Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Genesis 24

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 24

Genesis 24:1.

IZAAK HUWT REBEKKA.

I. Genesis 24:1-Genesis 24:9. Drie jaren na Sara's dood vordert Abraham van zijn oudste knecht een eed, dat hij voorzijn zoon geen vrouw van de dochters van de Kananieten nemen zal, maar uit zijn vaderland en zijn familie. De knecht vraagt in nauwgezetheid van geweten eerst, wat hem te doen stond, in geval de jonge dochter niet naar Kanan wilde trekken, en legde daarop zijn eed af.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 24

Genesis 24:1.

IZAAK HUWT REBEKKA.

I. Genesis 24:1-Genesis 24:9. Drie jaren na Sara's dood vordert Abraham van zijn oudste knecht een eed, dat hij voorzijn zoon geen vrouw van de dochters van de Kananieten nemen zal, maar uit zijn vaderland en zijn familie. De knecht vraagt in nauwgezetheid van geweten eerst, wat hem te doen stond, in geval de jonge dochter niet naar Kanan wilde trekken, en legde daarop zijn eed af.

Vers 1

1. Abraham nu was oud en welbedaagd; hij was reeds in het 140ste jaar van zijn leven, en de HEERE had Abraham in alles gezegend; 1) daarom dacht hij er ernstig over na, om zijn zoon met een gewenste vrouw verenigd te zien, die het gehele vrouwelijke bestuur over dat grote gezin kon nemen.

1) Over het geheel genomen, zijn het niet vele edelen en aanzienlijken, die God tot het koninkrijk der hemelen heeft uitverkoren; doch opdat de armen de roem niet zou overblijven, dat het enkel armen zijn, die rijk in God worden gemaakt, zo heeft God in zijn vrijmachtige genade, ook sommigen van de Zijnen met tijdelijke goederen overvloedig gezegend, en tot toonbeelden van Zijn veelvuldige goedertierenheid gesteld. Abraham was rijk, maar de Schrift prijst hem enkel vanwege zijn geloof, en omdat hij aan zijn gehele huis de weg Gods leerde..

IJdele mensen, deels, omdat zij niet eerbaar genoeg omtrent het huwelijk denken, deels, omdat zij niet bedenken, van hoeveel gewicht het huwelijk van Izaak was, verwonderen er zich over, dat Mozes of liever de Geest Gods zich met zulke geringe zaken bezig houdt. Maar indien bij het lezen van de heilige gebeurtenissen een godsdienstig gevoel-en dat is noodzakelijk-niet ontbreekt, dan zal het gemakkelijk zijn te begrijpen, dat hier niets overbodigs is. Want omdat de mensen er nauwelijks aan twijfelen, dat de Goddelijke Voorzienigheid tot de huwelijken zich uitstrekt, hoe is het dan niet te begrijpen, dat Mozes bij dit gedeelte van Abrahams leven opzettelijk blijft stilstaan! Voornamelijk wil hij toch leren, dat God op bijzondere wijze voor Abrahams huis gezorgd heeft, omdat de Kerk aan dat huis haar oorsprong heeft te danken..

Vers 1

1. Abraham nu was oud en welbedaagd; hij was reeds in het 140ste jaar van zijn leven, en de HEERE had Abraham in alles gezegend; 1) daarom dacht hij er ernstig over na, om zijn zoon met een gewenste vrouw verenigd te zien, die het gehele vrouwelijke bestuur over dat grote gezin kon nemen.

1) Over het geheel genomen, zijn het niet vele edelen en aanzienlijken, die God tot het koninkrijk der hemelen heeft uitverkoren; doch opdat de armen de roem niet zou overblijven, dat het enkel armen zijn, die rijk in God worden gemaakt, zo heeft God in zijn vrijmachtige genade, ook sommigen van de Zijnen met tijdelijke goederen overvloedig gezegend, en tot toonbeelden van Zijn veelvuldige goedertierenheid gesteld. Abraham was rijk, maar de Schrift prijst hem enkel vanwege zijn geloof, en omdat hij aan zijn gehele huis de weg Gods leerde..

IJdele mensen, deels, omdat zij niet eerbaar genoeg omtrent het huwelijk denken, deels, omdat zij niet bedenken, van hoeveel gewicht het huwelijk van Izaak was, verwonderen er zich over, dat Mozes of liever de Geest Gods zich met zulke geringe zaken bezig houdt. Maar indien bij het lezen van de heilige gebeurtenissen een godsdienstig gevoel-en dat is noodzakelijk-niet ontbreekt, dan zal het gemakkelijk zijn te begrijpen, dat hier niets overbodigs is. Want omdat de mensen er nauwelijks aan twijfelen, dat de Goddelijke Voorzienigheid tot de huwelijken zich uitstrekt, hoe is het dan niet te begrijpen, dat Mozes bij dit gedeelte van Abrahams leven opzettelijk blijft stilstaan! Voornamelijk wil hij toch leren, dat God op bijzondere wijze voor Abrahams huis gezorgd heeft, omdat de Kerk aan dat huis haar oorsprong heeft te danken..

Vers 2

2. Zo sprak Abraham tot zijnen knecht, 1) de oudste van zijn huis, regerende over alles Wat hij had, 2) en wie bij het sterven van de aartsvader een gewichtige plaats in het huis toekwam; a) Leg toch uw hand onder mijn heup. 3)

a) Genesis 47:29

1) Het is waarlijk in het gezin een grote en voortreffelijke gave, als men een getrouwe knecht of dienstmaagd hebben mag; want er is een algemene klacht in de wereld over de verkeerdheden van de dienstbaren.. 2) Men denkt hier gewoonlijk aan Eliëzer van Damascus, en deze mening heeft veel voor, al zijn er, sedert hij in Genesis 15:2 genoemd is, zestig jaar verlopen. De getrouwheid, waarmee hij zijn last volbrengt, verschijnt in des te schoner licht, daar de geboorte van Izaak hem het uitzicht ontnomen heeft, zelf erfgenaam van de goederen zijns Heren te worden..

3) De heup van Abraham, die door het woord van de belofte omtrent het gezegende zaad geheiligd was, of in welke, gelijk Luther zich uitdrukt, Christus was, herinnerde Eliëzer ten ernstigste, dat hier niet het een mensenkind voor het andere, maar dat hij voor de zoon en erfgenaam van de belofte een vrouw te zoeken had..

De heup is de zetel van kracht en tevens symbool van de nakomelingschap. Eliëzer-zo deze het is geweest, -moet zweren bij de Heere, maar ondertussen zijn hand leggen op de heup, omdat deze eed in verband staat met de belofte, welke de Heere God omtrent zijn nakomelingschap heeft gegeven.

Vers 2

2. Zo sprak Abraham tot zijnen knecht, 1) de oudste van zijn huis, regerende over alles Wat hij had, 2) en wie bij het sterven van de aartsvader een gewichtige plaats in het huis toekwam; a) Leg toch uw hand onder mijn heup. 3)

a) Genesis 47:29

1) Het is waarlijk in het gezin een grote en voortreffelijke gave, als men een getrouwe knecht of dienstmaagd hebben mag; want er is een algemene klacht in de wereld over de verkeerdheden van de dienstbaren.. 2) Men denkt hier gewoonlijk aan Eliëzer van Damascus, en deze mening heeft veel voor, al zijn er, sedert hij in Genesis 15:2 genoemd is, zestig jaar verlopen. De getrouwheid, waarmee hij zijn last volbrengt, verschijnt in des te schoner licht, daar de geboorte van Izaak hem het uitzicht ontnomen heeft, zelf erfgenaam van de goederen zijns Heren te worden..

3) De heup van Abraham, die door het woord van de belofte omtrent het gezegende zaad geheiligd was, of in welke, gelijk Luther zich uitdrukt, Christus was, herinnerde Eliëzer ten ernstigste, dat hier niet het een mensenkind voor het andere, maar dat hij voor de zoon en erfgenaam van de belofte een vrouw te zoeken had..

De heup is de zetel van kracht en tevens symbool van de nakomelingschap. Eliëzer-zo deze het is geweest, -moet zweren bij de Heere, maar ondertussen zijn hand leggen op de heup, omdat deze eed in verband staat met de belofte, welke de Heere God omtrent zijn nakomelingschap heeft gegeven.

Vers 3

3. Opdat ik u doe zweren bij de HEERE, de God des hemels, en de God van de aarde, die gij kent als onze God, a) dat gij voor mijn zoon, zo ik nog stierf, v r ik u nog uitgezonden had, een vrouw nemen zult uit de dochters van de Kananieten, in het midden van welke ik woon. 1)

a) Genesis 28:1

1) Izaak, als erfgenaam van de belofte, moet voor elke aanraking met dat geslacht bewaard blijven, in welks land eens zijn nakomelingen zullen komen, en dat altijd meer rijp werd voor het gericht, dat die nakomelingen zouden volvoeren. Om hem voor alle verzoekingen te bewaren, die een dergelijke verbintenis zouden teweegbrengen, stelt hem de vader ondanks zijn reeds 40jarige ouderdom, onder zekere voogdijschap van zijn oudste, getrouwe knecht. Izaak, een zoon van de ouderdom, blijkt in alles een godvrezend man te zijn, maar toch een zwak man, van weinig doorzicht, ongeschikt tot grote dingen: een man, voor wie een krachtig leidsman of een schrandere vrouw nodig was..

Bij de Heere (Jehova), niet bij God (Elohiem) alleen; daar de Heere de belofte gegeven heeft..

Vers 3

3. Opdat ik u doe zweren bij de HEERE, de God des hemels, en de God van de aarde, die gij kent als onze God, a) dat gij voor mijn zoon, zo ik nog stierf, v r ik u nog uitgezonden had, een vrouw nemen zult uit de dochters van de Kananieten, in het midden van welke ik woon. 1)

a) Genesis 28:1

1) Izaak, als erfgenaam van de belofte, moet voor elke aanraking met dat geslacht bewaard blijven, in welks land eens zijn nakomelingen zullen komen, en dat altijd meer rijp werd voor het gericht, dat die nakomelingen zouden volvoeren. Om hem voor alle verzoekingen te bewaren, die een dergelijke verbintenis zouden teweegbrengen, stelt hem de vader ondanks zijn reeds 40jarige ouderdom, onder zekere voogdijschap van zijn oudste, getrouwe knecht. Izaak, een zoon van de ouderdom, blijkt in alles een godvrezend man te zijn, maar toch een zwak man, van weinig doorzicht, ongeschikt tot grote dingen: een man, voor wie een krachtig leidsman of een schrandere vrouw nodig was..

Bij de Heere (Jehova), niet bij God (Elohiem) alleen; daar de Heere de belofte gegeven heeft..

Vers 4

4. Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn familie 1) trekken, en van daar voor mijn zoon Izaak een vrouw nemen zult. 2)

1) In Abraham's familie was de dienst van de ware God, hoewel niet geheel rein, toch het meest bewaard gebleven..

2) Door dit bevel wordt openbaar, op welk een wijze Abraham de tucht over zijn zoon uitoefent. Hij stelt hier zijn zoon onder voogdij van zijn knecht (Galaten. 1:1,2). Wij zien ook, hoe Izaak zijn vader in alles gehoorzaam is geweest, en zich vrijwillig onder voogdijschap van Eliëzer heeft laten stellen, zonder enig tegenspreken. Ook hier is hij een waarachtige type van Hem, die in alles de Vader gehoorzaam is geweest. 5. En die knecht, evenals zijn heer de zaak ernstig ter harte nemende, en daarom v r het afleggen van de eed zekerheid begerende, hoe hij bij mislukken van zijn poging, zich gedragen moest, zei tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten weder brengen in het land, waar gij uitgetogen zijt 1) want dan zou het volbrengen van uw wil alleen op die wijze mogelijk zijn.

1) Dit was een natuurlijke zwarigheid, welke zich altijd tegen de dingen van het geloof en van de geest stelt, doch die, evenals de steen van Jezus' graf, door hoger hand wordt weggenomen. Doch, ofschoon Abraham, door zijn geloof aan de trouwe van God, zich verzekerd hield, dat God voor zijn zoon een vrouw zou uitverkiezen en deze gewillig maken om Eliëzer te volgen, zo zag hij echter niet uit de hoogte op Eliëzers kleingelovigheid neer, maar hij boog zich tot hem neer en keurde zijn zwarigheid niet onmogelijk, want de verzekerdheid van de goede uitslag moest Eliëzer, niet van Abraham, maar van God ontvangen..

Eliëzer is hier tevens een voorbeeld, om niet lichtvaardig te zweren. Aleer hij die heilige handeling verricht, wil hij eerst de zwarigheden hebben opgelost..

Vers 4

4. Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn familie 1) trekken, en van daar voor mijn zoon Izaak een vrouw nemen zult. 2)

1) In Abraham's familie was de dienst van de ware God, hoewel niet geheel rein, toch het meest bewaard gebleven..

2) Door dit bevel wordt openbaar, op welk een wijze Abraham de tucht over zijn zoon uitoefent. Hij stelt hier zijn zoon onder voogdij van zijn knecht (Galaten. 1:1,2). Wij zien ook, hoe Izaak zijn vader in alles gehoorzaam is geweest, en zich vrijwillig onder voogdijschap van Eliëzer heeft laten stellen, zonder enig tegenspreken. Ook hier is hij een waarachtige type van Hem, die in alles de Vader gehoorzaam is geweest. 5. En die knecht, evenals zijn heer de zaak ernstig ter harte nemende, en daarom v r het afleggen van de eed zekerheid begerende, hoe hij bij mislukken van zijn poging, zich gedragen moest, zei tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten weder brengen in het land, waar gij uitgetogen zijt 1) want dan zou het volbrengen van uw wil alleen op die wijze mogelijk zijn.

1) Dit was een natuurlijke zwarigheid, welke zich altijd tegen de dingen van het geloof en van de geest stelt, doch die, evenals de steen van Jezus' graf, door hoger hand wordt weggenomen. Doch, ofschoon Abraham, door zijn geloof aan de trouwe van God, zich verzekerd hield, dat God voor zijn zoon een vrouw zou uitverkiezen en deze gewillig maken om Eliëzer te volgen, zo zag hij echter niet uit de hoogte op Eliëzers kleingelovigheid neer, maar hij boog zich tot hem neer en keurde zijn zwarigheid niet onmogelijk, want de verzekerdheid van de goede uitslag moest Eliëzer, niet van Abraham, maar van God ontvangen..

Eliëzer is hier tevens een voorbeeld, om niet lichtvaardig te zweren. Aleer hij die heilige handeling verricht, wil hij eerst de zwarigheden hebben opgelost..

Vers 6

6. En Abraham zei tot hem: Wacht u, 1) dat gij mijn zoon niet weer daarheen brengt; wij zouden daardoor ongehoorzaam zijn aan God.

1) Abraham drukte zijn knecht door dit woord ten zeerste op het hart, om ervoor zorg te dragen, dat door zijn toedoen Izaak niet weer naar Mesopotamië terugkeert. Nooit mag de zorg voor een huwelijk hem verleiden, om Gods bevel niet te gehoorzamen..

Vers 6

6. En Abraham zei tot hem: Wacht u, 1) dat gij mijn zoon niet weer daarheen brengt; wij zouden daardoor ongehoorzaam zijn aan God.

1) Abraham drukte zijn knecht door dit woord ten zeerste op het hart, om ervoor zorg te dragen, dat door zijn toedoen Izaak niet weer naar Mesopotamië terugkeert. Nooit mag de zorg voor een huwelijk hem verleiden, om Gods bevel niet te gehoorzamen..

Vers 7

7. a) De HEERE, de God des hemels, 1) die mij uit mijns vaders huis en uit het land van mijn familie genomen heeft, en die tot mij gesproken heeft, en die mij gezworen heeft, zeggende: b) Aan uw zaad zal ik dit land geven! Die zelf zal Zijn engel 2) voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt. 3)

a) Genesis 12:1 b) Genesis 12:7; Genesis 13:15; Genesis 15:18; Genesis 26:4, Exodus 32:3 Deuteronomy 34:4 Acts 7:5

1) "De HEERE, God des hemels." De dubbele benaming wederom, omdat Hij weet, dat zijn Verbondsgod ook die God is, die alle dingen bestuurt, die hem uit zijns vaders huis heeft geroepen, maar hem ook Kanan tot een erfelijke bezitting heeft gegeven..

2) Abraham heeft reeds op onderscheidene wijzen ondervonden, dat God Zijn Engelen, of Zijn Engel gebruikt ten dienste van de gelovigen. Hij spreekt dit ook hier uit, om zijn knecht vertrouwen in te boezemen..

3) O, mijn geliefden, als het ongeloof u bespringt en aan het wankelen dreigt te brengen, sla dan de blik terug en naar boven, naar uw verleden en naar de Heere heen. Ga dan pleiten op des Heren roepstemmen, leidingen, trouw, almacht en voorzienigheid. Dat zal u kracht schenken. Menigmaal zult gij dit nodig hebben al schijnt uw geloof ook sinds lang beproefd en gestaald..

Vers 7

7. a) De HEERE, de God des hemels, 1) die mij uit mijns vaders huis en uit het land van mijn familie genomen heeft, en die tot mij gesproken heeft, en die mij gezworen heeft, zeggende: b) Aan uw zaad zal ik dit land geven! Die zelf zal Zijn engel 2) voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt. 3)

a) Genesis 12:1 b) Genesis 12:7; Genesis 13:15; Genesis 15:18; Genesis 26:4, Exodus 32:3 Deuteronomy 34:4 Acts 7:5

1) "De HEERE, God des hemels." De dubbele benaming wederom, omdat Hij weet, dat zijn Verbondsgod ook die God is, die alle dingen bestuurt, die hem uit zijns vaders huis heeft geroepen, maar hem ook Kanan tot een erfelijke bezitting heeft gegeven..

2) Abraham heeft reeds op onderscheidene wijzen ondervonden, dat God Zijn Engelen, of Zijn Engel gebruikt ten dienste van de gelovigen. Hij spreekt dit ook hier uit, om zijn knecht vertrouwen in te boezemen..

3) O, mijn geliefden, als het ongeloof u bespringt en aan het wankelen dreigt te brengen, sla dan de blik terug en naar boven, naar uw verleden en naar de Heere heen. Ga dan pleiten op des Heren roepstemmen, leidingen, trouw, almacht en voorzienigheid. Dat zal u kracht schenken. Menigmaal zult gij dit nodig hebben al schijnt uw geloof ook sinds lang beproefd en gestaald..

Vers 8

8. Maar, opdat ik u geruststelle bij het afleggen van uw eed-indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van deze mijn, aan mij gegeven, eed; alleen, wat er ook moge gebeuren, breng mijn zoon daar niet weer heen.

Vers 8

8. Maar, opdat ik u geruststelle bij het afleggen van uw eed-indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van deze mijn, aan mij gegeven, eed; alleen, wat er ook moge gebeuren, breng mijn zoon daar niet weer heen.

Vers 9

9. Toen, nadat hij deze nadere opheldering ontvangen had, leide de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. 1)

1) Aangaande Izaak is beloofd, dat hij een vader van een groot volk zal worden; zo was het zeker, dat hij in de echt moest treden en een vrouw hebben. Daarvoor zorgt God ook. Zijn leven en sterven zijn eer en zijn goed en alles, wat hij had, stond in Gods hand; dus ook de vrouw, die hij hebben moest en van wie hij niet wist, vanwaar zij komen zou..

O, dat zijn gelukkige kinderen, die door hun ouders bij hun leven verzorgd worden. Weesjes vinden weinig trouw in de wereld. Hier en daar moge een vriend zijn; het vrome vaderhart, het liefhebbende moederhart is toch de beste vriend..

II. Genesis 24:10-Genesis 24:28. De knecht vertrekt met tien kamelen en allerlei kostbaarheden naar Mesopotamië, naar de stad van Nachor; hij doet de kamelen neerknielen bij een waterput en bidt, dat de Heere, de God van Abraham, zelf hem het doel van zijn zending tegemoet voere; hij stelt een teken, waaraan hij de voor de zoon van zijn heer bestemde maagd zal kennen. Nauwelijks heeft hij zijn gebed beëindigd, of hij ziet de verhoring. Rebekka, Bethuëls dochter, komt tot de put en vervult door haar dienstvaardigheid het getelde teken; de knecht begiftigt haar; erkent haar, na naar haar afkomst gevraagd te hebben, voor de van God aangewezene, en verheft zijn lof en dankgebed tot de Heere.

Vers 9

9. Toen, nadat hij deze nadere opheldering ontvangen had, leide de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. 1)

1) Aangaande Izaak is beloofd, dat hij een vader van een groot volk zal worden; zo was het zeker, dat hij in de echt moest treden en een vrouw hebben. Daarvoor zorgt God ook. Zijn leven en sterven zijn eer en zijn goed en alles, wat hij had, stond in Gods hand; dus ook de vrouw, die hij hebben moest en van wie hij niet wist, vanwaar zij komen zou..

O, dat zijn gelukkige kinderen, die door hun ouders bij hun leven verzorgd worden. Weesjes vinden weinig trouw in de wereld. Hier en daar moge een vriend zijn; het vrome vaderhart, het liefhebbende moederhart is toch de beste vriend..

II. Genesis 24:10-Genesis 24:28. De knecht vertrekt met tien kamelen en allerlei kostbaarheden naar Mesopotamië, naar de stad van Nachor; hij doet de kamelen neerknielen bij een waterput en bidt, dat de Heere, de God van Abraham, zelf hem het doel van zijn zending tegemoet voere; hij stelt een teken, waaraan hij de voor de zoon van zijn heer bestemde maagd zal kennen. Nauwelijks heeft hij zijn gebed beëindigd, of hij ziet de verhoring. Rebekka, Bethuëls dochter, komt tot de put en vervult door haar dienstvaardigheid het getelde teken; de knecht begiftigt haar; erkent haar, na naar haar afkomst gevraagd te hebben, voor de van God aangewezene, en verheft zijn lof en dankgebed tot de Heere.

Vers 10

10. En die knecht nam tien kamelen van de kamelen van zijn heer, benevens de nodige mannen om ze te leiden (Genesis 24:32,Genesis 24:54), en toog heen; en al het goed van zijn heer was in zijn hand, allerlei goederen nam hij mee, om die aan de toekomstige bruid en haar bloedverwanten ten geschenke te geven (Genesis 24:22,Genesis 24:53), en hij maakte zich op en toog naar Mesopotamië, tussen de Eufraat en de Tiger gelegen, naar de stad van Nachor, dat is Haran (Genesis 11:31), waarheen hij een weg van 120-125 Duitse mijl had af te leggen.

Eliëzer is de verzorger van Abrahams huis. Hij wil nu ook in den vreemde de eer van Abrahams huis ophouden..

Vers 10

10. En die knecht nam tien kamelen van de kamelen van zijn heer, benevens de nodige mannen om ze te leiden (Genesis 24:32,Genesis 24:54), en toog heen; en al het goed van zijn heer was in zijn hand, allerlei goederen nam hij mee, om die aan de toekomstige bruid en haar bloedverwanten ten geschenke te geven (Genesis 24:22,Genesis 24:53), en hij maakte zich op en toog naar Mesopotamië, tussen de Eufraat en de Tiger gelegen, naar de stad van Nachor, dat is Haran (Genesis 11:31), waarheen hij een weg van 120-125 Duitse mijl had af te leggen.

Eliëzer is de verzorger van Abrahams huis. Hij wil nu ook in den vreemde de eer van Abrahams huis ophouden..

Vers 11

11. En hij deed, nadat hij de reis gelukkig volbracht had en in Haran aangekomen was, de kamelen neerknielen 1) buiten de stad, bij een waterput, tegen de avond, ten tijde als de putsters uitkwamen, om water te putten, gelijk dit nog heden in het Oosten gewoonte is. Zo had hij met overleg plaats en tijd gekozen, om de dochters van de stad te leren kennen, zonder opzien te verwekken. Met mannelijk verstand verenigt hij ook kinderlijke vroomheid; want terwijl hij zo wachtte, wendde hij zich in gebed tot Hem, die alleen in een zo gewichtig geval hem kon raden en leiden. 1) Op een door de geleider gegeven teken knielt de kameel neer. De last, die hij draagt is met touwen of riemen op de rug vastgebonden op zodanige wijze, dat, als de kameel geknield ligt, aan beide zijden de last de aarde raakt en het dier dus uitrusten kan..

Vers 11

11. En hij deed, nadat hij de reis gelukkig volbracht had en in Haran aangekomen was, de kamelen neerknielen 1) buiten de stad, bij een waterput, tegen de avond, ten tijde als de putsters uitkwamen, om water te putten, gelijk dit nog heden in het Oosten gewoonte is. Zo had hij met overleg plaats en tijd gekozen, om de dochters van de stad te leren kennen, zonder opzien te verwekken. Met mannelijk verstand verenigt hij ook kinderlijke vroomheid; want terwijl hij zo wachtte, wendde hij zich in gebed tot Hem, die alleen in een zo gewichtig geval hem kon raden en leiden. 1) Op een door de geleider gegeven teken knielt de kameel neer. De last, die hij draagt is met touwen of riemen op de rug vastgebonden op zodanige wijze, dat, als de kameel geknield ligt, aan beide zijden de last de aarde raakt en het dier dus uitrusten kan..

Vers 12

12. En hij zei: HEERE! God van mijn heer Abraham! 1) doe haar mij toch heden ontmoeten, 2)leid mij tot degene, die Isaak's gewenste vrouw worden mag, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer, 3) voor wie er zoveel aan gelegen is, dat er voor zijn zoon een goede keus wordt gedaan.

1) Eliëzer spreekt hier de Heere aan als God van Abraham, omdat de zaak, waarvoor hij optreedt, niet zijn zaak is, maar de zaak van zijn heer en met de belofte in het nauwste verband staat. Daarom ook hier weer het woord "HEERE." In het huis van Abraham had deze grijsaard ook ongetwijfeld de Heere leren kennen. Daarom is het voor hem behoefte, om het aangezicht des Heren te zoeken, aleer hij verder iets verricht..

2) Abrahams knecht wil hiermee zeggen: Heere, tevergeefs zoek ik hier en derwaarts, tevergeefs is mijn arbeid, mijn ijver, mijn moeite, indien Gij deze zaak niet bestuurt..

3) Eliëzer pleit hier voor zijn heer en smeekt, dat de Heere God van het verbond gedachtig moge zijn, hetwelk hij met Abraham heeft opgericht. Welk een voorbeeld voor alle dienstbaren is deze eenvoudige dienstknecht van de vader van de gelovigen!

Vers 12

12. En hij zei: HEERE! God van mijn heer Abraham! 1) doe haar mij toch heden ontmoeten, 2)leid mij tot degene, die Isaak's gewenste vrouw worden mag, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer, 3) voor wie er zoveel aan gelegen is, dat er voor zijn zoon een goede keus wordt gedaan.

1) Eliëzer spreekt hier de Heere aan als God van Abraham, omdat de zaak, waarvoor hij optreedt, niet zijn zaak is, maar de zaak van zijn heer en met de belofte in het nauwste verband staat. Daarom ook hier weer het woord "HEERE." In het huis van Abraham had deze grijsaard ook ongetwijfeld de Heere leren kennen. Daarom is het voor hem behoefte, om het aangezicht des Heren te zoeken, aleer hij verder iets verricht..

2) Abrahams knecht wil hiermee zeggen: Heere, tevergeefs zoek ik hier en derwaarts, tevergeefs is mijn arbeid, mijn ijver, mijn moeite, indien Gij deze zaak niet bestuurt..

3) Eliëzer pleit hier voor zijn heer en smeekt, dat de Heere God van het verbond gedachtig moge zijn, hetwelk hij met Abraham heeft opgericht. Welk een voorbeeld voor alle dienstbaren is deze eenvoudige dienstknecht van de vader van de gelovigen!

Vers 13

13. Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochters van de mannen in deze stad zijn uitgaande om water te putten. Wie moet ik uit haar kiezen? Ik kan de rechte keus niet doen, wijs Gij mij aan, wie ik te kiezen heb, en laat het U welgevallig zijn, mij een teken te geven.

Vers 13

13. Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochters van de mannen in deze stad zijn uitgaande om water te putten. Wie moet ik uit haar kiezen? Ik kan de rechte keus niet doen, wijs Gij mij aan, wie ik te kiezen heb, en laat het U welgevallig zijn, mij een teken te geven.

Vers 14

14. 1) Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij, niet alleen mij zal geven wat ik vraag, maar mijn wensen voorkomende, zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kamelen drenken, diezelve zij, die Gij uw knecht Izaak toegewezen hebt, en dat ik daaraan zal herkennen, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt; 2) dat toch zal zonder twijfel een goede moeder zijn, die zo dienstvaardig jegens vreemdelingen is.

1) Het teken, dat Eliëzer bepaalde, bewijst, hoeveel waarde men in het huis van Abraham hechtte aan goede werken, aan werken van vriendschap, gastvrijheid en milddadigheid tegenover mensen en dieren..

De gelovigen mogen tekenen begeren, doch altijd alleen zulke tekenen, als in de gewone, natuurlijke loop van de zaak voorkomen, en niet zoals de Joden deden, iets bovennatuurlijks en buitengewoons, als een teken uit de hemel. Wij weten dat de hemelse dingen onder de aardse dingen verborgen zijn, en daarom mogen en moeten wij letten op tekenen en wenken, die God ons door de aardse van de hemelse dingen geeft. Ook zien wij hier de zo noodzakelijke als plichtmatige voorbede van de heiligen voor elkaar. Het gebed van Eliëzer is: "Doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer"! En Abraham bad ongetwijfeld te huis: "Doe weldadigheid bij Eliëzer!" En zie, nog gedurende het gebed komt de verhoring.. 2) Wij horen hier het heerlijk gelovig gebed van een vrome en godzalige man, die bij zo zware zaak een teken vraagt, gelijk ook enige andere voortreffelijke mensen gedaan hebben. Wij moeten zulke geloofshelden, die uit bijzonder vertrouwen op God voortkomen, niet nadoen, niet nabootsen, daar wij daaromtrent geen bevel hebben, en het dus in het rechte niet geschieden kan. Wij moeten in ons gebed de uitkomst van alle zaken aan Gods genadige wil overgeven.

Eliëzer toont hier een schrander man te zijn. Want het teken, dat hij vraagt, zal bewijzen, of de vrouw, die hij voor Izaak nodig acht, in de eerste plaats een kloeke, maar ook een hulp biedende vrouw is. Een kameel drinkt toch over het algemeen zeer lang, vooral na een reis..

Vers 14

14. 1) Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij, niet alleen mij zal geven wat ik vraag, maar mijn wensen voorkomende, zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kamelen drenken, diezelve zij, die Gij uw knecht Izaak toegewezen hebt, en dat ik daaraan zal herkennen, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt; 2) dat toch zal zonder twijfel een goede moeder zijn, die zo dienstvaardig jegens vreemdelingen is.

1) Het teken, dat Eliëzer bepaalde, bewijst, hoeveel waarde men in het huis van Abraham hechtte aan goede werken, aan werken van vriendschap, gastvrijheid en milddadigheid tegenover mensen en dieren..

De gelovigen mogen tekenen begeren, doch altijd alleen zulke tekenen, als in de gewone, natuurlijke loop van de zaak voorkomen, en niet zoals de Joden deden, iets bovennatuurlijks en buitengewoons, als een teken uit de hemel. Wij weten dat de hemelse dingen onder de aardse dingen verborgen zijn, en daarom mogen en moeten wij letten op tekenen en wenken, die God ons door de aardse van de hemelse dingen geeft. Ook zien wij hier de zo noodzakelijke als plichtmatige voorbede van de heiligen voor elkaar. Het gebed van Eliëzer is: "Doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer"! En Abraham bad ongetwijfeld te huis: "Doe weldadigheid bij Eliëzer!" En zie, nog gedurende het gebed komt de verhoring.. 2) Wij horen hier het heerlijk gelovig gebed van een vrome en godzalige man, die bij zo zware zaak een teken vraagt, gelijk ook enige andere voortreffelijke mensen gedaan hebben. Wij moeten zulke geloofshelden, die uit bijzonder vertrouwen op God voortkomen, niet nadoen, niet nabootsen, daar wij daaromtrent geen bevel hebben, en het dus in het rechte niet geschieden kan. Wij moeten in ons gebed de uitkomst van alle zaken aan Gods genadige wil overgeven.

Eliëzer toont hier een schrander man te zijn. Want het teken, dat hij vraagt, zal bewijzen, of de vrouw, die hij voor Izaak nodig acht, in de eerste plaats een kloeke, maar ook een hulp biedende vrouw is. Een kameel drinkt toch over het algemeen zeer lang, vooral na een reis..

Vers 15

15. En het geschiedde, eer hij geëindigd had 1) te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, a) welke aan Bethuël geboren was, de zoon van Milka, de vrouw van Nachor, de broeder van Abraham; 2) en zij had haar kruik op haar schouder.

a) Genesis 22:23 Genesis 11:27-Genesis 11:29

1) "Eer zij roepen, zo zal ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen." Isaiah 65:24). God had het zo beschikt, dat aleer Eliëzer zijn mond opende, om te bidden, Rebekka reeds het huis van haar vader had verlaten, opdat deze eenvoudige kinderlijke ziel niet lang behoefde te wachten op de verhoring van het gebed. De Heere kent Zijn kinderen. Ook hier weer als overal, op het gebed schenkt de Heere de verhoring..

2) Welk een nauwkeurigheid spreidt de Schrift hier ten toon in die opsomming van het geslacht van Rebekka. Het is, opdat het duidelijk zou blijken, dat de zoon van de belofte werd verbonden met een vrouw uit het gezegend geslacht van Sem..

Vers 15

15. En het geschiedde, eer hij geëindigd had 1) te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, a) welke aan Bethuël geboren was, de zoon van Milka, de vrouw van Nachor, de broeder van Abraham; 2) en zij had haar kruik op haar schouder.

a) Genesis 22:23 Genesis 11:27-Genesis 11:29

1) "Eer zij roepen, zo zal ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen." Isaiah 65:24). God had het zo beschikt, dat aleer Eliëzer zijn mond opende, om te bidden, Rebekka reeds het huis van haar vader had verlaten, opdat deze eenvoudige kinderlijke ziel niet lang behoefde te wachten op de verhoring van het gebed. De Heere kent Zijn kinderen. Ook hier weer als overal, op het gebed schenkt de Heere de verhoring..

2) Welk een nauwkeurigheid spreidt de Schrift hier ten toon in die opsomming van het geslacht van Rebekka. Het is, opdat het duidelijk zou blijken, dat de zoon van de belofte werd verbonden met een vrouw uit het gezegend geslacht van Sem..

Vers 16

16. En die jonge dochter was zeer schoon 1) van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik en ging op.

1) De Heilige Schrift kent ook aan schoonheid waarde toe. Zij vat met het goede het schone samen, gelijk de Griek met het schone het goede. In de schoonheid van de stammoeders van Israël ziet gij een beeld van een heilig schoon zielenleven..

Vers 16

16. En die jonge dochter was zeer schoon 1) van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik en ging op.

1) De Heilige Schrift kent ook aan schoonheid waarde toe. Zij vat met het goede het schone samen, gelijk de Griek met het schone het goede. In de schoonheid van de stammoeders van Israël ziet gij een beeld van een heilig schoon zielenleven..

Vers 17

17. Toen liep die knecht, die van haar afkomst nog wel niets wist (Genesis 24:15), maar door lieftalligheid reeds gunstig voor haar gestemd was (Genesis 29:9), haar tegemoet, en hij zei, om nu het door hem genoemde teken (Genesis 24:14) te beproeven: Laat mij toch een weinig water uit uw kruik drinken. 1)

1) Van het gebruik, dat zij van haar waterkruik zou maken hing het af, of zij de uitverkoren maagd was, die Eliëzer zocht. Ook de Heere Jezus stelde de ontmoeting van een man met een waterkruik, tot teken van het huis, waar de discipelen moesten ingaan, om het Pascha te bereiden; en wie denkt niet bij de vraag van Eliëzer aan Rebekka, om hem een weinig water te drinken te geven, aan dezelfde vraag van de Heer bij de fontein van Jakob aan de Samaritaanse vrouw?. 18. En zij zei: Drink, mijn heer! en zij haastte zich, en liet haar kruik neer op haar hand, en gaf hem te drinken.

Vers 17

17. Toen liep die knecht, die van haar afkomst nog wel niets wist (Genesis 24:15), maar door lieftalligheid reeds gunstig voor haar gestemd was (Genesis 29:9), haar tegemoet, en hij zei, om nu het door hem genoemde teken (Genesis 24:14) te beproeven: Laat mij toch een weinig water uit uw kruik drinken. 1)

1) Van het gebruik, dat zij van haar waterkruik zou maken hing het af, of zij de uitverkoren maagd was, die Eliëzer zocht. Ook de Heere Jezus stelde de ontmoeting van een man met een waterkruik, tot teken van het huis, waar de discipelen moesten ingaan, om het Pascha te bereiden; en wie denkt niet bij de vraag van Eliëzer aan Rebekka, om hem een weinig water te drinken te geven, aan dezelfde vraag van de Heer bij de fontein van Jakob aan de Samaritaanse vrouw?. 18. En zij zei: Drink, mijn heer! en zij haastte zich, en liet haar kruik neer op haar hand, en gaf hem te drinken.

Vers 19

19. Als zij nu voleindigd had van hem te drinken te geven, zei zij: Ik zal ook voor uw kamelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken.

Vers 19

19. Als zij nu voleindigd had van hem te drinken te geven, zei zij: Ik zal ook voor uw kamelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken.

Vers 20

20. En zij haastte zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weer naar de put1) om te putten, en zij putte voor al zijn kamelen. 2)

1) Wij vonden op de weg tussen Orpha en Bir verscheidene putten, bij welke de maagden uit de naburige dorpen hun vee drenkten. Zij waren niet gesluierd, als in de steden. Zodra wij haar groetten en van onze paarden stegen, brachten zij ons water en drenkten onze paarden. Dit was mij bijzonder merkwaardig, omdat Rebekka in deze streek zich zo dienstvaardig betoond had; misschien dronken wij uit dezelfde put, waaruit zij geput had.

2) Eliëzer zocht een nederige, uit liefde tot alle dienst bereidvaardige vrouw voor zijn heer, en hij had haar gevonden. Rebekka was niet enkel vriendelijk en beleefd jegens de vreemdeling, maar ook ten hoogste gewillig, om hem niet alleen de gevraagde dienst te bewijzen, maar ook om, ongevraagd, dezelfde dienst aan zijn lastdieren te vervullen; ja, zij deed dit met een ijver en haast, als ware zij bevreesd, dat haar dit werk uit de hand kon genomen worden. Kon zij niet n van de dienstknechten of dienstmaagden van haar vader of broeder geroepen hebben; ja, stonden de mannen van Eliëzers gevolg niet bij de kamelen, die zij haar kruik had kunnen toereiken, opdat deze de lastdieren te drinken gaven. Doch het viel haar niet in, dit te doen..

Vers 20

20. En zij haastte zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weer naar de put1) om te putten, en zij putte voor al zijn kamelen. 2)

1) Wij vonden op de weg tussen Orpha en Bir verscheidene putten, bij welke de maagden uit de naburige dorpen hun vee drenkten. Zij waren niet gesluierd, als in de steden. Zodra wij haar groetten en van onze paarden stegen, brachten zij ons water en drenkten onze paarden. Dit was mij bijzonder merkwaardig, omdat Rebekka in deze streek zich zo dienstvaardig betoond had; misschien dronken wij uit dezelfde put, waaruit zij geput had.

2) Eliëzer zocht een nederige, uit liefde tot alle dienst bereidvaardige vrouw voor zijn heer, en hij had haar gevonden. Rebekka was niet enkel vriendelijk en beleefd jegens de vreemdeling, maar ook ten hoogste gewillig, om hem niet alleen de gevraagde dienst te bewijzen, maar ook om, ongevraagd, dezelfde dienst aan zijn lastdieren te vervullen; ja, zij deed dit met een ijver en haast, als ware zij bevreesd, dat haar dit werk uit de hand kon genomen worden. Kon zij niet n van de dienstknechten of dienstmaagden van haar vader of broeder geroepen hebben; ja, stonden de mannen van Eliëzers gevolg niet bij de kamelen, die zij haar kruik had kunnen toereiken, opdat deze de lastdieren te drinken gaven. Doch het viel haar niet in, dit te doen..

Vers 21

21. En de man ontzette 1) zich over haar; hij was geheel in haar beschouwing verdiept, toen zij met zulk een ijver haar dienstvaardigheid bewees; stilzwijgende 2) bleef hij haar aanzien, om nog nauwkeuriger te merken3) of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet, of de Heere hem aanstonds de rechte had toegezonden, dan of zij misschien geen uit Abrahams familie was; in dat geval had hij, ondanks deze in het oog vallende overeenkomst met het door hem gevraagde teken, haar niet als de geschikte vrouw voor Izaak kunnen beschouwen.

1) In het Hebreeuws Mishthaeh: in een toestand gerakende van verwondering en verbazing. De verhoring van het gebed heeft, als het ware tweeërlei invloed op hem. Vooreerst maakt zij hem klein onder deze grote weldaden Gods, en aan de andere zijde komt zij hem zo groot voor, dat hij nauwelijks kan geloven, dat zij nu reeds en zo dadelijk heeft plaats gehad..

2) Deze verwondering bij de knecht van Abraham toont, dat er twijfel in zijn ziel was. Zwijgend overdenkt hij, of God zijn reis heeft voorspoedig gemaakt. Is hij dan in het onzekere, omtrent de besturing Gods, Wie hij om een teken en getuigenis heeft gevraagd? Ik antwoord, dat bij de vromen het geloof nooit zo volkomen is, of vele twijfelingen lopen er onderdoor. Er is dus niets ongerijmds in, indien de knecht van Abraham, hoewel hij zich aan de Voorzienigheid Gods overgeeft, toch door velerlei gedachten en overdenkingen als geslingerd is en in besluiteloosheid heeft verkeerd. Vervolgens: het geloof, ofschoon het de gemoederen van de vromen rustig en vreedzaam maakt, zodat zij geduldig op God wachten, ontsluit hen niet van alle zorg; daar het noodzakelijk is, dat het geduld zelf, geoefend wordt, door het in gespannen verwachting afwachten, totdat de Heere vervult, Wat Hij belooft. Overigens, ofschoon deze aarzeling bij Abrahams knecht niet zonder zonde is, daar zij ontspruit uit de onvastheid van het geloof, is zij wel te verontschuldigen, daar hij op niets anders zijn ogen richt, maar slechts van de uitkomst de bevestiging verlangt, opdat hij merke, dat God hem nabij is..

3) Een jong gezel moet niet blindelings op een persoon vallen en denken, dat hij, zo hij haar niet verkrijgt, uit de wereld moet uitgaan; maar hij moet altijd op God, de Heere zien, wat Die hem geven wil. Wat God geeft, is ons ten zegen; wat mensen- en ogenlust geeft, dat wordt tot een heiligend vuur..

Vers 21

21. En de man ontzette 1) zich over haar; hij was geheel in haar beschouwing verdiept, toen zij met zulk een ijver haar dienstvaardigheid bewees; stilzwijgende 2) bleef hij haar aanzien, om nog nauwkeuriger te merken3) of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet, of de Heere hem aanstonds de rechte had toegezonden, dan of zij misschien geen uit Abrahams familie was; in dat geval had hij, ondanks deze in het oog vallende overeenkomst met het door hem gevraagde teken, haar niet als de geschikte vrouw voor Izaak kunnen beschouwen.

1) In het Hebreeuws Mishthaeh: in een toestand gerakende van verwondering en verbazing. De verhoring van het gebed heeft, als het ware tweeërlei invloed op hem. Vooreerst maakt zij hem klein onder deze grote weldaden Gods, en aan de andere zijde komt zij hem zo groot voor, dat hij nauwelijks kan geloven, dat zij nu reeds en zo dadelijk heeft plaats gehad..

2) Deze verwondering bij de knecht van Abraham toont, dat er twijfel in zijn ziel was. Zwijgend overdenkt hij, of God zijn reis heeft voorspoedig gemaakt. Is hij dan in het onzekere, omtrent de besturing Gods, Wie hij om een teken en getuigenis heeft gevraagd? Ik antwoord, dat bij de vromen het geloof nooit zo volkomen is, of vele twijfelingen lopen er onderdoor. Er is dus niets ongerijmds in, indien de knecht van Abraham, hoewel hij zich aan de Voorzienigheid Gods overgeeft, toch door velerlei gedachten en overdenkingen als geslingerd is en in besluiteloosheid heeft verkeerd. Vervolgens: het geloof, ofschoon het de gemoederen van de vromen rustig en vreedzaam maakt, zodat zij geduldig op God wachten, ontsluit hen niet van alle zorg; daar het noodzakelijk is, dat het geduld zelf, geoefend wordt, door het in gespannen verwachting afwachten, totdat de Heere vervult, Wat Hij belooft. Overigens, ofschoon deze aarzeling bij Abrahams knecht niet zonder zonde is, daar zij ontspruit uit de onvastheid van het geloof, is zij wel te verontschuldigen, daar hij op niets anders zijn ogen richt, maar slechts van de uitkomst de bevestiging verlangt, opdat hij merke, dat God hem nabij is..

3) Een jong gezel moet niet blindelings op een persoon vallen en denken, dat hij, zo hij haar niet verkrijgt, uit de wereld moet uitgaan; maar hij moet altijd op God, de Heere zien, wat Die hem geven wil. Wat God geeft, is ons ten zegen; wat mensen- en ogenlust geeft, dat wordt tot een heiligend vuur..

Vers 22

22. En het geschiedde, als de kamelen voleindigd hadden te drinken, dat die man van de goederen, die hij meegebracht had, 1) een gouden voorhoofdsiersel nam, waarvan het gewicht was een halve sikkel (ruim twee dukaten) en tweearmringen aan haar handen, waarvan het gewicht was tien sikkels goud (twee en veertig dukaten) om haar haar dienstvaardigheid te belonen.

1) Is dit versieren niet in strijd met 1 Timothy 2:9,1 Timothy 2:10, 1 Timothy 2:2 Timotheus 3:4,5. Was Sara een vorstin, Rebekka moest een prinses worden, en men gunt gaarne aan voorname personen voorrang in kleding en tooisel. De grote overvloed in goud, edelgesteenten en andere kostbaarheden bij de priesters en in de tempel, was niet tot verhovaardiging..

Met vele gouden sieraden beladen, was Abrahams gezant Eliëzer, aan de waterfontein in Mesopotamië gekomen. "Laat mij drinken," zo vroeg hij aan Nahors dochter, en, als zij het water voor hem en zijn kamelen had geput, was zij met veel goud versierd, als de uitverkoren bruid van Abrahams zoon. Bij Jakob's fontein was meer dan Eliëzer, was de Gezondene van God, aan wie de Vader gegeven had, het eeuwige leven in zichzelf te hebben, en dit te geven, aan wie Hij wilde. De Samaritaanse wendde zich niet af, zij hoorde naar die vraag; zij werd gezegend met giften van de hemel. Hoort Hem, geliefden! als Hij tot u spreekt. Hij komt met Zijn Evangelie in uw huizen, om met Zijn Geest in uw harten te komen.

Vers 22

22. En het geschiedde, als de kamelen voleindigd hadden te drinken, dat die man van de goederen, die hij meegebracht had, 1) een gouden voorhoofdsiersel nam, waarvan het gewicht was een halve sikkel (ruim twee dukaten) en tweearmringen aan haar handen, waarvan het gewicht was tien sikkels goud (twee en veertig dukaten) om haar haar dienstvaardigheid te belonen.

1) Is dit versieren niet in strijd met 1 Timothy 2:9,1 Timothy 2:10, 1 Timothy 2:2 Timotheus 3:4,5. Was Sara een vorstin, Rebekka moest een prinses worden, en men gunt gaarne aan voorname personen voorrang in kleding en tooisel. De grote overvloed in goud, edelgesteenten en andere kostbaarheden bij de priesters en in de tempel, was niet tot verhovaardiging..

Met vele gouden sieraden beladen, was Abrahams gezant Eliëzer, aan de waterfontein in Mesopotamië gekomen. "Laat mij drinken," zo vroeg hij aan Nahors dochter, en, als zij het water voor hem en zijn kamelen had geput, was zij met veel goud versierd, als de uitverkoren bruid van Abrahams zoon. Bij Jakob's fontein was meer dan Eliëzer, was de Gezondene van God, aan wie de Vader gegeven had, het eeuwige leven in zichzelf te hebben, en dit te geven, aan wie Hij wilde. De Samaritaanse wendde zich niet af, zij hoorde naar die vraag; zij werd gezegend met giften van de hemel. Hoort Hem, geliefden! als Hij tot u spreekt. Hij komt met Zijn Evangelie in uw huizen, om met Zijn Geest in uw harten te komen.

Vers 23

23. Want hij had gezegd, voordat hij de geschenken overgaf: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize van uw vader plaats voor ons om te vernachten. 1)

1) Niet aleer hij weet, wie zij is, geeft Eliëzer haar zulke kostbare geschenken. Hij verzwijgt haar echter het doel van zijn reis..

Vers 23

23. Want hij had gezegd, voordat hij de geschenken overgaf: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize van uw vader plaats voor ons om te vernachten. 1)

1) Niet aleer hij weet, wie zij is, geeft Eliëzer haar zulke kostbare geschenken. Hij verzwijgt haar echter het doel van zijn reis..

Vers 24

24. En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft, alzo van een wettige zoon van Nachor, niet van zijnbijvrouw, Rema. (Genesis 22:20).

Vers 24

24. En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuël, de zoon van Milka, die zij Nachor gebaard heeft, alzo van een wettige zoon van Nachor, niet van zijnbijvrouw, Rema. (Genesis 22:20).

Vers 25

25. Voorts had zij tot hem gezegd, hem op zijn tweede vraag antwoordende, en tegelijk op echt vrouwelijke wijze hem uitnodigende: Ook is er stro en veel voer bij ons, ook plaats om te vernachten. Hierop legde hij het voorhoofdsiersel en de armbanden op haar (Genesis 24:22). 26. Toen hij nu genoegzaam wist, dat dit de verkorene des Heren was, neigde die man zijn hoofd ter aarde, en aanbad de HEERE.

Vers 25

25. Voorts had zij tot hem gezegd, hem op zijn tweede vraag antwoordende, en tegelijk op echt vrouwelijke wijze hem uitnodigende: Ook is er stro en veel voer bij ons, ook plaats om te vernachten. Hierop legde hij het voorhoofdsiersel en de armbanden op haar (Genesis 24:22). 26. Toen hij nu genoegzaam wist, dat dit de verkorene des Heren was, neigde die man zijn hoofd ter aarde, en aanbad de HEERE.

Vers 27

27. En hij zei: 1) Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer, die Zijn reeds zo dikwijls betoonde genade, en Zijn belofte omtrent zijnnakomelingschap ook hierdoor weer zo heerlijk bevestigd heeft; aangaande mij, de HEERE heeft mij op deze weg geleid, ten huize van de broeder van mijn heer. (Genesis 24:21).

1) Hij hoorde het wellicht niet meer, dat de jonge dochter hem ook nog sprak van nachtverblijf, want "nog terwijl zij sprak, neigde die man zijn hoofd en aanbad de Heere"...Bracht hij ook hulde aan Rebekka's lieftalligheid, aan God zelf behoorde de aanbidding, en "hij zei: geloofd zij de Heere, de God van mijn heer Abraham, die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de Heere heeft mij op deze weg geleid, ten huize van de broeder van mijn heer." Zo huldigt hij eerst de goedheid en trouw des Heren, betoont de Heere zijn dank en biedt daarop aan Rebekka de gouden sieraden aan..

Ook hieruit blijkt de echte vroomheid van Eliëzer. Hij heeft gebeden, maar hij moet ook danken. En waar hij dankt, daar blijft hij niet hangen aan de tweede oorzaak, maar verheft zich tot de eerste, tot God, die in de weg van Zijn Voorzienige zorg, het aldus heeft beschikt. Zijn twijfel is verdwenen..

Vers 27

27. En hij zei: 1) Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer, die Zijn reeds zo dikwijls betoonde genade, en Zijn belofte omtrent zijnnakomelingschap ook hierdoor weer zo heerlijk bevestigd heeft; aangaande mij, de HEERE heeft mij op deze weg geleid, ten huize van de broeder van mijn heer. (Genesis 24:21).

1) Hij hoorde het wellicht niet meer, dat de jonge dochter hem ook nog sprak van nachtverblijf, want "nog terwijl zij sprak, neigde die man zijn hoofd en aanbad de Heere"...Bracht hij ook hulde aan Rebekka's lieftalligheid, aan God zelf behoorde de aanbidding, en "hij zei: geloofd zij de Heere, de God van mijn heer Abraham, die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de Heere heeft mij op deze weg geleid, ten huize van de broeder van mijn heer." Zo huldigt hij eerst de goedheid en trouw des Heren, betoont de Heere zijn dank en biedt daarop aan Rebekka de gouden sieraden aan..

Ook hieruit blijkt de echte vroomheid van Eliëzer. Hij heeft gebeden, maar hij moet ook danken. En waar hij dankt, daar blijft hij niet hangen aan de tweede oorzaak, maar verheft zich tot de eerste, tot God, die in de weg van Zijn Voorzienige zorg, het aldus heeft beschikt. Zijn twijfel is verdwenen..

Vers 28

28. En die jonge dochter liep naar de stad, en gaf ten huize van haar moeder 1) alles te kennen, wat haar bij de waterput geschied was, gelijk deze zaken waren.

1)Waarschijnlijk had ook Rebekka's moeder een afzonderlijke tent gelijk Sara, ofschoon het ook mogelijk is, dat hier bedoeld wordt, dat Rebekka het eerst zich tot de moeder wendde, die dan in overleg met haar man, of op eigen gezag, Laban uitzond, om Eliëzer nachtverblijf aan te bieden.

III. Genesis 24:29-Genesis 24:61. Als Rebekka haar ontmoeting verhaald heeft, gaat Laban, haar broeder, aanstonds naar buiten en haalt de vreemdeling met zijn kamelen binnen. Deze wil echter geen bete gebruiken, voordat hij zijn last volbracht heeft; hij deelt deze mee, verhaalt de gehele toedracht van de reis, en vraagt om antwoord. Laban erkent met de zijn Gods wonderbare leiding, schenkt zijn goedkeuring tot het huwelijk, en, daar de knecht de volgende morgen reeds afreizen wil, laat men aan de bruid zelf de beslissing over, of zij nu meetrekken of later volgen wil. Zij verklaart zich tot meetrekken bereid en verlaat onder zegenwensen het ouderlijk huis.

Vers 28

28. En die jonge dochter liep naar de stad, en gaf ten huize van haar moeder 1) alles te kennen, wat haar bij de waterput geschied was, gelijk deze zaken waren.

1)Waarschijnlijk had ook Rebekka's moeder een afzonderlijke tent gelijk Sara, ofschoon het ook mogelijk is, dat hier bedoeld wordt, dat Rebekka het eerst zich tot de moeder wendde, die dan in overleg met haar man, of op eigen gezag, Laban uitzond, om Eliëzer nachtverblijf aan te bieden.

III. Genesis 24:29-Genesis 24:61. Als Rebekka haar ontmoeting verhaald heeft, gaat Laban, haar broeder, aanstonds naar buiten en haalt de vreemdeling met zijn kamelen binnen. Deze wil echter geen bete gebruiken, voordat hij zijn last volbracht heeft; hij deelt deze mee, verhaalt de gehele toedracht van de reis, en vraagt om antwoord. Laban erkent met de zijn Gods wonderbare leiding, schenkt zijn goedkeuring tot het huwelijk, en, daar de knecht de volgende morgen reeds afreizen wil, laat men aan de bruid zelf de beslissing over, of zij nu meetrekken of later volgen wil. Zij verklaart zich tot meetrekken bereid en verlaat onder zegenwensen het ouderlijk huis.

Vers 29

29. En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban (de wijze); en Laban liep 1) tot die man naar buiten tot de fontein.

1) In het Hebreeuws Jarats, "rende" in de zin van "haastte zich." Labans begeerte was opgewekt door het gezicht van de sieraden. Hij haast zich, zonder twijfel om ook iets machtig te worden. Niet Laban had echter Eliëzer moeten uitnodigen, maar Bethuël. Deze schijnt een man geweest te zijn van een zeer zwak karakter, die eigenlijk niet meetelde in het gezin. De moeder en Laban zijn de hoofdpersonen. Rebekka doet zich later ook wel enigszins als haar moeder kennen..

Vers 29

29. En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban (de wijze); en Laban liep 1) tot die man naar buiten tot de fontein.

1) In het Hebreeuws Jarats, "rende" in de zin van "haastte zich." Labans begeerte was opgewekt door het gezicht van de sieraden. Hij haast zich, zonder twijfel om ook iets machtig te worden. Niet Laban had echter Eliëzer moeten uitnodigen, maar Bethuël. Deze schijnt een man geweest te zijn van een zeer zwak karakter, die eigenlijk niet meetelde in het gezin. De moeder en Laban zijn de hoofdpersonen. Rebekka doet zich later ook wel enigszins als haar moeder kennen..

Vers 30

30. En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, dat Rebekka ontvangen had, en de armringen aan de handen van zijn zuster; en als hij gehoord had de woorden van zijn zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken; zo kwam hij, begerig naar rijke geschenken, tot die man, en ziet, hij stond bij de kamelen, bij de fontein nog op dezelfde plaats, wachtende, wat de Heere verder doen zou. Dit was aan Laban zeer welkom, die zich gehaast had, opdat de vreemdeling niet misschien elders zijn intrek zou nemen.

Vers 30

30. En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, dat Rebekka ontvangen had, en de armringen aan de handen van zijn zuster; en als hij gehoord had de woorden van zijn zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken; zo kwam hij, begerig naar rijke geschenken, tot die man, en ziet, hij stond bij de kamelen, bij de fontein nog op dezelfde plaats, wachtende, wat de Heere verder doen zou. Dit was aan Laban zeer welkom, die zich gehaast had, opdat de vreemdeling niet misschien elders zijn intrek zou nemen.

Vers 31

31. En hij zei: Kom in, gij gezegende des HEEREN, 1) waarom zou gij buiten staan? want ik heb het huis voor u en de uwen bereid, en de plaats voor de kamelen; 2)gij behoeft mij slechts te volgen, om een herbergzaam dak te vinden.

1) In het Hebreeuws Baroech Jahweh. Laban vertoont hier het echte beeld van de listige hebzuchtige. Zo lief en vleiend mogelijk spreekt hij Eliëzer aan, opdat diens hart voor hem zou gewonnen worden. De hebzuchtige wringt zich dikwijls in duizend bochten, om zijn doel te bereiken. Hebzucht en valsheid gaan daarom ook vele malen nevens elkaar.

2) Bethuël, de vader van Rebekka was ongetwijfeld zeer oud en weinig geacht in zijn huis; althans Laban had er het hoogste woord. Welk een tegenstelling met het huis van Abraham. Men ziet het terstond, waar God waarlijk gevreesd wordt en waar niet. Rebekka had, verstandig genoeg, haar moeder de zaak te kennen gegeven; doch de kostbare gouden armringen en het gouden voorhoofdversiersel trokken terstond het oog van Laban, die hebzuchtig van aard was (zoals later overvloedig bleek), zodat hij terstond naar buiten liep, en de rijke gezant met zijn gevolg binnen nodigde met de woorden: Kom in, gij gezegende des Heren! Want ofschoon Laban zelf ongodsdienstig was, zo kende hij nochtans de taal van het geloof en van de godsvrucht, die in de stam en in zijns vaders huis niet vreemd was..

Wat Rebekka uit dienstvaardigheid deed, deed Laban uit hebzucht: wel mogen wij ons zelf onderzoeken, uit welke beginselen onze daden voortkomen..

Vers 31

31. En hij zei: Kom in, gij gezegende des HEEREN, 1) waarom zou gij buiten staan? want ik heb het huis voor u en de uwen bereid, en de plaats voor de kamelen; 2)gij behoeft mij slechts te volgen, om een herbergzaam dak te vinden.

1) In het Hebreeuws Baroech Jahweh. Laban vertoont hier het echte beeld van de listige hebzuchtige. Zo lief en vleiend mogelijk spreekt hij Eliëzer aan, opdat diens hart voor hem zou gewonnen worden. De hebzuchtige wringt zich dikwijls in duizend bochten, om zijn doel te bereiken. Hebzucht en valsheid gaan daarom ook vele malen nevens elkaar.

2) Bethuël, de vader van Rebekka was ongetwijfeld zeer oud en weinig geacht in zijn huis; althans Laban had er het hoogste woord. Welk een tegenstelling met het huis van Abraham. Men ziet het terstond, waar God waarlijk gevreesd wordt en waar niet. Rebekka had, verstandig genoeg, haar moeder de zaak te kennen gegeven; doch de kostbare gouden armringen en het gouden voorhoofdversiersel trokken terstond het oog van Laban, die hebzuchtig van aard was (zoals later overvloedig bleek), zodat hij terstond naar buiten liep, en de rijke gezant met zijn gevolg binnen nodigde met de woorden: Kom in, gij gezegende des Heren! Want ofschoon Laban zelf ongodsdienstig was, zo kende hij nochtans de taal van het geloof en van de godsvrucht, die in de stam en in zijns vaders huis niet vreemd was..

Wat Rebekka uit dienstvaardigheid deed, deed Laban uit hebzucht: wel mogen wij ons zelf onderzoeken, uit welke beginselen onze daden voortkomen..

Vers 32

32. Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kamelen, maakte de riemen los en nam met hulp van de knechten de last af, en men gaf de kamelen stro en voer, en nam de man met zijn begeleiders in huis en gaf hem water, om zijn voeten te wassen, en de voeten van de mannen, die bij hem waren1) (Genesis 18:4).

1) Zonder voetwassing kon Eliëzer zich niet als Bethuëls gast beschouwen..

Deze uitvoerige tekening van Eliëzers ontvangst in Bethuëls huis, moet strekken, om in verband met hetgeen volgt, Eliëzers karakter, nauwgezetheid en ijver te beter in het licht te stellen. Men zag het de lastdieren en ook Eliëzer en zijn gevolg aan, dat zij van de lange tocht vermoeid waren. Zij zagen er misschien moe en afgereisd uit. Men zocht het allen zoveel mogelijk gemakkelijk en aangenaam te maken. Reeds was de overvloedige dis aangericht, "daarna werd hem het eten voorgezet; maar hij zei: ik zal niet eten totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij (Laban) zei: spreek." Dat wij allen even trouw en nauwgezet als deze dienstknecht van Abraham handelen mochten! Eerst de plicht en dan het genot, eerst de last van de meester en dan de last van het vlees!.

Vers 32

32. Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kamelen, maakte de riemen los en nam met hulp van de knechten de last af, en men gaf de kamelen stro en voer, en nam de man met zijn begeleiders in huis en gaf hem water, om zijn voeten te wassen, en de voeten van de mannen, die bij hem waren1) (Genesis 18:4).

1) Zonder voetwassing kon Eliëzer zich niet als Bethuëls gast beschouwen..

Deze uitvoerige tekening van Eliëzers ontvangst in Bethuëls huis, moet strekken, om in verband met hetgeen volgt, Eliëzers karakter, nauwgezetheid en ijver te beter in het licht te stellen. Men zag het de lastdieren en ook Eliëzer en zijn gevolg aan, dat zij van de lange tocht vermoeid waren. Zij zagen er misschien moe en afgereisd uit. Men zocht het allen zoveel mogelijk gemakkelijk en aangenaam te maken. Reeds was de overvloedige dis aangericht, "daarna werd hem het eten voorgezet; maar hij zei: ik zal niet eten totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij (Laban) zei: spreek." Dat wij allen even trouw en nauwgezet als deze dienstknecht van Abraham handelen mochten! Eerst de plicht en dan het genot, eerst de last van de meester en dan de last van het vlees!.

Vers 33

33. Daarna, nadat hij zijn voeten gewassen had, werd hem te eten voorgezet; maar hij zei: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb, die ik op last van mijn heer moet spreken. En hij, Laban, zei: Spreukenek! 1)

1) Waar polygamie gewoonte is, kan een vader de kinderen, bijzonder de dochters van die vrouw, die hij minder liefheeft gemakkelijk terugzetten; de broeders treden daarom als voogden voor hun zusters op, om haar rechten te bewaren en haar zaak te besturen. (Genesis 34:5,Genesis 34:11,Genesis 34:25 Judges 21:22 2 Samuel 13:22)

Vers 33

33. Daarna, nadat hij zijn voeten gewassen had, werd hem te eten voorgezet; maar hij zei: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb, die ik op last van mijn heer moet spreken. En hij, Laban, zei: Spreukenek! 1)

1) Waar polygamie gewoonte is, kan een vader de kinderen, bijzonder de dochters van die vrouw, die hij minder liefheeft gemakkelijk terugzetten; de broeders treden daarom als voogden voor hun zusters op, om haar rechten te bewaren en haar zaak te besturen. (Genesis 34:5,Genesis 34:11,Genesis 34:25 Judges 21:22 2 Samuel 13:22)

Vers 34

34. Toen zei hij, terwijl Bethuël het mede hoorde (Genesis 24:50): Ik ben een knecht van Abraham, uw bloedverwant, die gij kent;

Vers 34

34. Toen zei hij, terwijl Bethuël het mede hoorde (Genesis 24:50): Ik ben een knecht van Abraham, uw bloedverwant, die gij kent;

Vers 35

35. En de HEERE heeft mijn heer, sedert hij uit Haran getrokken is, zeer gezegend, zodat hij groot geworden is in rijkdom en aanzien; en Hij heeft hem gegeven schapen en runderen en zilver en goud en knechten en maagden en kamelen en ezelen. 1)

1) Daar Eliëzer Labans karakter reeds heeft doorzien, zo werpt hij niet de paarlen voor de zwijnen, maar spreekt bepaald tot hem over de tijdelijke zegeningen van zijn heer Abraham. En dit alles wordt door hem verenigd met zoveel aanbiddende eerbied voor Jehova, en met zo vele blijken van zijn gehechtheid en trouw aan zijn heer, en met zoveel aandrang, wat de zaak betreft, dat Laban en al de huisgenoten toegaven..

Vers 35

35. En de HEERE heeft mijn heer, sedert hij uit Haran getrokken is, zeer gezegend, zodat hij groot geworden is in rijkdom en aanzien; en Hij heeft hem gegeven schapen en runderen en zilver en goud en knechten en maagden en kamelen en ezelen. 1)

1) Daar Eliëzer Labans karakter reeds heeft doorzien, zo werpt hij niet de paarlen voor de zwijnen, maar spreekt bepaald tot hem over de tijdelijke zegeningen van zijn heer Abraham. En dit alles wordt door hem verenigd met zoveel aanbiddende eerbied voor Jehova, en met zo vele blijken van zijn gehechtheid en trouw aan zijn heer, en met zoveel aandrang, wat de zaak betreft, dat Laban en al de huisgenoten toegaven..

Vers 36

36. En Sara, de vrouw van mijn heer, die onvruchtbaar was, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; 1) en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft; hij heeft hem tot enige erfgenaam gemaakt.

1) Deze mededeling dient, om Rebekka's ouders te verzekeren, dat, gelijk Rebekka, ook Izaak de spruit is van een wettige vrouw.

Vers 36

36. En Sara, de vrouw van mijn heer, die onvruchtbaar was, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; 1) en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft; hij heeft hem tot enige erfgenaam gemaakt.

1) Deze mededeling dient, om Rebekka's ouders te verzekeren, dat, gelijk Rebekka, ook Izaak de spruit is van een wettige vrouw.

Vers 37

37. En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochters van de Kananieten, in wiens land ik woon;

Vers 37

37. En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochters van de Kananieten, in wiens land ik woon;

Vers 38

38. Maar gij zult trekken naar het huis van mijn vader en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen.

Vers 38

38. Maar gij zult trekken naar het huis van mijn vader en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen.

Vers 39

39. Toen zei ik tot mijn heer: Misschien zal mij die vrouw niet volgen. 1)

1) Het verdere: "zal ik dan uw zoon moeten weder brengen in het land, waar hij uitgetogen zijt:" (Genesis 24:5) laat hij weg, omdat dit niet geschikt was voor de oren van hen, met wie hij sprak.. 40. En hij zei tot mij: de HEERE, voor wiens aangezicht ik gewandeld heb, en volgens wiens wil ik besloten heb, wat ik u nu opdraag, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat mijn wens vervuld worde, en dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.

Vers 39

39. Toen zei ik tot mijn heer: Misschien zal mij die vrouw niet volgen. 1)

1) Het verdere: "zal ik dan uw zoon moeten weder brengen in het land, waar hij uitgetogen zijt:" (Genesis 24:5) laat hij weg, omdat dit niet geschikt was voor de oren van hen, met wie hij sprak.. 40. En hij zei tot mij: de HEERE, voor wiens aangezicht ik gewandeld heb, en volgens wiens wil ik besloten heb, wat ik u nu opdraag, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat mijn wens vervuld worde, en dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.

Vers 41

41. Dan echter zult gij van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult gegaan zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van mijn eed.

Vers 41

41. Dan echter zult gij van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult gegaan zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van mijn eed.

Vers 42

42. En ik kwam, met die last uitgezonden, heden aan de fontein; en ik zei: O HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke Ik ga!

Vers 42

42. En ik kwam, met die last uitgezonden, heden aan de fontein; en ik zei: O HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke Ik ga!

Vers 43

43. Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal, om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig water te drinken uit uw kruik.

Vers 43

43. Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal, om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig water te drinken uit uw kruik.

Vers 44

44. En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kamelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan de zoon van mijn heer heeft toegewezen.

Vers 44

44. En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kamelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan de zoon van mijn heer heeft toegewezen.

Vers 45

45. Eer ik geëindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein, en putte, en Ik zei tot haar: Geef mij toch te drinken.

Vers 45

45. Eer ik geëindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein, en putte, en Ik zei tot haar: Geef mij toch te drinken.

Vers 46

46. Zo haastte zij zich, en liet haar kruik van zich neer, en zei: Drink gij, en ik zal ook uw kamelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kamelen.

Vers 46

46. Zo haastte zij zich, en liet haar kruik van zich neer, en zei: Drink gij, en ik zal ook uw kamelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kamelen.

Vers 47

47. Toen vroeg ik haar, en zei: Wiens dochter zijt gij? En zij zei: De dochter van Bethuël, de zoon van Nachor, welke Milka hem gebaard heeft. Zo leide ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen.

Vers 47

47. Toen vroeg ik haar, en zei: Wiens dochter zijt gij? En zij zei: De dochter van Bethuël, de zoon van Nachor, welke Milka hem gebaard heeft. Zo leide ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen.

Vers 48

48. En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde de HEERE, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had, om de dochter van de broeder (broederszoon) van mijn heer voor zijn zoon te nemen.

Eliëzer schaamt zich zijn Godsvrucht niet, maar het is hem behoefte, openlijk de eer van zijn God groot te maken..

Vers 48

48. En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde de HEERE, de God van mijn heer Abraham, die mij op de rechte weg geleid had, om de dochter van de broeder (broederszoon) van mijn heer voor zijn zoon te nemen.

Eliëzer schaamt zich zijn Godsvrucht niet, maar het is hem behoefte, openlijk de eer van zijn God groot te maken..

Vers 49

49. Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, gelijk de Heere in deze gehele zaak barmhartigheid en waarheid (Genesis 24:27) aan hem gedaan heeft, geeft het mij te kennen, en zo niet, zo gij tegen de goddelijke aanwijzingen in handelen wilt, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechter- of ter linkerhand, naar enige andere plaats, wende, 1) om bij anderen van Abrahams familie een jonge dochter te zoeken.

1)Christelijke jongelingen moeten het jawoord niet met geweld van de beminde en haar ouders willen afdwingen, maar alles aan de leiding Gods overgeven.. 50. Toen antwoordden Laban en Bethuël, 1) als uit n mond, en zeiden: Van de HEERE is deze zaak voortgekomen; 2) wij erkennen duidelijk in de gehele toedracht van de zaak de leiding Gods; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken; wij kunnen noch v r, noch tegen spreken, daar de Heere reeds beslist heeft.

1)"Laban en Bethuël"; niet Bethuël en Laban. Wederom een bewijs, dat Bethuël niet of weinig werd geteld. Het vermoeden is wel eens uitgesproken, dat hij zinneloos, verbijsterd van verstand is geweest. Uit de rangschikking van de namen hier zou men dit kunnen afleiden, daar de Heilige Schrift altijd ten hoogste opkomt voor de rechten van de ouders..

2) Waar des Heren wil duidelijk is, mag geen "Neen" daartegen opkomen; maar het mag ook niet eens in het hart zijn, of er bovendien nog een "Ja" uit overleg en keus nodig ware. Dan ware het toch ook mogelijk, dat de uitslag van het overleggen een "Neen" ware. Bij de overtuiging: "dat komt van de Heere!" is er geen keus van overleg meer! dan betaamt het, noch kwaad noch goed sprekende, dat is niet overleggende of het "Ja" of "Neen" zal zijn, maar zwijgende, en onvoorwaardelijk zich aan Zijn wil over te geven..

Als ouders zien, dat God het met hun kinderen tamelijk wel maakt, mogen zij er zich niet tegen verzetten. Als God wil, moeten de ongelovigen de gelovigen naspreken, en zich onderwerpen, als is het ook geveinsd. Ja, meermalen legt God de wildste vijanden, even als de wildste dieren een breidel in de mond..

Uit deze bekentenis van Laban en Bethuël is zichtbaar, hoe ook onbekeerde gemoederen ertoe gedwongen kunnen worden, om de Heere de eer te geven. De bewijzen, dat het een besturing Gods is, kunnen z duidelijk zijn, z onmiskenbaar, dat ongelovigen, huns ondanks, moeten uitroepen: indien er een Voorzienigheid Gods is, dan is zij hier zichtbaar!.

Vers 49

49. Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, gelijk de Heere in deze gehele zaak barmhartigheid en waarheid (Genesis 24:27) aan hem gedaan heeft, geeft het mij te kennen, en zo niet, zo gij tegen de goddelijke aanwijzingen in handelen wilt, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechter- of ter linkerhand, naar enige andere plaats, wende, 1) om bij anderen van Abrahams familie een jonge dochter te zoeken.

1)Christelijke jongelingen moeten het jawoord niet met geweld van de beminde en haar ouders willen afdwingen, maar alles aan de leiding Gods overgeven.. 50. Toen antwoordden Laban en Bethuël, 1) als uit n mond, en zeiden: Van de HEERE is deze zaak voortgekomen; 2) wij erkennen duidelijk in de gehele toedracht van de zaak de leiding Gods; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken; wij kunnen noch v r, noch tegen spreken, daar de Heere reeds beslist heeft.

1)"Laban en Bethuël"; niet Bethuël en Laban. Wederom een bewijs, dat Bethuël niet of weinig werd geteld. Het vermoeden is wel eens uitgesproken, dat hij zinneloos, verbijsterd van verstand is geweest. Uit de rangschikking van de namen hier zou men dit kunnen afleiden, daar de Heilige Schrift altijd ten hoogste opkomt voor de rechten van de ouders..

2) Waar des Heren wil duidelijk is, mag geen "Neen" daartegen opkomen; maar het mag ook niet eens in het hart zijn, of er bovendien nog een "Ja" uit overleg en keus nodig ware. Dan ware het toch ook mogelijk, dat de uitslag van het overleggen een "Neen" ware. Bij de overtuiging: "dat komt van de Heere!" is er geen keus van overleg meer! dan betaamt het, noch kwaad noch goed sprekende, dat is niet overleggende of het "Ja" of "Neen" zal zijn, maar zwijgende, en onvoorwaardelijk zich aan Zijn wil over te geven..

Als ouders zien, dat God het met hun kinderen tamelijk wel maakt, mogen zij er zich niet tegen verzetten. Als God wil, moeten de ongelovigen de gelovigen naspreken, en zich onderwerpen, als is het ook geveinsd. Ja, meermalen legt God de wildste vijanden, even als de wildste dieren een breidel in de mond..

Uit deze bekentenis van Laban en Bethuël is zichtbaar, hoe ook onbekeerde gemoederen ertoe gedwongen kunnen worden, om de Heere de eer te geven. De bewijzen, dat het een besturing Gods is, kunnen z duidelijk zijn, z onmiskenbaar, dat ongelovigen, huns ondanks, moeten uitroepen: indien er een Voorzienigheid Gods is, dan is zij hier zichtbaar!.

Vers 51

51. Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek heen; zij zij de vrouw van de zoon van uw heer, gelijk de HEERE gesproken heeft, door zijn wonderlijke leidingen.

Vers 51

51. Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek heen; zij zij de vrouw van de zoon van uw heer, gelijk de HEERE gesproken heeft, door zijn wonderlijke leidingen.

Vers 52

52. En het geschiedde, toen Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor de HEERE, 1) om Hem voor zo grote zegen te prijzen.

1) Eliëzer dankte niet Bethuël noch Laban, maar de Heere..

Uit deze vroomheid van de knecht blijkt, dat Abraham werkelijk, gelijk de Heere hem daartoe geroepen had, aan zijn huis had bevolen, om des Heren wegen te houden en te doen wat recht en goed is. (18:19)

Vers 52

52. En het geschiedde, toen Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor de HEERE, 1) om Hem voor zo grote zegen te prijzen.

1) Eliëzer dankte niet Bethuël noch Laban, maar de Heere..

Uit deze vroomheid van de knecht blijkt, dat Abraham werkelijk, gelijk de Heere hem daartoe geroepen had, aan zijn huis had bevolen, om des Heren wegen te houden en te doen wat recht en goed is. (18:19)

Vers 53

53. En de knecht langde voort zilveren kleinoden en gouden kleinoden tot versiering, en klederen, gelijk de bruidegom deze gewoonlijk aan zijn bruid ten geschenke gaf, 1)en hij gaf die in Isaak's naam aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder, die bij de gehele zaak in de plaats van de vader gesproken had, en aan haar moeder kostelijkheden, kostelijke vruchten en voortbrengselen van het land Kanan. (Genesis 43:11). 1) Daartoe behoorde ook een kostbare sluier van rode zijde, gelijk nog heden door de bruidegom aan de bruid bij de verloving gegeven wordt. Tot het aankopen van al de hier genoemde kostbaarheden was Abraham in de gelegenheid door de nabijheid van de reeds vroeg handeldrijvende Feniciërs en de door Kanan naar Egypte doortrekkende karavanen. (Genesis 37:2)

Tot zover was alles goed gegaan.

Vers 53

53. En de knecht langde voort zilveren kleinoden en gouden kleinoden tot versiering, en klederen, gelijk de bruidegom deze gewoonlijk aan zijn bruid ten geschenke gaf, 1)en hij gaf die in Isaak's naam aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder, die bij de gehele zaak in de plaats van de vader gesproken had, en aan haar moeder kostelijkheden, kostelijke vruchten en voortbrengselen van het land Kanan. (Genesis 43:11). 1) Daartoe behoorde ook een kostbare sluier van rode zijde, gelijk nog heden door de bruidegom aan de bruid bij de verloving gegeven wordt. Tot het aankopen van al de hier genoemde kostbaarheden was Abraham in de gelegenheid door de nabijheid van de reeds vroeg handeldrijvende Feniciërs en de door Kanan naar Egypte doortrekkende karavanen. (Genesis 37:2)

Tot zover was alles goed gegaan.

Vers 54

54. Toen alzo de gehele zaak beslist was, aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachten en zij stonden `s morgens vroeg op, en hij zei reisvaardig voor hem komende: Laat mij trekken tot mijn heer, opdat ik zo spoedig mogelijk bij hem zij.

Vers 54

54. Toen alzo de gehele zaak beslist was, aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachten en zij stonden `s morgens vroeg op, en hij zei reisvaardig voor hem komende: Laat mij trekken tot mijn heer, opdat ik zo spoedig mogelijk bij hem zij.

Vers 55

55. Toen zei haar broeder en haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of een tiental dagen bij ons blijven, opdat wij eerst haar reis voorbereiden en nog een tijd haar bijzijn en het uw mogen genieten; daarna zult gij gaan.

In die wens lag niets onredelijks. Integendeel, het zou onmoederlijk gehandeld zijn, indien zij het niet gedaan had. De moeder moet echter ook leren haar moederlijke toegenegenheid op te offeren aan de wil des Heren..

Vers 55

55. Toen zei haar broeder en haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of een tiental dagen bij ons blijven, opdat wij eerst haar reis voorbereiden en nog een tijd haar bijzijn en het uw mogen genieten; daarna zult gij gaan.

In die wens lag niets onredelijks. Integendeel, het zou onmoederlijk gehandeld zijn, indien zij het niet gedaan had. De moeder moet echter ook leren haar moederlijke toegenegenheid op te offeren aan de wil des Heren..

Vers 56

56. Maar hij, Laban wellicht reeds doorziende, Genesis 31:7) zei tot hen: Houdt mij niet op, daar de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! Gij hebt de hand Gods opgemerkt in de ontmoeting en daarom noch kwaad noch goed gezegd, gelijk het u betaamde. God heeft mij haar, de eerste, die ik ontmoette, als Isaak's vrouw aangewezen; die spoed is ook voor ons een aanwijzing, die wij moeten volgen; laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga, 1) en hem zo spoedig mogelijk met de goede tijding verblijde!

1) Welk een goede trouw van het begin tot het einde! Hij roert geen bete aan, voordat hij zijn last volbracht heeft; en als hij die volbracht heeft, kan niemand hem houden, hij moet tot zijn heer terugkeren en de genade bekend maken, die de Heere hem op zijn reis gegeven heeft. Welk een onbaatzuchtigheid, welk een zelfverloochening, welk een opoffering voor zijn heer!.

Hij zou vrolijke dagen in de familie hebben kunnen doorbrengen; maar hij weet, dat zijn heer met gespannen verlangen de uitslag van deze reis tegemoet ziet, en hij wil zo spoedig mogelijk diens zorg in dankende vreugde verwisselen..

Vers 56

56. Maar hij, Laban wellicht reeds doorziende, Genesis 31:7) zei tot hen: Houdt mij niet op, daar de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! Gij hebt de hand Gods opgemerkt in de ontmoeting en daarom noch kwaad noch goed gezegd, gelijk het u betaamde. God heeft mij haar, de eerste, die ik ontmoette, als Isaak's vrouw aangewezen; die spoed is ook voor ons een aanwijzing, die wij moeten volgen; laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga, 1) en hem zo spoedig mogelijk met de goede tijding verblijde!

1) Welk een goede trouw van het begin tot het einde! Hij roert geen bete aan, voordat hij zijn last volbracht heeft; en als hij die volbracht heeft, kan niemand hem houden, hij moet tot zijn heer terugkeren en de genade bekend maken, die de Heere hem op zijn reis gegeven heeft. Welk een onbaatzuchtigheid, welk een zelfverloochening, welk een opoffering voor zijn heer!.

Hij zou vrolijke dagen in de familie hebben kunnen doorbrengen; maar hij weet, dat zijn heer met gespannen verlangen de uitslag van deze reis tegemoet ziet, en hij wil zo spoedig mogelijk diens zorg in dankende vreugde verwisselen..

Vers 57

57. Toen zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen; laat ons aan haar de beslissing overlaten, gelijk dit bij het uithuwen van een jonge dochter betaamt.

Het voorstel werd stellig gedaan, om hun wens vervuld te krijgen. Zij rekenen er echter niet mee, dat de Heere de harten neigt als waterbeken..

Vers 57

57. Toen zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen; laat ons aan haar de beslissing overlaten, gelijk dit bij het uithuwen van een jonge dochter betaamt.

Het voorstel werd stellig gedaan, om hun wens vervuld te krijgen. Zij rekenen er echter niet mee, dat de Heere de harten neigt als waterbeken..

Vers 58

58. En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met deze man, die u nu reeds tot uw bruidegom geleiden wil, trekken 1) of zullen wij u later tot Izaak laten gaan? En zij antwoordde: aanstonds besloten, wat zij zou doen, gelijk beslistheid en vastheid in het handelen zich ook later als een hoofdtrek van haar karakter vertoont (Genesis 27:5), zodat zij bezat wat Izaak miste en daardoor uitnemend voor hem geschikt was (zie "Ge 24:63): Ik zal trekken, 2) nog heden met hem meegaan.

1)"Wilt gij met deze man trekken?" Een gewichtige vraag aan u, zondige en zwakke mens! die wij u doen met de vinger naar die Jezus, die uw leidsman wil zijn naar het huis van de Vader..

2) Van een toestemmen tot het huwelijk is hier geen sprake, dat had zij reeds de vorige dag gedaan door het aannemen van de geschenken; wel van het nu meegaan of later volgen..

In dat korte antwoord ligt iets beslists. Het is een teken van een karakter, dat weet wat het wil, spoedig en vastberaden. Zulk een vrouw had Izaak nodig. Izaak en Rebekka vertegenwoordigen, stille maar ook vastberaden overgegevenheid aan de wil des Heren, opdat zij aldus ons het typisch beeld zouden vertonen van Hem, die gezegd heeft; Zie, Ik kom, om Uw wil te doen! en van de Kerk, die uit een gewillig volk zou bestaan op de dag Zijn legermacht..

Vers 58

58. En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met deze man, die u nu reeds tot uw bruidegom geleiden wil, trekken 1) of zullen wij u later tot Izaak laten gaan? En zij antwoordde: aanstonds besloten, wat zij zou doen, gelijk beslistheid en vastheid in het handelen zich ook later als een hoofdtrek van haar karakter vertoont (Genesis 27:5), zodat zij bezat wat Izaak miste en daardoor uitnemend voor hem geschikt was (zie "Ge 24:63): Ik zal trekken, 2) nog heden met hem meegaan.

1)"Wilt gij met deze man trekken?" Een gewichtige vraag aan u, zondige en zwakke mens! die wij u doen met de vinger naar die Jezus, die uw leidsman wil zijn naar het huis van de Vader..

2) Van een toestemmen tot het huwelijk is hier geen sprake, dat had zij reeds de vorige dag gedaan door het aannemen van de geschenken; wel van het nu meegaan of later volgen..

In dat korte antwoord ligt iets beslists. Het is een teken van een karakter, dat weet wat het wil, spoedig en vastberaden. Zulk een vrouw had Izaak nodig. Izaak en Rebekka vertegenwoordigen, stille maar ook vastberaden overgegevenheid aan de wil des Heren, opdat zij aldus ons het typisch beeld zouden vertonen van Hem, die gezegd heeft; Zie, Ik kom, om Uw wil te doen! en van de Kerk, die uit een gewillig volk zou bestaan op de dag Zijn legermacht..

Vers 59

59. Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, 1) en haar voedster 2) (Debora Genesis 35:8) trekken, bovendien Abrahams knecht en zijn mannen.

1) Zij wordt hier genoemd naar haar betrekking tot Laban, die in deze gehele zaak de hoofdrol gespeeld heeft..

Ook hier weer met voorbijgang van Bethuël, Laban op de voorgrond..

2) De Hebreeuwse moeders zoogden zelf hun kinderen; waar echter een voedster nodig was, daar bleef zij haar leven lang in het huis en nam er een eervolle plaats in..

Vers 59

59. Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, 1) en haar voedster 2) (Debora Genesis 35:8) trekken, bovendien Abrahams knecht en zijn mannen.

1) Zij wordt hier genoemd naar haar betrekking tot Laban, die in deze gehele zaak de hoofdrol gespeeld heeft..

Ook hier weer met voorbijgang van Bethuël, Laban op de voorgrond..

2) De Hebreeuwse moeders zoogden zelf hun kinderen; waar echter een voedster nodig was, daar bleef zij haar leven lang in het huis en nam er een eervolle plaats in..

Vers 60

60. En zij zegenden 1) Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! word gij, door uw nakomelingschap, tot duizenden miljoenen, en uw zaad bezitte de poort van zijn haters!

1) Door Goddelijke leiding komt hun zegenwens overeen met de zegen, die aan Abraham's zaad door de Heere beloofd was. (Genesis 22:17).

Of zij erbij nadachten of niet, zij moesten zegenen, evenals later Biliam, het menende of niet menende, zegenen moest; en wat zij zeiden, zou vervuld worden. Abraham zelf zou zoveel niet hebben durven zeggen; juist door de grootste vijanden laat God ons meermalen de grootste zegeningen aankondigen. (Genesis 31:44).

Aan Rebekka werden twee dingen medegegeven: haar zoogster en de zegen Gods. Goddelijke en moederlijke bescherming. 61. En Rebekka maakte zich op, na alzo gezegend te zijn, en van haar betrekkingen afscheid te hebben genomen, met haar jonge dochters, die men als haar dienstmaagden meegaf, en zij reden op kamelen, die Eliëzer medegebracht had, en volgden de man; en die knecht nam Rebekka onder zijn leiding en bescherming, en toog heen, de bruid met zich voerende, langs dezelfde weg, die eens Abraham op zijn tocht naar Haran bewandeld had (Genesis 12:5); het was ook in waarheid een Abrahams-tocht) (Psalms 45:11).

IV. Genesis 24:62-Genesis 24:67. Terwijl het reisgezelschap Bersba bereikt, komt Izaak juist van de put Lachai-Rï, waar hij gebeden had; hij ziet in de verte de kamelen. Evenzo ziet Rebekka, dat een man hen op de weg tegemoet komt, en verneemt, op haar vraag, wie hij is; zij maakt zich tot de ontmoeting gereed en wordt door de bruidegom in de tent van zijn moeder geleid, om van nu aan zijn vrouw te zijn.

Vers 60

60. En zij zegenden 1) Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! word gij, door uw nakomelingschap, tot duizenden miljoenen, en uw zaad bezitte de poort van zijn haters!

1) Door Goddelijke leiding komt hun zegenwens overeen met de zegen, die aan Abraham's zaad door de Heere beloofd was. (Genesis 22:17).

Of zij erbij nadachten of niet, zij moesten zegenen, evenals later Biliam, het menende of niet menende, zegenen moest; en wat zij zeiden, zou vervuld worden. Abraham zelf zou zoveel niet hebben durven zeggen; juist door de grootste vijanden laat God ons meermalen de grootste zegeningen aankondigen. (Genesis 31:44).

Aan Rebekka werden twee dingen medegegeven: haar zoogster en de zegen Gods. Goddelijke en moederlijke bescherming. 61. En Rebekka maakte zich op, na alzo gezegend te zijn, en van haar betrekkingen afscheid te hebben genomen, met haar jonge dochters, die men als haar dienstmaagden meegaf, en zij reden op kamelen, die Eliëzer medegebracht had, en volgden de man; en die knecht nam Rebekka onder zijn leiding en bescherming, en toog heen, de bruid met zich voerende, langs dezelfde weg, die eens Abraham op zijn tocht naar Haran bewandeld had (Genesis 12:5); het was ook in waarheid een Abrahams-tocht) (Psalms 45:11).

IV. Genesis 24:62-Genesis 24:67. Terwijl het reisgezelschap Bersba bereikt, komt Izaak juist van de put Lachai-Rï, waar hij gebeden had; hij ziet in de verte de kamelen. Evenzo ziet Rebekka, dat een man hen op de weg tegemoet komt, en verneemt, op haar vraag, wie hij is; zij maakt zich tot de ontmoeting gereed en wordt door de bruidegom in de tent van zijn moeder geleid, om van nu aan zijn vrouw te zijn.

Vers 62

62. Izaak nu kwam van daar men komt tot de put Lachai-Rï, die sedert Hagar's ontmoeting (Genesis 16:14) in de familie als een plaats van goddelijke openbaringen beschouwd werd (Genesis 25:22); en hij woonde in het Zuiderland. 1)

1) In de nabijheid van Bersba, van waar Abraham vertrokken was (Genesis 22:19 vrgl. 23:2), en waarheen hij na Sara's dood niet meer dacht terug te keren, daar hij te Hebron, waar zij begraven lag, wilde blijven, had Izaak een eigen van de vader onafhankelijke huishouding. (Genesis 25:11).

Vers 62

62. Izaak nu kwam van daar men komt tot de put Lachai-Rï, die sedert Hagar's ontmoeting (Genesis 16:14) in de familie als een plaats van goddelijke openbaringen beschouwd werd (Genesis 25:22); en hij woonde in het Zuiderland. 1)

1) In de nabijheid van Bersba, van waar Abraham vertrokken was (Genesis 22:19 vrgl. 23:2), en waarheen hij na Sara's dood niet meer dacht terug te keren, daar hij te Hebron, waar zij begraven lag, wilde blijven, had Izaak een eigen van de vader onafhankelijke huishouding. (Genesis 25:11).

Vers 63

63. En 1) Izaak was uitgegaan uit zijn tent naar de nabijgelegen waterput, om te bidden2) in het veld 3) om in stil biddend overdenken onder Gods vrije hemel te zijn, en het was tegen het vallen van de avond 4) toen hij zijn bezigheden had verricht; en wat zou anders de hoofdzaak van zijn overdenkingen en gebeden geweest zijn, dan zijn nabijzijnd huwelijk? Had hij weinig werkzaam aandeel in de keuze van zijn vrouw, hij nam er des te meer door gebed deel in, en hij hief, toen hij naar zijn tent te Bersba terugkeerde zijn ogen op over de vlakke streek, waardoor Eliëzer moest komen, en zag toe en ziet, de kamelen kwamen.

1) Terwijl wij in Abraham een geloofsheld aanschouwden, zoals wij geen tweede vinden (Genesis 22:1), zien wij in Izaak meer de man van de liefde voor ons; in Jakob zullen wij de drager van de hoop ontmoeten. Izaak heeft weinig persoonlijke zelfstandigheid; zijn roeping is meer, om een overgang van de eerste tot de derde aartsvader te zijn, daarom zijn ook de mededelingen uit zijn leven weinige. Daarentegen bestaat zijn voorrang daarin, dat hij des te meer inwendig leeft, en in diepten indringt. Men kan het hem overal aanzien, dat hij de zoon is van een verstorven lichaam, de zoon van een moeder, die lang toegesloten is geweest, en alzo op bijzondere wijze een gave Gods is; het over hem opgeheven offermes zal wel nooit uit zijn ziel uitgewist zijn. Hij bleef zijn gehele leven lang een aan de Heere gewijd offer. Om de dingen van het aardse leven bekommerde hij zich weinig en in alle zaken liet hij zich leiden; hoe meer echter de buitenwereld hem onverschillig liet, des te meer leefde hij in de dingen van de geest..

2) Alleen deze trek kenschetst Izaak reeds in zijn stille godsvrucht; hij was een biddende ziel, en zou hij thans niet bidden, nu er zulk een gewichtige zending plaats had? En zie, hetgeen waar hij om bad, was nabij; zo verhoort de Heer ons steeds, terwijl wij bidden; doch het wordt ons soms later, op `s Heren tijd, en naar zijn wijze raad kenbaar gemaakt..

3)Aandoenlijke stilte, waarin ik thans verkeer! Hier woont God! Hij is, ja overal, Zijn oog doorloopt de gehele aarde; Hij woont in het midden van al het gedruis, en de verbijsterende woelingen van de kinderen van de mensen; maar in beminnelijke nadruk woont Hij, waar de afgezonderde Christen zich schikt tot heilige overdenkingen. O! was ik dan enkel eerbied, enkel aandacht, enkel aanbidding! Hier woont God! Alzo zegt de Hoge en de Verhevene, die in de eeuwigheid woont, en wiens naam heilig is: "Ik woon in het hoge en in het heilige, en...daar, daar daalt de Godheid neer!...bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make de geest van de nederigen en opdat Ik levend make de geest van de verbrijzelden.

4) Geen plechtiger ogenblik dan het stille avonduur in Gods schone schepping! Alles rondom roept ons tot heilige gedachten, alles stemt tot ernst; de stem van het suizen van de avondkoelte is: "aanbidt"; en die van de hemelen dwingt ons uit te roepen: "wie is de mens, dat Gij zijner gedenkt." (Psalms 8:4, Psalms 8:5).

Vers 63

63. En 1) Izaak was uitgegaan uit zijn tent naar de nabijgelegen waterput, om te bidden2) in het veld 3) om in stil biddend overdenken onder Gods vrije hemel te zijn, en het was tegen het vallen van de avond 4) toen hij zijn bezigheden had verricht; en wat zou anders de hoofdzaak van zijn overdenkingen en gebeden geweest zijn, dan zijn nabijzijnd huwelijk? Had hij weinig werkzaam aandeel in de keuze van zijn vrouw, hij nam er des te meer door gebed deel in, en hij hief, toen hij naar zijn tent te Bersba terugkeerde zijn ogen op over de vlakke streek, waardoor Eliëzer moest komen, en zag toe en ziet, de kamelen kwamen.

1) Terwijl wij in Abraham een geloofsheld aanschouwden, zoals wij geen tweede vinden (Genesis 22:1), zien wij in Izaak meer de man van de liefde voor ons; in Jakob zullen wij de drager van de hoop ontmoeten. Izaak heeft weinig persoonlijke zelfstandigheid; zijn roeping is meer, om een overgang van de eerste tot de derde aartsvader te zijn, daarom zijn ook de mededelingen uit zijn leven weinige. Daarentegen bestaat zijn voorrang daarin, dat hij des te meer inwendig leeft, en in diepten indringt. Men kan het hem overal aanzien, dat hij de zoon is van een verstorven lichaam, de zoon van een moeder, die lang toegesloten is geweest, en alzo op bijzondere wijze een gave Gods is; het over hem opgeheven offermes zal wel nooit uit zijn ziel uitgewist zijn. Hij bleef zijn gehele leven lang een aan de Heere gewijd offer. Om de dingen van het aardse leven bekommerde hij zich weinig en in alle zaken liet hij zich leiden; hoe meer echter de buitenwereld hem onverschillig liet, des te meer leefde hij in de dingen van de geest..

2) Alleen deze trek kenschetst Izaak reeds in zijn stille godsvrucht; hij was een biddende ziel, en zou hij thans niet bidden, nu er zulk een gewichtige zending plaats had? En zie, hetgeen waar hij om bad, was nabij; zo verhoort de Heer ons steeds, terwijl wij bidden; doch het wordt ons soms later, op `s Heren tijd, en naar zijn wijze raad kenbaar gemaakt..

3)Aandoenlijke stilte, waarin ik thans verkeer! Hier woont God! Hij is, ja overal, Zijn oog doorloopt de gehele aarde; Hij woont in het midden van al het gedruis, en de verbijsterende woelingen van de kinderen van de mensen; maar in beminnelijke nadruk woont Hij, waar de afgezonderde Christen zich schikt tot heilige overdenkingen. O! was ik dan enkel eerbied, enkel aandacht, enkel aanbidding! Hier woont God! Alzo zegt de Hoge en de Verhevene, die in de eeuwigheid woont, en wiens naam heilig is: "Ik woon in het hoge en in het heilige, en...daar, daar daalt de Godheid neer!...bij hem die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make de geest van de nederigen en opdat Ik levend make de geest van de verbrijzelden.

4) Geen plechtiger ogenblik dan het stille avonduur in Gods schone schepping! Alles rondom roept ons tot heilige gedachten, alles stemt tot ernst; de stem van het suizen van de avondkoelte is: "aanbidt"; en die van de hemelen dwingt ons uit te roepen: "wie is de mens, dat Gij zijner gedenkt." (Psalms 8:4, Psalms 8:5).

Vers 64

64. Rebekka hief ook haar ogen op, zij moest, nu zij haar toekomstige verblijfplaats zo nabij gekomen was, alles met bijzondere opmerkzaamheid beschouwen, en zij zag Izaak, zij zag een man van hoge stand naderen, van wie zij wel nog niet wist, wie hij was, maar die een bijzondere indruk op haar maakte, en van wie haar hart zei, dat hij haar bruidegom was; en zij viel van de kameel af, 1) zij sprong aanstonds op de grond. (Judges 1:14 vrgl. Jozua. 15:18.

1) De Oosterse gewoonte eiste, dat een vrouw een man van gelijke of hogere rang te voet voorbijging; ook zal de ontsteltenis hiertoe het hare hebben bijgebracht. Zo had God niet alleen door Zijn bijzondere leiding getoond, dat dit Huwelijk Zijn wil was; Hij voegde ook de harten tezamen, zodat hier het spreekwoord waar is: huwelijken worden in de hemel gesloten..

Geen vrees vervult haar, maar waarachtige eerbied voor haar toekomstige echtgenoot..

Vers 64

64. Rebekka hief ook haar ogen op, zij moest, nu zij haar toekomstige verblijfplaats zo nabij gekomen was, alles met bijzondere opmerkzaamheid beschouwen, en zij zag Izaak, zij zag een man van hoge stand naderen, van wie zij wel nog niet wist, wie hij was, maar die een bijzondere indruk op haar maakte, en van wie haar hart zei, dat hij haar bruidegom was; en zij viel van de kameel af, 1) zij sprong aanstonds op de grond. (Judges 1:14 vrgl. Jozua. 15:18.

1) De Oosterse gewoonte eiste, dat een vrouw een man van gelijke of hogere rang te voet voorbijging; ook zal de ontsteltenis hiertoe het hare hebben bijgebracht. Zo had God niet alleen door Zijn bijzondere leiding getoond, dat dit Huwelijk Zijn wil was; Hij voegde ook de harten tezamen, zodat hier het spreekwoord waar is: huwelijken worden in de hemel gesloten..

Geen vrees vervult haar, maar waarachtige eerbied voor haar toekomstige echtgenoot..

Vers 65

65. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zei: Dat is mijn heer. Toen nam zij de sluier en bedekte zich, daar een bruid slechts gesluierd tot de bruidegom mocht geleid worden, maar meer nog om de blos van der zedigheid en van haar ontroering te verbergen.

Vers 65

65. En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zei: Dat is mijn heer. Toen nam zij de sluier en bedekte zich, daar een bruid slechts gesluierd tot de bruidegom mocht geleid worden, maar meer nog om de blos van der zedigheid en van haar ontroering te verbergen.

Vers 66

66. En de knecht, die zeker reeds te Hebron had stilgehouden en aan Abraham een kort bericht had gegeven, vervolgens de weg naar Bersba, het laatste doel van zijn reis zonder talmen had afgelegd, vertelde aan Izaak al de zaken, die hij gedaan had.

Vers 66

66. En de knecht, die zeker reeds te Hebron had stilgehouden en aan Abraham een kort bericht had gegeven, vervolgens de weg naar Bersba, het laatste doel van zijn reis zonder talmen had afgelegd, vertelde aan Izaak al de zaken, die hij gedaan had.

Vers 67

67. En Izaak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka van de knecht, die hij weer tot zijn vader liet terugkeren, en zij werd hem tot vrouw1) en hij had haar lief. 2) Alzo werd Izaak getroost na de dood van zijn moeder, wier lege tent hem voortdurend aan haar verlies herinnerd had.

1) Gij, jonge dochters! Ziet, zo heeft de vrome Rebekka een bruidegom gevonden, niet toen zij aan lediggang zich overgaf, of bij ontuchtige dansen, maar toen zij haar bezigheden verrichtte! (Genesis 29:9). Volgt haar voorbeeld, vreest God, en arbeidt vlijtig, God zal die tot u leiden, die Hij u toegedacht heeft..

2) Het huwelijk van Izaak met Rebekka was, zo ver men dat zeggen kan, volmaakt in geloof en liefde. Het was een huwelijk, dat reeds in zijn aanvang, door al de handelende personen, in de vreze Gods werd tot stand gebracht. Abraham en Eliëzer ondernamen de zaak met God; Rebekka werd gekend aan de beoefening van een Christelijke plicht, om meer te doen dan gevraagd is, om twee mijlen te gaan, waar slechts een mijl geëist wordt. En Izaak? Hij bad. Daarom is dat huwelijk een toonbeeld van al zulke huwelijken, op welke Gods zegen is te verwachten..

Deze vader voedt hier, de andere daar zijn kind op; elk wordt op bijzondere wijze geleid en gaat zijn bijzondere weg; maar wanneer de tijd daar is, worden zij door hoger hand tot elkaar gebracht en verenigd..

De Schrift zegt eerst, dat Izaak haar in de tent heeft gebracht, en dat hij daarna haar tot vrouw heeft genomen. Vooreerst om daarmee te doen uitkomen, dat het een wettig huwelijk was, maar ook, dat Izaak haar met volle toestemming nam, dat hij zich dus volkomen met de beschikking van zijn vader verenigde..

Alleen op zulk een wijze moet onder Christenen handel gedreven worden, als in Genesis 23:1 beschreven is, alleen een dergelijk tot huwelijk vragen en trouwen moet plaats hebben zoals in Genesis 24:1 verhaalt wordt..

Vers 67

67. En Izaak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka van de knecht, die hij weer tot zijn vader liet terugkeren, en zij werd hem tot vrouw1) en hij had haar lief. 2) Alzo werd Izaak getroost na de dood van zijn moeder, wier lege tent hem voortdurend aan haar verlies herinnerd had.

1) Gij, jonge dochters! Ziet, zo heeft de vrome Rebekka een bruidegom gevonden, niet toen zij aan lediggang zich overgaf, of bij ontuchtige dansen, maar toen zij haar bezigheden verrichtte! (Genesis 29:9). Volgt haar voorbeeld, vreest God, en arbeidt vlijtig, God zal die tot u leiden, die Hij u toegedacht heeft..

2) Het huwelijk van Izaak met Rebekka was, zo ver men dat zeggen kan, volmaakt in geloof en liefde. Het was een huwelijk, dat reeds in zijn aanvang, door al de handelende personen, in de vreze Gods werd tot stand gebracht. Abraham en Eliëzer ondernamen de zaak met God; Rebekka werd gekend aan de beoefening van een Christelijke plicht, om meer te doen dan gevraagd is, om twee mijlen te gaan, waar slechts een mijl geëist wordt. En Izaak? Hij bad. Daarom is dat huwelijk een toonbeeld van al zulke huwelijken, op welke Gods zegen is te verwachten..

Deze vader voedt hier, de andere daar zijn kind op; elk wordt op bijzondere wijze geleid en gaat zijn bijzondere weg; maar wanneer de tijd daar is, worden zij door hoger hand tot elkaar gebracht en verenigd..

De Schrift zegt eerst, dat Izaak haar in de tent heeft gebracht, en dat hij daarna haar tot vrouw heeft genomen. Vooreerst om daarmee te doen uitkomen, dat het een wettig huwelijk was, maar ook, dat Izaak haar met volle toestemming nam, dat hij zich dus volkomen met de beschikking van zijn vader verenigde..

Alleen op zulk een wijze moet onder Christenen handel gedreven worden, als in Genesis 23:1 beschreven is, alleen een dergelijk tot huwelijk vragen en trouwen moet plaats hebben zoals in Genesis 24:1 verhaalt wordt..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-24.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile