Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jozua 1

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 1

Joshua 1:1.

JOZUA WORDT IN ZIJN ROEPING GESTERKT.

I. Joshua 1:1-Joshua 1:9. Spoedig na de dood van Mozes ontvangt Jozua het bevel van God, het volk het beloofde land in te voeren, en dat land te verdelen; hem wordt de Goddelijke hulp tot dit werk toegezegd, maar hij wordt ook vermaand, om de wet trouw te zijn.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOZUA 1

Joshua 1:1.

JOZUA WORDT IN ZIJN ROEPING GESTERKT.

I. Joshua 1:1-Joshua 1:9. Spoedig na de dood van Mozes ontvangt Jozua het bevel van God, het volk het beloofde land in te voeren, en dat land te verdelen; hem wordt de Goddelijke hulp tot dit werk toegezegd, maar hij wordt ook vermaand, om de wet trouw te zijn.

Vers 1

1. Het geschiedde nu, na a) de (1447 v. Chr.) dood van Mozes, de knecht des HEEREN, toen de 30 treurdagen (Deuteronomy 34:8), geëindigd waren, dat de HEERE, waarschijnlijk in een gezicht des nachts, tot Jozua, 1) de zoon van Hun, uit de stam Efraïm (Numbers 14:9,Numbers 14:17) de dienaar van Mozes (Exodus 17:9, Numbers 11:28) en geroepen opvolger, sprak,2) zeggende:

a) Deuteronomy 1:38

1) Jozua werd vroeger Hosea (Numbers 13:16) genoemd, hetgeen betekent "gered" of "redder", maar later heeft Mozes, zonder twijfel geleid door een profetische geest, zijn naam veranderd in Jozua, hetgeen betekent: "Jehova zal redden" of "de redding van Jehova". Zonder twijfel zag hij daarop dat Jozua een instrument in de hand van God zou zijn, om Israël te redden van de hand van de vijanden, en het van overwinning tot overwinning over de verschillende Kananitische volken te leiden, totdat Hij het in het bezit van het heilige land stelde.

Allereerst toont God hier Zijn voortdurende zorg voor Zijn volk, door het te blijven begenadigen en voor zijn heil zorg te dragen. Want dat Hij Jozua, de nieuwe leider, door het herhalen van de bevelen bevestigt, heeft betrekking op de voortdurende gang van zijn gunst, opdat zij niet zouden menen, dat zij, na Mozes dood aan zichzelf waren overgelaten.

Want wel had Hij Jozua uitverkoren, om Zijn volk te besturen, maar niet alleen heeft Hij hem het ambt opgelegd, maar zelfs voorziet Hij hem ook van geestelijke goederen.

Maar omdat ook de dappersten, ofschoon zij goed zijn toegerust, als zij voor het feit komen te staan wel eens aarzelen of wankelen, daarom was deze vermaning geenszins overbodig, opdat Jozua zich spoedig voor de onderneming zou klaarmaken. Evenwel hierdoor werd zijn roeping voor de tweede maal bevestigd, maar hierom ook had dit plaats, opdat het volk niet zou aarzelen, welgemoed zijn leidsman te volgen, van wie het zag, dat hij geen voet verzette, tenzij God hem voorging..

2) Het spreken van de Heere tot Jozua moet onderscheiden worden van dat tot Mozes. Van Mozes alleen wordt gezegd, dat God met hem sprak als van aangezicht tot aangezicht. Het spreken tot Jozua geschiedde, zoals dit had plaats gehad met Abraham en de andere Bijbelheiligen, echter niet door middel van de Hogepriester door de Uriem en Tummim, maar onmiddellijk.

Vers 1

1. Het geschiedde nu, na a) de (1447 v. Chr.) dood van Mozes, de knecht des HEEREN, toen de 30 treurdagen (Deuteronomy 34:8), geëindigd waren, dat de HEERE, waarschijnlijk in een gezicht des nachts, tot Jozua, 1) de zoon van Hun, uit de stam Efraïm (Numbers 14:9,Numbers 14:17) de dienaar van Mozes (Exodus 17:9, Numbers 11:28) en geroepen opvolger, sprak,2) zeggende:

a) Deuteronomy 1:38

1) Jozua werd vroeger Hosea (Numbers 13:16) genoemd, hetgeen betekent "gered" of "redder", maar later heeft Mozes, zonder twijfel geleid door een profetische geest, zijn naam veranderd in Jozua, hetgeen betekent: "Jehova zal redden" of "de redding van Jehova". Zonder twijfel zag hij daarop dat Jozua een instrument in de hand van God zou zijn, om Israël te redden van de hand van de vijanden, en het van overwinning tot overwinning over de verschillende Kananitische volken te leiden, totdat Hij het in het bezit van het heilige land stelde.

Allereerst toont God hier Zijn voortdurende zorg voor Zijn volk, door het te blijven begenadigen en voor zijn heil zorg te dragen. Want dat Hij Jozua, de nieuwe leider, door het herhalen van de bevelen bevestigt, heeft betrekking op de voortdurende gang van zijn gunst, opdat zij niet zouden menen, dat zij, na Mozes dood aan zichzelf waren overgelaten.

Want wel had Hij Jozua uitverkoren, om Zijn volk te besturen, maar niet alleen heeft Hij hem het ambt opgelegd, maar zelfs voorziet Hij hem ook van geestelijke goederen.

Maar omdat ook de dappersten, ofschoon zij goed zijn toegerust, als zij voor het feit komen te staan wel eens aarzelen of wankelen, daarom was deze vermaning geenszins overbodig, opdat Jozua zich spoedig voor de onderneming zou klaarmaken. Evenwel hierdoor werd zijn roeping voor de tweede maal bevestigd, maar hierom ook had dit plaats, opdat het volk niet zou aarzelen, welgemoed zijn leidsman te volgen, van wie het zag, dat hij geen voet verzette, tenzij God hem voorging..

2) Het spreken van de Heere tot Jozua moet onderscheiden worden van dat tot Mozes. Van Mozes alleen wordt gezegd, dat God met hem sprak als van aangezicht tot aangezicht. Het spreken tot Jozua geschiedde, zoals dit had plaats gehad met Abraham en de andere Bijbelheiligen, echter niet door middel van de Hogepriester door de Uriem en Tummim, maar onmiddellijk.

Vers 2

2. Mijn knecht Mozes is gestorven en zo is de tijd gekomen, dat gij, in plaats van te rouwklagen, uw ambt aanvaardt; maak u nu op, trek over deze Jordaan, die voor u ligt, gij en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, de kinderen van Israël, geef, dat ik hun te geven beloofd heb en nu ook werkelijk geven wil.

1) Jozua tegenover Mozes. Een tweede Mozes had Israël thans niet meer nodig, maar alleen een hand die met wijsheid voltooide, wat Mozes begonnen had en door zijn dood verhinderd was te voleindigen; een hart, dat de grote gedachte van die grote Geest verstaan en zo veel mogelijk in zich opgenomen had; een voet, die niet aarzelde om het moeilijke spoor te betreden, nog v r zijn heengaan door de vinger van Mozes gewezen. Wat Israël thans mocht wensen, het was v r alle dingen (men versta het woord slechts niet verkeerd) een werktuig, om de belofte van God aan Abraham geheel te vervullen; een roede van God over de zonden van de Amorieten; een bouwmeester, die geen nieuwe plannen ontwerpt, maar het bestek voltooit, waarvan zijn voorganger, naar menselijke berekening, al te vroegtijdig werd afgeroepen. Zo'n man moest minder een zelfstandige, kolossale grootheid nevens of boven andere grootheden zijn, maar een meer bescheiden, ofschoon nog altijd uitstekende plaats in het midden van zijn broeders innemen. Wanneer wij Jozua en Mozes tegenover elkaar plaatsen, het bewijst voor de eerstgenoemde niet weinig, dat het hem lukt de liefde, de gehoorzaamheid, het vertrouwen van het volk in nog hoger mate dan de zoon ven Amram te winnen. Mozes kan geen veertig dagen op de berg van de wetgeving toeven, of het volk verbreekt het verbond van de Heere en slaat telkens opnieuw aan het muiten; Jozua integendeel-"het volk dient de Heere al de dagen van zijn leven en al de dagen van de oudsten, die lang na Jozua leefden en het werk van de Heere gezien hadden" (Joshua 24:31). Geen toon van opstand wordt, zover wij weten tegen zijn voorschriften aangeheven; zelfs aan zijn strengste maatregelen onderwerpt men zich zonder hoorbare tegenspraak; hij wordt niet slechts diep betreurd na zijn dood, maar bij zijn leven door allen geëerd. Bewijst het niet veel voor Jozua, dat hij zulke harten zo vast en zo lange tijd wist te boeien, en ook de verkeerdheid van het volk wist te dragen, zonder dat hij zelfs een enkele maal, zoals Mozes te Kades, in drift en wrevel zichzelf vergat? Zo'n man verdient, voorwaar, een ereplaats onder de allergrootsten van ons geslacht te bekleden, zoals de maan in glans en luister de schitterendste sterren te boven gaat, al kan zij ook de zon, van wie zij haar glans ontleent, niet nabij komen, al schijnt zij zelfs bloedrood van kleur.

Vers 2

2. Mijn knecht Mozes is gestorven en zo is de tijd gekomen, dat gij, in plaats van te rouwklagen, uw ambt aanvaardt; maak u nu op, trek over deze Jordaan, die voor u ligt, gij en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, de kinderen van Israël, geef, dat ik hun te geven beloofd heb en nu ook werkelijk geven wil.

1) Jozua tegenover Mozes. Een tweede Mozes had Israël thans niet meer nodig, maar alleen een hand die met wijsheid voltooide, wat Mozes begonnen had en door zijn dood verhinderd was te voleindigen; een hart, dat de grote gedachte van die grote Geest verstaan en zo veel mogelijk in zich opgenomen had; een voet, die niet aarzelde om het moeilijke spoor te betreden, nog v r zijn heengaan door de vinger van Mozes gewezen. Wat Israël thans mocht wensen, het was v r alle dingen (men versta het woord slechts niet verkeerd) een werktuig, om de belofte van God aan Abraham geheel te vervullen; een roede van God over de zonden van de Amorieten; een bouwmeester, die geen nieuwe plannen ontwerpt, maar het bestek voltooit, waarvan zijn voorganger, naar menselijke berekening, al te vroegtijdig werd afgeroepen. Zo'n man moest minder een zelfstandige, kolossale grootheid nevens of boven andere grootheden zijn, maar een meer bescheiden, ofschoon nog altijd uitstekende plaats in het midden van zijn broeders innemen. Wanneer wij Jozua en Mozes tegenover elkaar plaatsen, het bewijst voor de eerstgenoemde niet weinig, dat het hem lukt de liefde, de gehoorzaamheid, het vertrouwen van het volk in nog hoger mate dan de zoon ven Amram te winnen. Mozes kan geen veertig dagen op de berg van de wetgeving toeven, of het volk verbreekt het verbond van de Heere en slaat telkens opnieuw aan het muiten; Jozua integendeel-"het volk dient de Heere al de dagen van zijn leven en al de dagen van de oudsten, die lang na Jozua leefden en het werk van de Heere gezien hadden" (Joshua 24:31). Geen toon van opstand wordt, zover wij weten tegen zijn voorschriften aangeheven; zelfs aan zijn strengste maatregelen onderwerpt men zich zonder hoorbare tegenspraak; hij wordt niet slechts diep betreurd na zijn dood, maar bij zijn leven door allen geëerd. Bewijst het niet veel voor Jozua, dat hij zulke harten zo vast en zo lange tijd wist te boeien, en ook de verkeerdheid van het volk wist te dragen, zonder dat hij zelfs een enkele maal, zoals Mozes te Kades, in drift en wrevel zichzelf vergat? Zo'n man verdient, voorwaar, een ereplaats onder de allergrootsten van ons geslacht te bekleden, zoals de maan in glans en luister de schitterendste sterren te boven gaat, al kan zij ook de zon, van wie zij haar glans ontleent, niet nabij komen, al schijnt zij zelfs bloedrood van kleur.

Vers 3

3. a) Elke plaats, waarop uw voetzool treden zal, 1) geen enkele voetbreedte uitgezonderd, heb Ik u gegeven, 2) zoals Ik tot Mozes gesproken heb. (Deuteronomy 11:24).

a) Joshua 14:9

1) Hiermee wil de Heere God zeggen, dat het gehele land hun eigendom zal worden. Ook het geringste stuk grond zal hun ten deel vallen.

2) Hiermee wordt gewezen op het Goddelijk Raadsbesluit, dat reeds lang te voren was genomen en nu zal worden uitgevoerd.

Vers 3

3. a) Elke plaats, waarop uw voetzool treden zal, 1) geen enkele voetbreedte uitgezonderd, heb Ik u gegeven, 2) zoals Ik tot Mozes gesproken heb. (Deuteronomy 11:24).

a) Joshua 14:9

1) Hiermee wil de Heere God zeggen, dat het gehele land hun eigendom zal worden. Ook het geringste stuk grond zal hun ten deel vallen.

2) Hiermee wordt gewezen op het Goddelijk Raadsbesluit, dat reeds lang te voren was genomen en nu zal worden uitgevoerd.

Vers 4

4. Van de woestijn Zin, in het zuiden (Numbers 34:3 vergelijk Numbers 13:1 en deze 1)van uw huidige legerplaats zichtbare Libanon af, in het westen, tot aan de grote rivier, de rivier Frath, de Eufraat, in het noorden, het gehele, tussen de drie opgenoemde punten gelegen land van de Hethieten2) en andere Kananieten (Deuteronomy 1:8, en tot aan de grote, Middellandse Zee, tegen de ondergang van de zon, het westen, zal uw gebied zijn (Genesis 15:18).

1) In het Hebreeuws Hazzh. Deze hier, omdat van de plaats, waar Jozua stond, het gebergte, dat hier genoemd wordt, zichtbaar was.

2)Hethieten. Dit volk wordt alleen genoemd, maar duidt het gehele volk van Kanan aan. Hethieten staat hier voor Kananieten.

Vers 4

4. Van de woestijn Zin, in het zuiden (Numbers 34:3 vergelijk Numbers 13:1 en deze 1)van uw huidige legerplaats zichtbare Libanon af, in het westen, tot aan de grote rivier, de rivier Frath, de Eufraat, in het noorden, het gehele, tussen de drie opgenoemde punten gelegen land van de Hethieten2) en andere Kananieten (Deuteronomy 1:8, en tot aan de grote, Middellandse Zee, tegen de ondergang van de zon, het westen, zal uw gebied zijn (Genesis 15:18).

1) In het Hebreeuws Hazzh. Deze hier, omdat van de plaats, waar Jozua stond, het gebergte, dat hier genoemd wordt, zichtbaar was.

2)Hethieten. Dit volk wordt alleen genoemd, maar duidt het gehele volk van Kanan aan. Hethieten staat hier voor Kananieten.

Vers 5

5. Niemand van de huidige inwoners, van wie gij het gebied te veroveren hebt, zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen van uw leven 1) (Deuteronomy 11:25); zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. a)Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten (Deuteronomy 31:8).

a)Hebrews 13:5,Hebrews 13:6

1) Daar hij te doen had met vele en woeste vijanden, was het noodzakelijk, Jozua op bijzondere wijze zo'n vertrouwen te schenken. Overigens wat God beloofd had over de te veroveren grond, zou onmiddellijk door deze bezorgdheid kunnen verdonkerd worden: maar wat een zware taak is het zoveel volken te verslaan! Daarom wordt deze moeilijkheid uit de weg geruimd. En opdat Hij alle twijfel des te beter zou wegnemen, wijst Hij op de overwinningen van Mozes, waardoor God heeft getoond, dat het voor Hem volstrekt geen moeilijke zaak is, om wie weet hoeveel troepen en legermachten te verstrooien. Daarom wordt Jozua bevolen, te kijken naar de hulp, die God aan Mozes heeft verleend, hoe de uitslag van de oorlogen is geweest, die Hij onder Zijn leiding en op Zijn gezag had ondernomen.

Vers 5

5. Niemand van de huidige inwoners, van wie gij het gebied te veroveren hebt, zal voor uw aangezicht bestaan al de dagen van uw leven 1) (Deuteronomy 11:25); zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. a)Ik zal u niet begeven en zal u niet verlaten (Deuteronomy 31:8).

a)Hebrews 13:5,Hebrews 13:6

1) Daar hij te doen had met vele en woeste vijanden, was het noodzakelijk, Jozua op bijzondere wijze zo'n vertrouwen te schenken. Overigens wat God beloofd had over de te veroveren grond, zou onmiddellijk door deze bezorgdheid kunnen verdonkerd worden: maar wat een zware taak is het zoveel volken te verslaan! Daarom wordt deze moeilijkheid uit de weg geruimd. En opdat Hij alle twijfel des te beter zou wegnemen, wijst Hij op de overwinningen van Mozes, waardoor God heeft getoond, dat het voor Hem volstrekt geen moeilijke zaak is, om wie weet hoeveel troepen en legermachten te verstrooien. Daarom wordt Jozua bevolen, te kijken naar de hulp, die God aan Mozes heeft verleend, hoe de uitslag van de oorlogen is geweest, die Hij onder Zijn leiding en op Zijn gezag had ondernomen.

Vers 6

6. Wees 1) dan sterk en heb goede moed! (Deuteronomy 31:7,Deuteronomy 31:23); want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen, hun te geven.

1) De vermaning, om dapper te zijn, wordt eraan toegevoegd en wel herhaaldelijk, opdat zij des te meer zou klemmen. Ja, de belofte wordt nog met andere woorden erbij gegeven, waar Jozua in zijn roeping wordt bevestigd, opdat hij zijn last niet twijfelend zou aanvaarden, waarvan hij weet, dat zij hem van Gods wege op de schouders was gelegd, of ook, indien hij met moeilijkheden zou worstelen, dat hij niet midden in de uitvoering van het werk zou blijven steken. Want het zou niet genoeg geweest zijn, zich van begin af aan krachtig aan te gorden, indien hij niet tegelijk goed toegerust had doorgezet. Want, ofschoon het een eigenschap van het geloof is, ons te bezielen, om krachtig te handelen, zoals het ongeloof op zijn beurt door talmen en lafhartigheid wordt geopenbaard, zo is het uit deze plaats op te maken, dat het niet genoeg is, dat de belofte slechts werkzaam zij, indien niet de prikkel van de vermaning erbij komt. Want indien Jozua, wiens vurigheid overigens buitengewoon was, moest opgewekt worden om zijn plicht te volbrengen, hoeveel te meer behoren wij geprikkeld te worden, die met zo grote luiheid werken.

Niet met een enkel woord, maar met zeer veel woorden wekt de Heere God Zijn dienstknecht op. Israël zal Kanan bezitten. Zo lagen de plannen van God en nu zal God omwille van Zichzelf aan de spits treden, om Zijn volk, niettegenstaande hun zonden en ongerechtigheden, het beloofde land te schenken.

Vers 6

6. Wees 1) dan sterk en heb goede moed! (Deuteronomy 31:7,Deuteronomy 31:23); want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen, hun te geven.

1) De vermaning, om dapper te zijn, wordt eraan toegevoegd en wel herhaaldelijk, opdat zij des te meer zou klemmen. Ja, de belofte wordt nog met andere woorden erbij gegeven, waar Jozua in zijn roeping wordt bevestigd, opdat hij zijn last niet twijfelend zou aanvaarden, waarvan hij weet, dat zij hem van Gods wege op de schouders was gelegd, of ook, indien hij met moeilijkheden zou worstelen, dat hij niet midden in de uitvoering van het werk zou blijven steken. Want het zou niet genoeg geweest zijn, zich van begin af aan krachtig aan te gorden, indien hij niet tegelijk goed toegerust had doorgezet. Want, ofschoon het een eigenschap van het geloof is, ons te bezielen, om krachtig te handelen, zoals het ongeloof op zijn beurt door talmen en lafhartigheid wordt geopenbaard, zo is het uit deze plaats op te maken, dat het niet genoeg is, dat de belofte slechts werkzaam zij, indien niet de prikkel van de vermaning erbij komt. Want indien Jozua, wiens vurigheid overigens buitengewoon was, moest opgewekt worden om zijn plicht te volbrengen, hoeveel te meer behoren wij geprikkeld te worden, die met zo grote luiheid werken.

Niet met een enkel woord, maar met zeer veel woorden wekt de Heere God Zijn dienstknecht op. Israël zal Kanan bezitten. Zo lagen de plannen van God en nu zal God omwille van Zichzelf aan de spits treden, om Zijn volk, niettegenstaande hun zonden en ongerechtigheden, het beloofde land te schenken.

Vers 7

7. Alleen wees sterk en heb zeer goede moed, uw arbeid zal niet vruchteloos zijn, 1) maar wees dan ook vaardig en wakker, dat gij waarneemt te doen naar de gehele wet, die Mozes Mijn knecht naar Mijn wil u, zowel als het volk, geboden heeft, en wijk daarvan niet ter rechter-, noch ter linkerhand; want het is de rechte weg, opdat gij verstandig handelt alom, weer gij zult gaan2) (Deuteronomy 28:13vv., 4:5vv.).

1) Jozua, toentertijd ongeveer 93 jaar, had geen bang en zwak karakter; reeds in de strijd tegen Amalek had hij bewezen een held te zijn (Exodus 17:8vv.), en bij de verspieding van Kanan moed en beradenheid te over aan de dag gelegd (Numbers 14:6vv.). Maar terwijl hij tot nog toe door de sterke arm van Mozes was geleid, zou hij van nu af de last alleen op zich nemen om Israël te leiden, en hoe zwaar dit was, ja! dat wist hij wel het best, hij die 40 jaar lang Mozes ter zijde gestaan en gezien had, dat ook deze krachtige held menigmaal in het gevaar had verkeerd, om onder de last van zijn ambt te bezwijken (Numbers 11:11vv.). Daarom zal hij wel `s avonds van de laatste van die treurige dagen (Deuteronomy 34:8) onder vele kommervolle gedachten, hoe hij zijn ambt toch waarnemen zou, zijn ingesluimerd. Doch God geeft genade aan de ootmoedigen, en zo openbaart Hij zich ook hier aan Jozua in een nachtelijk gezicht, en neemt hem door een moedgevende toespraak alle zorgen van het hart. Wat een verschil tussen Jozua en de meeste krijgsoversten in de wereld, die zich op de sterkte van het paard, op de benen van hun soldaten, op hun schatten, vestingen en oefeningen verlaten en zo voor al het andere moeten leren, dat een soldaat mens en niet God is, hun paarden vlees zijn en niet geest, dat de dag van de bezoeking van de Heere gaat over hoge torens en sterke muren; dat de Heere schatten te grabbel kan werpen, de wijzen in hun arglistigheid vangen kan en dat de overwinning van Hem is (Isaiah 31:3; Isaiah 2:15 Jeremiah 15:13 Job 5:13 Proverbs 21:31 Jeremiah 9:23 Ecclesiastes 9:11). Wanneer zij dit niet erkennen dat God de eer moet ontvangen, dan mag het hun zo lang goed gaan, totdat door hen de oordelen van God over andere goddelozen gebracht zijn: maar dan zullen zij verbroken worden als een bijl, die zich beroemt tegen hem, die daarmee hakt, en als een zeug, die pocht tegen hem, die haar trekt (Isaiah 10:15), zij zullen als vijanden van Jezus voor de voetbank van Zijn voeten neergeworpen worden. Zo ging het Jozua niet. Hij was ook bij zijn hoge waardigheid en macht nederig, daarom werd hij door God verhoogd; hij zocht de eer van God, daarom gaf God hem eeuwige eer; hij stelde zijn vertrouwen op de levende God, daarom was zijn geluk blijvend

2) Al wie zich richt naar Gods woord, handelt wijs en gelukkig, en wie zich door zijn eigen goeddunken leiden laat, handelt dwaas en ijdel. Wij weten niet hoe het met onze zaak gesteld is, welke wij zonder Gods wet alleen naar onze eigen zin doen; wij weten niet of zij God aangenaam is, wij slaan in de lucht, wij gaan af op iets dat onzeker is, als wij iets doen naar onze zin, ja! wij zijn er zeker van dat het God niet behaagt al wat wij zo doen.

Vers 7

7. Alleen wees sterk en heb zeer goede moed, uw arbeid zal niet vruchteloos zijn, 1) maar wees dan ook vaardig en wakker, dat gij waarneemt te doen naar de gehele wet, die Mozes Mijn knecht naar Mijn wil u, zowel als het volk, geboden heeft, en wijk daarvan niet ter rechter-, noch ter linkerhand; want het is de rechte weg, opdat gij verstandig handelt alom, weer gij zult gaan2) (Deuteronomy 28:13vv., 4:5vv.).

1) Jozua, toentertijd ongeveer 93 jaar, had geen bang en zwak karakter; reeds in de strijd tegen Amalek had hij bewezen een held te zijn (Exodus 17:8vv.), en bij de verspieding van Kanan moed en beradenheid te over aan de dag gelegd (Numbers 14:6vv.). Maar terwijl hij tot nog toe door de sterke arm van Mozes was geleid, zou hij van nu af de last alleen op zich nemen om Israël te leiden, en hoe zwaar dit was, ja! dat wist hij wel het best, hij die 40 jaar lang Mozes ter zijde gestaan en gezien had, dat ook deze krachtige held menigmaal in het gevaar had verkeerd, om onder de last van zijn ambt te bezwijken (Numbers 11:11vv.). Daarom zal hij wel `s avonds van de laatste van die treurige dagen (Deuteronomy 34:8) onder vele kommervolle gedachten, hoe hij zijn ambt toch waarnemen zou, zijn ingesluimerd. Doch God geeft genade aan de ootmoedigen, en zo openbaart Hij zich ook hier aan Jozua in een nachtelijk gezicht, en neemt hem door een moedgevende toespraak alle zorgen van het hart. Wat een verschil tussen Jozua en de meeste krijgsoversten in de wereld, die zich op de sterkte van het paard, op de benen van hun soldaten, op hun schatten, vestingen en oefeningen verlaten en zo voor al het andere moeten leren, dat een soldaat mens en niet God is, hun paarden vlees zijn en niet geest, dat de dag van de bezoeking van de Heere gaat over hoge torens en sterke muren; dat de Heere schatten te grabbel kan werpen, de wijzen in hun arglistigheid vangen kan en dat de overwinning van Hem is (Isaiah 31:3; Isaiah 2:15 Jeremiah 15:13 Job 5:13 Proverbs 21:31 Jeremiah 9:23 Ecclesiastes 9:11). Wanneer zij dit niet erkennen dat God de eer moet ontvangen, dan mag het hun zo lang goed gaan, totdat door hen de oordelen van God over andere goddelozen gebracht zijn: maar dan zullen zij verbroken worden als een bijl, die zich beroemt tegen hem, die daarmee hakt, en als een zeug, die pocht tegen hem, die haar trekt (Isaiah 10:15), zij zullen als vijanden van Jezus voor de voetbank van Zijn voeten neergeworpen worden. Zo ging het Jozua niet. Hij was ook bij zijn hoge waardigheid en macht nederig, daarom werd hij door God verhoogd; hij zocht de eer van God, daarom gaf God hem eeuwige eer; hij stelde zijn vertrouwen op de levende God, daarom was zijn geluk blijvend

2) Al wie zich richt naar Gods woord, handelt wijs en gelukkig, en wie zich door zijn eigen goeddunken leiden laat, handelt dwaas en ijdel. Wij weten niet hoe het met onze zaak gesteld is, welke wij zonder Gods wet alleen naar onze eigen zin doen; wij weten niet of zij God aangenaam is, wij slaan in de lucht, wij gaan af op iets dat onzeker is, als wij iets doen naar onze zin, ja! wij zijn er zeker van dat het God niet behaagt al wat wij zo doen.

Vers 8

8. Dat het boek van deze door Mozes geschreven wet, ook in al wat de overheden en leidslieden van het volk aangaat (Deuteronomy 17:14vv.), niet wijkt van uw mond, 1) dat gij nimmer zult ophouden het stil voor u zelf te lezen en het luid het volk te verkondigen (Deuteronomy 6:6vv., 11:18vv.); maar overleg het dag en nacht (Psalms 1:2), opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is. Want dan zult gij uw wegen voorspoedig maken, 2)uw ondernemingen met een gelukkig einde bekroond zien, en dan zult gij verstandig handelen, uw zaken beginnen en volvoeren.

1) God, de Heere, wil hiermee tegen Jozua zeggen, dat het Hem niet genoeg is, dat het Woord in zijn mond is, maar het moet ook betracht worden. Het Woord van God moet niet alleen met de mond beleden, maar als geschreven zijn op de tafel van het hart, opdat het leven zij naar het Woord van God.

2) Al wie Gods licht en leiding wil genieten zonder zich als Jozua, aan het boek van de wet te houden, vervalt in een toestand van dweperij en wordt door zijn fantasie en door dwalende geesten jammerlijk bedrogen. Al wie dus recht wil wandelen, onderwerpe in geloof en gehoorzaamheid zijn verstand en zijn wil aan het geschreven woord van God, en geniete daarbij de gemeenschap met God, de Vader door Christus, in de Heilige Geest.

Vers 8

8. Dat het boek van deze door Mozes geschreven wet, ook in al wat de overheden en leidslieden van het volk aangaat (Deuteronomy 17:14vv.), niet wijkt van uw mond, 1) dat gij nimmer zult ophouden het stil voor u zelf te lezen en het luid het volk te verkondigen (Deuteronomy 6:6vv., 11:18vv.); maar overleg het dag en nacht (Psalms 1:2), opdat gij waarneemt te doen naar alles, wat daarin geschreven is. Want dan zult gij uw wegen voorspoedig maken, 2)uw ondernemingen met een gelukkig einde bekroond zien, en dan zult gij verstandig handelen, uw zaken beginnen en volvoeren.

1) God, de Heere, wil hiermee tegen Jozua zeggen, dat het Hem niet genoeg is, dat het Woord in zijn mond is, maar het moet ook betracht worden. Het Woord van God moet niet alleen met de mond beleden, maar als geschreven zijn op de tafel van het hart, opdat het leven zij naar het Woord van God.

2) Al wie Gods licht en leiding wil genieten zonder zich als Jozua, aan het boek van de wet te houden, vervalt in een toestand van dweperij en wordt door zijn fantasie en door dwalende geesten jammerlijk bedrogen. Al wie dus recht wil wandelen, onderwerpe in geloof en gehoorzaamheid zijn verstand en zijn wil aan het geschreven woord van God, en geniete daarbij de gemeenschap met God, de Vader door Christus, in de Heilige Geest.

Vers 9

9. Heb Ik het u in de zo-even gesproken woorden niet bevolen? 1) Wees sterk en heb goede moed, en, als Mijn woorden enige invloed op u kunnen uitoefenen, verschrik niet voor de zo vreselijke taak, om een geheel volk uit zijn land uit te roeien, en ontzet u niet over versterkte steden en strijdbare legers, want de HEERE, uw God, is met u overal, waar gij heengaat.

1) Door het wijzen op het feit, dat de Heere God hem geroepen had, ontvangt Jozua zijdelings de stellige belofte, dat zijn werk zeker zal slagen; dat hij voorspoedig zal zijn in al zijn arbeid en in de Godsspraak, die hij ten uitvoer zal brengen.

II. Joshua 1:10-Joshua 1:18. Wanneer Jozua nu zijn eerste maatregelen neemt, om over de Jordaan te gaan, leggen de hoofdlieden van het volk, die hij om zich heeft verzameld de belofte van onbepaald vertrouwen en gehoorzaamheid af, terwijl de 2 stam, die reeds aan deze zijde van de rivier hun erfdeel hebben ontvangen, hem hun hulp bij de verovering van het land toezeggen.

Vers 9

9. Heb Ik het u in de zo-even gesproken woorden niet bevolen? 1) Wees sterk en heb goede moed, en, als Mijn woorden enige invloed op u kunnen uitoefenen, verschrik niet voor de zo vreselijke taak, om een geheel volk uit zijn land uit te roeien, en ontzet u niet over versterkte steden en strijdbare legers, want de HEERE, uw God, is met u overal, waar gij heengaat.

1) Door het wijzen op het feit, dat de Heere God hem geroepen had, ontvangt Jozua zijdelings de stellige belofte, dat zijn werk zeker zal slagen; dat hij voorspoedig zal zijn in al zijn arbeid en in de Godsspraak, die hij ten uitvoer zal brengen.

II. Joshua 1:10-Joshua 1:18. Wanneer Jozua nu zijn eerste maatregelen neemt, om over de Jordaan te gaan, leggen de hoofdlieden van het volk, die hij om zich heeft verzameld de belofte van onbepaald vertrouwen en gehoorzaamheid af, terwijl de 2 stam, die reeds aan deze zijde van de rivier hun erfdeel hebben ontvangen, hem hun hulp bij de verovering van het land toezeggen.

Vers 10

10. Toen hij door deze woorden van de Heere bemoedigd was om zijn werk dadelijk te beginnen, gebood Jozua de ambt- of hoofdlieden van het volk, die als schrijvers van de geslachtsregisters, niet alleen voor de samenroeping van de dienstplichtigen (Deuteronomy 20:5), maar ook voor de uitvoering van de bevelen van de opperbevelhebber moesten zorgen, en die hij nu waarschijnlijk in de morgen van de 3de Abib of Nisan, onze maand April, tot zich riep, zeggende:

Vers 10

10. Toen hij door deze woorden van de Heere bemoedigd was om zijn werk dadelijk te beginnen, gebood Jozua de ambt- of hoofdlieden van het volk, die als schrijvers van de geslachtsregisters, niet alleen voor de samenroeping van de dienstplichtigen (Deuteronomy 20:5), maar ook voor de uitvoering van de bevelen van de opperbevelhebber moesten zorgen, en die hij nu waarschijnlijk in de morgen van de 3de Abib of Nisan, onze maand April, tot zich riep, zeggende:

Vers 11

11. Gaat door het midden van het leger en beveelt het volk, zeggende: bereidt voedsel, levensmiddelen voor u: want binnen nog drie dagen zult gij over deze Jordaan gaan, 1) uit uw huidige legerplaats in Sittim opbreken en tot aan de Jordaan voorttrekken, om, wanneer ook al het andere is voorbereid, over die rivier te gaan, dat gij binnen gaat om te erven het land, dat de HEERE, uw God, u geeft om te beërven.

1) Dit betekent niet, dat zij met drie dagen reeds de Jordaan overgetrokken zouden zijn, maar dat zij met drie dagen zo ver zouden zijn gevorderd, dat zij de Jordaan konden overtrekken. 12. En Jozua sprak tot de Rubenieten, en Gadieten en de halve stam van Manasse, die reeds het land van de beide Amorieten koningen, Sihon en Og, tot hun erfdeel hadden ontvangen (Numbers 34:1), zeggende:

Vers 11

11. Gaat door het midden van het leger en beveelt het volk, zeggende: bereidt voedsel, levensmiddelen voor u: want binnen nog drie dagen zult gij over deze Jordaan gaan, 1) uit uw huidige legerplaats in Sittim opbreken en tot aan de Jordaan voorttrekken, om, wanneer ook al het andere is voorbereid, over die rivier te gaan, dat gij binnen gaat om te erven het land, dat de HEERE, uw God, u geeft om te beërven.

1) Dit betekent niet, dat zij met drie dagen reeds de Jordaan overgetrokken zouden zijn, maar dat zij met drie dagen zo ver zouden zijn gevorderd, dat zij de Jordaan konden overtrekken. 12. En Jozua sprak tot de Rubenieten, en Gadieten en de halve stam van Manasse, die reeds het land van de beide Amorieten koningen, Sihon en Og, tot hun erfdeel hadden ontvangen (Numbers 34:1), zeggende:

Vers 13

13. Gedenkt het woord, dat Mozes, de knecht van de Heere, u geboden heeft, zeggende: als hij uw begeerte inwilligde om de reeds veroverde landstreken te mogen bezitten: de HEERE, uw God, geeft u rust, en Hij geeft u dit land, maar gij zult v r uw broeders, de kinderen van Israël, tot rust gekomen, mee optrekken, totdat de Heere uw broeders ook tot rust doet komen (Deuteronomy 3:18-Deuteronomy 3:20 Numbers 32:16vv.).

Vers 13

13. Gedenkt het woord, dat Mozes, de knecht van de Heere, u geboden heeft, zeggende: als hij uw begeerte inwilligde om de reeds veroverde landstreken te mogen bezitten: de HEERE, uw God, geeft u rust, en Hij geeft u dit land, maar gij zult v r uw broeders, de kinderen van Israël, tot rust gekomen, mee optrekken, totdat de Heere uw broeders ook tot rust doet komen (Deuteronomy 3:18-Deuteronomy 3:20 Numbers 32:16vv.).

Vers 14

14. Laat uw vrouwen, uw kleine kinderen en uw vee blijven in het land, dat Mozes u aan deze oostzijde van de Jordaan gegeven heeft; maar gij zult gewapend optrekken voor het aangezicht van uw broeders, alle strijdbare helden en zult hen helpen.

Vers 14

14. Laat uw vrouwen, uw kleine kinderen en uw vee blijven in het land, dat Mozes u aan deze oostzijde van de Jordaan gegeven heeft; maar gij zult gewapend optrekken voor het aangezicht van uw broeders, alle strijdbare helden en zult hen helpen.

Vers 15

15. Totdat de HEERE uw broeders rust geeft zoals u, en dat zij ook erfelijk bezitten het land, dat de HEERE, uw God, hun geeft; dan, wanneer dit gebeurd is, zult gij terugkeren naar het land van uw erfenis, en zult het erfelijk bezitten, dat Mozes, de knecht van de HEERE, u gegeven heeft, aan deze zijde van de Jordaan tegen de opgang van de zon. 1)

1) Jozua wijst hier de in Joshua 1:12 genoemde stammen op twee zaken, om hen aan te zetten, mee op te trekken tot de strijd, nl. op het bevel van Mozes, hen in Deuteronomy 3:18-Deuteronomy 3:20 gegeven, en op de billijkheid, dat, waar zij reeds in bezit zijn van hun erfenis, zij ook hun medebroeders helpen, om het land te veroveren.

Vers 15

15. Totdat de HEERE uw broeders rust geeft zoals u, en dat zij ook erfelijk bezitten het land, dat de HEERE, uw God, hun geeft; dan, wanneer dit gebeurd is, zult gij terugkeren naar het land van uw erfenis, en zult het erfelijk bezitten, dat Mozes, de knecht van de HEERE, u gegeven heeft, aan deze zijde van de Jordaan tegen de opgang van de zon. 1)

1) Jozua wijst hier de in Joshua 1:12 genoemde stammen op twee zaken, om hen aan te zetten, mee op te trekken tot de strijd, nl. op het bevel van Mozes, hen in Deuteronomy 3:18-Deuteronomy 3:20 gegeven, en op de billijkheid, dat, waar zij reeds in bezit zijn van hun erfenis, zij ook hun medebroeders helpen, om het land te veroveren.

Vers 16

16. Toen antwoordden zij, de oudsten en hoofden van de twee en een halve stammen, Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen en overal, waar gij ons zenden zult, zullen wij gaan. 1)

1) Niet slechts berusten zij erin, maar gewillig volbrengen zij, wat zij verschuldigd zijn te doen. En dit is eerst het volbrengen van zijn plicht, blij te doen wat God gebiedt, niet uit noodzaak, zoals Paulus zegt (2 Corinthians 9:7). Indien iemand zegt, dat het maar weinig met de waarheid overeenkwam, zich erop te beroemen, dat zij Mozes hadden gehoorzaamd, tegen wie zij dikwijls hadden gemopperd, dan antwoord ik, dat, ofschoon zij niet altijd met die ijver, die hen had gepast, hem waren gevolgd, zij zich toch genoeg hadden geschikt om hem te gehoorzamen, zodat hun gehoorzaamheid niet alleen redelijk was geweest, maar de hoogste lof waardig, indien wij bedenken hoe oproerig hun vaderen waren geweest en met wat een grote stoutmoedigheid deze geprobeerd hadden, het juk, hun van Gods zijde opgelegd, af te schudden.

Vers 16

16. Toen antwoordden zij, de oudsten en hoofden van de twee en een halve stammen, Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen en overal, waar gij ons zenden zult, zullen wij gaan. 1)

1) Niet slechts berusten zij erin, maar gewillig volbrengen zij, wat zij verschuldigd zijn te doen. En dit is eerst het volbrengen van zijn plicht, blij te doen wat God gebiedt, niet uit noodzaak, zoals Paulus zegt (2 Corinthians 9:7). Indien iemand zegt, dat het maar weinig met de waarheid overeenkwam, zich erop te beroemen, dat zij Mozes hadden gehoorzaamd, tegen wie zij dikwijls hadden gemopperd, dan antwoord ik, dat, ofschoon zij niet altijd met die ijver, die hen had gepast, hem waren gevolgd, zij zich toch genoeg hadden geschikt om hem te gehoorzamen, zodat hun gehoorzaamheid niet alleen redelijk was geweest, maar de hoogste lof waardig, indien wij bedenken hoe oproerig hun vaderen waren geweest en met wat een grote stoutmoedigheid deze geprobeerd hadden, het juk, hun van Gods zijde opgelegd, af te schudden.

Vers 17

17. Zoals wij in alles naar Mozes hebben geluisterd, zo zullen wij naar u luisteren: alleen dat de HEERE, uw God, met u zij, zoals Hij met Mozes geweest is; wij stellen wel op de voorgrond, terwijl wij dit beloven, dat de Heere, zoals Hij met Mozes, Zijn knecht en dienaar deed, Hij zo ook met u zij, maar aan de andere kant hebben wij een vast vertrouwen, dat dit zo zijn zal!

Vers 17

17. Zoals wij in alles naar Mozes hebben geluisterd, zo zullen wij naar u luisteren: alleen dat de HEERE, uw God, met u zij, zoals Hij met Mozes geweest is; wij stellen wel op de voorgrond, terwijl wij dit beloven, dat de Heere, zoals Hij met Mozes, Zijn knecht en dienaar deed, Hij zo ook met u zij, maar aan de andere kant hebben wij een vast vertrouwen, dat dit zo zijn zal!

Vers 18

18. Elke man, die uw mond weerspannig wezen zal en uw woorden niet horen zal in alles, wat gij hem gebieden zult, die zal, naar het woord van Mozes (Deuteronomy 17:12), gedood worden; alleen wees sterk en heb goede moed 1)zoals Mozes zelf, toen hij u tot zijn opvolger aanstelde (Deuteronomy 31:7), u in de naam van God vermaand heeft, opdat wij in u een stoutmoedige en standvastige leidsman hebben.

1) Wij bemerken hier zo duidelijk, dat in plaats van het ongelovig en weerspannig geslacht, in de woestijn gestorven, een nieuw geslacht vol geloof en vertrouwen opgestaan is. Wat de hoofdlieden hier in de naam van het volk beloven, was, zoals later blijken zal, meer dan een ijdel woord; ook de twee en een halve stam hebben het trouw gehouden (Joshua 2:1-Joshua 2:6), ofschoon niet al hun krijgsvolk de Jordaan overging, maar slechts 40.000 man (Joshua 4:13), terwijl de overige 70.000 (Numbers 26:7,Numbers 26:18,Numbers 26:34) tot bescherming van de vrouwen, kinderen en kudden achterbleven en ook tot verdediging van het in bezit genomen land, omdat anders de Amorieten zich daarvan opnieuw meester gemaakt zouden hebben.

Vers 18

18. Elke man, die uw mond weerspannig wezen zal en uw woorden niet horen zal in alles, wat gij hem gebieden zult, die zal, naar het woord van Mozes (Deuteronomy 17:12), gedood worden; alleen wees sterk en heb goede moed 1)zoals Mozes zelf, toen hij u tot zijn opvolger aanstelde (Deuteronomy 31:7), u in de naam van God vermaand heeft, opdat wij in u een stoutmoedige en standvastige leidsman hebben.

1) Wij bemerken hier zo duidelijk, dat in plaats van het ongelovig en weerspannig geslacht, in de woestijn gestorven, een nieuw geslacht vol geloof en vertrouwen opgestaan is. Wat de hoofdlieden hier in de naam van het volk beloven, was, zoals later blijken zal, meer dan een ijdel woord; ook de twee en een halve stam hebben het trouw gehouden (Joshua 2:1-Joshua 2:6), ofschoon niet al hun krijgsvolk de Jordaan overging, maar slechts 40.000 man (Joshua 4:13), terwijl de overige 70.000 (Numbers 26:7,Numbers 26:18,Numbers 26:34) tot bescherming van de vrouwen, kinderen en kudden achterbleven en ook tot verdediging van het in bezit genomen land, omdat anders de Amorieten zich daarvan opnieuw meester gemaakt zouden hebben.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Joshua 1". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/joshua-1.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile