Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Jesaja 17

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 17

Isaiah 17:1. LAST VAN DAMASCUS, ISRAËL EN ASSYRIË. IV. Isaiah 17:1-Isaiah 17:14. De aankondiging van straf geldt slechts even Damascus, naar welke stad de voor ons liggende voorspelling haar opschrift heeft. Het is integendeel Efraïm, het rijk der tien stammen, dat door zijne vereniging met de macht der Damasceners tot gemeenschappelijk optreden tegen Juda en Jeruzalem zich het doodvonnis heeft berokkend. Terwijl daarom aan het begin van het orakel, waar het gericht zelf beschreven is, Efraïm en Damascus naast elkaar voorkomen, als degene, die uit de rij van zelfstandige staten worden geschrapt en ene deportatie (wegvoering der inwoners) ondervinden (Isaiah 17:1-Isaiah 17:3), geraakt vervolgens Syrië geheel op den achtergrond, waar over het wannen wordt gesproken, dat over Syrië is gekomen en dat ene volledige zal zijn, zowel naar den graad van uitvoering als van werking. De schifting zal ene zo volledige zijn en van zoveel betekenis wezen, dat slechts eer klein wegstervend overschot blijft, dat zich tot den Heere zijnen God bekeert, en dat alles daarom, omdat Israël God, zijn heil, vergeten heeft en zich met ondernemingen heeft ingelaten, die, hoe goed ook ondernomen en naar het zich liet aanzien veel belovend waren, ten laatste toch geheel en al moesten mislukken (Isaiah 17:4-Isaiah 17:11). Assur is de macht, door welke die zuivering wordt volbracht, zij zal tegen Juda en Jeruzalem voortzetten, wat Damascus en Efraïm te voren beproefd hebben, zij zal als een vreselijk dreigende stroom van volken tegen de heilige stad aanbruisen, maar terwijl zij woedt, verstijft zij plotseling, tussen avond en morgen is zij verdwenen, als een voorbeeld van alle vijanden van Gods volk (Isaiah 17:12-Isaiah 17:14).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JESAJA 17

Isaiah 17:1. LAST VAN DAMASCUS, ISRAËL EN ASSYRIË. IV. Isaiah 17:1-Isaiah 17:14. De aankondiging van straf geldt slechts even Damascus, naar welke stad de voor ons liggende voorspelling haar opschrift heeft. Het is integendeel Efraïm, het rijk der tien stammen, dat door zijne vereniging met de macht der Damasceners tot gemeenschappelijk optreden tegen Juda en Jeruzalem zich het doodvonnis heeft berokkend. Terwijl daarom aan het begin van het orakel, waar het gericht zelf beschreven is, Efraïm en Damascus naast elkaar voorkomen, als degene, die uit de rij van zelfstandige staten worden geschrapt en ene deportatie (wegvoering der inwoners) ondervinden (Isaiah 17:1-Isaiah 17:3), geraakt vervolgens Syrië geheel op den achtergrond, waar over het wannen wordt gesproken, dat over Syrië is gekomen en dat ene volledige zal zijn, zowel naar den graad van uitvoering als van werking. De schifting zal ene zo volledige zijn en van zoveel betekenis wezen, dat slechts eer klein wegstervend overschot blijft, dat zich tot den Heere zijnen God bekeert, en dat alles daarom, omdat Israël God, zijn heil, vergeten heeft en zich met ondernemingen heeft ingelaten, die, hoe goed ook ondernomen en naar het zich liet aanzien veel belovend waren, ten laatste toch geheel en al moesten mislukken (Isaiah 17:4-Isaiah 17:11). Assur is de macht, door welke die zuivering wordt volbracht, zij zal tegen Juda en Jeruzalem voortzetten, wat Damascus en Efraïm te voren beproefd hebben, zij zal als een vreselijk dreigende stroom van volken tegen de heilige stad aanbruisen, maar terwijl zij woedt, verstijft zij plotseling, tussen avond en morgen is zij verdwenen, als een voorbeeld van alle vijanden van Gods volk (Isaiah 17:12-Isaiah 17:14).

Vers 1

1. De last van Damascus, de hoofdstad van den koning van Syrië (2 Samuel 8:6. 1 Kings 11:25. Acts 9:2). Ziet, Damascus zal binnen korten tijd weggenomen worden, dat zij gene stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn, een hoop puin (vgl. 2 Kings 16:9).

Vers 1

1. De last van Damascus, de hoofdstad van den koning van Syrië (2 Samuel 8:6. 1 Kings 11:25. Acts 9:2). Ziet, Damascus zal binnen korten tijd weggenomen worden, dat zij gene stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn, een hoop puin (vgl. 2 Kings 16:9).

Vers 2

2. De steden van Aroër, zowel de beide steden van dien naam (2 Samuel 24:5) als andere steden in het land ten oosten van den Jordaan, zullen verlaten worden (2 Kings 15:29); voor de kudden zullen zij wezen, die zullen daar neerliggen, en niemand zal ze verschrikken, omdat daar gene inwoners meer zijn.

Vers 2

2. De steden van Aroër, zowel de beide steden van dien naam (2 Samuel 24:5) als andere steden in het land ten oosten van den Jordaan, zullen verlaten worden (2 Kings 15:29); voor de kudden zullen zij wezen, die zullen daar neerliggen, en niemand zal ze verschrikken, omdat daar gene inwoners meer zijn.

Vers 3

3. En de vesting zal ophouden van Efraïm, het rijk der tien stammen zal al zijne vaste plaatsen verliezen, zodat het niet meer in staat is zich te verdedigen (2 Kings 15:29), en het koninkrijk van Damascus zal eveneens een einde nemen, zodat het niet meer bestaat (2 Kings 16:9). en het overblijfsel der Syriërs, die van de Syriërs niet in den strijd zelven vallen, zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israël's, gelijk de talrijke, krijgshaftige bevolking van het noordelijke rijk, waarop dit thans zozeer zich verheft, zullen zij eveneens tot verbanning worden veroordeeld, spreekt de HEERE der heirscharen.

De kinderen Israël's hebben een verbond met de Syrische macht voortreflijker geacht, dan het verbond met God, deze macht zal het echter niet beter gaan dan haar zelf.

Vers 3

3. En de vesting zal ophouden van Efraïm, het rijk der tien stammen zal al zijne vaste plaatsen verliezen, zodat het niet meer in staat is zich te verdedigen (2 Kings 15:29), en het koninkrijk van Damascus zal eveneens een einde nemen, zodat het niet meer bestaat (2 Kings 16:9). en het overblijfsel der Syriërs, die van de Syriërs niet in den strijd zelven vallen, zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israël's, gelijk de talrijke, krijgshaftige bevolking van het noordelijke rijk, waarop dit thans zozeer zich verheft, zullen zij eveneens tot verbanning worden veroordeeld, spreekt de HEERE der heirscharen.

De kinderen Israël's hebben een verbond met de Syrische macht voortreflijker geacht, dan het verbond met God, deze macht zal het echter niet beter gaan dan haar zelf.

Vers 4

4. 1) En het zal geschieden te dien dage, dat de heerlijkheid van Jakob, van het rijk der tien stammen, verdund zal worden, en dat de vettigheid van zijn vlees mager worden zal, geheel en al zal ten onder gaan en als een zieke zal verdwijnen (2 Kings 15:30). 1) Met Isaiah 17:4 heft de Profeet zijn rede op tegen Israël. Damascus en Samaria hadden samengespannen tegen Juda. Dientengevolge was ASSYRIË's wereldmacht binnengehaald en nu komt de Heere in dit hoofdstuk Zijne oordelen uitspreken tegen alle drie koninkrijken.

Vers 4

4. 1) En het zal geschieden te dien dage, dat de heerlijkheid van Jakob, van het rijk der tien stammen, verdund zal worden, en dat de vettigheid van zijn vlees mager worden zal, geheel en al zal ten onder gaan en als een zieke zal verdwijnen (2 Kings 15:30). 1) Met Isaiah 17:4 heft de Profeet zijn rede op tegen Israël. Damascus en Samaria hadden samengespannen tegen Juda. Dientengevolge was ASSYRIË's wereldmacht binnengehaald en nu komt de Heere in dit hoofdstuk Zijne oordelen uitspreken tegen alle drie koninkrijken.

Vers 5

5. Want hij zal zijn, het zal met het verdwijnen van Israël's heerlijkheid gaan, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, ten tijde van den oogst de aren hoog boven aan het stro samenvat om ze met elkaar af te snijden 1), zo weerloos en zonder alle kracht tot tegenstand zal zij, Israël's heerlijkheid, die rijp is voor het gericht, ten ondergaan, en gelijk zijn arm aren afmaait, ze nu ook werkelijk afsnijdt, zo gemakkelijk en toch zo zeker zal zij te niet gaan; ja hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het vruchtbare dal Refaïm ten zuiden van Jeruzalem (Joshua 15:8), waar zich altijd menigten te zamen bevinden, om aren op te lezen, dat dus het ijverigste gezocht wordt, en waar het minst iets blijft liggen-zo volkomen zal zij worden weggedaan.

Op die wijze sneden de Hebreeën het koren, zij maaiden het dus niet, gelijk wij, onder aan den grond af; de stoppelen die bleven staan, worden later met vuur afgebrand (Exodus 22:6).

Vers 5

5. Want hij zal zijn, het zal met het verdwijnen van Israël's heerlijkheid gaan, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, ten tijde van den oogst de aren hoog boven aan het stro samenvat om ze met elkaar af te snijden 1), zo weerloos en zonder alle kracht tot tegenstand zal zij, Israël's heerlijkheid, die rijp is voor het gericht, ten ondergaan, en gelijk zijn arm aren afmaait, ze nu ook werkelijk afsnijdt, zo gemakkelijk en toch zo zeker zal zij te niet gaan; ja hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het vruchtbare dal Refaïm ten zuiden van Jeruzalem (Joshua 15:8), waar zich altijd menigten te zamen bevinden, om aren op te lezen, dat dus het ijverigste gezocht wordt, en waar het minst iets blijft liggen-zo volkomen zal zij worden weggedaan.

Op die wijze sneden de Hebreeën het koren, zij maaiden het dus niet, gelijk wij, onder aan den grond af; de stoppelen die bleven staan, worden later met vuur afgebrand (Exodus 22:6).

Vers 6

6. Doch ene nalezing zal daarin overig blijven, wanneer alzo Jakob's heerlijkheid wordt weggedaan; zij zal echter ene zeer geringe wezen, gelijk in de afschudding eens olijfbooms (Deuteronomy 24:20), twee of drie bessen in den top der opperste twijg, die men met alle moeite niet heeft kunnen bereiken, en vier of vijf aan zijne vruchtbare takken, die men in de dichte bladeren heeft voorbijgezien, spreekt de HEERE, de God Israël's.

Men schudt den olijfboom af, zo nauwkeurig men kan en laat gene vrucht hangen, die in `t oog valt; dit verhindert echter niet, dat hier en daar in den kop des booms en aan de takken, die het zwaarst geladen waren, enige weinige olijven blijven hangen, doch welker getal nauwelijks verdient genoemd te worden. Zo zou het met de wegvoering van Israël door de ASSYRIËRS gaan. Wij lezen niet, dat zij opzettelijk enig volk in het land lieten blijven, gelijk naderhand Nebukadnezar in Juda. Die derhalve overbleven, waren alleen enige weinigen, ontsnapt aan het zwaard en aan de waakzaamheid dergenen, die het bevel der wegvoering moesten ten uitvoer brengen. Wij lezen nochtans (2 Chronicles 34:9) van een overblijfsel uit Manasse, Efraïm en gans Israël. In tijden van algemene rampen worden nog sommigen beveiligd, gelijk in tijden van het grootste bederf enigen zich nog zuiver en onbesmet van de wereld weten te gedragen. Maar het gering aantal van de weinige ontkomenen onderstelt den dood of de gevangenis van de meeste menigte, en daarom worden deze overgeblevenen vergeleken bij de zeer geringe, overgeblevene vrucht des wijnstoks en des olijfbooms, nadat deze door den schudder of plukker zorgvuldig van hun vruchten beroofd zijn. Dus is het ook gelegen met het overblijfsel naar de verkiezing der genade, deze zijn zeer weinigen in vergelijking van de menigten, die den breden weg bewandelen.

Vers 6

6. Doch ene nalezing zal daarin overig blijven, wanneer alzo Jakob's heerlijkheid wordt weggedaan; zij zal echter ene zeer geringe wezen, gelijk in de afschudding eens olijfbooms (Deuteronomy 24:20), twee of drie bessen in den top der opperste twijg, die men met alle moeite niet heeft kunnen bereiken, en vier of vijf aan zijne vruchtbare takken, die men in de dichte bladeren heeft voorbijgezien, spreekt de HEERE, de God Israël's.

Men schudt den olijfboom af, zo nauwkeurig men kan en laat gene vrucht hangen, die in `t oog valt; dit verhindert echter niet, dat hier en daar in den kop des booms en aan de takken, die het zwaarst geladen waren, enige weinige olijven blijven hangen, doch welker getal nauwelijks verdient genoemd te worden. Zo zou het met de wegvoering van Israël door de ASSYRIËRS gaan. Wij lezen niet, dat zij opzettelijk enig volk in het land lieten blijven, gelijk naderhand Nebukadnezar in Juda. Die derhalve overbleven, waren alleen enige weinigen, ontsnapt aan het zwaard en aan de waakzaamheid dergenen, die het bevel der wegvoering moesten ten uitvoer brengen. Wij lezen nochtans (2 Chronicles 34:9) van een overblijfsel uit Manasse, Efraïm en gans Israël. In tijden van algemene rampen worden nog sommigen beveiligd, gelijk in tijden van het grootste bederf enigen zich nog zuiver en onbesmet van de wereld weten te gedragen. Maar het gering aantal van de weinige ontkomenen onderstelt den dood of de gevangenis van de meeste menigte, en daarom worden deze overgeblevenen vergeleken bij de zeer geringe, overgeblevene vrucht des wijnstoks en des olijfbooms, nadat deze door den schudder of plukker zorgvuldig van hun vruchten beroofd zijn. Dus is het ook gelegen met het overblijfsel naar de verkiezing der genade, deze zijn zeer weinigen in vergelijking van de menigten, die den breden weg bewandelen.

Vers 7

7. Te dien dage 1), wanneer het oordeel der afzondering zijn doel bereikt heeft, zal de mens, de geredde uit het gericht, gelijk het hem als enen naar Gods beeld geschapene van den beginne af betaamd had, zien naar Dien, die hem gemaakt heeft, naar zijnen Schepper, en zijne ogen zullen onafgebroken op den Heilige Israël's zien als op den enigen Helper. 1) In Isaiah 17:7, Isaiah 17:8 wordt gesproken van het overblijfsel, dat weer naar den God van Jakob, naar den Heere der heirscharen leert vragen. Het oordeel der verwoesting en der ballingschap zal voor dit overblijfsel de gezegende vrucht achterlaten, dat het verwerpt den afgodendienst, en zich keert tot Hem, die het gemaakt heeft, tot den Heilige Israël's.

De beproeving zou voor hen ene vreedzame vrucht der gerechtigheid uitwerken.

Vers 7

7. Te dien dage 1), wanneer het oordeel der afzondering zijn doel bereikt heeft, zal de mens, de geredde uit het gericht, gelijk het hem als enen naar Gods beeld geschapene van den beginne af betaamd had, zien naar Dien, die hem gemaakt heeft, naar zijnen Schepper, en zijne ogen zullen onafgebroken op den Heilige Israël's zien als op den enigen Helper. 1) In Isaiah 17:7, Isaiah 17:8 wordt gesproken van het overblijfsel, dat weer naar den God van Jakob, naar den Heere der heirscharen leert vragen. Het oordeel der verwoesting en der ballingschap zal voor dit overblijfsel de gezegende vrucht achterlaten, dat het verwerpt den afgodendienst, en zich keert tot Hem, die het gemaakt heeft, tot den Heilige Israël's.

De beproeving zou voor hen ene vreedzame vrucht der gerechtigheid uitwerken.

Vers 8

8. En hij zal niet meer, gelijk het volk tot hiertoe gedaan heeft, aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, de altaren, die hij naar eigen willekeur voor zijnen afgodendienst gebouwd heeft, noch hetgeen zijne vingeren gemaakt hebben zal hij niet aanzien, noch de bossen, de Astartes (Deuteronomy 16:21), noch de zonnebeelden, zo als den Bal.

Vers 8

8. En hij zal niet meer, gelijk het volk tot hiertoe gedaan heeft, aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, de altaren, die hij naar eigen willekeur voor zijnen afgodendienst gebouwd heeft, noch hetgeen zijne vingeren gemaakt hebben zal hij niet aanzien, noch de bossen, de Astartes (Deuteronomy 16:21), noch de zonnebeelden, zo als den Bal.

Vers 9

9. Te dien dage 1), wanneer het oordeel de verwoesting veroorzaakt, die het te weeg moet brengen (Isaiah 17:1), zullen zijne sterke steden, de vestingen van Efraïm, waarop men zich thans zo verlaat, zijn als een verlaten struik, en opperste tak 2), welke zij verlaten hebben om der of voor de kinderen Israël's wil, d. i. gelijk de bouwvallen, die zich in bossen en op bergtoppen bevonden, die nu nog eenzaam in het land zijn van den tijd der Kananieten af, die eens bij de verovering van het land hun burchten en vestingen voor het Israëlitische leger moesten ruimen, hoewel daar verwoesting zal wezen of, en verwoesting zal er zijn.

1) Met Isaiah 17:9 wordt de aankondiging van het oordeel voortgezet, welke door Isaiah 17:7, Isaiah 17:8 was afgebroken. 2) In het Hebreeën kazoebath hachoresch wehamir. Beter: Als de ruïne van het woud en van den bergtop. Het zou met de sterkten en burchten van Efraïm gaan, als het vroeger gegaan was met de burchten der Amorieten, waarvan de ruinen nog in de wouden en op de bergtoppen te zien waren.

Vers 9

9. Te dien dage 1), wanneer het oordeel de verwoesting veroorzaakt, die het te weeg moet brengen (Isaiah 17:1), zullen zijne sterke steden, de vestingen van Efraïm, waarop men zich thans zo verlaat, zijn als een verlaten struik, en opperste tak 2), welke zij verlaten hebben om der of voor de kinderen Israël's wil, d. i. gelijk de bouwvallen, die zich in bossen en op bergtoppen bevonden, die nu nog eenzaam in het land zijn van den tijd der Kananieten af, die eens bij de verovering van het land hun burchten en vestingen voor het Israëlitische leger moesten ruimen, hoewel daar verwoesting zal wezen of, en verwoesting zal er zijn.

1) Met Isaiah 17:9 wordt de aankondiging van het oordeel voortgezet, welke door Isaiah 17:7, Isaiah 17:8 was afgebroken. 2) In het Hebreeën kazoebath hachoresch wehamir. Beter: Als de ruïne van het woud en van den bergtop. Het zou met de sterkten en burchten van Efraïm gaan, als het vroeger gegaan was met de burchten der Amorieten, waarvan de ruinen nog in de wouden en op de bergtoppen te zien waren.

Vers 10

10. Want gij, o Israël! hebt den God uws heils vergeten, die waarlijk de hulp kon geven, welke gij bij die steden zoekt, en hebt niet gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte (Deuteronomy 32:4, Deuteronomy 32:15, Deuteronomy 32:18, Deuteronomy 32:30 v. Psalms 18:3; Psalms 31:3). Daarom, om deze uwe verwijdering van God, zult gij wel liefelijke planten planten, een vreemden godsdienst invoeren, allerlei plannen maken, zo als uwe verkeerde gezindheid u die ingeeft, en allerlei ondernemingen dienvolgens aanvangen, en gij zult hem met uitlandse ranken (Isaiah 16:8) bezetten, geheel en al naar de wijze der heidenen wandelen.

De woorden moeten in den verleden tijd worden vertaald: gij hebt wel lieflijke plantingen, of plantingen der lieflijkheden en der wellusten geplant. De Israëlieten hadden hunnen kerkelijken en zedelijken toestand gelijk gemaakt aan kweekhoven en plantingen der wellusten, dat is te zeggen, zij hadden vreemde en valse leringen nagejaagd, welke alleen dienden tot streling van het wellustig en verdorven vlees, hoedanig de afgodische grondstellingen der heidenen waren. Verder hadden zij dezen kweekhof bezet met uitlandse ranken of scheuten; dat is, zij hadden allerlei vreemde godsdienstplechtigheden overgenomen.

Vers 10

10. Want gij, o Israël! hebt den God uws heils vergeten, die waarlijk de hulp kon geven, welke gij bij die steden zoekt, en hebt niet gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte (Deuteronomy 32:4, Deuteronomy 32:15, Deuteronomy 32:18, Deuteronomy 32:30 v. Psalms 18:3; Psalms 31:3). Daarom, om deze uwe verwijdering van God, zult gij wel liefelijke planten planten, een vreemden godsdienst invoeren, allerlei plannen maken, zo als uwe verkeerde gezindheid u die ingeeft, en allerlei ondernemingen dienvolgens aanvangen, en gij zult hem met uitlandse ranken (Isaiah 16:8) bezetten, geheel en al naar de wijze der heidenen wandelen.

De woorden moeten in den verleden tijd worden vertaald: gij hebt wel lieflijke plantingen, of plantingen der lieflijkheden en der wellusten geplant. De Israëlieten hadden hunnen kerkelijken en zedelijken toestand gelijk gemaakt aan kweekhoven en plantingen der wellusten, dat is te zeggen, zij hadden vreemde en valse leringen nagejaagd, welke alleen dienden tot streling van het wellustig en verdorven vlees, hoedanig de afgodische grondstellingen der heidenen waren. Verder hadden zij dezen kweekhof bezet met uitlandse ranken of scheuten; dat is, zij hadden allerlei vreemde godsdienstplechtigheden overgenomen.

Vers 11

11. Ten dage, als gij ze zult geplant hebben, zult gij die doen wassen, gij hebt u met allen ijver toegelegd, om die vreemde plechtigheden te verspreiden, en u verenigd met Syrië, om Juda en Jeruzalem ten onder te brengen (2 Kings 16:5), en in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien, gelijk iemand, die des morgens zijn zaaisel besproeit, en er alles aan doet, wat dienen kan om het te doen uitspruiten, zo hebt gij al wat mogelijk is in het werk gesteld, om de verbastering in den godsdienst te bevorderen, doch het zal, terwijl gij denkt de garven van dezen akker, dien gij meent zo wel verzorgd te hebben, te oogsten, maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der ziekte en der pijnlijke smart 1), gij zult de vrucht alleen gewenst hebben, maar in den oogstdag zult gij smartelijke ondervindingen hebben (2 Kings 15:29; 2 Kings 17:3).

1) Israël had hulpe gezocht, niet bij dien God, die het van oude tijden af een God des heils en der genade was geweest, maar bij de volken rondom. Nu spreekt hier de Heere uit dat het zich zelven niets dan ellende heeft berokkend. De Heere vergelijkt daarom wat Israël geoogst heeft bij een hoop koren ten dage der smart.

Vers 11

11. Ten dage, als gij ze zult geplant hebben, zult gij die doen wassen, gij hebt u met allen ijver toegelegd, om die vreemde plechtigheden te verspreiden, en u verenigd met Syrië, om Juda en Jeruzalem ten onder te brengen (2 Kings 16:5), en in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien, gelijk iemand, die des morgens zijn zaaisel besproeit, en er alles aan doet, wat dienen kan om het te doen uitspruiten, zo hebt gij al wat mogelijk is in het werk gesteld, om de verbastering in den godsdienst te bevorderen, doch het zal, terwijl gij denkt de garven van dezen akker, dien gij meent zo wel verzorgd te hebben, te oogsten, maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der ziekte en der pijnlijke smart 1), gij zult de vrucht alleen gewenst hebben, maar in den oogstdag zult gij smartelijke ondervindingen hebben (2 Kings 15:29; 2 Kings 17:3).

1) Israël had hulpe gezocht, niet bij dien God, die het van oude tijden af een God des heils en der genade was geweest, maar bij de volken rondom. Nu spreekt hier de Heere uit dat het zich zelven niets dan ellende heeft berokkend. De Heere vergelijkt daarom wat Israël geoogst heeft bij een hoop koren ten dage der smart.

Vers 12

12. Maar-het machtige leger, dat uit het noorden tegen u komt, om Gods gericht aan u te volvoeren, zal eveneens door God worden overgegeven en plotseling vergaan. Wee der veelheid der grote volken, die ik tegen u zie optrekken, maar die, zonder het te vermoeden, hun eigen ondergang te gemoet gaan, die daar bruisen, gelijk de zeeën bruisen; en wee het geruis der natiën, de ASSYRIËRS en alle onder hun macht tot ene grote volksmenigte verenigde volken, die daar ruisen, gelijk de geweldige wateren ruisen, wanneer de storm ze in beweging heeft gebracht.

Vers 12

12. Maar-het machtige leger, dat uit het noorden tegen u komt, om Gods gericht aan u te volvoeren, zal eveneens door God worden overgegeven en plotseling vergaan. Wee der veelheid der grote volken, die ik tegen u zie optrekken, maar die, zonder het te vermoeden, hun eigen ondergang te gemoet gaan, die daar bruisen, gelijk de zeeën bruisen; en wee het geruis der natiën, de ASSYRIËRS en alle onder hun macht tot ene grote volksmenigte verenigde volken, die daar ruisen, gelijk de geweldige wateren ruisen, wanneer de storm ze in beweging heeft gebracht.

Vers 13

13. De natiën zullen wel ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch Hij, de Heere, wie het slechts n woord kost, om ook de wildste watergolven tot rust te brengen (Matthew 8:26), zal hem schelden, zo zal hij verre weg vlieden, ja hij zal gejaagd worden, die gehele ontzettende mensenmassa a), als het kaf der bergen, het daar bij het uitdorsen van het koren achtergeblevene kaf (Deuteronomy 25:4 en Ruth 3:4), van den wind, en gelijk een kloot ("een stoppel") van den wervelwind (vgl. 2 Kings 19:35).

a) Job 21:18. Psalms 1:4; Psalms 35:5; Psalms 83:14.

De woorden des profeten ruisen zelf als grote wateren, zij bruisen als de baren der zee. Aan het plotseling verdwijnen der met verdovend gedruis in `t land indringende Assyrische rovers in n nacht des goddelijken gericht, beantwoordt voortreffelijk de korte ineengedrongen rede, die dit voorstelt in de kleinste ruimte.

Vers 13

13. De natiën zullen wel ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch Hij, de Heere, wie het slechts n woord kost, om ook de wildste watergolven tot rust te brengen (Matthew 8:26), zal hem schelden, zo zal hij verre weg vlieden, ja hij zal gejaagd worden, die gehele ontzettende mensenmassa a), als het kaf der bergen, het daar bij het uitdorsen van het koren achtergeblevene kaf (Deuteronomy 25:4 en Ruth 3:4), van den wind, en gelijk een kloot ("een stoppel") van den wervelwind (vgl. 2 Kings 19:35).

a) Job 21:18. Psalms 1:4; Psalms 35:5; Psalms 83:14.

De woorden des profeten ruisen zelf als grote wateren, zij bruisen als de baren der zee. Aan het plotseling verdwijnen der met verdovend gedruis in `t land indringende Assyrische rovers in n nacht des goddelijken gericht, beantwoordt voortreffelijk de korte ineengedrongen rede, die dit voorstelt in de kleinste ruimte.

Vers 14

14. Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer, hij is verdwenen. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, der ASSYRIËRS, en het lot dergenen, die ons plunderen.

Dat juist het orakel over Damascus, op den vierden trap zo omvattend; en voor Israël zo rijk in beloften is, is daaruit te verklaren, dat Syrië in het bestrijden van Israël de voorloper van Assur was, en daaruit, dat het verbond van Israël met Syrië de oorzaak der verwikkelingen met Assur is geworden. Zo kan God in n ogenblik de vijanden zijner Kerk en al hun macht verbreken, zelfs dan als zij het verschrikkelijkst voorkomt, en dit is geschreven ter bemoediging van Gods volk in alle eeuwen, wanneer zij zich als een ongelijke partij moeten aanmerken voor hun tegenpartijen. Als God de zaak Zijner vrienden in handen neemt, wee dan de genen, die hen trachten te benadelen.

Vers 14

14. Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer, hij is verdwenen. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, der ASSYRIËRS, en het lot dergenen, die ons plunderen.

Dat juist het orakel over Damascus, op den vierden trap zo omvattend; en voor Israël zo rijk in beloften is, is daaruit te verklaren, dat Syrië in het bestrijden van Israël de voorloper van Assur was, en daaruit, dat het verbond van Israël met Syrië de oorzaak der verwikkelingen met Assur is geworden. Zo kan God in n ogenblik de vijanden zijner Kerk en al hun macht verbreken, zelfs dan als zij het verschrikkelijkst voorkomt, en dit is geschreven ter bemoediging van Gods volk in alle eeuwen, wanneer zij zich als een ongelijke partij moeten aanmerken voor hun tegenpartijen. Als God de zaak Zijner vrienden in handen neemt, wee dan de genen, die hen trachten te benadelen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Isaiah 17". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/isaiah-17.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile