij de vloek geen ritueel van een blije offerande paste. Nu, opdat de vrouw des te meer voor een meineed zou beven, werd zij geplaatst als voor het aangezicht van God en wel met ontbloot hoofd, alsof de priester haar uit de duisternis tevoorschijn trok. Want dat sommigen menen, dat het bedeksel van haar hoofd werd weggenomen om de oneer, schijnt mij niet gevoegelijk toe, omdat zij op deze wijze reeds veroordeeld werd, voordat de zaak bekend was geworden. Met ontbloot hoofd werd zij daarom voor Gods aangezicht gebracht, opdat zij in ernst beducht zou wezen..
2) Een maat bevattende omstreeks 50 Ned. ponden (?) (Exodus 29:40)
3) Het spijsoffer komt hier zelfstandig voor, zonder dat er een bloedig offer voorafgaat. Het is in dit geval, waarvan hier sprake is, ook volstrekt niet om een verzoening te doen, daar de schuld van de vrouw, indien zij inderdaad echtbreuk gepleegd had, niet voor verzoening vatbaar was, en er, was zij onschuldig, geen reden tot verzoening bestond. Wel is hier een spijsoffer op zijn plaats; want het betreft hier het gedrag en de wandel van de levenswijze van de vrouw. (zie Leviticus 2:3 en zie Leviticus 2:7). Deze is de man in een twijfelachtig licht voorgekomen; daarom wordt tot het offer slechts tarwe van de geringste soort gebruikt; daarom mag er ook geen olie noch wierook bij gedaan worden, welke bestemd zijn om daden te kenmerken, als uit de Geest van God voortgevloeid en onder gebeden volbracht..
De onbloting van het haar, wat de priester vervolgens (Numbers 5:11) de vrouw aandoet, dient eveneens ter verootmoediging van de aangeklaagde; want de bedekking van het hoofd was voor de vrouw een zinnebeeld van huwelijkstrouw en zedigheid. Dit geldt al mede voor het aarden vat van luttele waarde en voor het stof, dat aan de vloek doet denken, die in het paradijs (Genesis 3:14) over de slang werd uitgesproken (Numbers 5:17)
4) Het spijsoffer wordt genoemd een spijsoffer van de ijveringen en een spijsoffer van de gedachtenis, omdat het offer gebracht werd door de vrouw, opdat haar zaak tot de troon van de Heere zou opklimmen, bij de Heere in gedachtenis zou komen, Hij zou richten, tussen haar en haar man, in wie de ijvergeest was ontwaakt..
Volgens Lightfoot, was bij de nadering van het Nieuwe Testament, bedeling, het overspel zo groot bij de Joden, dat het Sanhedrin een besluit uitvaardigde, waarbij dit Godsoordeel werd afgeschaft. Een van de Joodse regels was dan ook: Toen de overspelingen vermenigvuldigden, hielden de bittere wateren op..
Vers 16
16. En de priester zal haar van de ingang van de voorhof, tot waartoe de man haar gebracht heeft, doen naderen tot het altaar; hij zal haar stellen voor het aangezicht van de HEERE, die aldaar aanwezig is; om haar alzo aan Hem voor te stellen als een, die geheel en al in Zijn macht is, en van wie Hij al wat in het verborgen schuilt aan het licht brengen kan.Vers 16
16. En de priester zal haar van de ingang van de voorhof, tot waartoe de man haar gebracht heeft, doen naderen tot het altaar; hij zal haar stellen voor het aangezicht van de HEERE, die aldaar aanwezig is; om haar alzo aan Hem voor te stellen als een, die geheel en al in Zijn macht is, en van wie Hij al wat in het verborgen schuilt aan het licht brengen kan.Vers 17
17. En de priester zal het heilig water, 1) uit het koperen wasvat, in een aarde vat nemen; en van het stof, dat op de vloer van de tabernakel is, zal de priester nemen en in het water doen. 2)1) Dit water wordt heilig water genoemd, omdat het geschept werd uit het koperen wasvat, niet omdat in het water op zichzelf heiligheid was. Als dan ook de vrouw bekende, dat zij werkelijk gezondigd had, moest zij het uitgieten, juist omdat er geen heiligheid in was. Onkelos heeft in plaats van, heilig water, water van het wasvat..
2) En het aarden vat, n de vermenging van het water met het stof van de vloer, duiden de vernederende toestand van de vrouw aan. Bovendien was het stof nog een zinnebeeld van verachting (Genesis 3:15 Job 2:12 Psalms 22:16 Klaagliederen3:29 )
Vers 17
17. En de priester zal het heilig water, 1) uit het koperen wasvat, in een aarde vat nemen; en van het stof, dat op de vloer van de tabernakel is, zal de priester nemen en in het water doen. 2)1) Dit water wordt heilig water genoemd, omdat het geschept werd uit het koperen wasvat, niet omdat in het water op zichzelf heiligheid was. Als dan ook de vrouw bekende, dat zij werkelijk gezondigd had, moest zij het uitgieten, juist omdat er geen heiligheid in was. Onkelos heeft in plaats van, heilig water, water van het wasvat..
2) En het aarden vat, n de vermenging van het water met het stof van de vloer, duiden de vernederende toestand van de vrouw aan. Bovendien was het stof nog een zinnebeeld van verachting (Genesis 3:15 Job 2:12 Psalms 22:16 Klaagliederen3:29 )
Vers 18
18. Daarna zal de priester de vrouw, tegenover de ingang van de tabernakel, voor het aangezicht van de HEERE stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, door deband van het haar los te maken, zodat dit naar beneden hangt, en zal het spijsoffer van de gedachtenis (Numbers 5:15) op haar handen leggen, dat het spijsoffer van de ijveringen is; en in de hand van de priester zal dat water, dat hij met stof vermengd heeft, en dat een bitter 1) water is zijn, dat in geval van schuld de vloek meebrengt.1) Bitter water. Eigenlijk water van bitterheid. Er wordt niet zozeer op een bittere smaak van dit water gedoeld, als wel op de bittere gevolgen, die het drinken daarvan, in geval van meineed, na zich sleepte..
Bij de eedzwering wordt haar het offer op de handen gezet, opdat zij de vrucht van haar wandel voor God zou brengen en zich overgeven aan Zijn heilig gericht. De priester echter houdt als middelaar van God in zijn hand het vat met water, dat "water van bitterheden, het vloekbrengende" heet, in zoverre het de vrouw, wanneer het vermoedelijke misdrijf een goede grond heeft, bitter lijden, als goddelijke vloek zal brengen..
Vers 18
18. Daarna zal de priester de vrouw, tegenover de ingang van de tabernakel, voor het aangezicht van de HEERE stellen, en zal het hoofd van de vrouw ontbloten, door deband van het haar los te maken, zodat dit naar beneden hangt, en zal het spijsoffer van de gedachtenis (Numbers 5:15) op haar handen leggen, dat het spijsoffer van de ijveringen is; en in de hand van de priester zal dat water, dat hij met stof vermengd heeft, en dat een bitter 1) water is zijn, dat in geval van schuld de vloek meebrengt.1) Bitter water. Eigenlijk water van bitterheid. Er wordt niet zozeer op een bittere smaak van dit water gedoeld, als wel op de bittere gevolgen, die het drinken daarvan, in geval van meineed, na zich sleepte..
Bij de eedzwering wordt haar het offer op de handen gezet, opdat zij de vrucht van haar wandel voor God zou brengen en zich overgeven aan Zijn heilig gericht. De priester echter houdt als middelaar van God in zijn hand het vat met water, dat "water van bitterheden, het vloekbrengende" heet, in zoverre het de vrouw, wanneer het vermoedelijke misdrijf een goede grond heeft, bitter lijden, als goddelijke vloek zal brengen..
Vers 19
19. En de priester zal haar beëedigen, 1) door haar een plechtige eed voor te zeggen, die zij herhalen en als haar getuigenis voor God uitspreken moet; en hij zal tot die vrouw zeggen: indien niemand bij u gelegen heeft, en indien gij, onder uw man zijnde, of: terwijl gij met hem gehuwd zijt, niet afgeweken zijt tot onreinheid, en alzo ten onrechte zijt verdacht gehouden, zo wees vrij van alle bittere gevolgen die dit bitter water (Numbers 5:18), dat voor de schuldige de vloek meebrengt, u anders berokkenen zal! 1) De eed heet in Numbers 5:21 de eed van de vervloeking, of de verwensing, (%H%) maar zet het geval voorop, dat de vrouw onschuldig kon zijn. In dit geval zouden de wateren van bitterheid haar geen schade doen..Vers 19
19. En de priester zal haar beëedigen, 1) door haar een plechtige eed voor te zeggen, die zij herhalen en als haar getuigenis voor God uitspreken moet; en hij zal tot die vrouw zeggen: indien niemand bij u gelegen heeft, en indien gij, onder uw man zijnde, of: terwijl gij met hem gehuwd zijt, niet afgeweken zijt tot onreinheid, en alzo ten onrechte zijt verdacht gehouden, zo wees vrij van alle bittere gevolgen die dit bitter water (Numbers 5:18), dat voor de schuldige de vloek meebrengt, u anders berokkenen zal! 1) De eed heet in Numbers 5:21 de eed van de vervloeking, of de verwensing, (%H%) maar zet het geval voorop, dat de vrouw onschuldig kon zijn. In dit geval zouden de wateren van bitterheid haar geen schade doen..Vers 20
20. Maar zo gij onder uw man zijnde, of tijdens uw huwelijk, afgeweken zijt, en zo gij onrein geworden zijt, doordat een man bij u gelegen heeft, behalve uw man.Vers 20
20. Maar zo gij onder uw man zijnde, of tijdens uw huwelijk, afgeweken zijt, en zo gij onrein geworden zijt, doordat een man bij u gelegen heeft, behalve uw man.Vers 21
21. Dan 1) zal de priester die vrouw met de eed van de vervloeking beëedigen, en de priester zal tot de vrouw zeggen: de HEERE zette u tot een voorbeeld van vervulde vloek en tot een eed in het midden van uw volk, Hij stelt utot een voorbeeld, waarop zwerende zich in het vervolg zullen kunnen beroepen, mits dat de HEERE uw heup vervallende en uw buik zwellende make;1) Beter: aldus zal de priester die vrouw met de eed van de vervloeking beëedigen en aldus zal de priester tot deze vrouw zeggen: zo zal de Heere U zetten tot enz.
Vers 21
21. Dan 1) zal de priester die vrouw met de eed van de vervloeking beëedigen, en de priester zal tot de vrouw zeggen: de HEERE zette u tot een voorbeeld van vervulde vloek en tot een eed in het midden van uw volk, Hij stelt utot een voorbeeld, waarop zwerende zich in het vervolg zullen kunnen beroepen, mits dat de HEERE uw heup vervallende en uw buik zwellende make;1) Beter: aldus zal de priester die vrouw met de eed van de vervloeking beëedigen en aldus zal de priester tot deze vrouw zeggen: zo zal de Heere U zetten tot enz.
Vers 22
22. Dat dit water, dat, zo gij schuldig zijt en valselijk de eed aanvaardt, de vervloeking meebrengt, in uw ingewanden inga, om door Gods bestuur de buik te doenzwellen en de heup te doen vervallen! Dan zal die vrouw, indien zij een goed geweten heeft, zeggen: Amen, amen! d.i.: Waarlijk, waarlijk! of: Voorwaar, voorwaar! of: Ja, ja, het zal geschieden, zoals gij gezegd hebt; maar zo zij zich van misdaad bewust is, zal zij haar misdaad belijden en met hem, die haar onteerd heeft, haar straf ondergaan (Leviticus 20:10).Vers 22
22. Dat dit water, dat, zo gij schuldig zijt en valselijk de eed aanvaardt, de vervloeking meebrengt, in uw ingewanden inga, om door Gods bestuur de buik te doenzwellen en de heup te doen vervallen! Dan zal die vrouw, indien zij een goed geweten heeft, zeggen: Amen, amen! d.i.: Waarlijk, waarlijk! of: Voorwaar, voorwaar! of: Ja, ja, het zal geschieden, zoals gij gezegd hebt; maar zo zij zich van misdaad bewust is, zal zij haar misdaad belijden en met hem, die haar onteerd heeft, haar straf ondergaan (Leviticus 20:10).Vers 23
23. Daarna, nadat de eed op deze wijze is afgelegd, 1) zal de priester dezelfde vloeken, die hij zo-even uitsprak, op een tafwltje schrijven, 2) en hij zal het nog verse schrift met het bittere water (Numbers 5:18) uitdoen, 3) of: uitwissen, zodat zich dat schrift en daarmee ook de geschreven vloek aan het water meedeelt.1) Slechts in het gewone leven sprak de zwerende de eed uit (1 Samuel 3:17; 1 Samuel 20:3,1 Samuel 20:13; 1 Samuel 25:22 vv.). Het afleggen van een eed voor het gericht bestond, naar het schijnt, daarentegen altijd alleen in het beantwoorden van een, met beroep op God en Zijn gericht, aan de beschuldigde voorgelegde vraag. Deze beantwoordde haar dan met waarlijk of amen, of met: gij hebt het gezegd (1 Kings 22:16 Matthew 26:63 ). Kon de bezworene dit antwoord niet geven, dan moest hij zijn schuld bekennen Joshua 7:19) of zijn zwijgen zelf gold reeds als schuldbelijdenis..
2) De uitvinding en het eerste gebruik van de schrijfkunst dateert minstens uit de tijden van Abraham, en het is bewezen, dat de Indiërs hun schrift aan de Semieten ontleend hebben. Tijdens hun verblijf in Egypte hebben de Israëlieten zich de schrijfkunst ten volle eigen gemaakt, want de (Exodus 5:6) vermelde ambtslieden dragen in het Hebreeuws de naam van schrijvers. Als materiaal gebruikte men toebereide huiden van schapen of geiten (perkament), of het Egyptische vlas- op papyrusblad (papier). Wij hebben hier aan perkament te denken. Dat men ook al vroeg inkt gehad heeft, blijkt uit de hier voorkomende verordening, en men schreef wel waarschijnlijk met een schrijfpen (veder), die met een pennemes werd aangescherpt. 2 John 1:1:13 Jeremiah 36:23 ). 3) De priester moest de vloek van woord tot woord, zoals hij hem had uitgesproken, schrijven op een tafeltje of strookje perkament en dan het geschrevene met het bitter water uitdoen, om daardoor te kennen te geven, dat de vloek met het water vermengd was en hieraan de kracht gaf, om de uitwerking te doen, die men daarmee beoogde. Het betekende, dat, indien zij onschuldig was, de vloek alsdan uitgewist en tot niet komen zou..
Vers 23
23. Daarna, nadat de eed op deze wijze is afgelegd, 1) zal de priester dezelfde vloeken, die hij zo-even uitsprak, op een tafwltje schrijven, 2) en hij zal het nog verse schrift met het bittere water (Numbers 5:18) uitdoen, 3) of: uitwissen, zodat zich dat schrift en daarmee ook de geschreven vloek aan het water meedeelt.1) Slechts in het gewone leven sprak de zwerende de eed uit (1 Samuel 3:17; 1 Samuel 20:3,1 Samuel 20:13; 1 Samuel 25:22 vv.). Het afleggen van een eed voor het gericht bestond, naar het schijnt, daarentegen altijd alleen in het beantwoorden van een, met beroep op God en Zijn gericht, aan de beschuldigde voorgelegde vraag. Deze beantwoordde haar dan met waarlijk of amen, of met: gij hebt het gezegd (1 Kings 22:16 Matthew 26:63 ). Kon de bezworene dit antwoord niet geven, dan moest hij zijn schuld bekennen Joshua 7:19) of zijn zwijgen zelf gold reeds als schuldbelijdenis..
2) De uitvinding en het eerste gebruik van de schrijfkunst dateert minstens uit de tijden van Abraham, en het is bewezen, dat de Indiërs hun schrift aan de Semieten ontleend hebben. Tijdens hun verblijf in Egypte hebben de Israëlieten zich de schrijfkunst ten volle eigen gemaakt, want de (Exodus 5:6) vermelde ambtslieden dragen in het Hebreeuws de naam van schrijvers. Als materiaal gebruikte men toebereide huiden van schapen of geiten (perkament), of het Egyptische vlas- op papyrusblad (papier). Wij hebben hier aan perkament te denken. Dat men ook al vroeg inkt gehad heeft, blijkt uit de hier voorkomende verordening, en men schreef wel waarschijnlijk met een schrijfpen (veder), die met een pennemes werd aangescherpt. 2 John 1:1:13 Jeremiah 36:23 ). 3) De priester moest de vloek van woord tot woord, zoals hij hem had uitgesproken, schrijven op een tafeltje of strookje perkament en dan het geschrevene met het bitter water uitdoen, om daardoor te kennen te geven, dat de vloek met het water vermengd was en hieraan de kracht gaf, om de uitwerking te doen, die men daarmee beoogde. Het betekende, dat, indien zij onschuldig was, de vloek alsdan uitgewist en tot niet komen zou..
Vers 24
24. En hij zal die vrouw, nadat het offer (Numbers 5:26) gebracht is, dat bitter water, dat de vervloeking meebrengt, te drinken geven, opdat het water, dat voor de schuldige de vervloeking meebrengt, in haar totbitterheden inga, d.i. om bittere gevolgen te veroorzaken, indien zij schuldig is.Vers 24
24. En hij zal die vrouw, nadat het offer (Numbers 5:26) gebracht is, dat bitter water, dat de vervloeking meebrengt, te drinken geven, opdat het water, dat voor de schuldige de vervloeking meebrengt, in haar totbitterheden inga, d.i. om bittere gevolgen te veroorzaken, indien zij schuldig is.Vers 25
25. En de priester zal, onmiddellijk na het uitwissen van het schrift van het tafeltje, uit de hand van die vrouw het spijsoffer van de ijveringen (Numbers 5:18) nemen, en hij zal dat spijsoffer voor het aangezicht van de HEERE bewegen, voorwaarts en achterwaarts (zie "Exodus 29:24), en zal dat dan op het altaar offeren, op de volgende wijze:Vers 25
25. En de priester zal, onmiddellijk na het uitwissen van het schrift van het tafeltje, uit de hand van die vrouw het spijsoffer van de ijveringen (Numbers 5:18) nemen, en hij zal dat spijsoffer voor het aangezicht van de HEERE bewegen, voorwaarts en achterwaarts (zie "Exodus 29:24), en zal dat dan op het altaar offeren, op de volgende wijze:Vers 26
26. De priester zal ook, namelijk of van dat uit meel bestaand spijsoffer, dit gedenkoffer (Leviticus 2:2,Leviticus 2:9), ten bedrage van een handvol grijpen, en zal hetgeen hij van het spijsoffer ten gedenkoffer afgenomen heeft, op het altaar aansteken, zoals elk ander spijsoffer; en daarna zal hij dat water die vrouw te drinken geven. 1)1) Wel wordt in Numbers 5:24 eerst gezegd, dat de priester na het uitwissen van de vloek met het water, dit aan de vrouw te drinken geeft, maar uit Numbers 5:26 blijkt duidelijk, dat dit in het algemeen gezegd wordt, omdat, eer dit plaatsvond, eerst nog de offerande plaats greep en het bewegen van het spijsoffer. Deze laatste handelingen duidden aan, dat de Heere een alwetend God was, voor Wie niets verborgen is. Was het de vrouw van een priester zelf, dan werd het spijsoffer met de as van het gedenkoffer weggeworpen. In alle andere gevallen werd het spijsoffer door de priester gegeten. Men moet niet voorbijzien, dat dit offer eerst werd gebracht, nadat zij de eed had gedaan en daarmee zichzelf van het misdrijf had vrijgesproken..
Vers 26
26. De priester zal ook, namelijk of van dat uit meel bestaand spijsoffer, dit gedenkoffer (Leviticus 2:2,Leviticus 2:9), ten bedrage van een handvol grijpen, en zal hetgeen hij van het spijsoffer ten gedenkoffer afgenomen heeft, op het altaar aansteken, zoals elk ander spijsoffer; en daarna zal hij dat water die vrouw te drinken geven. 1)1) Wel wordt in Numbers 5:24 eerst gezegd, dat de priester na het uitwissen van de vloek met het water, dit aan de vrouw te drinken geeft, maar uit Numbers 5:26 blijkt duidelijk, dat dit in het algemeen gezegd wordt, omdat, eer dit plaatsvond, eerst nog de offerande plaats greep en het bewegen van het spijsoffer. Deze laatste handelingen duidden aan, dat de Heere een alwetend God was, voor Wie niets verborgen is. Was het de vrouw van een priester zelf, dan werd het spijsoffer met de as van het gedenkoffer weggeworpen. In alle andere gevallen werd het spijsoffer door de priester gegeten. Men moet niet voorbijzien, dat dit offer eerst werd gebracht, nadat zij de eed had gedaan en daarmee zichzelf van het misdrijf had vrijgesproken..
Vers 27
27. Als hij haar nu dat water zal te drinken gegeven hebben, dan zal het weldra blijken of zij schuldig of onschuldig is; het zal namelijk geschieden, indien zijonrein geworden is, en tegen haar man door overtreding zal overtreden hebben, dat het water, dat voor de schuldige (de) vervloeking meebrengt, tot bitterheid in haar ingaan zal, en haar buik zwellen en haar heup vervallen zal; en die vrouw zal in het midden van haar volk tot een vloek zijn.Vers 27
27. Als hij haar nu dat water zal te drinken gegeven hebben, dan zal het weldra blijken of zij schuldig of onschuldig is; het zal namelijk geschieden, indien zijonrein geworden is, en tegen haar man door overtreding zal overtreden hebben, dat het water, dat voor de schuldige (de) vervloeking meebrengt, tot bitterheid in haar ingaan zal, en haar buik zwellen en haar heup vervallen zal; en die vrouw zal in het midden van haar volk tot een vloek zijn.Vers 28
28. Doch indien de vrouw, die het water gedronken heeft, niet onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij vrij zijn van schadelijke uitwerkingen van het water, en zal met zaad bezadigd worden. 1)1) Met zaad bezadigd worden, d.i. geschiktheid en kracht verkrijgen als gunst van God, om te ontvangen en aan kinderen het leven te schenken. Aan de vloek ligt de gedachte ten grondslag, zoals Theodoretus het uitdrukt: di wn gar h amartia dia toutwn h timwria d.i. waarmee gezondigd is, dat zal de vloek dragen. Over het weigeren van het water wordt niet gesproken, omdat dit een bekentenis van schuld zou zijn en zij dan met de dood moest worden gestraft..
Vers 28
28. Doch indien de vrouw, die het water gedronken heeft, niet onrein geworden is, maar rein is, zo zal zij vrij zijn van schadelijke uitwerkingen van het water, en zal met zaad bezadigd worden. 1)1) Met zaad bezadigd worden, d.i. geschiktheid en kracht verkrijgen als gunst van God, om te ontvangen en aan kinderen het leven te schenken. Aan de vloek ligt de gedachte ten grondslag, zoals Theodoretus het uitdrukt: di wn gar h amartia dia toutwn h timwria d.i. waarmee gezondigd is, dat zal de vloek dragen. Over het weigeren van het water wordt niet gesproken, omdat dit een bekentenis van schuld zou zijn en zij dan met de dood moest worden gestraft..
Vers 29
29. Dit is de wet van de ijveringen, als een vrouw, onder haar man zijnde (Numbers 5:19), zal afgeweken en onrein geworden zijn, zodat de man wel uit verscheidene bijzonderheden een vermoeden koestert, maar toch bij gemisvan getuigen, haar misdaad niet bewijzen kan;Vers 29
29. Dit is de wet van de ijveringen, als een vrouw, onder haar man zijnde (Numbers 5:19), zal afgeweken en onrein geworden zijn, zodat de man wel uit verscheidene bijzonderheden een vermoeden koestert, maar toch bij gemisvan getuigen, haar misdaad niet bewijzen kan;Vers 30
30. Of als over een man, ook zonder zekere uitwendige gronden, de ijvergeest zal gekomen zijn, en hij over zijn vrouw zal geijverd hebben, deze wetsbepaling geeft hem, zo in het ene als in het andere geval, volle vrijheid, dat hij de vrouw voor het aangezicht van de HEERE stelt, en de priester aan haar, tot verzekering van de huiselijke eer en vrede, deze gehele wet volbrengt.Vers 30
30. Of als over een man, ook zonder zekere uitwendige gronden, de ijvergeest zal gekomen zijn, en hij over zijn vrouw zal geijverd hebben, deze wetsbepaling geeft hem, zo in het ene als in het andere geval, volle vrijheid, dat hij de vrouw voor het aangezicht van de HEERE stelt, en de priester aan haar, tot verzekering van de huiselijke eer en vrede, deze gehele wet volbrengt.Vers 31
31. En de man zal, ook wanneer zijn ijveren bij de uitkomst blijken mocht ongegrond te zijn, van de ongerechtigheid onschuldig zijn, zodat hem hierover geen leed of verwijt mag worden aangedaan; maar deze vrouw zal, in geval van schuld, haar ongerechtigheid dragen, en de in de vloek van de priester aangekondigde straf ondergaan.Een en hetzelve woord is voor sommigen een recht van het leven te leren en voor anderen een recht van de dood te doden, evenals het water van de ijveringen, gedronken zijnde, van een verschillende uitwerking was, de een tot een vloek, de ander tot een zegen..
Wat de Heere hier bepaalt zou geenszins een van het eigen goeddunken van de man afhankelijk middel zijn, om van het gegronde of ongegronde van zijn verdenking overtuigd te worden; zodat het hem, wanneer hij zich van dat middel niet bedienen wilde, ook vrijstond om de vrouw, zonder meer, te verstoten. Veelmeer wil God door deze ijverwet deels echtscheiding voorkomen, maar ook deels de man tot rust en vrede brengen, die anders door voortdurende argwaan en kwaad vermoeden zou gekweld worden, waardoor het huiselijk leven met allerlei bitterheid zou worden vervuld. Het voorschrift nu is zo ingericht, dat de ijvergeest volle speelruimte heeft. Ook zonder dat hij bepaalde redenen kan aanvoeren, is het de man geoorloofd over zijn vrouw te ijveren; ja, het is zelfs de uitdrukkelijke wil van God, dat hij met alle strengheid over de eer van zijn huis waakt en van de vrouw volstrekt geen zodanige betrekking veroorlooft, die ook slechts in de verte enige twijfel aan haar trouw teweeg zou kunnen brengen. Dit heeft zijn grond ook wel hierin, dat het bij Israël, voor het "volk van de geslachtstafelen," waarvan de gehele inrichting, zowel wat het innerlijke als wat het uiterlijke aangaat, wezenlijk door de zuiverheid en de zekerheid van de lichamelijke afstamming bepaald is, veel op de onvervalstheid van de afstamming en het afweren van vreemd zaad, dat in de huizen en families zou kunnen indringen, aankomt; maar het heeft zijn grond evenwel veel meer nog daarin, dat in Israël het huwelijk als een afbeelding gesteld is van het Verbond, dat Jehova met Zijn uitverkoren volk gesloten heeft (zie Exodus 34:16). Door zijn eigen voorbeeld zal de Israëlitische man gedurig herinnerd worden, dat de Heere, zijn God, in betrekking tot hem eveneens een ijverig God is, die geen mededinger naast zich gedoogt (Exodus 20:5 Isaiah 42:8 ). Het voorschrift is dien ten gevolge zo ingericht, dat het werkelijk tot zijn doel leidt, en al naar gelang het met de zaak gesteld is, of de eer van de vrouw redt of haar rechtvaardige straf aanvoert.. Wij kunnen dus niet, met zo vele uitleggers, het afleggen van de eed voor de hoofdzaak houden van de gehele handeling bij de priester en het drinken van de vloekdrank voor een blote ceremonie aanzien, die zou moeten dienen om af te schrikken van een valse eed; veelmeer zien wij in dit drinken de eigenlijke hoofdzaak en kennen aan de vloekdrank ongetwijfeld die kracht toe, welke de Heere zelf (Numbers 5:27) in volle duidelijkheid daaraan toeschrijft. Verplaatsen wij ons slechts levendig in de samenhang, dan kan onze overtuiging geen andere dan van deze zijn: Echtbreuk is een zonde, die in het verborgen gepleegd wordt. Kan de vrouw in ongehuwde staat zich minder aan ontucht schuldig maken zonder zich bloot te stellen aan het gevaar, dat haar schande openbaar worden zal, na haar huwelijk is zij door het huwelijksbed zelf des te meer tegen ontdekking beveiligd en heeft zij slechts een betrapt worden op de daad zelf te vrezen. In welke schromelijke mate had dus de trouweloosheid bij Israëlitische vrouwen kunnen om zich grijpen, als men bedenkt, dat zij de liefde van haar mannen met andere van haar geslacht delen moesten; daar het toch de mannen volkomen vrijstond om verscheidene vrouwen te hebben of hun slavinnen tot bijvrouwen aan te nemen. Deze ontrouw nu wordt door de Heere met alle strengheid geweerd, alzo Hij op openbaar geworden echtbreuk de straf van de steniging door het gehele volk bepaalt en de verborgen echtbreuk aan het licht brengt en met Zijn geduchte straf achtervolgt. Bij de handeling, die de ijverwet voorschrijft, treedt de priester als zaakbezorger van de klager op; deze kan zijn zaak niet voor het burgerlijk gerecht brengen, daar hij geen bewijzen kan aanvoeren; daarom neemt hij zijn toevlucht tot een gericht van de Heere bij de persoon, die tot een middelaar tussen de Heere en Zijn volk gesteld is. De priester neemt de vrouw, die de schuld ontkent, een plechtige eed af. Maar nadat zij de haar opgelegde reinigingseed in haar amen, amen! heeft overgenomen, en alzo eerst als onschuldig moet worden aangemerkt, verandert de priester van rol en wordt hij de zaakbezorger van de aangeklaagde, alzo hij haar offer op het altaar ontsteekt en haar daarmee bij God in gedachtenis brengt, opdat Hij zich als de handhaver van haar onschuld betoont. Deze dubbele verhouding van de priester moet zich intussen weldra in een hogere eenheid oplossen, wanneer hij straks als zaakbezorger van God optreedt, en aan de vrouw het te voren bereide en nu met de uitgesproken vloek vermengde water te drinken geeft. Hierbij handelt hij met dezelfde goddelijke volmacht, als wanneer een dienaar van Christus het ambt van de sleutels uitoefent, slechts met dit onderscheid, dat vergeven of houden van zonden door laatstgenoemde van kracht is in de hemel, terwijl het woord van de priester (Numbers 5:19) zich van kracht bewijzen zal reeds hier op aarde (Numbers 5:27). Het zal spoedig aan het licht komen, of de vrouw schuldig of onschuldig is, of zij naar waarheid of vals gezworen heeft..
Is het eerste het geval, dan wil de Heere haar een zwangerschap verlenen, die juist in staat is om haar in haar eer te herstellen en haar de liefde van haar man weer te verwerven. In het tweede getal echter zal Hij werkelijk haar buik laten opzwellen en haar heup laten vervallen, en alzo aan die delen van haar lichaam haar straffen, waarmee zij zich bezondigd heeft. Naar veel waarschijnlijkheid wordt die kwaal bedoeld, die de geneesheren hydrops ovarii (waterzucht van de eierstok) noemen. In de plaats hiervan vormt zich bij deze kwaal een gezwel, dat zo groot worden kan, dat het bij de 100 pond vocht inhoudt. Zo zwelt de buik tot een ongewone dikte op; de zieke wordt daarbij doodmager, staat onuitsprekelijke pijnen uit en moet, na korter of langer tijd, bezwijken. De vraag, wat de vrouw harerzijds ten aanzien van de man doen kon, wanneer zij hem van ontrouw verdacht, kan op het standpunt van het Oude Testament zelfs niet gedaan worden; de man toch is hier aan de vrouw volstrekt niet die trouw schuldig, die hij haar naar de Nieuwe bedeling verplicht is. Hij kan, zoals we reeds opmerkten, meer dan n vrouw houden, of een van zijn dienstmaagden tot bijvrouw nemen (Exodus 21:11). Begeeft hij zich daarentegen in verboden omgang met andermans echtgenoot, zo heeft hij in deze zijn wreker, daar toch deze, door middel van de ijverwet, achter de ontrouw van zijn vrouw komen kan, ook al was die tot hiertoe voor de ogen van mensen verborgen gebleven, en dan ook het recht heeft, om aan de onteerder bloedwraak te voltrekken. De vraag, die hier overigens in aanmerking komt, is: of een christelijk echtgenoot, bij verdachte omgang van de wederhelft, al of niet tot echtscheiding gebruik maken mag van de vrijheid, die door de burgerlijke wetgeving aangeboden wordt? Bij een oppervlakkige beschouwing schijnt het, als mocht deze vraag, op grond van de hier behandelde wet, bevestigend worden beantwoord; een dieper indenken leert evenwel, dat de Heere zelf te Zijner tijd die huwelijksbetrekking zal weten te ontbinden, en dat het de Christen alleen betaamt op Zijn gericht zich te beroepen..
Vers 31
31. En de man zal, ook wanneer zijn ijveren bij de uitkomst blijken mocht ongegrond te zijn, van de ongerechtigheid onschuldig zijn, zodat hem hierover geen leed of verwijt mag worden aangedaan; maar deze vrouw zal, in geval van schuld, haar ongerechtigheid dragen, en de in de vloek van de priester aangekondigde straf ondergaan.Een en hetzelve woord is voor sommigen een recht van het leven te leren en voor anderen een recht van de dood te doden, evenals het water van de ijveringen, gedronken zijnde, van een verschillende uitwerking was, de een tot een vloek, de ander tot een zegen..
Wat de Heere hier bepaalt zou geenszins een van het eigen goeddunken van de man afhankelijk middel zijn, om van het gegronde of ongegronde van zijn verdenking overtuigd te worden; zodat het hem, wanneer hij zich van dat middel niet bedienen wilde, ook vrijstond om de vrouw, zonder meer, te verstoten. Veelmeer wil God door deze ijverwet deels echtscheiding voorkomen, maar ook deels de man tot rust en vrede brengen, die anders door voortdurende argwaan en kwaad vermoeden zou gekweld worden, waardoor het huiselijk leven met allerlei bitterheid zou worden vervuld. Het voorschrift nu is zo ingericht, dat de ijvergeest volle speelruimte heeft. Ook zonder dat hij bepaalde redenen kan aanvoeren, is het de man geoorloofd over zijn vrouw te ijveren; ja, het is zelfs de uitdrukkelijke wil van God, dat hij met alle strengheid over de eer van zijn huis waakt en van de vrouw volstrekt geen zodanige betrekking veroorlooft, die ook slechts in de verte enige twijfel aan haar trouw teweeg zou kunnen brengen. Dit heeft zijn grond ook wel hierin, dat het bij Israël, voor het "volk van de geslachtstafelen," waarvan de gehele inrichting, zowel wat het innerlijke als wat het uiterlijke aangaat, wezenlijk door de zuiverheid en de zekerheid van de lichamelijke afstamming bepaald is, veel op de onvervalstheid van de afstamming en het afweren van vreemd zaad, dat in de huizen en families zou kunnen indringen, aankomt; maar het heeft zijn grond evenwel veel meer nog daarin, dat in Israël het huwelijk als een afbeelding gesteld is van het Verbond, dat Jehova met Zijn uitverkoren volk gesloten heeft (zie Exodus 34:16). Door zijn eigen voorbeeld zal de Israëlitische man gedurig herinnerd worden, dat de Heere, zijn God, in betrekking tot hem eveneens een ijverig God is, die geen mededinger naast zich gedoogt (Exodus 20:5 Isaiah 42:8 ). Het voorschrift is dien ten gevolge zo ingericht, dat het werkelijk tot zijn doel leidt, en al naar gelang het met de zaak gesteld is, of de eer van de vrouw redt of haar rechtvaardige straf aanvoert.. Wij kunnen dus niet, met zo vele uitleggers, het afleggen van de eed voor de hoofdzaak houden van de gehele handeling bij de priester en het drinken van de vloekdrank voor een blote ceremonie aanzien, die zou moeten dienen om af te schrikken van een valse eed; veelmeer zien wij in dit drinken de eigenlijke hoofdzaak en kennen aan de vloekdrank ongetwijfeld die kracht toe, welke de Heere zelf (Numbers 5:27) in volle duidelijkheid daaraan toeschrijft. Verplaatsen wij ons slechts levendig in de samenhang, dan kan onze overtuiging geen andere dan van deze zijn: Echtbreuk is een zonde, die in het verborgen gepleegd wordt. Kan de vrouw in ongehuwde staat zich minder aan ontucht schuldig maken zonder zich bloot te stellen aan het gevaar, dat haar schande openbaar worden zal, na haar huwelijk is zij door het huwelijksbed zelf des te meer tegen ontdekking beveiligd en heeft zij slechts een betrapt worden op de daad zelf te vrezen. In welke schromelijke mate had dus de trouweloosheid bij Israëlitische vrouwen kunnen om zich grijpen, als men bedenkt, dat zij de liefde van haar mannen met andere van haar geslacht delen moesten; daar het toch de mannen volkomen vrijstond om verscheidene vrouwen te hebben of hun slavinnen tot bijvrouwen aan te nemen. Deze ontrouw nu wordt door de Heere met alle strengheid geweerd, alzo Hij op openbaar geworden echtbreuk de straf van de steniging door het gehele volk bepaalt en de verborgen echtbreuk aan het licht brengt en met Zijn geduchte straf achtervolgt. Bij de handeling, die de ijverwet voorschrijft, treedt de priester als zaakbezorger van de klager op; deze kan zijn zaak niet voor het burgerlijk gerecht brengen, daar hij geen bewijzen kan aanvoeren; daarom neemt hij zijn toevlucht tot een gericht van de Heere bij de persoon, die tot een middelaar tussen de Heere en Zijn volk gesteld is. De priester neemt de vrouw, die de schuld ontkent, een plechtige eed af. Maar nadat zij de haar opgelegde reinigingseed in haar amen, amen! heeft overgenomen, en alzo eerst als onschuldig moet worden aangemerkt, verandert de priester van rol en wordt hij de zaakbezorger van de aangeklaagde, alzo hij haar offer op het altaar ontsteekt en haar daarmee bij God in gedachtenis brengt, opdat Hij zich als de handhaver van haar onschuld betoont. Deze dubbele verhouding van de priester moet zich intussen weldra in een hogere eenheid oplossen, wanneer hij straks als zaakbezorger van God optreedt, en aan de vrouw het te voren bereide en nu met de uitgesproken vloek vermengde water te drinken geeft. Hierbij handelt hij met dezelfde goddelijke volmacht, als wanneer een dienaar van Christus het ambt van de sleutels uitoefent, slechts met dit onderscheid, dat vergeven of houden van zonden door laatstgenoemde van kracht is in de hemel, terwijl het woord van de priester (Numbers 5:19) zich van kracht bewijzen zal reeds hier op aarde (Numbers 5:27). Het zal spoedig aan het licht komen, of de vrouw schuldig of onschuldig is, of zij naar waarheid of vals gezworen heeft..
Is het eerste het geval, dan wil de Heere haar een zwangerschap verlenen, die juist in staat is om haar in haar eer te herstellen en haar de liefde van haar man weer te verwerven. In het tweede getal echter zal Hij werkelijk haar buik laten opzwellen en haar heup laten vervallen, en alzo aan die delen van haar lichaam haar straffen, waarmee zij zich bezondigd heeft. Naar veel waarschijnlijkheid wordt die kwaal bedoeld, die de geneesheren hydrops ovarii (waterzucht van de eierstok) noemen. In de plaats hiervan vormt zich bij deze kwaal een gezwel, dat zo groot worden kan, dat het bij de 100 pond vocht inhoudt. Zo zwelt de buik tot een ongewone dikte op; de zieke wordt daarbij doodmager, staat onuitsprekelijke pijnen uit en moet, na korter of langer tijd, bezwijken. De vraag, wat de vrouw harerzijds ten aanzien van de man doen kon, wanneer zij hem van ontrouw verdacht, kan op het standpunt van het Oude Testament zelfs niet gedaan worden; de man toch is hier aan de vrouw volstrekt niet die trouw schuldig, die hij haar naar de Nieuwe bedeling verplicht is. Hij kan, zoals we reeds opmerkten, meer dan n vrouw houden, of een van zijn dienstmaagden tot bijvrouw nemen (Exodus 21:11). Begeeft hij zich daarentegen in verboden omgang met andermans echtgenoot, zo heeft hij in deze zijn wreker, daar toch deze, door middel van de ijverwet, achter de ontrouw van zijn vrouw komen kan, ook al was die tot hiertoe voor de ogen van mensen verborgen gebleven, en dan ook het recht heeft, om aan de onteerder bloedwraak te voltrekken. De vraag, die hier overigens in aanmerking komt, is: of een christelijk echtgenoot, bij verdachte omgang van de wederhelft, al of niet tot echtscheiding gebruik maken mag van de vrijheid, die door de burgerlijke wetgeving aangeboden wordt? Bij een oppervlakkige beschouwing schijnt het, als mocht deze vraag, op grond van de hier behandelde wet, bevestigend worden beantwoord; een dieper indenken leert evenwel, dat de Heere zelf te Zijner tijd die huwelijksbetrekking zal weten te ontbinden, en dat het de Christen alleen betaamt op Zijn gericht zich te beroepen..