Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-2.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 2". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 2Numbers 2:1.
INRICHTING VAN ISRAELS LEGERPLAATS.
I. Numbers 2:1-Numbers 2:34. Opdat de alzo getelden, die het krijgsleger van de Heere zouden uitmaken, een ordelijk gesloten geheel vormden, wordt nu ook de inrichting van de legerplaats, als ook de wijze waarop het vertrek moest plaats hebben, nauwkeurig beschreven. De tabernakel moet in het midden zijn plaats vinden om in zijn naaste omgeving moeten, zoals reeds het einde van het vorige hoofdstuk bepaald heeft, de tenten van de Levieten worden opgeslagen. Voorts nemen aan elk van de 4 zijden telkens 3 stammen een plaats in, van welke stammen elke reis de middelste, als de voornaamste, een banier voert, die de 2 belendende met hem gemeen hebben. Naar deze inrichting van het leger heeft het opbreken alzo plaats, dat 2 legerafdelingen of zes stammen de tabernakel vooruit, gaan, en dat twee andere afdelingen, die de 6 overige stammen bevatten, hem volgen.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 2Numbers 2:1.
INRICHTING VAN ISRAELS LEGERPLAATS.
I. Numbers 2:1-Numbers 2:34. Opdat de alzo getelden, die het krijgsleger van de Heere zouden uitmaken, een ordelijk gesloten geheel vormden, wordt nu ook de inrichting van de legerplaats, als ook de wijze waarop het vertrek moest plaats hebben, nauwkeurig beschreven. De tabernakel moet in het midden zijn plaats vinden om in zijn naaste omgeving moeten, zoals reeds het einde van het vorige hoofdstuk bepaald heeft, de tenten van de Levieten worden opgeslagen. Voorts nemen aan elk van de 4 zijden telkens 3 stammen een plaats in, van welke stammen elke reis de middelste, als de voornaamste, een banier voert, die de 2 belendende met hem gemeen hebben. Naar deze inrichting van het leger heeft het opbreken alzo plaats, dat 2 legerafdelingen of zes stammen de tabernakel vooruit, gaan, en dat twee andere afdelingen, die de 6 overige stammen bevatten, hem volgen.
Vers 1
1. En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aron, om hun Zijn wil ter zake van Israëls legering (Numbers 1:52) nader bekend te maken, zeggende:Vers 1
1. En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aron, om hun Zijn wil ter zake van Israëls legering (Numbers 1:52) nader bekend te maken, zeggende:Vers 2
2. De kinderen van Israël zullen zich legeren, een ieder onder zijn banier, onder die banier, welke aan het hoofdkorps, waartoe zijn stam behoort, eigen is, naar detekenen 1) van het huis van hun vaderen, zodat elk blijft bij zijn eigen stam en bij zijn eigen geslacht, dat ook zijn bijzondere vaan hebbe; rondom, tegenover de tent der samenkomst zullen zij zich legeren.2)1) De slagordeningen van Israël, dus onder hun banier als een wl verenigd en samengevoegd leger in het veld verschijnende, zo gaf dit hieraan een gedaante, die in de ogen van vrienden aangenaam en schoon, maar tevens ontzaglijk en verschrikkelijk voor vijanden was. De Kerk, als een strijdbaar en gewillig volk, en een wl geordineerd en dicht ineen gesloten leger onder het geleide van haar grote Legervorst, die de banier draagt boven tienduizenden, is om die reden met alleen schoon en heerlijk, maar ook verschrikkelijk als slagorden met banieren (Song of Solomon 6:4,Song of Solomon 6:10)
Tussen banier en teken is dit verschil, dat onder banier verstaan moet worden, het grote veldteken van drie stammen, die onder n banier waren verenigd, en onder teken, het kleine veldteken van iedere stam of stamafdeling. Zoals de veldheerstent in het centrum van het leger is opgeslagen, zo bevond de tent der samenkomst zich in het midden van het volk van Israël, om daarmee te leren, dat het een volk was, dat in bijzondere zin, God, de Heere tot gebieder had..
2) De inrichting was, blijkens hetgeen daar volgt, deze: dat de tabernakel met de omringende voorhof, het middelpunt van de legerplaats innam; opdat de Heer zo ook uiterlijk in het midden van Zijn volk woonde. Rondom de tabernakel en dichtst hierbij legeren zich Mozes, de priesters en de Levieten, als die de Heere het naast. Rondom deze bevinden zich, op enige afstand, de overige stammen; zodat het geheel een vierkant (kwadraat) vormt en in deze gedaante het thans nog tot een enkel volk bepaalde, maar later zich tot alle volken uitbreidende godsrijk voorstelt. Aan de voorste of de oostelijke zijde heeft Juda, de vorstenstam, zijn plaats, terwijl hij aan weerszijden de beide jongere zonen van zijn moeder, Issaschar en Zebulon heeft (zie Genesis 29:31). Aan de zuidzijde staat Ruben met zijn jongere broeder Simeon en met de oudste van de twee zonen van de dienstmaagd van zijn moeder, nl. Gad. De westzijde wordt door Rachels zonen, met Efraïm aan het hoofd ingenomen; en de noordkant eindelijk beslaan de drie overige zonen van de dienstmaagden, onder welke Dan billijkerwijze de voornaamste is (Genesis 49:16). Aangaande de aard en de gedaante van de banieren of veldtekenen van deze 4 legerafdelingen (divisiën) zegt de Heilige Schrift niets naders; doch volgens de overlevering van de Joodse rabbijnen, voerde Juda een leeuw in zijn vaan, Ruben het beeld van een mensenhoofd, Efraïm het beeld van een stier en Dan een adelaar (Ezekiel 1:10). Op de tocht werd de Verbondsark van de tabernakel gescheiden, de gehele trein vooruitgedragen (Numbers 10:33), opdat de op haar rustende wolk- en vuurkolom de richting van de weg, die men volgen moest, zou aanwijzen. Op Juda's banier volgde verder die van Ruben; de afdeling, aan welks hoofd Ruben stond, werd gevolgd door de Levieten met de tabernakel; achter deze kwam de banier van Efraïm, terwijl Dan met de bij hem behorende stammen de achterhoede uitmaakte. Ook de legering van de stam Levi (Gerson, Kahath, Merri) rondom de tabernakel is in haar bijzondere inrichting (Numbers 3:23,Numbers 3:29,Numbers 3:35,Numbers 3:38) niet zonder betekenis en beantwoordt aan de rangschikking van de zijwaarts gelegerde stammen. Aan de Oostzijde van de tabernakel bevonden zich Mozes, Aron en zijn zonen, en achter deze Juda; aan de zuidzijde, de Kahathieten met Ruben achter zich; aan de westzijde, de Gersonieten, in wier rug Efraïm gelegerd was; en aan de noordzijde, de Merarieten, die van achteren door Dan gedekt werden..
Vers 2
2. De kinderen van Israël zullen zich legeren, een ieder onder zijn banier, onder die banier, welke aan het hoofdkorps, waartoe zijn stam behoort, eigen is, naar detekenen 1) van het huis van hun vaderen, zodat elk blijft bij zijn eigen stam en bij zijn eigen geslacht, dat ook zijn bijzondere vaan hebbe; rondom, tegenover de tent der samenkomst zullen zij zich legeren.2)1) De slagordeningen van Israël, dus onder hun banier als een wl verenigd en samengevoegd leger in het veld verschijnende, zo gaf dit hieraan een gedaante, die in de ogen van vrienden aangenaam en schoon, maar tevens ontzaglijk en verschrikkelijk voor vijanden was. De Kerk, als een strijdbaar en gewillig volk, en een wl geordineerd en dicht ineen gesloten leger onder het geleide van haar grote Legervorst, die de banier draagt boven tienduizenden, is om die reden met alleen schoon en heerlijk, maar ook verschrikkelijk als slagorden met banieren (Song of Solomon 6:4,Song of Solomon 6:10)
Tussen banier en teken is dit verschil, dat onder banier verstaan moet worden, het grote veldteken van drie stammen, die onder n banier waren verenigd, en onder teken, het kleine veldteken van iedere stam of stamafdeling. Zoals de veldheerstent in het centrum van het leger is opgeslagen, zo bevond de tent der samenkomst zich in het midden van het volk van Israël, om daarmee te leren, dat het een volk was, dat in bijzondere zin, God, de Heere tot gebieder had..
2) De inrichting was, blijkens hetgeen daar volgt, deze: dat de tabernakel met de omringende voorhof, het middelpunt van de legerplaats innam; opdat de Heer zo ook uiterlijk in het midden van Zijn volk woonde. Rondom de tabernakel en dichtst hierbij legeren zich Mozes, de priesters en de Levieten, als die de Heere het naast. Rondom deze bevinden zich, op enige afstand, de overige stammen; zodat het geheel een vierkant (kwadraat) vormt en in deze gedaante het thans nog tot een enkel volk bepaalde, maar later zich tot alle volken uitbreidende godsrijk voorstelt. Aan de voorste of de oostelijke zijde heeft Juda, de vorstenstam, zijn plaats, terwijl hij aan weerszijden de beide jongere zonen van zijn moeder, Issaschar en Zebulon heeft (zie Genesis 29:31). Aan de zuidzijde staat Ruben met zijn jongere broeder Simeon en met de oudste van de twee zonen van de dienstmaagd van zijn moeder, nl. Gad. De westzijde wordt door Rachels zonen, met Efraïm aan het hoofd ingenomen; en de noordkant eindelijk beslaan de drie overige zonen van de dienstmaagden, onder welke Dan billijkerwijze de voornaamste is (Genesis 49:16). Aangaande de aard en de gedaante van de banieren of veldtekenen van deze 4 legerafdelingen (divisiën) zegt de Heilige Schrift niets naders; doch volgens de overlevering van de Joodse rabbijnen, voerde Juda een leeuw in zijn vaan, Ruben het beeld van een mensenhoofd, Efraïm het beeld van een stier en Dan een adelaar (Ezekiel 1:10). Op de tocht werd de Verbondsark van de tabernakel gescheiden, de gehele trein vooruitgedragen (Numbers 10:33), opdat de op haar rustende wolk- en vuurkolom de richting van de weg, die men volgen moest, zou aanwijzen. Op Juda's banier volgde verder die van Ruben; de afdeling, aan welks hoofd Ruben stond, werd gevolgd door de Levieten met de tabernakel; achter deze kwam de banier van Efraïm, terwijl Dan met de bij hem behorende stammen de achterhoede uitmaakte. Ook de legering van de stam Levi (Gerson, Kahath, Merri) rondom de tabernakel is in haar bijzondere inrichting (Numbers 3:23,Numbers 3:29,Numbers 3:35,Numbers 3:38) niet zonder betekenis en beantwoordt aan de rangschikking van de zijwaarts gelegerde stammen. Aan de Oostzijde van de tabernakel bevonden zich Mozes, Aron en zijn zonen, en achter deze Juda; aan de zuidzijde, de Kahathieten met Ruben achter zich; aan de westzijde, de Gersonieten, in wier rug Efraïm gelegerd was; en aan de noordzijde, de Merarieten, die van achteren door Dan gedekt werden..
Vers 3
3. Die 1) zich nu legeren zullen oostwaarts tegen de opgang van de zon zal zijn de banier van het leger van Juda, 2) naar hun legers, naar de 3 divisiës of stammen, die tot de vaan van Juda behoren; en Nahesson de zoon van Ammindab, zal de overste van de zonen van Juda zijn (Numbers 1:7).1) God zelf wijst Israëls stammen de plaats aan, waar zij zich hebben te legeren. Zo wordt afgunst en nijd onder het volk van God voorkomen..
2) Juda staat, krachtens het verkregen eerstgeboorterecht, aan het hoofd van Israëls stammen. Hij is de voorste in de rij, als het leger van plaats verandert. Zo vervult de Heere nu reeds Zijn belofte..
Vers 3
3. Die 1) zich nu legeren zullen oostwaarts tegen de opgang van de zon zal zijn de banier van het leger van Juda, 2) naar hun legers, naar de 3 divisiës of stammen, die tot de vaan van Juda behoren; en Nahesson de zoon van Ammindab, zal de overste van de zonen van Juda zijn (Numbers 1:7).1) God zelf wijst Israëls stammen de plaats aan, waar zij zich hebben te legeren. Zo wordt afgunst en nijd onder het volk van God voorkomen..
2) Juda staat, krachtens het verkregen eerstgeboorterecht, aan het hoofd van Israëls stammen. Hij is de voorste in de rij, als het leger van plaats verandert. Zo vervult de Heere nu reeds Zijn belofte..
Vers 4
4. Zijn leger nu, en zijn getelden waren vierenzeventigduizend en zeshonderd (Numbers 1:26 vv.).Vers 4
4. Zijn leger nu, en zijn getelden waren vierenzeventigduizend en zeshonderd (Numbers 1:26 vv.).Vers 5
5. En naast hem zal zich aan de ene zijde legeren de stam van Issaschar; en Nethneël, de zoon van Zuar, zal de overste van de zonen van Issaschar zijn (Numbers 1:8).Vers 5
5. En naast hem zal zich aan de ene zijde legeren de stam van Issaschar; en Nethneël, de zoon van Zuar, zal de overste van de zonen van Issaschar zijn (Numbers 1:8).Vers 6
6. Zijn leger nu en zijn getelden waren vierenvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:28 vv.).Vers 6
6. Zijn leger nu en zijn getelden waren vierenvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:28 vv.).Vers 7
7. Daartoe de stam van Zebulon aan de andere zijde van Juda; en Eliab, de zoon van Helon, zal de overste van de zonen van Zebulon zijn (Numbers 1:9). 8. Zijn leger nu en zijn getelden waren zevenenvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:30 vv.).Vers 7
7. Daartoe de stam van Zebulon aan de andere zijde van Juda; en Eliab, de zoon van Helon, zal de overste van de zonen van Zebulon zijn (Numbers 1:9). 8. Zijn leger nu en zijn getelden waren zevenenvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:30 vv.).Vers 9
9. Al de getelden van het leger van Juda, het gezamenlijk getal van de drie stammen, die tot Juda's banier behoorden, zonder de vrouwen, kinderen en grijsaards mee te rekenen, waren honderdzesentachtigduizend en vierhonderd (186:400)naar hun legers. Zij zullen vooraan optrekken, en dus de voorhoede van het gehele leger uitmaken.Vers 9
9. Al de getelden van het leger van Juda, het gezamenlijk getal van de drie stammen, die tot Juda's banier behoorden, zonder de vrouwen, kinderen en grijsaards mee te rekenen, waren honderdzesentachtigduizend en vierhonderd (186:400)naar hun legers. Zij zullen vooraan optrekken, en dus de voorhoede van het gehele leger uitmaken.Vers 10
10. De banier van het leger van Ruben, naar hun legers, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, de zoon van Sedr zal de overste van de zonen van Ruben zijn (Numbers 1:5).Vers 10
10. De banier van het leger van Ruben, naar hun legers, zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, de zoon van Sedr zal de overste van de zonen van Ruben zijn (Numbers 1:5).Vers 11
11. Zijn leger nu en zijn getelden waren zesenveertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:20).Vers 11
11. Zijn leger nu en zijn getelden waren zesenveertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:20).Vers 12
12. En naast hem zal zich legeren aan de rechter zijde, de stam van Simeon; en Selmiël, de zoon van Zurísaddai, zal de overste van de zonen van Simeon zijn (Numbers 1:6).Vers 12
12. En naast hem zal zich legeren aan de rechter zijde, de stam van Simeon; en Selmiël, de zoon van Zurísaddai, zal de overste van de zonen van Simeon zijn (Numbers 1:6).Vers 13
13. Zijn leger nu en zijn getelden waren negenenvijftigduizend en driehonderd (Numbers 1:22).Vers 13
13. Zijn leger nu en zijn getelden waren negenenvijftigduizend en driehonderd (Numbers 1:22).Vers 14
14. Daartoe aan Rubens linkerzijde de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuël, (Numbers 1:14) zal de overste van de zonen van Gad zijn.Vers 14
14. Daartoe aan Rubens linkerzijde de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuël, (Numbers 1:14) zal de overste van de zonen van Gad zijn.Vers 15
15. Zijn leger nu en zijn getelden waren vijfenveertigduizend zeshonderd en vijftig (Numbers 1:24).Vers 15
15. Zijn leger nu en zijn getelden waren vijfenveertigduizend zeshonderd en vijftig (Numbers 1:24).Vers 16
16. Al de getelden in het leger van Ruben waren honderd eenenvijftigduizend vierhonderd en vijftig, naar hun legers (151:450). En zij zullen de tweede optrekken, en dus als tweede legerafdeling, behalve de Gersonieten en Merarieten(Numbers 10:17) aanstonds op Juda volgen.Vers 16
16. Al de getelden in het leger van Ruben waren honderd eenenvijftigduizend vierhonderd en vijftig, naar hun legers (151:450). En zij zullen de tweede optrekken, en dus als tweede legerafdeling, behalve de Gersonieten en Merarieten(Numbers 10:17) aanstonds op Juda volgen.Vers 17
17. Daarna, achter Ruben met Simeon en Gad, zal de tent der samenkomst optrekken, met het leger van de Levieten, 1) in het midden van de legers; alzo zullen twee legers voorafgaan (Numbers 2:9,Numbers 2:16) en twee legers(Numbers 2:24,Numbers 2:31) volgen; zoals zij, de kinderen van Israël, zich legeren zullen, met de tabernakel en de Levieten in hun middelpunt, alzo zullen zij ook optrekken een ieder aan zijn plaats, waar hij overeenkomstig zijn stam behoort, naar hun banieren, wanneer de banier, waartoe zijn stam behoort, aan de beurt is.1) Volgens Numbers 10:17,Numbers 10:21 is dit niet van het gehele leger van de Levieten te verstaan, maar alleen van de Kahathieten, die de heilige gereedschappen droegen (Numbers 3:31 Numbers 4:15). De Gersonieten en de Merarieten daarentegen, van welke de eersten de tot het heiligdom behorende bekleedsels, deksels enz., en de anderen de planken, richels en staven te dragen hadden (Numbers 3:25,Numbers 3:36 Numbers 4:24,Numbers 4:31 ) braken altijd reeds na de eerste legerafdeling (die van Juda, Numbers 2:9) op, opdat zij, ter plaatse van de nieuwe legering aangekomen, de tabernakel vooraf konden oprichten, en de later aankomende Kahathieten alsdan de heilige voorwerpen aanstonds daarin overbrengen mochten.. 18. De banier van het leger van Efraïm, naar hun legers, zal tegen het westen zijn; en Elisma, de zoon van Ammihud, zal de overste van de zonen van Efraïm zijn (Numbers 1:10).
Vers 17
17. Daarna, achter Ruben met Simeon en Gad, zal de tent der samenkomst optrekken, met het leger van de Levieten, 1) in het midden van de legers; alzo zullen twee legers voorafgaan (Numbers 2:9,Numbers 2:16) en twee legers(Numbers 2:24,Numbers 2:31) volgen; zoals zij, de kinderen van Israël, zich legeren zullen, met de tabernakel en de Levieten in hun middelpunt, alzo zullen zij ook optrekken een ieder aan zijn plaats, waar hij overeenkomstig zijn stam behoort, naar hun banieren, wanneer de banier, waartoe zijn stam behoort, aan de beurt is.1) Volgens Numbers 10:17,Numbers 10:21 is dit niet van het gehele leger van de Levieten te verstaan, maar alleen van de Kahathieten, die de heilige gereedschappen droegen (Numbers 3:31 Numbers 4:15). De Gersonieten en de Merarieten daarentegen, van welke de eersten de tot het heiligdom behorende bekleedsels, deksels enz., en de anderen de planken, richels en staven te dragen hadden (Numbers 3:25,Numbers 3:36 Numbers 4:24,Numbers 4:31 ) braken altijd reeds na de eerste legerafdeling (die van Juda, Numbers 2:9) op, opdat zij, ter plaatse van de nieuwe legering aangekomen, de tabernakel vooraf konden oprichten, en de later aankomende Kahathieten alsdan de heilige voorwerpen aanstonds daarin overbrengen mochten.. 18. De banier van het leger van Efraïm, naar hun legers, zal tegen het westen zijn; en Elisma, de zoon van Ammihud, zal de overste van de zonen van Efraïm zijn (Numbers 1:10).
Vers 19
19. Zijn leger nu en zijn getelden waren veertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:32).Vers 19
19. Zijn leger nu en zijn getelden waren veertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:32).Vers 20
20. En naast hem de stam van Manasse; en Gamliël, de zoon van Pedzur, zal de overste van de zonen van Manasse zijn (Numbers 1:10).Vers 20
20. En naast hem de stam van Manasse; en Gamliël, de zoon van Pedzur, zal de overste van de zonen van Manasse zijn (Numbers 1:10).Vers 21
21. Zijn leger nu en zijn getelden waren tweeëndertigduizend en tweehonderd (Numbers 1:34 vv.).Vers 21
21. Zijn leger nu en zijn getelden waren tweeëndertigduizend en tweehonderd (Numbers 1:34 vv.).Vers 22
22. Daartoe aan Efraïms andere zijde de stam van Benjamin; en Abídan, de zoon van Gidoni, zal de overste van de zonen van Benjamin zijn (Numbers 1:11).Vers 22
22. Daartoe aan Efraïms andere zijde de stam van Benjamin; en Abídan, de zoon van Gidoni, zal de overste van de zonen van Benjamin zijn (Numbers 1:11).Vers 23
23. Zijn leger nu en zijn getelden waren vijfendertigduizend en vierhonderd (Numbers 1:36 vv.).Vers 23
23. Zijn leger nu en zijn getelden waren vijfendertigduizend en vierhonderd (Numbers 1:36 vv.).Vers 24
24. Al de getelden in het leger van Efraïm waren honderdachtduizend en nhonderd (108:100), naar hun legers. En zij zullen de derde optrekken, en alzoonmiddellijk achter de Levieten en de tabernakel (Numbers 2:17) volgen.Vers 24
24. Al de getelden in het leger van Efraïm waren honderdachtduizend en nhonderd (108:100), naar hun legers. En zij zullen de derde optrekken, en alzoonmiddellijk achter de Levieten en de tabernakel (Numbers 2:17) volgen.Vers 25
25. De banier van het leger van Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun legers; en Ahizer, de zoon van Ammísaddai zal de overste van de zonen van Dan zijn (Numbers 1:12).Vers 25
25. De banier van het leger van Dan zal tegen het noorden zijn, naar hun legers; en Ahizer, de zoon van Ammísaddai zal de overste van de zonen van Dan zijn (Numbers 1:12).Vers 26
26. Zijn leger nu en zijn getelden waren tweeënzestigduizend en zevenhonderd (Numbers 1:38).Vers 26
26. Zijn leger nu en zijn getelden waren tweeënzestigduizend en zevenhonderd (Numbers 1:38).Vers 27
27. En naast hem, naast de stam aan Dan, aan de ene zijde, zal zich legeren de stam van Aser; en Pgiël, de zoon van Ochran, zal de overste van de zonen van Aser zijn(Numbers 1:13).Vers 27
27. En naast hem, naast de stam aan Dan, aan de ene zijde, zal zich legeren de stam van Aser; en Pgiël, de zoon van Ochran, zal de overste van de zonen van Aser zijn(Numbers 1:13).Vers 28
28. Zijn leger nu en zijn getelden waren eenenveertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:40 vv.).Vers 28
28. Zijn leger nu en zijn getelden waren eenenveertigduizend en vijfhonderd (Numbers 1:40 vv.).Vers 29
29. Daartoe, aan de andere zijde van Dan, de stam van Nafthali; en Ahira, de zoon van Enan, zal de overste van de zonen van Nafthali zijn (Numbers 1:15).Vers 29
29. Daartoe, aan de andere zijde van Dan, de stam van Nafthali; en Ahira, de zoon van Enan, zal de overste van de zonen van Nafthali zijn (Numbers 1:15).Vers 30
30. Zijn leger nu en zijn getelden waren drieënvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:42 vv.).Vers 30
30. Zijn leger nu en zijn getelden waren drieënvijftigduizend en vierhonderd (Numbers 1:42 vv.).Vers 31
31. Al de getelden in het leger van Dan, de hoofdsom van de 3 tot het leger van Dan behorende stammen, waren honderdzevenenvijftigduizend en zeshonderd (157:600); inhet achterste, of de achterhoede, zullen zij optrekken, naar hun banieren, ieder onder de bijzondere banier van de stam en van het geslacht, waartoe hij behoort. 32. Deze, 186:400 + 151:450 + 108:100 + 157:600 (Numbers 2:9,Numbers 2:16,Numbers 2:24,Numbers 2:31), zijn de getelden van de kinderen van Israël, naar het huis van hun vaderen; al de getelden van de legers, naar hun legers, waren a) zeshonderddrieduizend vijfhonderd en vijftig (603:550, Numbers 1:46).a)Exodus 38:26
Vers 31
31. Al de getelden in het leger van Dan, de hoofdsom van de 3 tot het leger van Dan behorende stammen, waren honderdzevenenvijftigduizend en zeshonderd (157:600); inhet achterste, of de achterhoede, zullen zij optrekken, naar hun banieren, ieder onder de bijzondere banier van de stam en van het geslacht, waartoe hij behoort. 32. Deze, 186:400 + 151:450 + 108:100 + 157:600 (Numbers 2:9,Numbers 2:16,Numbers 2:24,Numbers 2:31), zijn de getelden van de kinderen van Israël, naar het huis van hun vaderen; al de getelden van de legers, naar hun legers, waren a) zeshonderddrieduizend vijfhonderd en vijftig (603:550, Numbers 1:46).a)Exodus 38:26
Vers 33
33. Maar de Levieten werden niet geteld onder de zonen van Israël, zoals de HEERE Mozes geboden had (Numbers 1:47).Vers 33
33. Maar de Levieten werden niet geteld onder de zonen van Israël, zoals de HEERE Mozes geboden had (Numbers 1:47).Vers 34
34. En de kinderen van Israël deden naar alles, wat de HEERE Mozes geboden had, en namen alzo Gods verordening, betreffende de inrichting van hun leger en van hunoptrekken, in gehoorzaamheid waar, zonder dat de een of andere stam zich verongelijkt of achtergesteld achtte en daarover enige klacht of enig bezwaar wilde doen gelden; zo legerden zij zich, naar hun banieren,1) nadat ook de in Numbers 3:1 verhaalde telling van de Levieten had plaats gehad, en zo trokken zij op, een ieder naar zijn geslachten, naar het huis van zijn vaderen. 2)1) De legerplaats is deels een uitbreiding van de tabernakel en als zodanig een openbaring van het Koninkrijk van God. De onvolkomenheid van de tegenwoordige bedeling, wordt door het langwerpig vierkant, de heerlijkheid van het Koninkrijk in de toekomende eeuw door het vierkant aangeduid (Revelation 1:16)
2) Wat wij eigenlijk onder "het huis van de vaderen" te verstaan hebben, is bij Exodus 6:14 opgemerkt. De uitdrukking heeft echter in de boeken van Mozes ook nog een ruimere betekenis, en geeft alzo in het algemeen een zeker getal van mensen te kennen, die dezelfde stamvader hebben. Zij bevat nu eens meer, dan eens minder dan een afdeling van de geslachten, en duidt nu eens de stammen van Israël, dan weer afdelingen van die stammen aan, en voorts ook wel aan elkaar verwante indelingen van deze stamafdelingen. Wat de geslachten betreft, komt soms ook het woord: "duizenden" voor; welke benaming wellicht zijn oorsprong daaraan ontleende, dat Mozes bij de indeling van het volk in duizenden, honderden enz. zich, ten geval van de rechtspleging, zo veel mogelijk aan de natuurlijke geslachtsafdelingen van de stammen hield..
God wilde, dat Israël ordelijk optrok en zich ordelijk legerde; deze orde werd door Hem zelf bepaald. God is een God van orde. Hij heeft ook voor elk van onze zijn plaats in gezin, gemeente en maatschappij bepaald daar Hij wil, dat alle dingen, die ons te doen staan, eerlijk en met orde gebeuren. Hierdoor wordt Zijn naam verheerlijkt. Eerlijkheid en orde in al onze zaken zijn nauw verwant. Orde is macht. Op de weg van de goede orde alleen is in alle dingen vordering mogelijk en kunnen wij dienstbaar zijn aan het welzijn van de naaste. "Heere, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden; leid mij in Uw waarheid, en leer mij; want Gij zijt de God van mijn heil, U verwacht ik de hele dag." (Psalms 25:4,Psalms 25:5).
Vers 34
34. En de kinderen van Israël deden naar alles, wat de HEERE Mozes geboden had, en namen alzo Gods verordening, betreffende de inrichting van hun leger en van hunoptrekken, in gehoorzaamheid waar, zonder dat de een of andere stam zich verongelijkt of achtergesteld achtte en daarover enige klacht of enig bezwaar wilde doen gelden; zo legerden zij zich, naar hun banieren,1) nadat ook de in Numbers 3:1 verhaalde telling van de Levieten had plaats gehad, en zo trokken zij op, een ieder naar zijn geslachten, naar het huis van zijn vaderen. 2)1) De legerplaats is deels een uitbreiding van de tabernakel en als zodanig een openbaring van het Koninkrijk van God. De onvolkomenheid van de tegenwoordige bedeling, wordt door het langwerpig vierkant, de heerlijkheid van het Koninkrijk in de toekomende eeuw door het vierkant aangeduid (Revelation 1:16)
2) Wat wij eigenlijk onder "het huis van de vaderen" te verstaan hebben, is bij Exodus 6:14 opgemerkt. De uitdrukking heeft echter in de boeken van Mozes ook nog een ruimere betekenis, en geeft alzo in het algemeen een zeker getal van mensen te kennen, die dezelfde stamvader hebben. Zij bevat nu eens meer, dan eens minder dan een afdeling van de geslachten, en duidt nu eens de stammen van Israël, dan weer afdelingen van die stammen aan, en voorts ook wel aan elkaar verwante indelingen van deze stamafdelingen. Wat de geslachten betreft, komt soms ook het woord: "duizenden" voor; welke benaming wellicht zijn oorsprong daaraan ontleende, dat Mozes bij de indeling van het volk in duizenden, honderden enz. zich, ten geval van de rechtspleging, zo veel mogelijk aan de natuurlijke geslachtsafdelingen van de stammen hield..
God wilde, dat Israël ordelijk optrok en zich ordelijk legerde; deze orde werd door Hem zelf bepaald. God is een God van orde. Hij heeft ook voor elk van onze zijn plaats in gezin, gemeente en maatschappij bepaald daar Hij wil, dat alle dingen, die ons te doen staan, eerlijk en met orde gebeuren. Hierdoor wordt Zijn naam verheerlijkt. Eerlijkheid en orde in al onze zaken zijn nauw verwant. Orde is macht. Op de weg van de goede orde alleen is in alle dingen vordering mogelijk en kunnen wij dienstbaar zijn aan het welzijn van de naaste. "Heere, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden; leid mij in Uw waarheid, en leer mij; want Gij zijt de God van mijn heil, U verwacht ik de hele dag." (Psalms 25:4,Psalms 25:5).