Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Nehemiah 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/nehemiah-7.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Nehemiah 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NEHEMIA 7Nehemiah 7:1.
NEHEMIA'S ZORG VOOR DE VEILIGHEID DER STAD. REGISTER DER WEDERGEKEERDEN.
VII. Nehemiah 7:1-Nehemiah 7:73. Nadat nu de stad weer van behoorlijke muren is omringd, en de poorten van deuren zijn voorzien, zorgt Nehemia ook voor de bewaking der stad. Daarna roept hij ene volksvergadering bijeen, om hen, die tot de stad behoren, in een register te schrijven, en op deze grondslagen middelen te beramen tot ene meer talrijke bevolking van Jeruzalem. Bij de voorbereiding tot deze vergadering vindt hij de lijst van diegenen, die ten tijde van Jozua en Zerubbabel uit de Ballingschap waren teruggekeerd, en die in overeenstemming met de lijst in Ezra 2:1 hier meegedeeld wordt.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, NEHEMIA 7Nehemiah 7:1.
NEHEMIA'S ZORG VOOR DE VEILIGHEID DER STAD. REGISTER DER WEDERGEKEERDEN.
VII. Nehemiah 7:1-Nehemiah 7:73. Nadat nu de stad weer van behoorlijke muren is omringd, en de poorten van deuren zijn voorzien, zorgt Nehemia ook voor de bewaking der stad. Daarna roept hij ene volksvergadering bijeen, om hen, die tot de stad behoren, in een register te schrijven, en op deze grondslagen middelen te beramen tot ene meer talrijke bevolking van Jeruzalem. Bij de voorbereiding tot deze vergadering vindt hij de lijst van diegenen, die ten tijde van Jozua en Zerubbabel uit de Ballingschap waren teruggekeerd, en die in overeenstemming met de lijst in Ezra 2:1 hier meegedeeld wordt.
Vers 1
1. Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, in de hengsels, die in de poorten bevestigd waren, deed hangen, en de poortiers, en de zangers, en de overige Levieten werden besteld, om het huis Gods te bewaken, het openen en sluiten der deuren te bezorgen, en aan den godsdienst meer luister bij te zetten; maar die ook in de tegenwoordige omstandigheden het meest geschikt schenen, om mede voor de bewaking van de stad te zorgen.Vers 1
1. Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, in de hengsels, die in de poorten bevestigd waren, deed hangen, en de poortiers, en de zangers, en de overige Levieten werden besteld, om het huis Gods te bewaken, het openen en sluiten der deuren te bezorgen, en aan den godsdienst meer luister bij te zetten; maar die ook in de tegenwoordige omstandigheden het meest geschikt schenen, om mede voor de bewaking van de stad te zorgen.Vers 2
2. En ik gaf het opperbevel over de manschappen, die met de verdediging van Jeruzalem belast waren, aan mijnen broeder Hanani (Nehemiah 1:2), en aan Hananja, den overste van den burcht te Jeruzalem, commandant van de ten noorden des tempels liggende vesting (Nehemiah 2:8), want hij was als een man van getrouwigheid, en godvrezende boven velen.Vers 2
2. En ik gaf het opperbevel over de manschappen, die met de verdediging van Jeruzalem belast waren, aan mijnen broeder Hanani (Nehemiah 1:2), en aan Hananja, den overste van den burcht te Jeruzalem, commandant van de ten noorden des tempels liggende vesting (Nehemiah 2:8), want hij was als een man van getrouwigheid, en godvrezende boven velen.Vers 3
3. En ik zei tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt; en terwijl zij daarbij op hun post staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan of de sloten en grendelen goed verzorgd zijn, en laat de wachten op hunnen post zijn, om het telkens openen en sluiten geregeld te doen plaats hebben; en dat men wachten zette, om gedurende den nacht de stad te bewaren, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijne wachtpost; en een iegelijk tegen zijn huis over, de enen op hun wachtposten aan de poorten, de anderen voor hun huizen.Vers 3
3. En ik zei tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt; en terwijl zij daarbij op hun post staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan of de sloten en grendelen goed verzorgd zijn, en laat de wachten op hunnen post zijn, om het telkens openen en sluiten geregeld te doen plaats hebben; en dat men wachten zette, om gedurende den nacht de stad te bewaren, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijne wachtpost; en een iegelijk tegen zijn huis over, de enen op hun wachtposten aan de poorten, de anderen voor hun huizen.Vers 4
4. De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch het volk was weinig daarbinnen, en de huizen waren niet gebouwd 1); de ruimte was slechts gedeeltelijk gebouwd, zodat er vele ledige plaatsen waren, daar nog gene huizen stonden.1) Men veronderstelt, dat Nehemia, nadat de muur voltooid was, naar het Perzische hof terugkeerde, en daarna weer naar Jeruzalem kwam met ene nieuwe boodschap. Hij stelde zijnen broeder en Hananja aan, om in zijne afwezigheid de stad te besturen. Velen in Jeruzalem vreesden God, maar deze goede man muntte boven allen uit in godsdienstigheid en innige vroomheid. Het Jeruzalem Gods zal zeker bloeien, wanneer zij, die het besturen en de macht in handen hebben, vroom en godzalig leven, en de anderen in ware godsdienstigheid voorgaan. Nehemia gaf bevel om de poorten te sluiten, en de wacht op de muren te honden. De muren omsloten dezelfde oppervlakte gronds als eertijds, maar de huizen waren niet gebouwd, ten minste weinige in vergelijking met hetgeen geweest was; maar hij ommuurde de stad in het geloof, en met het oog op de belofte in Zechariah 3:3, dat de stad geheel vervuld zou zijn, en dat er ene liefelijke beweging op de straten zou gevonden worden. Reeds bij het bouwen had het volk de hand des Heren kunnen opmerken, anders hadden zij ook te vergeefs gebouwd; en nu de muur gebouwd was, gevoelden zij ook, dat de wachters te vergeefs de wacht zouden houden, zo de Heere de stad niet bewaarde. (Psalms 127:1, Psalms 127:2)..
De Perzen hadden ten gevolge van hun nederlaag tegen de Atheners de gehele kust van de Middellandse zee in Azië verloren, en daarom was het in het belang van het Perzische hof om de Joden te vriend te houden, waardoor zij nu ene versterkte stad kregen in de nabijheid van deze zee, die zij nu in Jeruzalem vonden. Zo gebruikte God de twisten der natiën om Zijn volk te herstellen.
Dit wil niet zeggen, dat er geen huizen stonden in de stad, maar dat de stad nog niet vol gebouwd was, zodat er nog veel vrije plaatsen waren, waar men kon bouwen. Er was nu reeds ruim 90 jaren verlopen, sedert den terugkeer onder Zerubbabel en Ezra.
Vers 4
4. De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch het volk was weinig daarbinnen, en de huizen waren niet gebouwd 1); de ruimte was slechts gedeeltelijk gebouwd, zodat er vele ledige plaatsen waren, daar nog gene huizen stonden.1) Men veronderstelt, dat Nehemia, nadat de muur voltooid was, naar het Perzische hof terugkeerde, en daarna weer naar Jeruzalem kwam met ene nieuwe boodschap. Hij stelde zijnen broeder en Hananja aan, om in zijne afwezigheid de stad te besturen. Velen in Jeruzalem vreesden God, maar deze goede man muntte boven allen uit in godsdienstigheid en innige vroomheid. Het Jeruzalem Gods zal zeker bloeien, wanneer zij, die het besturen en de macht in handen hebben, vroom en godzalig leven, en de anderen in ware godsdienstigheid voorgaan. Nehemia gaf bevel om de poorten te sluiten, en de wacht op de muren te honden. De muren omsloten dezelfde oppervlakte gronds als eertijds, maar de huizen waren niet gebouwd, ten minste weinige in vergelijking met hetgeen geweest was; maar hij ommuurde de stad in het geloof, en met het oog op de belofte in Zechariah 3:3, dat de stad geheel vervuld zou zijn, en dat er ene liefelijke beweging op de straten zou gevonden worden. Reeds bij het bouwen had het volk de hand des Heren kunnen opmerken, anders hadden zij ook te vergeefs gebouwd; en nu de muur gebouwd was, gevoelden zij ook, dat de wachters te vergeefs de wacht zouden houden, zo de Heere de stad niet bewaarde. (Psalms 127:1, Psalms 127:2)..
De Perzen hadden ten gevolge van hun nederlaag tegen de Atheners de gehele kust van de Middellandse zee in Azië verloren, en daarom was het in het belang van het Perzische hof om de Joden te vriend te houden, waardoor zij nu ene versterkte stad kregen in de nabijheid van deze zee, die zij nu in Jeruzalem vonden. Zo gebruikte God de twisten der natiën om Zijn volk te herstellen.
Dit wil niet zeggen, dat er geen huizen stonden in de stad, maar dat de stad nog niet vol gebouwd was, zodat er nog veel vrije plaatsen waren, waar men kon bouwen. Er was nu reeds ruim 90 jaren verlopen, sedert den terugkeer onder Zerubbabel en Ezra.
Vers 5
5. Zo gaf mijn God in mijn hart 1), dat ik de edelen en de overheden, en het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen, ene lijst te maken van de uit de gevangenis teruggekeerden, om daardoor de grondslagen tot verdere maatregelen ter vermeerdering der bevolking te leggen; en ik vond het geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen, zo als het in Ezra 2:1 is opgetekend; en vond daarin geschreven aldus:1) Alle goede gaven en volmaakte giften niet alleen, maar ook de goede gedachten, voornemens en maatregelen, ten nutte en beste van Gods Kerk en onze naasten en ter bevordering van Gods eer en van onze hoogste belangen, dalen eniglijk af van den Vader der lichten, Wie wij eniglijk daarvan als den oorsprong te erkennen hebben en nederig te danken. Al wat de menselijke voorzorg treffelijk uitvoert, moet aan de bestiering der Goddelijke Voorzienigheid worden toegeschreven. God, die den akkerman zijn wijze van landbouw leert, geeft den Staatsman ook de lessen op, om wel te regeren..
Vers 5
5. Zo gaf mijn God in mijn hart 1), dat ik de edelen en de overheden, en het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen, ene lijst te maken van de uit de gevangenis teruggekeerden, om daardoor de grondslagen tot verdere maatregelen ter vermeerdering der bevolking te leggen; en ik vond het geslachtsregister dergenen, die in het eerst waren opgetogen, zo als het in Ezra 2:1 is opgetekend; en vond daarin geschreven aldus:1) Alle goede gaven en volmaakte giften niet alleen, maar ook de goede gedachten, voornemens en maatregelen, ten nutte en beste van Gods Kerk en onze naasten en ter bevordering van Gods eer en van onze hoogste belangen, dalen eniglijk af van den Vader der lichten, Wie wij eniglijk daarvan als den oorsprong te erkennen hebben en nederig te danken. Al wat de menselijke voorzorg treffelijk uitvoert, moet aan de bestiering der Goddelijke Voorzienigheid worden toegeschreven. God, die den akkerman zijn wijze van landbouw leert, geeft den Staatsman ook de lessen op, om wel te regeren..
Vers 6
6. a) Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijne stad;a) Ezra 2:1.
Vers 6
6. a) Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijne stad;a) Ezra 2:1.
Vers 7
7. Welke kwamen met Zerubbabel, Jezua, Nehemia, Azaria, Ramja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehum en Baëna. Dit is het getal der mannen van het volk van Israël.Tussen dit Hoofdstuk en Ezra 2:1 is nog al enig verschil; maar hierbij is op te merken, dat de telling in Ezra geschiedde in Chaldea v rdat de Joden hunnen terugtocht aanvingen, en die in Nehemia na hun aankomst in Jeruzalem. Omdat er sommigen achterbleven, die eerst hadden besloten om te gaan, en anderen onderweg stierven, is bij sommige opgaven der geslachten het aantal minder bij Nehemia; daar er later nog meer vertrokken, wordt bij andere geslachten het getal weer groter.
Vers 7
7. Welke kwamen met Zerubbabel, Jezua, Nehemia, Azaria, Ramja, Nahamani, Mordechai, Bilsan, Mispereth, Bigvai, Nehum en Baëna. Dit is het getal der mannen van het volk van Israël.Tussen dit Hoofdstuk en Ezra 2:1 is nog al enig verschil; maar hierbij is op te merken, dat de telling in Ezra geschiedde in Chaldea v rdat de Joden hunnen terugtocht aanvingen, en die in Nehemia na hun aankomst in Jeruzalem. Omdat er sommigen achterbleven, die eerst hadden besloten om te gaan, en anderen onderweg stierven, is bij sommige opgaven der geslachten het aantal minder bij Nehemia; daar er later nog meer vertrokken, wordt bij andere geslachten het getal weer groter.
Vers 8
8. De kinderen van Parhos waren twee duizend honderd twee en zeventig.Vers 8
8. De kinderen van Parhos waren twee duizend honderd twee en zeventig.Vers 9
9. De kinderen van Sefatja, drie honderd twee en zeventig.Vers 9
9. De kinderen van Sefatja, drie honderd twee en zeventig.Vers 10
10. De kinderen van Arach, zes honderd twee en vijftig.Vers 10
10. De kinderen van Arach, zes honderd twee en vijftig.Vers 11
11. De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend acht honderd en achttien.Vers 11
11. De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee duizend acht honderd en achttien.Vers 12
12. De kinderen van Elam, duizend twee honderd vier en vijftigVers 12
12. De kinderen van Elam, duizend twee honderd vier en vijftigVers 13
13. De kinderen van Zatthu, acht honderd vijf en veertig.Vers 13
13. De kinderen van Zatthu, acht honderd vijf en veertig.Vers 14
14. De kinderen van Zakkai, zeven honderd en zestig.Vers 14
14. De kinderen van Zakkai, zeven honderd en zestig.Vers 15
15. De kinderen van Binnui, zes honderd acht en veertig.Vers 15
15. De kinderen van Binnui, zes honderd acht en veertig.Vers 70
70. Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha, Zerubbabel, gaf tot den schat, aan goud, duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijf honderd en dertig priesterrokken.Vers 70
70. Een deel nu van de hoofden der vaderen gaven tot het werk. Hattirsatha, Zerubbabel, gaf tot den schat, aan goud, duizend drachmen, vijftig sprengbekkens, vijf honderd en dertig priesterrokken.Vers 71
71. En anderen van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, om in de kosten van den bouw te voorzien, aan goud twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en twee honderd ponden.Vers 71
71. En anderen van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, om in de kosten van den bouw te voorzien, aan goud twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en twee honderd ponden.Vers 72
72. En wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken.Vers 72
72. En wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken.Vers 73
73. En de priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans Israël, woonden in hun steden.Na deze registers in bovenstaand hoofdstuk, die uit hetzelfde gedenkschrift genomen zijn, ontbreekt het verdere bericht, welke maatregelen Nehemia tot betere bevolking der stad heeft genomen, hier eensklaps af; de voortzetting volgt eerst in Nehemiah 11:1 zodat Nehemiah 8:1-10 als een tussenverhaal stuk is te beschouwen..
1 Als nu, nadat op den 25sten der maand Elul of September van het jaar 444 v. Chr. de muren voltooid, de deuren in de poorten opgehangen, en de wachters besteld waren (Nehemiah 6:15; Nehemiah 7:1),de zevende maand Tisri of Oktober (Exodus 12:2 ) aankwam, en de kinderen Israël's in hun steden waren (Nehemiah 7:73),
2.
Vers 73
73. En de priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans Israël, woonden in hun steden.Na deze registers in bovenstaand hoofdstuk, die uit hetzelfde gedenkschrift genomen zijn, ontbreekt het verdere bericht, welke maatregelen Nehemia tot betere bevolking der stad heeft genomen, hier eensklaps af; de voortzetting volgt eerst in Nehemiah 11:1 zodat Nehemiah 8:1-10 als een tussenverhaal stuk is te beschouwen..
1 Als nu, nadat op den 25sten der maand Elul of September van het jaar 444 v. Chr. de muren voltooid, de deuren in de poorten opgehangen, en de wachters besteld waren (Nehemiah 6:15; Nehemiah 7:1),de zevende maand Tisri of Oktober (Exodus 12:2 ) aankwam, en de kinderen Israël's in hun steden waren (Nehemiah 7:73),
2.