Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Acts 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/acts-12.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Acts 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, HANDELINGEN 12Acts 12:1
JAKOBUS' DOOD. PETRUS' VERLOSSING. HERODES' ONDERGANG.
H. Acts 12:1-Acts 12:25 Voltooiing van de vijandschap van Israël tegen het evangelie in de maatregelen van Herodes Agrippa I tegen de christelijke kerk.
EPISTEL OP DE DAG VAN PETRUS EN PAULUS (Acts 12:1-Acts 12:11).
Mt 16:13. Tot de voorbereidende viering van de dag (29 juni) behoort te Rome op de vorige avond de prachtige verlichting van de Pieterskerk met 44000 lampen en 784 fakkels. Op de feestdag zelf geeft de Paus, evenals op Hemelvaartsdag, nadat de mis geëindigd is, van het vatikaan aan de stad en de aarde (urbi et orbi) onder het bulderen van de kanonnen de zegen en een algemene verlichting van de stad en vuurwerk vormen `s avonds het slot van de feestviering. Zo was het tenminste zo lang de paus nog wereldlijk overheidspersoon was en de kerkelijke Staat bezat.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, HANDELINGEN 12Acts 12:1
JAKOBUS' DOOD. PETRUS' VERLOSSING. HERODES' ONDERGANG.
H. Acts 12:1-Acts 12:25 Voltooiing van de vijandschap van Israël tegen het evangelie in de maatregelen van Herodes Agrippa I tegen de christelijke kerk.
EPISTEL OP DE DAG VAN PETRUS EN PAULUS (Acts 12:1-Acts 12:11).
Mt 16:13. Tot de voorbereidende viering van de dag (29 juni) behoort te Rome op de vorige avond de prachtige verlichting van de Pieterskerk met 44000 lampen en 784 fakkels. Op de feestdag zelf geeft de Paus, evenals op Hemelvaartsdag, nadat de mis geëindigd is, van het vatikaan aan de stad en de aarde (urbi et orbi) onder het bulderen van de kanonnen de zegen en een algemene verlichting van de stad en vuurwerk vormen `s avonds het slot van de feestviering. Zo was het tenminste zo lang de paus nog wereldlijk overheidspersoon was en de kerkelijke Staat bezat.
Vers 1
1. En omtrent dezelfde tijd, toen de gebeurtenis in Acts 11:26 plaats had, toen namelijk Barnabas Saulus naar Antiochië leidde, dus in het jaar 44 n. Chr., sloeg koning Herodes Agrippa I de hand aan sommigenvan de gemeente te Jeruzalem, die sedert de laatste acht jaar zich in vrede had kunnen ontwikkelen. Over de troonsbeklimming van Herodes in het jaar 41 werd bij Acts 9:32 (zei DACHS "Ac 9:32 uitvoeriger gesproken. Waarschijnlijk was hij afgezet door de farizeesgezinde hoge raad, die hij zo graag ter wille was en greep hij de leden van de gemeente om die kwalijk te behandelen, om die door lichamelijke mishandelingen te straffen voor hun afval van het farizese Jodendom.Vers 1
1. En omtrent dezelfde tijd, toen de gebeurtenis in Acts 11:26 plaats had, toen namelijk Barnabas Saulus naar Antiochië leidde, dus in het jaar 44 n. Chr., sloeg koning Herodes Agrippa I de hand aan sommigenvan de gemeente te Jeruzalem, die sedert de laatste acht jaar zich in vrede had kunnen ontwikkelen. Over de troonsbeklimming van Herodes in het jaar 41 werd bij Acts 9:32 (zei DACHS "Ac 9:32 uitvoeriger gesproken. Waarschijnlijk was hij afgezet door de farizeesgezinde hoge raad, die hij zo graag ter wille was en greep hij de leden van de gemeente om die kwalijk te behandelen, om die door lichamelijke mishandelingen te straffen voor hun afval van het farizese Jodendom.Vers 2
2. En hij doodde Jakobus, a) de broer van Johannes, Jakobus de oudere (Matthew 10:2 No. 3) met het zwaard. Deze stond naar alle waarschijnlijkheid sedert de reis van Petrus in Acts 9:32vv. aan het hoofd van de gemeente als haar vaste leidsman, zoals hij reeds vroeger volgens de aanwijzing bij Acts 4:24 naast Petrus en Johannes een bijzondere plaats in het collegie van de twaalven innam.a) Matthew 4:21
Het is de Boanerges die eenmaal over de vijanden van zijn Heere het vuur van de hemel heeft willen inroepen, maar betere dingen geleerd heeft en nu tenslotte leren moet, zoals zijn Heer, het leven te laten in de handen van zijn vijanden. Voor de zaak van de Heere heeft hij het niet te kostelijk geacht, aan zijn beul heeft hij het niet betwist. Hij heeft gezegd: de wil van de Heere geschiedde! toen van hem geëist werd de arbeid in de wijngaard van de Heere - sedert tien jaar met trouwe ijver behartigd - op te geven, afscheid te nemen van zijn geliefde broeder Johannes. Eenmaal heeft de Heere hem een vraag gesteld: "Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinken zal en met de doop gedoopt worden, waarmee Ik gedoopt zal worden? " Thans heeft hij het antwoord met zijn bloed gezegeld.
2. En hij doodde Jakobus, a) de broer van Johannes, Jakobus de oudere (Matthew 10:2 No. 3) met het zwaard. Deze stond naar alle waarschijnlijkheid sedert de reis van Petrus in Acts 9:32vv. aan het hoofd van de gemeente als haar vaste leidsman, zoals hij reeds vroeger volgens de aanwijzing bij Acts 4:24 naast Petrus en Johannes een bijzondere plaats in het collegie van de twaalven innam. a) Matthew 4:21
Het is de Boanerges die eenmaal over de vijanden van zijn Heere het vuur van de hemel heeft willen inroepen, maar betere dingen geleerd heeft en nu tenslotte leren moet, zoals zijn Heer, het leven te laten in de handen van zijn vijanden. Voor de zaak van de Heere heeft hij het niet te kostelijk geacht, aan zijn beul heeft hij het niet betwist. Hij heeft gezegd: de wil van de Heere geschiedde! toen van hem geëist werd de arbeid in de wijngaard van de Heere - sedert tien jaar met trouwe ijver behartigd - op te geven, afscheid te nemen van zijn geliefde broeder Johannes. Eenmaal heeft de Heere hem een vraag gesteld: "Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinken zal en met de doop gedoopt worden, waarmee Ik gedoopt zal worden? " Thans heeft hij het antwoord met zijn bloed gezegeld.
Vers 2
2. En hij doodde Jakobus, a) de broer van Johannes, Jakobus de oudere (Matthew 10:2 No. 3) met het zwaard. Deze stond naar alle waarschijnlijkheid sedert de reis van Petrus in Acts 9:32vv. aan het hoofd van de gemeente als haar vaste leidsman, zoals hij reeds vroeger volgens de aanwijzing bij Acts 4:24 naast Petrus en Johannes een bijzondere plaats in het collegie van de twaalven innam.a) Matthew 4:21
Het is de Boanerges die eenmaal over de vijanden van zijn Heere het vuur van de hemel heeft willen inroepen, maar betere dingen geleerd heeft en nu tenslotte leren moet, zoals zijn Heer, het leven te laten in de handen van zijn vijanden. Voor de zaak van de Heere heeft hij het niet te kostelijk geacht, aan zijn beul heeft hij het niet betwist. Hij heeft gezegd: de wil van de Heere geschiedde! toen van hem geëist werd de arbeid in de wijngaard van de Heere - sedert tien jaar met trouwe ijver behartigd - op te geven, afscheid te nemen van zijn geliefde broeder Johannes. Eenmaal heeft de Heere hem een vraag gesteld: "Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinken zal en met de doop gedoopt worden, waarmee Ik gedoopt zal worden? " Thans heeft hij het antwoord met zijn bloed gezegeld.
2. En hij doodde Jakobus, a) de broer van Johannes, Jakobus de oudere (Matthew 10:2 No. 3) met het zwaard. Deze stond naar alle waarschijnlijkheid sedert de reis van Petrus in Acts 9:32vv. aan het hoofd van de gemeente als haar vaste leidsman, zoals hij reeds vroeger volgens de aanwijzing bij Acts 4:24 naast Petrus en Johannes een bijzondere plaats in het collegie van de twaalven innam. a) Matthew 4:21
Het is de Boanerges die eenmaal over de vijanden van zijn Heere het vuur van de hemel heeft willen inroepen, maar betere dingen geleerd heeft en nu tenslotte leren moet, zoals zijn Heer, het leven te laten in de handen van zijn vijanden. Voor de zaak van de Heere heeft hij het niet te kostelijk geacht, aan zijn beul heeft hij het niet betwist. Hij heeft gezegd: de wil van de Heere geschiedde! toen van hem geëist werd de arbeid in de wijngaard van de Heere - sedert tien jaar met trouwe ijver behartigd - op te geven, afscheid te nemen van zijn geliefde broeder Johannes. Eenmaal heeft de Heere hem een vraag gesteld: "Kunt gij de drinkbeker drinken, die Ik drinken zal en met de doop gedoopt worden, waarmee Ik gedoopt zal worden? " Thans heeft hij het antwoord met zijn bloed gezegeld.
Vers 3
3. En toen hij zag dat het de Joden beviel, niet alleen de oversten, maar ook het volk of de leken, wanneer hij op deze wijze de gemeente van de door hen gehate Jezus van Nazareth, die zij niet als de Christus van de Heere wildenerkennen, verwoestte, ging hij met dat werk voort en kwam er spoedig toe om ook Petrus, de tweede onder de tegenwoordige leidslieden van de gemeente, te arresteren. (En het waren, toen deze gevangenneming plaats had, de dagen van de ongezuurde broden, die met de 14e Nisan `s morgens begonnen ("Mt 26:17" en "Lu 22:7.Vers 3
3. En toen hij zag dat het de Joden beviel, niet alleen de oversten, maar ook het volk of de leken, wanneer hij op deze wijze de gemeente van de door hen gehate Jezus van Nazareth, die zij niet als de Christus van de Heere wildenerkennen, verwoestte, ging hij met dat werk voort en kwam er spoedig toe om ook Petrus, de tweede onder de tegenwoordige leidslieden van de gemeente, te arresteren. (En het waren, toen deze gevangenneming plaats had, de dagen van de ongezuurde broden, die met de 14e Nisan `s morgens begonnen ("Mt 26:17" en "Lu 22:7.Vers 4
4. Omdat hij hem op deze 14e Nisan, die in het jaar 44 op 1 april viel, gegrepen had, kon hij hem niet dadelijk veroordelen en laten doden. Het volk hield zich bezig met de voorbereiding voor het eten van het Pascha, dat aan de avond van die dag zou plaatshebben; daarom zette hij hem in de gevangenis, waarschijnlijk in die, die zich bij zijn paleis op de berg Zion bevond (zie Slotw. op 1 Makk. No. 11d). En opdat als de nacht inviel de scherpste bewaking zou plaatshebben en een bevrijding als die in Acts 5:19vv. onmogelijk zou worden gemaakt, gaf hij hem over aan vier wachten, elk van vier soldaten, zodat iedere drie uur een groep van vier man de anderen kon aflossen Mr 13:37, om hem te bewaken; hij was aan twee soldaten, links en rechts van hem, met een ketting verbonden en de beide andere soldaten maakten de eerste en tweede wacht uit bij de ijzeren deur van de gevangenis, die naar buiten voerde (Acts 12:6 en 10). Dit liet hij doen met het voornemen na het paasfeest of het paasmaal (Matthew 26:18), dus op de morgen van de 15e Nisan of de 2e april, hem voor het volk te brengen en daaraan het schouwspel te verschaffen van de terdoodbrenging van een ketter.Wij hebben koning Herodes Agrippa I reeds bij Acts 9:35 in zijn karakter leren kennen. In zijn hart geheel een heiden, voor wie schouwspelen, muziekfeesten en gladiatorengevechten naar de wijze van de Romeinen een passie waren, waaraan hij onmiddellijk voldeed zodra hij zich buiten de eigenlijke grenzen van het Joodse land bevond, terwijl hij toch daarbinnen het uiterlijke van streng farizese vroomheid aannam. Zo had het farizeïsme onder hem weer gouden dagen, een nieuwe tijd van Alexandra (Slotwoord bij 1 Makk. No. 6, 7) scheen aangebroken. Bij de vroegere maatregelen tegen Christus en zijn kerk werd het gezicht van Johannes in Revelation 2:3vv. van de grote, rode draak slechts gedeeltelijk vervuld, wiens staart het derde deel van de sterren trok en op de aarde wierp. De wereldse of de geestelijke macht alleen, de een zonder de ander, of de geestelijke macht en het volk, zonder de wereldse macht, hadden die maatregelen volvoerd, terwijl zelfs bij de kruisiging van Christus de Romeinse landvoogd slechts door de nood gedrongen aan de wil van de oversten en van het volk toegaf en de steniging van Stefanus alleen op oproerige wijze werd volvoerd. Hier werken daarentegen al deze machten met elkaar samen. De hoge raad oefent eerst zijn invloed uit op de koning, die bij de farizese partij in de gunst wil komen, om hem tot vervolging van de christelijke gemeente aan te zetten, want van zichzelf is hij niet tot die gedachte gekomen. Agrippa doet vervolgens uit eigen lust nog meer dan waartoe hij van de zijde van de geestelijke overheden is gedwongen, omdat hij opmerkt dat ook aan het volk zijn handelwijze bevalt en omdat hij zich ook bij hen in een goed daglicht wil stellen. Als zo dat gericht van de Openbaring u tot volle werkelijkheid is geworden en het geheel van de Joodse natie in elk levensgebied zich nu aan de dienst van de satan heeft overgegeven om het kind van de vrouw te verslinden - en heeft het gehele volk, wat zijn anti-christelijk fanatisme aangaat, dat standpunt bereikt dat tijdens het doden van Stefanus die Saulus van Tarsen nog alleen innam, dan is ook Israëls verwerping en de verkiezing van de heidenen beslist, nadat beide reeds sedert Acts 8:1 op zeer bepaalde wijze waren voorbereid. In datzelfde jaar, waarin de geschiedenis die voor ons ligt, plaats heeft, vormt zich te Antiochië door het werk van Barnabas en Saulus in plaats van de vroegere moederstad Jeruzalem, een andere moederstad voor de toekomstige kerk uit de heidenen. Wat als kataleimma ("overblijfsel" Romans 9:27) uit Israël kon worden gered, is tot een gemeente uit de besnijdenis vergaderd. Daarom heeft voortaan de zending onder de heidenen haar volle recht en terwijl aan het lichaam van het collegie van de apostelen en Jakobus als het ware het hoofd wordt afgeslagen, zodat de overigen nu als verminkt staan en er van hun verdere werkzaamheid nog nauwelijks iets is mee te delen, treedt de heidenapostel op het toneel en neemt deze spoedig alleen het terrein van de "handelingen van de apostelen" in. Men kan er zich over verwonderen dat bij de dood van Jakobus, die toch n van de twaalven, n van de drie voornaamsten, door de Heere het meest op de voorgrond geplaatsten en nu de eerste van allen was die de marteldood onderging, alles zo stil en eenvoudig toegaat. Het verhaal van de dood van Stefanus, die slechts n van de zeven, alleen een armenverzorger was, gaf ons eerst de uitvoerige en indrukwekkende rede, waarmee hij zijn werk voor het evangelie tegenover het hele Sanhedrin bezegelde; het deed ons hem zien van ogenblik tot ogenblik tot aan de poort van de dood en toonde voor onze ogen hoe hier al wat verschrikkelijk en duister was, in licht en heerlijkheid veranderde door de Heere in de hemel, die over alles waakt en heerst. Daarentegen wordt deze eerste moord onder de apostelen, deze grote gebeurtenis eigenlijk slechts met drie woorden meegedeeld en deze drie woorden geven ons geen ander beeld dan een volstrekt stom ondergaan in de dood. "Het is niet aan Jakobus als aan Stefanus gegund in de geopende hemel te zien, als hij de dood ondergaat. Geen andere glans omzweeft zijn hoofd, dat zich onder het zwaard buigt, dan de diepe rust en de kalmte van zijn aan Christus verloofde ziel, waarmee hij de drinkbeker neemt die hij waardig geacht werd te drinken (Matthew 20:23). " Maar juist dat is een teken dat de heerlijkheid van de Heere met haar openbaringen zich nu geheel van Israël terugtrekt. Bij de dood van Stefanus moesten door de openbaring van deze heerlijkheid aan de gelovigen nog enigen uit Israël worden gered en zielen uit het vuur worden gerukt, zoals dat in het bijzonder in Saulus bleek. Bij de dood van Herodes was reeds een tijdstip ingetreden, zoals dat bij Ezekiel 3:24-Ezekiel 3:27 ten tijde van de Babylonische ballingschap beschreven is. De Heere richtte zijn daden uitsluitend in volgens de behoeften van zijn gemeente. Voor hen die daar buiten stonden, gold de grondstelling: "die hoort, die hore, en die het laat, die late het; want zij zijn een weerspannig huis. " Komt echter bij Jakobus de apostel de terdoodbrenging voor als een tegenhanger van Johannes de Doper, die ook stil en zwijgend de dood in zijn kerker ondergaat, dan was het met Petrus, die volgens de boven gegeven verklaring van de tekst op de paasdag werd gevangen genomen en op de eerste feestdag zou worden ter dood gebracht, er dicht bij dat hij de tegenhanger van de Heere Christus zou geworden zijn. Hem was echter een marteldood in zijn ouderdom en niet qua tijdstip, maar wel qua wijze met zijn Heere en Meester in overeenstemming in John 21:18vv. voorzegd en reeds daarom kon van het plan van Herodes Agrippa omtrent hem niets komen. De gemeente zag, toen zij, zoals het volgende vers mededeelt, voor Petrus' bevrijding zo aanhoudend bad, zeker het raadsbesluit van God nog niet helder en bewust. Wel legde de Geest van God het haar in het hart, iets te bidden dat naar de wil van God was en zo kon ook de verhoring niet achterblijven 1 Kings 17:21. 5. Petrus dan werd, zoals zo-even is meegedeeld, in de gevangenis bewaard, maar door de gemeente werd intussen een gedurig en aanhoudend, innig gebed tot God, bij wie niets onmogelijk is, voor hem gedaan, opdat hij toch mocht worden gered en zo'n gebed bleek machtiger te zijn dan de deuren en de bewakers van de koning.
Voortreffelijk "dan-maar"! Herodes, probeer alles, het baat u niets. Tegenover al uw pogingen staat een krachtig "maar, " daartegen zijt gij niet bestand! Wat is dit "maar? " Schijnbaar minder dan niets - enkel gebeden; maar zo'n enkel gebedswoord kan de hele macht van de hel vellen, waarom niet Herodes met zijn zestien soldaten?
De dag van de terdoodbrenging was reeds bepaald; morgen zou aan het volk het gewenste schouwspel worden gegeven; dat was algemeen bekend, Petrus wist het waarschijnlijk ook. En zie, in deze nacht, die de laatste van zijn leven schijnt te zullen zijn, slaapt hij gerust, een betere slaap dan die (14 jaar geleden) in Gethsemane. Hij was vrij van de dood; hij had door geloof en gebed de vrees voor de dood overwonnen; en sliep nu alsof er niets aan de hand was, een rustige slaap (Psalms 4:9). De gemeente daarentegen niet; het verlies van Jakobus maakte voor haar het dreigend verlies van Petrus zoveel gevoeliger en vreselijker.
En van de sterkste bewijzen van gebedsverhoring is de bevrijding van Petrus uit de gevangenis. Er zijn om zo te zeggen twee machten aan het worstelen: de macht van de wereld wil de apostel vasthouden en doden, de gemeente van Christus wil dat hij gered wordt en vrij in het leven zal blijven. De eerste heeft alle stoffelijke middelen ter beschikking (kerker, ketenen en boeien, soldaten en wapenen); de andere heeft van dat alles niets, maar in plaats daarvan het ernstig, aanhoudend gebed, en dat vermag meer dan al de macht van de wereld.
De gemeente te Jeruzalem blijft bijeen. En waarom blijft ze bijeen? Om als Petrus vroeger te grijpen naar, te slaan met het zwaard? Om zich aan te gorden tot een heilige opstand? Om zich te beraden over middelen van verzet? Om te zweren dat zij niet zullen eten, noch drinken totdat zij Petrus zullen verlost hebben? Nee, maar om te bidden, om met verenigde smekingen tot de Heere te gaan, om te volharden in het gebed. Zij heeft tot de Heere gebeden dat Hij haar Jakobus verlossen zou. De Heer heeft niet verhoord. Wordt zij daarom moedeloos? Zal zij zich kleingelovig betonen? Vertraagt zij? Nee, Jakobus slaapt in het bloedige stof van de aarde; Petrus in de kerker, door soldaten bewaakt; het volk wacht op zijn dood. Herodes zal niet langer wachten dan tot het Paasfeest voleindigd is. Maar de hele gemeente waakt in gebed. Petrus dan werd in de gevangenis bewaard, maar door de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. Ziedaar wat aan de kerk, wat aan elke belijder van Christus past: getrouwheid tot aan de dood als van Jakobus; moed en gerustheid bij dreigend gevaar als van Petrus; lijdzaamheid en gebed als van de gemeente.
Vers 4
4. Omdat hij hem op deze 14e Nisan, die in het jaar 44 op 1 april viel, gegrepen had, kon hij hem niet dadelijk veroordelen en laten doden. Het volk hield zich bezig met de voorbereiding voor het eten van het Pascha, dat aan de avond van die dag zou plaatshebben; daarom zette hij hem in de gevangenis, waarschijnlijk in die, die zich bij zijn paleis op de berg Zion bevond (zie Slotw. op 1 Makk. No. 11d). En opdat als de nacht inviel de scherpste bewaking zou plaatshebben en een bevrijding als die in Acts 5:19vv. onmogelijk zou worden gemaakt, gaf hij hem over aan vier wachten, elk van vier soldaten, zodat iedere drie uur een groep van vier man de anderen kon aflossen Mr 13:37, om hem te bewaken; hij was aan twee soldaten, links en rechts van hem, met een ketting verbonden en de beide andere soldaten maakten de eerste en tweede wacht uit bij de ijzeren deur van de gevangenis, die naar buiten voerde (Acts 12:6 en 10). Dit liet hij doen met het voornemen na het paasfeest of het paasmaal (Matthew 26:18), dus op de morgen van de 15e Nisan of de 2e april, hem voor het volk te brengen en daaraan het schouwspel te verschaffen van de terdoodbrenging van een ketter.Wij hebben koning Herodes Agrippa I reeds bij Acts 9:35 in zijn karakter leren kennen. In zijn hart geheel een heiden, voor wie schouwspelen, muziekfeesten en gladiatorengevechten naar de wijze van de Romeinen een passie waren, waaraan hij onmiddellijk voldeed zodra hij zich buiten de eigenlijke grenzen van het Joodse land bevond, terwijl hij toch daarbinnen het uiterlijke van streng farizese vroomheid aannam. Zo had het farizeïsme onder hem weer gouden dagen, een nieuwe tijd van Alexandra (Slotwoord bij 1 Makk. No. 6, 7) scheen aangebroken. Bij de vroegere maatregelen tegen Christus en zijn kerk werd het gezicht van Johannes in Revelation 2:3vv. van de grote, rode draak slechts gedeeltelijk vervuld, wiens staart het derde deel van de sterren trok en op de aarde wierp. De wereldse of de geestelijke macht alleen, de een zonder de ander, of de geestelijke macht en het volk, zonder de wereldse macht, hadden die maatregelen volvoerd, terwijl zelfs bij de kruisiging van Christus de Romeinse landvoogd slechts door de nood gedrongen aan de wil van de oversten en van het volk toegaf en de steniging van Stefanus alleen op oproerige wijze werd volvoerd. Hier werken daarentegen al deze machten met elkaar samen. De hoge raad oefent eerst zijn invloed uit op de koning, die bij de farizese partij in de gunst wil komen, om hem tot vervolging van de christelijke gemeente aan te zetten, want van zichzelf is hij niet tot die gedachte gekomen. Agrippa doet vervolgens uit eigen lust nog meer dan waartoe hij van de zijde van de geestelijke overheden is gedwongen, omdat hij opmerkt dat ook aan het volk zijn handelwijze bevalt en omdat hij zich ook bij hen in een goed daglicht wil stellen. Als zo dat gericht van de Openbaring u tot volle werkelijkheid is geworden en het geheel van de Joodse natie in elk levensgebied zich nu aan de dienst van de satan heeft overgegeven om het kind van de vrouw te verslinden - en heeft het gehele volk, wat zijn anti-christelijk fanatisme aangaat, dat standpunt bereikt dat tijdens het doden van Stefanus die Saulus van Tarsen nog alleen innam, dan is ook Israëls verwerping en de verkiezing van de heidenen beslist, nadat beide reeds sedert Acts 8:1 op zeer bepaalde wijze waren voorbereid. In datzelfde jaar, waarin de geschiedenis die voor ons ligt, plaats heeft, vormt zich te Antiochië door het werk van Barnabas en Saulus in plaats van de vroegere moederstad Jeruzalem, een andere moederstad voor de toekomstige kerk uit de heidenen. Wat als kataleimma ("overblijfsel" Romans 9:27) uit Israël kon worden gered, is tot een gemeente uit de besnijdenis vergaderd. Daarom heeft voortaan de zending onder de heidenen haar volle recht en terwijl aan het lichaam van het collegie van de apostelen en Jakobus als het ware het hoofd wordt afgeslagen, zodat de overigen nu als verminkt staan en er van hun verdere werkzaamheid nog nauwelijks iets is mee te delen, treedt de heidenapostel op het toneel en neemt deze spoedig alleen het terrein van de "handelingen van de apostelen" in. Men kan er zich over verwonderen dat bij de dood van Jakobus, die toch n van de twaalven, n van de drie voornaamsten, door de Heere het meest op de voorgrond geplaatsten en nu de eerste van allen was die de marteldood onderging, alles zo stil en eenvoudig toegaat. Het verhaal van de dood van Stefanus, die slechts n van de zeven, alleen een armenverzorger was, gaf ons eerst de uitvoerige en indrukwekkende rede, waarmee hij zijn werk voor het evangelie tegenover het hele Sanhedrin bezegelde; het deed ons hem zien van ogenblik tot ogenblik tot aan de poort van de dood en toonde voor onze ogen hoe hier al wat verschrikkelijk en duister was, in licht en heerlijkheid veranderde door de Heere in de hemel, die over alles waakt en heerst. Daarentegen wordt deze eerste moord onder de apostelen, deze grote gebeurtenis eigenlijk slechts met drie woorden meegedeeld en deze drie woorden geven ons geen ander beeld dan een volstrekt stom ondergaan in de dood. "Het is niet aan Jakobus als aan Stefanus gegund in de geopende hemel te zien, als hij de dood ondergaat. Geen andere glans omzweeft zijn hoofd, dat zich onder het zwaard buigt, dan de diepe rust en de kalmte van zijn aan Christus verloofde ziel, waarmee hij de drinkbeker neemt die hij waardig geacht werd te drinken (Matthew 20:23). " Maar juist dat is een teken dat de heerlijkheid van de Heere met haar openbaringen zich nu geheel van Israël terugtrekt. Bij de dood van Stefanus moesten door de openbaring van deze heerlijkheid aan de gelovigen nog enigen uit Israël worden gered en zielen uit het vuur worden gerukt, zoals dat in het bijzonder in Saulus bleek. Bij de dood van Herodes was reeds een tijdstip ingetreden, zoals dat bij Ezekiel 3:24-Ezekiel 3:27 ten tijde van de Babylonische ballingschap beschreven is. De Heere richtte zijn daden uitsluitend in volgens de behoeften van zijn gemeente. Voor hen die daar buiten stonden, gold de grondstelling: "die hoort, die hore, en die het laat, die late het; want zij zijn een weerspannig huis. " Komt echter bij Jakobus de apostel de terdoodbrenging voor als een tegenhanger van Johannes de Doper, die ook stil en zwijgend de dood in zijn kerker ondergaat, dan was het met Petrus, die volgens de boven gegeven verklaring van de tekst op de paasdag werd gevangen genomen en op de eerste feestdag zou worden ter dood gebracht, er dicht bij dat hij de tegenhanger van de Heere Christus zou geworden zijn. Hem was echter een marteldood in zijn ouderdom en niet qua tijdstip, maar wel qua wijze met zijn Heere en Meester in overeenstemming in John 21:18vv. voorzegd en reeds daarom kon van het plan van Herodes Agrippa omtrent hem niets komen. De gemeente zag, toen zij, zoals het volgende vers mededeelt, voor Petrus' bevrijding zo aanhoudend bad, zeker het raadsbesluit van God nog niet helder en bewust. Wel legde de Geest van God het haar in het hart, iets te bidden dat naar de wil van God was en zo kon ook de verhoring niet achterblijven 1 Kings 17:21. 5. Petrus dan werd, zoals zo-even is meegedeeld, in de gevangenis bewaard, maar door de gemeente werd intussen een gedurig en aanhoudend, innig gebed tot God, bij wie niets onmogelijk is, voor hem gedaan, opdat hij toch mocht worden gered en zo'n gebed bleek machtiger te zijn dan de deuren en de bewakers van de koning.
Voortreffelijk "dan-maar"! Herodes, probeer alles, het baat u niets. Tegenover al uw pogingen staat een krachtig "maar, " daartegen zijt gij niet bestand! Wat is dit "maar? " Schijnbaar minder dan niets - enkel gebeden; maar zo'n enkel gebedswoord kan de hele macht van de hel vellen, waarom niet Herodes met zijn zestien soldaten?
De dag van de terdoodbrenging was reeds bepaald; morgen zou aan het volk het gewenste schouwspel worden gegeven; dat was algemeen bekend, Petrus wist het waarschijnlijk ook. En zie, in deze nacht, die de laatste van zijn leven schijnt te zullen zijn, slaapt hij gerust, een betere slaap dan die (14 jaar geleden) in Gethsemane. Hij was vrij van de dood; hij had door geloof en gebed de vrees voor de dood overwonnen; en sliep nu alsof er niets aan de hand was, een rustige slaap (Psalms 4:9). De gemeente daarentegen niet; het verlies van Jakobus maakte voor haar het dreigend verlies van Petrus zoveel gevoeliger en vreselijker.
En van de sterkste bewijzen van gebedsverhoring is de bevrijding van Petrus uit de gevangenis. Er zijn om zo te zeggen twee machten aan het worstelen: de macht van de wereld wil de apostel vasthouden en doden, de gemeente van Christus wil dat hij gered wordt en vrij in het leven zal blijven. De eerste heeft alle stoffelijke middelen ter beschikking (kerker, ketenen en boeien, soldaten en wapenen); de andere heeft van dat alles niets, maar in plaats daarvan het ernstig, aanhoudend gebed, en dat vermag meer dan al de macht van de wereld.
De gemeente te Jeruzalem blijft bijeen. En waarom blijft ze bijeen? Om als Petrus vroeger te grijpen naar, te slaan met het zwaard? Om zich aan te gorden tot een heilige opstand? Om zich te beraden over middelen van verzet? Om te zweren dat zij niet zullen eten, noch drinken totdat zij Petrus zullen verlost hebben? Nee, maar om te bidden, om met verenigde smekingen tot de Heere te gaan, om te volharden in het gebed. Zij heeft tot de Heere gebeden dat Hij haar Jakobus verlossen zou. De Heer heeft niet verhoord. Wordt zij daarom moedeloos? Zal zij zich kleingelovig betonen? Vertraagt zij? Nee, Jakobus slaapt in het bloedige stof van de aarde; Petrus in de kerker, door soldaten bewaakt; het volk wacht op zijn dood. Herodes zal niet langer wachten dan tot het Paasfeest voleindigd is. Maar de hele gemeente waakt in gebed. Petrus dan werd in de gevangenis bewaard, maar door de gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. Ziedaar wat aan de kerk, wat aan elke belijder van Christus past: getrouwheid tot aan de dood als van Jakobus; moed en gerustheid bij dreigend gevaar als van Petrus; lijdzaamheid en gebed als van de gemeente.
Vers 6
6. Toen Herodes hem nu de volgende dag zou voorbrengen om van zijn rechterstoel het doodvonnis over hem uit te spreken, evenals 14 jaar geleden Pontius Pilatus over Jezus had gedaan (John 19:13vv.), sliep Petrusde nacht die aan die dag van de beslissing voorafging, rustig. Hij lag daar, (voor de laatste nachtwake van 3-6 ' s morgens (Mark 13:35)) tussen twee soldaten van de vierde of laatste groep, gebonden met twee ketenen, met de n aan de rechter- en met de ander aan de linkerhand, de ene soldaat aan de ene en de andere aan deandere zijde als gevangenbewaarder naast zich. En de wachters voor de deur, bestaande uit de derde en vierde soldaat, bewaarden de gevangenis, de n aan de poort van de cel, de ander aan de ingang van het gebouw. Die allen waren door een diepe slaap van de Heere overweldigd (1 Samuel 26:12). 8. En de engel zei verder tot hem: Omgord u om heen te gaan Jer 13:11 en bind uw schoenzolen, uw sandalen aan. En hij, Petrus, deed alzo. En hij, de engel, daar Petrus in zijn slaapdronken toestand niet in staat was om zelf te overleggen, evenals vroeger inActs 9:15 de andere apostelen, gaf hem een behoorlijke tijd om zich normaal aan te kleden en zei tot hem: doe uw mantel, het opperkleed, dat u bij het slapen als deken heeft gebruikt Exodus 12:34, om en volg mij (Exodus 10:26; Exodus 13:21).Vers 6
6. Toen Herodes hem nu de volgende dag zou voorbrengen om van zijn rechterstoel het doodvonnis over hem uit te spreken, evenals 14 jaar geleden Pontius Pilatus over Jezus had gedaan (John 19:13vv.), sliep Petrusde nacht die aan die dag van de beslissing voorafging, rustig. Hij lag daar, (voor de laatste nachtwake van 3-6 ' s morgens (Mark 13:35)) tussen twee soldaten van de vierde of laatste groep, gebonden met twee ketenen, met de n aan de rechter- en met de ander aan de linkerhand, de ene soldaat aan de ene en de andere aan deandere zijde als gevangenbewaarder naast zich. En de wachters voor de deur, bestaande uit de derde en vierde soldaat, bewaarden de gevangenis, de n aan de poort van de cel, de ander aan de ingang van het gebouw. Die allen waren door een diepe slaap van de Heere overweldigd (1 Samuel 26:12). 8. En de engel zei verder tot hem: Omgord u om heen te gaan Jer 13:11 en bind uw schoenzolen, uw sandalen aan. En hij, Petrus, deed alzo. En hij, de engel, daar Petrus in zijn slaapdronken toestand niet in staat was om zelf te overleggen, evenals vroeger inActs 9:15 de andere apostelen, gaf hem een behoorlijke tijd om zich normaal aan te kleden en zei tot hem: doe uw mantel, het opperkleed, dat u bij het slapen als deken heeft gebruikt Exodus 12:34, om en volg mij (Exodus 10:26; Exodus 13:21).Vers 9
9. En hij volgde hem vanaf de plaats waar hij tussen de twee soldaten had gelegen (Acts 12:6) naar buiten en daar hij zich, toen hij was gaan slapen, de dood had voorgesteld en volstrekt niet op een wonderbare redding had gerekend, wist hij niet dat het waarachtig was, in werkelijkheid plaats had, hetgeen door de engel geschiedde, maar hij dacht dat hij een gezicht zag, evenals die man uit Macedonië (Acts 16:9) voor Paulus slechts een gezicht was.Vers 9
9. En hij volgde hem vanaf de plaats waar hij tussen de twee soldaten had gelegen (Acts 12:6) naar buiten en daar hij zich, toen hij was gaan slapen, de dood had voorgesteld en volstrekt niet op een wonderbare redding had gerekend, wist hij niet dat het waarachtig was, in werkelijkheid plaats had, hetgeen door de engel geschiedde, maar hij dacht dat hij een gezicht zag, evenals die man uit Macedonië (Acts 16:9) voor Paulus slechts een gezicht was.Vers 10
10. En toen zij, Petrus en de engel die hem voorging, langs de eerste en de tweede wacht, die door de derde en vierde soldaat bezet waren, gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die de buitenste van de gevangenis was en naar de stad leidt, en die vanzelf voor hen open ging (Acts 16:26). En buiten gekomen met elkaar gingen zij n straat ver Ac 12:12; en terstond, toen het noodzakelijkste tot zijn redding had plaatsgehad, scheidde de engel van hem.Het was door een wonder van Gods almacht geschied, dat de ketenen van Petrus waren losgemaakt, dat de ogen van de wachten door God waren gesloten, zodat zij niets zagen en dat de grendels en sloten van de ijzeren poort zich als vanzelf open deden. Petrus bevond zich tot nu toe als in een droom, daar hij niet wist of het werkelijkheid was wat hij scheen ervaren te hebben. Zo gaat het ook nu nog dikwijls genoeg met de mens die onverwachte, bijzondere hulp van zijn God ondervindt, dat er eerst een lange tijd nodig is, voordat hij de ondervonden bevrijding uit zijn nood in haar gehele grootte en uitgebreidheid leert begrijpen (Psalms 126:1vv.). Intussen duurde de buitengewone wonderbare hulp van de engel niet langer dan juist nodig was en spoedig ging alles weer z'n gewone dagelijkse gang. Zo en niet anders is het steeds met alle mogelijke wonderbare hulp die de Heere ook heden nog de Zijnen laat ondervinden.
Het Joodse volk, dat begerig naar een schouwspel op de terdoodbrenging van de getuige van Jezus wachtte, wat een ander volk is het geworden sedert die dag (Acts 5:19vv.) dat de apostelen, bevrijd uit hun gevangenis, door de engel naar de tempel werden gewezen, om daar woorden van leven tot het volk te spreken? En zo nam ook Petrus, toen de engel van hem scheidde, zijn redding niet aan als een teken dat zijn getuigenis van Jezus opnieuw te Jeruzalem zou worden gehoord; nee, de broeders die de deuren van zijn gevangenis open hebben gebeden, zullen zich in hem verblijden, maar de Joden zullen zien dat zij hun gevangen zijn in zonde en blindheid voor de twaalf evangelische engelen hebben gegrendeld en de tijd van het aankloppen van de genade aan de deur van Jeruzalem niet hebben erkend.
God zou Petrus in n ogenblik hebben kunnen wegrukken, maar Hij overwint de barrires n voor n, om daardoor aan het wonderteken een nog grotere heerlijkheid te verlenen. Z heeft God de wereld in zes dagen geschapen niet omdat Hij daarvoor zoveel tijd nodig had, maar opdat Hij ons nog duurzamer bepaalde bij de beschouwing van zijn werken.
Vers 10
10. En toen zij, Petrus en de engel die hem voorging, langs de eerste en de tweede wacht, die door de derde en vierde soldaat bezet waren, gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die de buitenste van de gevangenis was en naar de stad leidt, en die vanzelf voor hen open ging (Acts 16:26). En buiten gekomen met elkaar gingen zij n straat ver Ac 12:12; en terstond, toen het noodzakelijkste tot zijn redding had plaatsgehad, scheidde de engel van hem.Het was door een wonder van Gods almacht geschied, dat de ketenen van Petrus waren losgemaakt, dat de ogen van de wachten door God waren gesloten, zodat zij niets zagen en dat de grendels en sloten van de ijzeren poort zich als vanzelf open deden. Petrus bevond zich tot nu toe als in een droom, daar hij niet wist of het werkelijkheid was wat hij scheen ervaren te hebben. Zo gaat het ook nu nog dikwijls genoeg met de mens die onverwachte, bijzondere hulp van zijn God ondervindt, dat er eerst een lange tijd nodig is, voordat hij de ondervonden bevrijding uit zijn nood in haar gehele grootte en uitgebreidheid leert begrijpen (Psalms 126:1vv.). Intussen duurde de buitengewone wonderbare hulp van de engel niet langer dan juist nodig was en spoedig ging alles weer z'n gewone dagelijkse gang. Zo en niet anders is het steeds met alle mogelijke wonderbare hulp die de Heere ook heden nog de Zijnen laat ondervinden.
Het Joodse volk, dat begerig naar een schouwspel op de terdoodbrenging van de getuige van Jezus wachtte, wat een ander volk is het geworden sedert die dag (Acts 5:19vv.) dat de apostelen, bevrijd uit hun gevangenis, door de engel naar de tempel werden gewezen, om daar woorden van leven tot het volk te spreken? En zo nam ook Petrus, toen de engel van hem scheidde, zijn redding niet aan als een teken dat zijn getuigenis van Jezus opnieuw te Jeruzalem zou worden gehoord; nee, de broeders die de deuren van zijn gevangenis open hebben gebeden, zullen zich in hem verblijden, maar de Joden zullen zien dat zij hun gevangen zijn in zonde en blindheid voor de twaalf evangelische engelen hebben gegrendeld en de tijd van het aankloppen van de genade aan de deur van Jeruzalem niet hebben erkend.
God zou Petrus in n ogenblik hebben kunnen wegrukken, maar Hij overwint de barrires n voor n, om daardoor aan het wonderteken een nog grotere heerlijkheid te verlenen. Z heeft God de wereld in zes dagen geschapen niet omdat Hij daarvoor zoveel tijd nodig had, maar opdat Hij ons nog duurzamer bepaalde bij de beschouwing van zijn werken.
Vers 11
11. En Petrus, tot zichzelf gekomen op het ogenblik waarop de engel van hem scheidde, zag hem met wakend oog (Luke 9:32). Daarop zei hij: "Nu weet ik werkelijk, zonder meer van een gezicht te dromen, a) dat de Heere Zijn engel tot mij uitgezonden heeft en mij door deze verlost heeft uit de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk van de Joden, dat heden op mijn terdoodbrenging rekende en zich daarmee wilde vermaken.a) Daniel 6:23
De Almachtige had Zijn macht getoond. Geen ijzeren poort, geen dubbele wachten, geen dubbele ketenen stuiten die macht. Toen de nood op het hoogst gestegen was, geen uitkomst meer mogelijk scheen, toonde zij zich. Toen Petrus neerlag en sliep, waakte Hij, deed hem ontwaken en toonde Zich hem nabij. Ook met n enkele wenk had Hij hem kunnen uitrukken, maar Hij verkoos n voor n, alle boeien te breken, alle beletselen te overwinnen, opdat Petrus, opdat de gemeente door een hele reeks van wonderwerken des te meer vertroost zouden worden. Hij zond een engel, opdat Petrus, opdat de gemeente blijkbaar zou ondervinden de waarheid van dat woord dat God Zijn engelen gebiedt om de Zijnen op de handen te dragen, dat de hemelse gemeente de strijdende kerk op aarde dienen moet en dient. Troost het u, gemeente van Christus? Sterkt het u, belijder van de Heer? In al uw noden, gevaren, benauwdheden? Nog altijd is God dezelfde in almacht, al toont Hij ze niet in zichtbare wonderen, nog is Hij dezelfde in liefde voor Zijn kinderen in Christus, ja voor al Zijn kinderen. Nog hebben de engelen dezelfde last, dezelfde bereidvaardigheid, dezelfde bestemming, al worden geen engelen meer gezien. Daarom, wat uw nood, wat uw kommer ook is, van welke vijanden, welke duisternissen, welke gevaren ook omgeven; tot welke banden, tot welke smarten ook veroordeeld, zegt, kinderen van God, zegt luidop tot de Heere: Mijn toevlucht en mijn burcht zijt Gij, mijn God, op wie ik vertrouw. Want Hij zal u redden van de strik van de vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestziekte. Hij zal u dekken met Zijn vlerken en onder Zijn vleugels zult gij niets te vrezen hebben. Zijn trouw beschermt u als een schild. Gij zult niet vrezen voor de schrik van de nacht, voor de pijl die overdag vliegt; voor de pest die in de duisternis wandelt, voor het verderf dat op de middag verwoest. Omdat gij Hem zeer bemint, zal Hij u uitkomst geven, Hij zal u op een hoogte stellen; want gij kent Zijn naam. Gij zult Hem aanroepen en Hij zal verhoren; in de benauwdheid zal Hij bij u zijn, Hij zal u eruit trekken en u verheerlijken.
Vers 11
11. En Petrus, tot zichzelf gekomen op het ogenblik waarop de engel van hem scheidde, zag hem met wakend oog (Luke 9:32). Daarop zei hij: "Nu weet ik werkelijk, zonder meer van een gezicht te dromen, a) dat de Heere Zijn engel tot mij uitgezonden heeft en mij door deze verlost heeft uit de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk van de Joden, dat heden op mijn terdoodbrenging rekende en zich daarmee wilde vermaken.a) Daniel 6:23
De Almachtige had Zijn macht getoond. Geen ijzeren poort, geen dubbele wachten, geen dubbele ketenen stuiten die macht. Toen de nood op het hoogst gestegen was, geen uitkomst meer mogelijk scheen, toonde zij zich. Toen Petrus neerlag en sliep, waakte Hij, deed hem ontwaken en toonde Zich hem nabij. Ook met n enkele wenk had Hij hem kunnen uitrukken, maar Hij verkoos n voor n, alle boeien te breken, alle beletselen te overwinnen, opdat Petrus, opdat de gemeente door een hele reeks van wonderwerken des te meer vertroost zouden worden. Hij zond een engel, opdat Petrus, opdat de gemeente blijkbaar zou ondervinden de waarheid van dat woord dat God Zijn engelen gebiedt om de Zijnen op de handen te dragen, dat de hemelse gemeente de strijdende kerk op aarde dienen moet en dient. Troost het u, gemeente van Christus? Sterkt het u, belijder van de Heer? In al uw noden, gevaren, benauwdheden? Nog altijd is God dezelfde in almacht, al toont Hij ze niet in zichtbare wonderen, nog is Hij dezelfde in liefde voor Zijn kinderen in Christus, ja voor al Zijn kinderen. Nog hebben de engelen dezelfde last, dezelfde bereidvaardigheid, dezelfde bestemming, al worden geen engelen meer gezien. Daarom, wat uw nood, wat uw kommer ook is, van welke vijanden, welke duisternissen, welke gevaren ook omgeven; tot welke banden, tot welke smarten ook veroordeeld, zegt, kinderen van God, zegt luidop tot de Heere: Mijn toevlucht en mijn burcht zijt Gij, mijn God, op wie ik vertrouw. Want Hij zal u redden van de strik van de vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestziekte. Hij zal u dekken met Zijn vlerken en onder Zijn vleugels zult gij niets te vrezen hebben. Zijn trouw beschermt u als een schild. Gij zult niet vrezen voor de schrik van de nacht, voor de pijl die overdag vliegt; voor de pest die in de duisternis wandelt, voor het verderf dat op de middag verwoest. Omdat gij Hem zeer bemint, zal Hij u uitkomst geven, Hij zal u op een hoogte stellen; want gij kent Zijn naam. Gij zult Hem aanroepen en Hij zal verhoren; in de benauwdheid zal Hij bij u zijn, Hij zal u eruit trekken en u verheerlijken.
Vers 12
12. En toen hij alles overlegd had wat hij naar de wil van God nu moest doen en waarheen hij moest gaan, koos hij vanzelf hetgeen het meest voor de hand lag; hij ging eenvoudig verder waar de engel (Acts 12:10) hemhad gebracht, namelijk tot aan de ingang van de straat, die op de Schaapspoort (John 5:2) uitliep. Toen hij deze poort had bereikt, a) ging hij de beek Kedron over naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die bijgenaamd was Markus Mr 14:52 en Mr 6:1, waar vele leden van de christelijke gemeente vergaderd waren in gebed. Evenals in die nacht in Egypte (Exodus 12:21vv.) was men ook deze Paasnacht wakker gebleven en bad men nu voornamelijk voor Petrus' redding (Acts 12:5).a) Acts 4:23
Vers 12
12. En toen hij alles overlegd had wat hij naar de wil van God nu moest doen en waarheen hij moest gaan, koos hij vanzelf hetgeen het meest voor de hand lag; hij ging eenvoudig verder waar de engel (Acts 12:10) hemhad gebracht, namelijk tot aan de ingang van de straat, die op de Schaapspoort (John 5:2) uitliep. Toen hij deze poort had bereikt, a) ging hij de beek Kedron over naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, die bijgenaamd was Markus Mr 14:52 en Mr 6:1, waar vele leden van de christelijke gemeente vergaderd waren in gebed. Evenals in die nacht in Egypte (Exodus 12:21vv.) was men ook deze Paasnacht wakker gebleven en bad men nu voornamelijk voor Petrus' redding (Acts 12:5).a) Acts 4:23
Vers 13
13. En toen Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, de kleine deur die zich in de poort van de ingang bevond, kwam binnen in het huis een dienstmaagd, de deurwachtster (John 18:16), genaamd Rhode (zoveel als Roosje) voor om te horen wat er was.Vers 13
13. En toen Petrus aan de deur van de voorpoort klopte, de kleine deur die zich in de poort van de ingang bevond, kwam binnen in het huis een dienstmaagd, de deurwachtster (John 18:16), genaamd Rhode (zoveel als Roosje) voor om te horen wat er was.Vers 14
14. En toen zij de stem van Petrus herkende, deed zij van blijdschap, vergetende wat hier het eerst had moeten gebeuren, de voorpoort niet open, maar liep naar binnentot degenen die in de kamer vergaderd waren (Acts 12:12) en vertelde dat Petrus aan de voorpoort stond. 15. En zij zeiden tot haar, zoals men gewoonlijk zegt tot iemand die iets beweert wat ongerijmd en geheel ongelofelijk voorkomt (Acts 26:24): Gij spreekt wartaal, doch zij bleef volhouden dat het zo was zoals zijgezegd had. En zij zeiden: Het is Petrus niet, wiens stem gij hebt gehoord, maar het is zijn engel.Men meende toen dat ieder mens een bijzondere engel had, die hem vergezelde ("Mt 18:14), en die in gedaante, stem en gebaren op hem leek en die hier en daar als een soort van tweede ik aan andere gewesten in de plaats van de werkelijke persoon kon verschijnen.
Eerder, zo dachten de broeders, kon de beschermgeest van Petrus een teken geven van de nood waarin hij was, dan dat hijzelf een teken gaf van zijn bevrijding.
Zo geneigd is de mens, ook die geloofd heeft, een oplossing te zoeken, al is die ook nog zo ontoereikend, in iets anders dan een feit dat voor het ogenblik het verstand te boven gaat. Hoe! Gij hebt gebeden, vurig, aanhoudend gebeden tot God dat Hij verlossing mocht schenken! Gij hebt daarbij wellicht gedacht aan die zending van engelen ter verlossing vanouds in Israël bekend? En nu! daar is een engel gekomen uit de hemel, en Petrus' welbekende stem wordt gehoord door de trouwe Rhode aan de voorpoort; en gijzelf erkent de verschijning van een engel, doch niet een verlossende, maar een op dat ogenblik althans denkbeeldige!
Is het niet een teken van ons ongeloof dat wij ons verwonderen als een gebed wordt verhoord en van merkwaardige gebedsverhoringen spreken; moesten wij niet veel meer verwonderd zijn als een gebed van het hart onverhoord bleef en dan naar de oorzaak in onszelf zoeken. De belofte van de Heere is toch zeker en wat zegt ons "amen"?
Is het uur van de Heere daar Dan toont almacht haar krachten. God redt zeker uit gevaar Allen, die Zijn hulp verwachten.
Dit is immers de ervaring van allen, die in geloof bidden?
Op grond van deze en andere teksten leren de Roomsen dat ieder mens zijn beschermengel heeft; doch wat een gelovige zegt is daarom nog geen evangelie. De uitroep "het is zijn engel! " betekende waarschijnlijk: "Het is misschien een engel, die ons bericht van hem komt brengen. " Dat geloofden zij veel meer dan dat het Petrus zelf kon zijn.
Vers 14
14. En toen zij de stem van Petrus herkende, deed zij van blijdschap, vergetende wat hier het eerst had moeten gebeuren, de voorpoort niet open, maar liep naar binnentot degenen die in de kamer vergaderd waren (Acts 12:12) en vertelde dat Petrus aan de voorpoort stond. 15. En zij zeiden tot haar, zoals men gewoonlijk zegt tot iemand die iets beweert wat ongerijmd en geheel ongelofelijk voorkomt (Acts 26:24): Gij spreekt wartaal, doch zij bleef volhouden dat het zo was zoals zijgezegd had. En zij zeiden: Het is Petrus niet, wiens stem gij hebt gehoord, maar het is zijn engel.Men meende toen dat ieder mens een bijzondere engel had, die hem vergezelde ("Mt 18:14), en die in gedaante, stem en gebaren op hem leek en die hier en daar als een soort van tweede ik aan andere gewesten in de plaats van de werkelijke persoon kon verschijnen.
Eerder, zo dachten de broeders, kon de beschermgeest van Petrus een teken geven van de nood waarin hij was, dan dat hijzelf een teken gaf van zijn bevrijding.
Zo geneigd is de mens, ook die geloofd heeft, een oplossing te zoeken, al is die ook nog zo ontoereikend, in iets anders dan een feit dat voor het ogenblik het verstand te boven gaat. Hoe! Gij hebt gebeden, vurig, aanhoudend gebeden tot God dat Hij verlossing mocht schenken! Gij hebt daarbij wellicht gedacht aan die zending van engelen ter verlossing vanouds in Israël bekend? En nu! daar is een engel gekomen uit de hemel, en Petrus' welbekende stem wordt gehoord door de trouwe Rhode aan de voorpoort; en gijzelf erkent de verschijning van een engel, doch niet een verlossende, maar een op dat ogenblik althans denkbeeldige!
Is het niet een teken van ons ongeloof dat wij ons verwonderen als een gebed wordt verhoord en van merkwaardige gebedsverhoringen spreken; moesten wij niet veel meer verwonderd zijn als een gebed van het hart onverhoord bleef en dan naar de oorzaak in onszelf zoeken. De belofte van de Heere is toch zeker en wat zegt ons "amen"?
Is het uur van de Heere daar Dan toont almacht haar krachten. God redt zeker uit gevaar Allen, die Zijn hulp verwachten.
Dit is immers de ervaring van allen, die in geloof bidden?
Op grond van deze en andere teksten leren de Roomsen dat ieder mens zijn beschermengel heeft; doch wat een gelovige zegt is daarom nog geen evangelie. De uitroep "het is zijn engel! " betekende waarschijnlijk: "Het is misschien een engel, die ons bericht van hem komt brengen. " Dat geloofden zij veel meer dan dat het Petrus zelf kon zijn.
Vers 16
16. Maar Petrus, voor wie eerder de ijzeren deur van de gevangenis zich vanzelf opende (Acts 12:10) en voor wie nu de gewone deur van het huis van een vriendin zich ondoordringbaar scheen, bleef kloppen. Dit noodzaaktede vrienden daarbinnen de zaak nader te onderzoeken en toen zij hem opengedaan hadden, zagen zij hem lichamelijk voor hen staan en waren verbijsterd; zij drukten hun verwondering uit door allerlei uitroepen en bestormende vragen.Mijn lezers! Als God doet naar het gebed van zijn kinderen, dan doet Hij nog altijd "boven bidden en denken. " Zo ongelovig is hun hart van nature, dat niets hun geloof zozeer schokt als de plotselijke vervulling van hun verwachtingen. Het onmogelijke dat voor het oog van het geloof mogelijk geworden is, schijnt weer alle vormen van de onmogelijkheid aan te nemen, als het in de werkelijkheid aanschouwd wordt. De rijke liefde van God vindt haar vreugde in deze beschamende verrassingen. Als iemand van u ooit iets dergelijks ondervonden heeft, laat hij het zich herinneren in de donkere uren, als de nood ten top stijgt, de tijd tot redding voorbij schijnt. Laat hij eraan denken in de uren, in de nachten van gebed, als zijn hart bezwijkt en zijn geloof met verflauwing bedreigd wordt. Toch verhoort de Heere niet altijd de gebeden van de Zijnen. Toch komt Hij niet altijd met Zijn almachtige hulp tussen beiden om hen te verlossen. Voor Petrus heeft zich de ijzeren poort van de gevangenis geopend en omdat hij in deze stad wordt vervolgd, mag hij op het woord van zijn Meester naar een andere vluchten, waar hij veilig is. Maar Jakobus rust in zijn bloedig graf en geen roepstem, zoals eenmaal tot Lazarus van Bethanië uitging, wekt hem op. Ook voor Petrus komt de tijd dat de vervolger hem grijpt en dat hij de Heere volgt in de pijnlijkste dood. Dan mogen geen gebeden baten. Maar ook zo heeft Petrus ondervonden dat de Heere nabij was en dat niets hem van Zijn liefde scheidde; geen verdrukking, geen benauwdheid, geen vervolging, geen gevaar, geen zwaard. Er is nog een andere uitkomst bij de Heere Heere, dan een tijdelijke. Er is een eeuwige uitkomst en geen tijdelijke mag die langer verschuiven, wanneer Zijn genade die aan de Zijnen heeft toegedacht. Aan de uitkomst moet het zwaard van de vervolger, moet de Koning van de verschrikking in iedere gestalte voor de christen dienstbaar zijn en de Heere is machtig dat zwaard zijn ontzaggelijkheid, die koning zijn verschrikking te ontnemen. Wat een gewaarwordingen voor de christen, als na de duisternis van het laatste uur, na de stikdonkere nacht van dat ontzettend ogenblik, waarin de ziel wegzinkt in de dood, een heerlijk licht plotseling gezien wordt, een gevoel als van afvallende ketenen door haar wezen gaat. Waar is zij? Hoe ziet deze woning eruit? Enkel licht, enkel gloed, van engelengestalten vervuld; en in hun midden de Heer! Is het een droom, is het een gezicht, is het een zinsverrukking? Nee, het is waarheid en werkelijkheid. Het is de hemel. Het zijn de straten van het nieuw Jeruzalem. Men is ontbonden. Men is met Christus. Men is met Zijn triomferende gemeente. Verrukt riep men uit: Nu weet ik, dat de Heere Zijn engel gezonden heeft en mij verlost heeft van alle boos werk, voor eeuwig! Kan men ook zo'n uitkomst vrezen?
Vers 16
16. Maar Petrus, voor wie eerder de ijzeren deur van de gevangenis zich vanzelf opende (Acts 12:10) en voor wie nu de gewone deur van het huis van een vriendin zich ondoordringbaar scheen, bleef kloppen. Dit noodzaaktede vrienden daarbinnen de zaak nader te onderzoeken en toen zij hem opengedaan hadden, zagen zij hem lichamelijk voor hen staan en waren verbijsterd; zij drukten hun verwondering uit door allerlei uitroepen en bestormende vragen.Mijn lezers! Als God doet naar het gebed van zijn kinderen, dan doet Hij nog altijd "boven bidden en denken. " Zo ongelovig is hun hart van nature, dat niets hun geloof zozeer schokt als de plotselijke vervulling van hun verwachtingen. Het onmogelijke dat voor het oog van het geloof mogelijk geworden is, schijnt weer alle vormen van de onmogelijkheid aan te nemen, als het in de werkelijkheid aanschouwd wordt. De rijke liefde van God vindt haar vreugde in deze beschamende verrassingen. Als iemand van u ooit iets dergelijks ondervonden heeft, laat hij het zich herinneren in de donkere uren, als de nood ten top stijgt, de tijd tot redding voorbij schijnt. Laat hij eraan denken in de uren, in de nachten van gebed, als zijn hart bezwijkt en zijn geloof met verflauwing bedreigd wordt. Toch verhoort de Heere niet altijd de gebeden van de Zijnen. Toch komt Hij niet altijd met Zijn almachtige hulp tussen beiden om hen te verlossen. Voor Petrus heeft zich de ijzeren poort van de gevangenis geopend en omdat hij in deze stad wordt vervolgd, mag hij op het woord van zijn Meester naar een andere vluchten, waar hij veilig is. Maar Jakobus rust in zijn bloedig graf en geen roepstem, zoals eenmaal tot Lazarus van Bethanië uitging, wekt hem op. Ook voor Petrus komt de tijd dat de vervolger hem grijpt en dat hij de Heere volgt in de pijnlijkste dood. Dan mogen geen gebeden baten. Maar ook zo heeft Petrus ondervonden dat de Heere nabij was en dat niets hem van Zijn liefde scheidde; geen verdrukking, geen benauwdheid, geen vervolging, geen gevaar, geen zwaard. Er is nog een andere uitkomst bij de Heere Heere, dan een tijdelijke. Er is een eeuwige uitkomst en geen tijdelijke mag die langer verschuiven, wanneer Zijn genade die aan de Zijnen heeft toegedacht. Aan de uitkomst moet het zwaard van de vervolger, moet de Koning van de verschrikking in iedere gestalte voor de christen dienstbaar zijn en de Heere is machtig dat zwaard zijn ontzaggelijkheid, die koning zijn verschrikking te ontnemen. Wat een gewaarwordingen voor de christen, als na de duisternis van het laatste uur, na de stikdonkere nacht van dat ontzettend ogenblik, waarin de ziel wegzinkt in de dood, een heerlijk licht plotseling gezien wordt, een gevoel als van afvallende ketenen door haar wezen gaat. Waar is zij? Hoe ziet deze woning eruit? Enkel licht, enkel gloed, van engelengestalten vervuld; en in hun midden de Heer! Is het een droom, is het een gezicht, is het een zinsverrukking? Nee, het is waarheid en werkelijkheid. Het is de hemel. Het zijn de straten van het nieuw Jeruzalem. Men is ontbonden. Men is met Christus. Men is met Zijn triomferende gemeente. Verrukt riep men uit: Nu weet ik, dat de Heere Zijn engel gezonden heeft en mij verlost heeft van alle boos werk, voor eeuwig! Kan men ook zo'n uitkomst vrezen?
Vers 17
17. En toen hij hen aan de deur, waar gemakkelijk de buren mede met de zaak konden bekend worden en nieuwe gevaren voor hem konden ontstaan, met de hand gewenkt had dat zij zwijgen zouden, gingen zij samen de kamer in. Daar vertelde hij hun hoe de Heere hem door de zending van Zijn engel (Acts 12:11) uit de gevangenis geleid had en zei aan het einde van zijn verhaal: Boodschapt dit, wat ik u heb verteld, aan Jakobus, de zoon van Alfes (Acts 1:13) ("Mt 10:4" No. 10), die na de dood van Jakobus de oudere (Acts 12:21) aan het hoofd van de gemeente is gesteld (Acts 15:13vv. ; 21:18 Galatians 2:9) en aan de broeders, aan de andere christenen, die tot de gemeente behoren en niet bij u zijn. En hij verliet het huis en de stad en reisde nog gedurende de overige tijd van de nacht voort en kwam in een andere plaats om zich niet onnodig in gevaar te begeven. Daar bleef hij dan tot aan de dood van Herodes, die in de lente van datzelfde jaar (Acts 12:23) plaats had, en waarschijnlijk nog enigetijd langer, tot omstreeks het jaar 48, toen door het zenden van een derde stadhouder naar Judea, van Cumanus Mt 2:20 gebleken was dat Agrippa II de landen van zijn vader niet weer als koninkrijk zou krijgen.Toen Petrus en Johannes (Acts 4:1vv.) voor de eerste maal in de gevangenis waren gezet, werden zij niet bevrijd, want zij moesten de hoge raad antwoorden over een daad die zij in de tempel hadden volvoerd. Bij het tweede gevangenzetten (Acts 5:17vv.) werden de apostelen wonderbaar bevrijd, maar zij moesten daarvan geen gebruik maken tot verzekering van hun lichaamsbehoud, maar alleen tot betoning van hun vrij volharden in het getuigen van Christus. Daarover moesten zij allen met elkaar de hoge raad te woord staan; het gehele nieuwtestamentische collegie van de apostelen moest tegenover het gehele gevallen presbyterie van het Oude Verbond in zijn vrije onderwerping aan de uiterlijke orde en in zijn vrijmoedige verkondiging van de evangelische vrijheid plechtig en zegenrijk optreden. Bij de eerste gevangenneming, die door de wereldlijke macht van Herodes over de apostelen werd besloten (Acts 12:2), had echter geen bevrijding plaats. De tijd was gekomen dat Jakobus de oudere de Heere door zijn dood zou verheerlijken en dat het oordeel van deze bloedschuld over het huis van Herodes en het Joodse volk, dat zich verstokte, komen zou. Bij de tweede gevangenneming, die de wereldlijke macht over een apostel besluit (Acts 12:3vv.) heeft de wonderbaarste bevrijding plaats en de apostel maakt daarvan gebruik. Als in de slaap van het kind heeft de Heere hem gered, als met het waken van een moeder bewaart Hij de zegen van deze redding en het is een heilige voorzichtigheid als Petrus wegvlucht, terwijl de wonderbare hulp van God, die hij heeft ondervonden, een minder reine geest wel tot trotseren en vermetelheid zou hebben gebracht.
Dat de plaats waarheen Petrus zich begeeft, niet wordt genoemd, moet te kennen geven dat deze verwijdering vooral de negatieve zijde moet openbaren. Na de laatste gruwelen kan ook voor hem Jeruzalem voortaan niet meer de eigenlijke en blijvende woonplaats zijn (Hebrews 6:8). Was Petrus nu als Paulus geweest, dan zou zijn verwijdering van Jeruzalem onmiddellijk tot een bepaalde zending in den vreemde zijn geworden (Acts 9:29vv. ; 22:17vv. ; daarom is dan ook de mening van de katholieken, die Rome voor de onbekende plaats houden waarheen Petrus zich begeeft, het verste van de waarheid verwijderd.
Was Petrus reeds nu naar Rome gegaan en had hij de gemeente daar gesterkt, dan zou Paulus bezwaarlijk volgens zijn grondstellingen in 2 Corinthians 10:18vv. en Romans 15:20vv. uitgesproken, en die de verdeling van het zendingsveld betreffen, in zijn brief aan de Romeinen (Acts 1:10; Acts 15:23vv.), die een tiental jaren later geschreven is, als zijn bedoeling hebben aangekondigd zelf naar Rome te gaan. Zelfs later, ten tijde van het zogenaamde Jeruzalemse concilie, als Petrus zich weer te Jeruzalem vertoont (Acts 15:7vv.), kon hij nog steeds niet te Rome onder de daar wonende heidenen hebben gewerkt, omdat hij het er toen met Barnabas en Paulus uitdrukkelijk over eens werd dat dezen onder de heidenen, maar hij en de overige apostelen onder de besnijdenis zouden arbeiden (Galatians 2:9vv.). Petrus heeft zich dus toen in de diaspora (wellicht naar Fenicië en vandaar verder naar Cyprus en Cyrene (Acts 11:19vv.) begeven. Het is wel bewezen dat Israëls volk voor de geschiedenis van het Koninkrijk van God in eerste instantie vrijwel geen betekenis heeft en wanneer er nog Israëlieten zouden worden gevonden, dan kon nog alleen gedacht worden aan de Joden in de verstrooiing. Deze waren echter nu niet meer te houden voor hen die bestemd waren aan het hoofd van het rijk van God te treden, maar alleen als enkelen die in de reeds bestaande kerk werden opgenomen.
Met Petrus ging waarschijnlijk ook Johannes mee, die met hem als het ware n persoon was Ac 11:30. In de plaats van Jakobus I treedt nu Jakobus II als leidsman van de gemeente op, en dat het naar de wil van de Heere zo moest zijn, spreekt Petrus uit doordat hij bij zijn heengaan zegt: "verkondigt het aan Jakobus en aan de broeders. " En apostel liet zo Christus nog steeds te Jeruzalem blijven. Zoals bij de vervolging die na Stefanus kwam alle twaalf nog moesten achterblijven en Hij deze wonderbaar wist te beschermen, zodat zelfs Paulus, die moord en dreiging blies, zich niet aan hem durfde te vergrijpen (Acts 8:1, Acts 8:14, Acts 8:25), omdat Hij Zich niet door menselijke macht uit Zijn stad wilde laten (Matthew 5:35) verdrijven, maar pas wilde weggaan als de stad de mate van haar schuld volgens Zijn woord in Matthew 23:32vv. zou hebben vervuld, zo behield Hij ook nu nog het terrein door Jakobus II daar te laten, die n van Zijn broers was, maar ook het meest van alle apostelen verwant was aan de Joden, die vervuld waren met de ijver voor de voorvaderlijke wet. Hij, Jakobus, heet ook Oblias, d. i. de zuil of schutsmuur van het volk. Toen het elfde uur kwam en de middernacht over Gods vroeger verbondsvolk zou aanbreken, stond hij als een koperen zuil, om, als het mogelijk was, nog in het allerlaatste ogenblik het oordeel terug te houden. In hem wilde de zon van de genade, voordat zij voor het volk van de verkiezing zwart moest worden als een haren zak (Openbaring :12) en voordat in haar plaats de tot bloed geworden maan kwam, tenminste zonder het vurige rood aan de hemel ondergaan, dat zo geweldig predikte van de brandende gloed van die liefde, die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is (vgl. Aanh. II: 6, 2).
Vers 17
17. En toen hij hen aan de deur, waar gemakkelijk de buren mede met de zaak konden bekend worden en nieuwe gevaren voor hem konden ontstaan, met de hand gewenkt had dat zij zwijgen zouden, gingen zij samen de kamer in. Daar vertelde hij hun hoe de Heere hem door de zending van Zijn engel (Acts 12:11) uit de gevangenis geleid had en zei aan het einde van zijn verhaal: Boodschapt dit, wat ik u heb verteld, aan Jakobus, de zoon van Alfes (Acts 1:13) ("Mt 10:4" No. 10), die na de dood van Jakobus de oudere (Acts 12:21) aan het hoofd van de gemeente is gesteld (Acts 15:13vv. ; 21:18 Galatians 2:9) en aan de broeders, aan de andere christenen, die tot de gemeente behoren en niet bij u zijn. En hij verliet het huis en de stad en reisde nog gedurende de overige tijd van de nacht voort en kwam in een andere plaats om zich niet onnodig in gevaar te begeven. Daar bleef hij dan tot aan de dood van Herodes, die in de lente van datzelfde jaar (Acts 12:23) plaats had, en waarschijnlijk nog enigetijd langer, tot omstreeks het jaar 48, toen door het zenden van een derde stadhouder naar Judea, van Cumanus Mt 2:20 gebleken was dat Agrippa II de landen van zijn vader niet weer als koninkrijk zou krijgen.Toen Petrus en Johannes (Acts 4:1vv.) voor de eerste maal in de gevangenis waren gezet, werden zij niet bevrijd, want zij moesten de hoge raad antwoorden over een daad die zij in de tempel hadden volvoerd. Bij het tweede gevangenzetten (Acts 5:17vv.) werden de apostelen wonderbaar bevrijd, maar zij moesten daarvan geen gebruik maken tot verzekering van hun lichaamsbehoud, maar alleen tot betoning van hun vrij volharden in het getuigen van Christus. Daarover moesten zij allen met elkaar de hoge raad te woord staan; het gehele nieuwtestamentische collegie van de apostelen moest tegenover het gehele gevallen presbyterie van het Oude Verbond in zijn vrije onderwerping aan de uiterlijke orde en in zijn vrijmoedige verkondiging van de evangelische vrijheid plechtig en zegenrijk optreden. Bij de eerste gevangenneming, die door de wereldlijke macht van Herodes over de apostelen werd besloten (Acts 12:2), had echter geen bevrijding plaats. De tijd was gekomen dat Jakobus de oudere de Heere door zijn dood zou verheerlijken en dat het oordeel van deze bloedschuld over het huis van Herodes en het Joodse volk, dat zich verstokte, komen zou. Bij de tweede gevangenneming, die de wereldlijke macht over een apostel besluit (Acts 12:3vv.) heeft de wonderbaarste bevrijding plaats en de apostel maakt daarvan gebruik. Als in de slaap van het kind heeft de Heere hem gered, als met het waken van een moeder bewaart Hij de zegen van deze redding en het is een heilige voorzichtigheid als Petrus wegvlucht, terwijl de wonderbare hulp van God, die hij heeft ondervonden, een minder reine geest wel tot trotseren en vermetelheid zou hebben gebracht.
Dat de plaats waarheen Petrus zich begeeft, niet wordt genoemd, moet te kennen geven dat deze verwijdering vooral de negatieve zijde moet openbaren. Na de laatste gruwelen kan ook voor hem Jeruzalem voortaan niet meer de eigenlijke en blijvende woonplaats zijn (Hebrews 6:8). Was Petrus nu als Paulus geweest, dan zou zijn verwijdering van Jeruzalem onmiddellijk tot een bepaalde zending in den vreemde zijn geworden (Acts 9:29vv. ; 22:17vv. ; daarom is dan ook de mening van de katholieken, die Rome voor de onbekende plaats houden waarheen Petrus zich begeeft, het verste van de waarheid verwijderd.
Was Petrus reeds nu naar Rome gegaan en had hij de gemeente daar gesterkt, dan zou Paulus bezwaarlijk volgens zijn grondstellingen in 2 Corinthians 10:18vv. en Romans 15:20vv. uitgesproken, en die de verdeling van het zendingsveld betreffen, in zijn brief aan de Romeinen (Acts 1:10; Acts 15:23vv.), die een tiental jaren later geschreven is, als zijn bedoeling hebben aangekondigd zelf naar Rome te gaan. Zelfs later, ten tijde van het zogenaamde Jeruzalemse concilie, als Petrus zich weer te Jeruzalem vertoont (Acts 15:7vv.), kon hij nog steeds niet te Rome onder de daar wonende heidenen hebben gewerkt, omdat hij het er toen met Barnabas en Paulus uitdrukkelijk over eens werd dat dezen onder de heidenen, maar hij en de overige apostelen onder de besnijdenis zouden arbeiden (Galatians 2:9vv.). Petrus heeft zich dus toen in de diaspora (wellicht naar Fenicië en vandaar verder naar Cyprus en Cyrene (Acts 11:19vv.) begeven. Het is wel bewezen dat Israëls volk voor de geschiedenis van het Koninkrijk van God in eerste instantie vrijwel geen betekenis heeft en wanneer er nog Israëlieten zouden worden gevonden, dan kon nog alleen gedacht worden aan de Joden in de verstrooiing. Deze waren echter nu niet meer te houden voor hen die bestemd waren aan het hoofd van het rijk van God te treden, maar alleen als enkelen die in de reeds bestaande kerk werden opgenomen.
Met Petrus ging waarschijnlijk ook Johannes mee, die met hem als het ware n persoon was Ac 11:30. In de plaats van Jakobus I treedt nu Jakobus II als leidsman van de gemeente op, en dat het naar de wil van de Heere zo moest zijn, spreekt Petrus uit doordat hij bij zijn heengaan zegt: "verkondigt het aan Jakobus en aan de broeders. " En apostel liet zo Christus nog steeds te Jeruzalem blijven. Zoals bij de vervolging die na Stefanus kwam alle twaalf nog moesten achterblijven en Hij deze wonderbaar wist te beschermen, zodat zelfs Paulus, die moord en dreiging blies, zich niet aan hem durfde te vergrijpen (Acts 8:1, Acts 8:14, Acts 8:25), omdat Hij Zich niet door menselijke macht uit Zijn stad wilde laten (Matthew 5:35) verdrijven, maar pas wilde weggaan als de stad de mate van haar schuld volgens Zijn woord in Matthew 23:32vv. zou hebben vervuld, zo behield Hij ook nu nog het terrein door Jakobus II daar te laten, die n van Zijn broers was, maar ook het meest van alle apostelen verwant was aan de Joden, die vervuld waren met de ijver voor de voorvaderlijke wet. Hij, Jakobus, heet ook Oblias, d. i. de zuil of schutsmuur van het volk. Toen het elfde uur kwam en de middernacht over Gods vroeger verbondsvolk zou aanbreken, stond hij als een koperen zuil, om, als het mogelijk was, nog in het allerlaatste ogenblik het oordeel terug te houden. In hem wilde de zon van de genade, voordat zij voor het volk van de verkiezing zwart moest worden als een haren zak (Openbaring :12) en voordat in haar plaats de tot bloed geworden maan kwam, tenminste zonder het vurige rood aan de hemel ondergaan, dat zo geweldig predikte van de brandende gloed van die liefde, die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is (vgl. Aanh. II: 6, 2).
Vers 18
18. En toen het (om nu weer het oog te vestigen op de gevangenis in Acts 12:5-Acts 12:10 vermeld en te vertellen wat verder gebeurde) dag was geworden, `s morgens om 6 uur, aan het einde van de laatste nachtwacht, kwam er geen kleine opschudding onder de soldaten, die nu pas ontwaakten uit de slaap die op bovennatuurlijke wijze over hen was gekomen. Zij konden er zich geen idee van vormen wat toch met Petrus gebeurd kon zijn, hoe deze ontkomen kon zijn, want zij moesten er nu op rekenen dat zij om die ontvluchting tot een zware verantwoording zouden worden geroepen en dit hun wel het leven kon kosten.Vers 18
18. En toen het (om nu weer het oog te vestigen op de gevangenis in Acts 12:5-Acts 12:10 vermeld en te vertellen wat verder gebeurde) dag was geworden, `s morgens om 6 uur, aan het einde van de laatste nachtwacht, kwam er geen kleine opschudding onder de soldaten, die nu pas ontwaakten uit de slaap die op bovennatuurlijke wijze over hen was gekomen. Zij konden er zich geen idee van vormen wat toch met Petrus gebeurd kon zijn, hoe deze ontkomen kon zijn, want zij moesten er nu op rekenen dat zij om die ontvluchting tot een zware verantwoording zouden worden geroepen en dit hun wel het leven kon kosten.Vers 19
19. En toen Herodes hem gezocht had, had laten nasporen waar hij verborgen zou kunnen zijn en hem toch niet vond, keerde zijn toorn zich tegen degenen die, zoals hij meende, hem hadden laten ontsnappen. En toen hij de wachters volgensde wet ondervraagd had (Luke 23:14) en deze moesten bekennen dat zij hadden geslapen, hetgeen volgens de krijgswetten met de dood moest worden gestraft (Matthew 28:13v.), gebood hij dat zij weggeleid zouden worden, om hun vonnis te ondergaan. En hij vertrok onmiddellijk, omdat hij zich tegenover het volk schaamde de opgewekte verwachting omtrent Petrus niet te kunnen vervullen, van Judea, waar hij tot dan toe zijn residentie had, naar Cesarea aan de zeeAc 10:2 en hield zich vanaf dat moment daar op, daar hij zijn gehele hof had meegenomen.Misschien was het niet alleen maar verdriet om de verijdeling van het schouwtoneel van deze grote autodaf (kettergericht), maar ook een onaangenaam gevoel dat het in Jeruzalem niet helemaal te vertrouwen was Mt 12:14, wat aanleiding gaf dat hij dadelijk de kerkelijke hoofdstad verliet en in de politieke zijn residentie nam.
Tijden van beproeving zijn tijden van bevestiging. Dan wordt bevestigd: 1) de geloofstrouw in het dragen en het sterven, 2) de broederliefde in waken en bidden, 3) de zielenvrede in roepen en wachten, 4) de kracht van God in redden en helpen.
De bevrijding van de kerk uit de gevangenis door het werk van de kerkhervorming: 1) de gevangenis van de kerk, a) vele ware leden en leraars zijn gepijnigd en gedood, b) de gehele christenheid lag in de gevangenis, gebonden met twee ketenen en sliep; 2) de bevrijding der kerk, a) hoe zij geschied is (Luther heeft haar in de zij gestoot en door de ijzeren poort gevoerd), b) hoe de evangelische kerk zich van haar bevrijding langzamerhand bewust is geworden en waarheen zij zich nu zal wenden.
Vers 19
19. En toen Herodes hem gezocht had, had laten nasporen waar hij verborgen zou kunnen zijn en hem toch niet vond, keerde zijn toorn zich tegen degenen die, zoals hij meende, hem hadden laten ontsnappen. En toen hij de wachters volgensde wet ondervraagd had (Luke 23:14) en deze moesten bekennen dat zij hadden geslapen, hetgeen volgens de krijgswetten met de dood moest worden gestraft (Matthew 28:13v.), gebood hij dat zij weggeleid zouden worden, om hun vonnis te ondergaan. En hij vertrok onmiddellijk, omdat hij zich tegenover het volk schaamde de opgewekte verwachting omtrent Petrus niet te kunnen vervullen, van Judea, waar hij tot dan toe zijn residentie had, naar Cesarea aan de zeeAc 10:2 en hield zich vanaf dat moment daar op, daar hij zijn gehele hof had meegenomen.Misschien was het niet alleen maar verdriet om de verijdeling van het schouwtoneel van deze grote autodaf (kettergericht), maar ook een onaangenaam gevoel dat het in Jeruzalem niet helemaal te vertrouwen was Mt 12:14, wat aanleiding gaf dat hij dadelijk de kerkelijke hoofdstad verliet en in de politieke zijn residentie nam.
Tijden van beproeving zijn tijden van bevestiging. Dan wordt bevestigd: 1) de geloofstrouw in het dragen en het sterven, 2) de broederliefde in waken en bidden, 3) de zielenvrede in roepen en wachten, 4) de kracht van God in redden en helpen.
De bevrijding van de kerk uit de gevangenis door het werk van de kerkhervorming: 1) de gevangenis van de kerk, a) vele ware leden en leraars zijn gepijnigd en gedood, b) de gehele christenheid lag in de gevangenis, gebonden met twee ketenen en sliep; 2) de bevrijding der kerk, a) hoe zij geschied is (Luther heeft haar in de zij gestoot en door de ijzeren poort gevoerd), b) hoe de evangelische kerk zich van haar bevrijding langzamerhand bewust is geworden en waarheen zij zich nu zal wenden.
Vers 20
20. En Herodes was erop uit oorlog te voeren tegen de Tyriërs en Sidoniërs 1) (beter: Herodes was hevig vertoornd tegen de Tyriërs en Sidoniërs), hetgeen hij ook liet merken door de grenzen van zijn land voor hen te sluiten; maar zij kwamen eendrachtig tot hem door afvaardiging van een talrijk gezantschap uit die beide steden en zij wonnen Blastus, de kamerling van de koning, voor zich, zodat hij hun zaak bij zijn heer zou voorstaan, terwijl zij zich ook van omkoping bedienden. Zij begeerden namelijk vrede, opdat hun het verkeer met Palestina weer zou worden toegestaan, omdat hun land gespijzigd werd door het land van de koning (2 Samuel 5:11 Ezekiel 27:17). 1) De verteling is op deze plaats niet te verdedigen; Agrippa kon als Romeins vazal immers geen zelfstandige oorlog voeren tegen de Tyriërs en Sidoniërs, die onder de Romeinse heerschappij stonden, terwijl ook van het voornemen van zo'n veldtocht in de geschiedenis van zijn regering van elders niets bekend is. De reden waarom de koning op Tyrus en Sidon verbitterd was, kan ook niet geschiedkundig worden aangewezen. Hij was echter reeds vroeger niet welgezind jegens de handelssteden geweest en koos bij een onenigheid over de grensscheiding tussen haar en de stad Damascus de partij van de laatste. Wanneer hij er nu aan dacht dat Petrus bij zijn ontwijken van Jeruzalem zich gewend had tot de christenen die daar woonden (Acts 21:3vv.), hoe gemakkelijk kon hij het dan de Feniciërs kwalijk nemen dat zij hem niet behulpzaam waren geweest om de gevluchte weer te vinden en zijn verstoordheid op de boven aangewezen wijze openbaren.Vers 20
20. En Herodes was erop uit oorlog te voeren tegen de Tyriërs en Sidoniërs 1) (beter: Herodes was hevig vertoornd tegen de Tyriërs en Sidoniërs), hetgeen hij ook liet merken door de grenzen van zijn land voor hen te sluiten; maar zij kwamen eendrachtig tot hem door afvaardiging van een talrijk gezantschap uit die beide steden en zij wonnen Blastus, de kamerling van de koning, voor zich, zodat hij hun zaak bij zijn heer zou voorstaan, terwijl zij zich ook van omkoping bedienden. Zij begeerden namelijk vrede, opdat hun het verkeer met Palestina weer zou worden toegestaan, omdat hun land gespijzigd werd door het land van de koning (2 Samuel 5:11 Ezekiel 27:17). 1) De verteling is op deze plaats niet te verdedigen; Agrippa kon als Romeins vazal immers geen zelfstandige oorlog voeren tegen de Tyriërs en Sidoniërs, die onder de Romeinse heerschappij stonden, terwijl ook van het voornemen van zo'n veldtocht in de geschiedenis van zijn regering van elders niets bekend is. De reden waarom de koning op Tyrus en Sidon verbitterd was, kan ook niet geschiedkundig worden aangewezen. Hij was echter reeds vroeger niet welgezind jegens de handelssteden geweest en koos bij een onenigheid over de grensscheiding tussen haar en de stad Damascus de partij van de laatste. Wanneer hij er nu aan dacht dat Petrus bij zijn ontwijken van Jeruzalem zich gewend had tot de christenen die daar woonden (Acts 21:3vv.), hoe gemakkelijk kon hij het dan de Feniciërs kwalijk nemen dat zij hem niet behulpzaam waren geweest om de gevluchte weer te vinden en zijn verstoordheid op de boven aangewezen wijze openbaren.Vers 21
21. En op de dag waarop Herodes bepaald had het antwoord op het verzoek openlijk voor heel het volk bekend te zullen maken, hield hij een rede tot hen met een koninklijk kleed aan, geheel uit zilver geweven, om alle mogelijke pracht te tonen, gezeten in het theater waarin het volk van de stad en de omtrek zich verzameld had, op de rechterstoel, de troonzetel van zijn loge. Hij voerde het woord tot die gezanten van de Tyriërs en Sidoniërs, gaf hen werkelijk toestemming tot het behoud van vrede, maar richtte tevens zijn woorden zo in, dat zij de ijdelheid van de aanwezigemenigte van het volk moesten vleien door hem gunstbetoningen te verschaffen.Vers 21
21. En op de dag waarop Herodes bepaald had het antwoord op het verzoek openlijk voor heel het volk bekend te zullen maken, hield hij een rede tot hen met een koninklijk kleed aan, geheel uit zilver geweven, om alle mogelijke pracht te tonen, gezeten in het theater waarin het volk van de stad en de omtrek zich verzameld had, op de rechterstoel, de troonzetel van zijn loge. Hij voerde het woord tot die gezanten van de Tyriërs en Sidoniërs, gaf hen werkelijk toestemming tot het behoud van vrede, maar richtte tevens zijn woorden zo in, dat zij de ijdelheid van de aanwezigemenigte van het volk moesten vleien door hem gunstbetoningen te verschaffen.Vers 22
22. En het volk, dat zich inderdaad geheel voor hem liet innemen, riep hem toe: dat is een stem van God en niet van een mens!Volgens het bericht van Josefus hield Herodes spelen ter ere van de keizer en het was op de tweede dag van deze feestspelen dat hij in zijn prachtgewaad in het theater verscheen, van de vleiers goddelijke eer aannam en spoedig door een ontzettende ziekte overvallen werd, die hem reeds op de vijfde dag de dood berokkende. Waarschijnlijk waren het spelen ter viering van de terugkomst van de keizer uit Brittannië, die dan, daar deze in de eerste maanden van het jaar 44 was teruggekomen, ongeveer eind april of begin mei zouden hebben plaatsgehad. In het geheim was de zaak van de Tyriërs en Sidoniërs door de invloed van zijn gunsteling Blastus bij de koning reeds beslist. Hij wilde die echter als een vraag van hogere politiek voor het volk behandelen en bij deze gelegenheid zich geheel in zijn koninklijke glans vertonen en zo bij het hogere en lagere volk te Cesarea in de gunst komen, misschien om een vergoeding te vinden voor de bijval van het volk te Jeruzalem, die hem was ontgaan door de redding van Petrus uit zijn handen. Maar ook verder was het voor zijn ijdelheid een behoefte zich schadeloos te stellen voor het mislukken van alle voorbereidselen die hij in zijn ijdele grootheid had ondernomen. Zo was hij gedurende de tijd van zijn verblijf in Jeruzalem begonnen in het noorden van de stad een derde muur te bouwen om haar meer te versterken; maar de toenmalige stadhouder Markus van Syrië kwam tussenbeiden Mt 2:20 en kreeg de keizer zover dat het voortbouwen werd verboden. Spoedig daarop riep hij een vergadering van vorsten in Tiberias tezamen, waaronder zich niet minder dan vijf Romeinse vazallen bevonden. Maar Markus verscheen eveneens en noodzaakte de vorsten dadelijk naar huis te gaan. Zo kunnen wij ons wel voorstellen met wat een wellust de koning het geroep van het volk: "een stem van God en niet van een mens" ontving. Hij zag zich niet alleen opeens bewonderd, maar zelfs aanbeden, want nu riep men tevens van alle zijden, zoals Josefus verhaalt: "wees ons genadig; hebben wij u tot hiertoe slechts als mens gevreesd, zo erkennen wij vanaf nu dat gij verheven zijt boven de sterfelijkheid. " 23. En terstond, terwijl hij nog de mensvergodende hulde aannam, sloeg hem een engel van de Heere met een dodelijke ziekte (2 Samuel 24:17; 2 Kings 19:35 omdat hij God de eer niet gaf die Hem toekomt, maar deze zichzelf toeëigende, waarvoor hem zijn eer werd ontnomen en in grote schande werd veranderd (Daniel 5:20); en hij werd, nadat men hem naar huis had gebracht, in de volgende vijf dagen, evenals eens zijn grootvader (Slotw. op 1 Makk. 11e) door de wormen gegeten en gaf in het 54e jaar van zijn leven de geest, hij bliesde adem uit en stierf als het vee (Acts 5:5, Acts 5:10 Psalms 49:21).
Dit is die ziekte, die letterlijk vervult wat in Isaiah 51:8 voorspeld wordt voor degenen die zich in hun waan machtig en groot te zijn, aan Gods volk vergrijpen. Wij zullen het bij Agrippa dus niet alleen moeten aanmerken als een straf, zoals de tekst zegt, voor het feit dat hij God de eer niet gaf - de tekst heeft hoofdzakelijk het ogenblik waarop de straf kwam, op het oog - maar tevens als een straf voor het doden van de apostel Jakobus en de tot datzelfde doel uitgevoerde gevangenneming van Petrus. Ook de fanatieke vijand van de christenen, Galerius, die zijn oude en zieke schoonvader, keizer Diocletianus overreedde tot de vervolging van de christenen, die onder hem plaats had en die zelf de vervolging voor het eerst deed plaatshebben, moet in het jaar 311 n. Chr. aan dezelfde ziekte zijn gestorven. Toen Herodes door de engel werd geslagen, kon in waarheid worden gezegd: "een stem van God en niet van een mens". Zijn vrouw heette Kupros en was een dochter van zijn tante Salampsio (zie de stamboom van de Herodianen aan het slot van het boek van de Makkabeën); uit haar werden hem drie dochters en een zoon geboren. Twee van deze dochters, Drusilla en Bernice zullen wij evenals zijn zoon Agrippa II in Acts 24:24vv. ; 25:13vv. in Aanm. IId. N. I-4 nader leren kennen. Voor het ogenblik zij slechts opgemerkt dat Agrippa II bij de dood van zijn vader 17 jaar oud was en zich te Rome bevond voor zijn opvoeding. Keizer Claudius zou van plan geweest zijn hem het rijk te geven, maar zijn raadgevers hielden hem het bedenkelijke van de zaak voor en zo werd geheel Palestina als Romeins gebied genomen en onder het oppertoezicht van de stadhouder van Syrië weer onder het bestuur van landvoogden gesteld, van wie het op elkaar volgen reeds bij Matthew 2:20 Mt 2:20 is meegedeeld.
In het Grieks betekent dit woord een uitblazen van de adem als van de dieren. De gelovigen geven hun geest over in de handen van God. Wat bij de heidenen ongestraft bleef, moest in Israël gestraft worden. De heidenen waren gewend een voortreffelijk redenaar (en Herodes had zich in de welsprekendheid geoefend) toe te roepen: een stem van de goden doch een Jood mocht zich het goddelijke niet laten toeschrijven. Josephus, die ons vertelt dat het kleed dat Herodes bij deze gelegenheid aanhad, stijf stond van goud, verhaalt ons ook dat Herodes onder het gevoel van vreselijke ingewandpijnen, wegkrimpend onder de smart, tot zijn omgeving zou gezegd hebben: "Zie nu, degene die gij zojuist als een God vreesde, krimpt nu weg als een worm. " Ja, God kan zeer spoedig van een mens een worm maken, ja een levende spijze voor de wormen. Daarom, nederig voor God en mensen! Laat ons bedenken dat wij geen koning hoeven te zijn in een sierlijk kleed om geprezen te worden en de lof aan te nemen. Dezelfde hoogmoed kan in een kleine zaak van het hart gelegen zijn. Een klein pilletje vergif kan de mens doen sterven; het is niet de hoeveelheid, het is de kracht van de zaak, die geldt. Terecht heeft een heiden gezegd: "de lof is wierook; hij is goed voor de goden, maar bedwelmt de mens. " Sedert de satan tot onze eerste ouders gezegd heeft: gij zult als God zijn en zij dat geloofd hebben, is er altijd iets in de mens dat streeft om aan God gelijk te zijn, om niet onder maar naast God te staan en wij moeten onder God staan, zullen wij eenmaal in God zijn en blijven. God wil ons niet in de laagte houden, nee, Hij wil ons altijd hoger stellen, maar Hij wil niet dat wij dit zelf doen; dat is aanmatiging, hoogmoed, zonde en doet Gods hoogheid en genade teniet. Koester dan ook niet de dwaze waan om als populieren in Gods hof te worden overgebracht, maar laten wij ons door Gods hand als het mosterdzaadje in de aarde laten leggen, opdat het vandaar zal ontkiemen en een boom worden, waaronder de vogels van de hemel nestelen.
Vers 22
22. En het volk, dat zich inderdaad geheel voor hem liet innemen, riep hem toe: dat is een stem van God en niet van een mens!Volgens het bericht van Josefus hield Herodes spelen ter ere van de keizer en het was op de tweede dag van deze feestspelen dat hij in zijn prachtgewaad in het theater verscheen, van de vleiers goddelijke eer aannam en spoedig door een ontzettende ziekte overvallen werd, die hem reeds op de vijfde dag de dood berokkende. Waarschijnlijk waren het spelen ter viering van de terugkomst van de keizer uit Brittannië, die dan, daar deze in de eerste maanden van het jaar 44 was teruggekomen, ongeveer eind april of begin mei zouden hebben plaatsgehad. In het geheim was de zaak van de Tyriërs en Sidoniërs door de invloed van zijn gunsteling Blastus bij de koning reeds beslist. Hij wilde die echter als een vraag van hogere politiek voor het volk behandelen en bij deze gelegenheid zich geheel in zijn koninklijke glans vertonen en zo bij het hogere en lagere volk te Cesarea in de gunst komen, misschien om een vergoeding te vinden voor de bijval van het volk te Jeruzalem, die hem was ontgaan door de redding van Petrus uit zijn handen. Maar ook verder was het voor zijn ijdelheid een behoefte zich schadeloos te stellen voor het mislukken van alle voorbereidselen die hij in zijn ijdele grootheid had ondernomen. Zo was hij gedurende de tijd van zijn verblijf in Jeruzalem begonnen in het noorden van de stad een derde muur te bouwen om haar meer te versterken; maar de toenmalige stadhouder Markus van Syrië kwam tussenbeiden Mt 2:20 en kreeg de keizer zover dat het voortbouwen werd verboden. Spoedig daarop riep hij een vergadering van vorsten in Tiberias tezamen, waaronder zich niet minder dan vijf Romeinse vazallen bevonden. Maar Markus verscheen eveneens en noodzaakte de vorsten dadelijk naar huis te gaan. Zo kunnen wij ons wel voorstellen met wat een wellust de koning het geroep van het volk: "een stem van God en niet van een mens" ontving. Hij zag zich niet alleen opeens bewonderd, maar zelfs aanbeden, want nu riep men tevens van alle zijden, zoals Josefus verhaalt: "wees ons genadig; hebben wij u tot hiertoe slechts als mens gevreesd, zo erkennen wij vanaf nu dat gij verheven zijt boven de sterfelijkheid. " 23. En terstond, terwijl hij nog de mensvergodende hulde aannam, sloeg hem een engel van de Heere met een dodelijke ziekte (2 Samuel 24:17; 2 Kings 19:35 omdat hij God de eer niet gaf die Hem toekomt, maar deze zichzelf toeëigende, waarvoor hem zijn eer werd ontnomen en in grote schande werd veranderd (Daniel 5:20); en hij werd, nadat men hem naar huis had gebracht, in de volgende vijf dagen, evenals eens zijn grootvader (Slotw. op 1 Makk. 11e) door de wormen gegeten en gaf in het 54e jaar van zijn leven de geest, hij bliesde adem uit en stierf als het vee (Acts 5:5, Acts 5:10 Psalms 49:21).
Dit is die ziekte, die letterlijk vervult wat in Isaiah 51:8 voorspeld wordt voor degenen die zich in hun waan machtig en groot te zijn, aan Gods volk vergrijpen. Wij zullen het bij Agrippa dus niet alleen moeten aanmerken als een straf, zoals de tekst zegt, voor het feit dat hij God de eer niet gaf - de tekst heeft hoofdzakelijk het ogenblik waarop de straf kwam, op het oog - maar tevens als een straf voor het doden van de apostel Jakobus en de tot datzelfde doel uitgevoerde gevangenneming van Petrus. Ook de fanatieke vijand van de christenen, Galerius, die zijn oude en zieke schoonvader, keizer Diocletianus overreedde tot de vervolging van de christenen, die onder hem plaats had en die zelf de vervolging voor het eerst deed plaatshebben, moet in het jaar 311 n. Chr. aan dezelfde ziekte zijn gestorven. Toen Herodes door de engel werd geslagen, kon in waarheid worden gezegd: "een stem van God en niet van een mens". Zijn vrouw heette Kupros en was een dochter van zijn tante Salampsio (zie de stamboom van de Herodianen aan het slot van het boek van de Makkabeën); uit haar werden hem drie dochters en een zoon geboren. Twee van deze dochters, Drusilla en Bernice zullen wij evenals zijn zoon Agrippa II in Acts 24:24vv. ; 25:13vv. in Aanm. IId. N. I-4 nader leren kennen. Voor het ogenblik zij slechts opgemerkt dat Agrippa II bij de dood van zijn vader 17 jaar oud was en zich te Rome bevond voor zijn opvoeding. Keizer Claudius zou van plan geweest zijn hem het rijk te geven, maar zijn raadgevers hielden hem het bedenkelijke van de zaak voor en zo werd geheel Palestina als Romeins gebied genomen en onder het oppertoezicht van de stadhouder van Syrië weer onder het bestuur van landvoogden gesteld, van wie het op elkaar volgen reeds bij Matthew 2:20 Mt 2:20 is meegedeeld.
In het Grieks betekent dit woord een uitblazen van de adem als van de dieren. De gelovigen geven hun geest over in de handen van God. Wat bij de heidenen ongestraft bleef, moest in Israël gestraft worden. De heidenen waren gewend een voortreffelijk redenaar (en Herodes had zich in de welsprekendheid geoefend) toe te roepen: een stem van de goden doch een Jood mocht zich het goddelijke niet laten toeschrijven. Josephus, die ons vertelt dat het kleed dat Herodes bij deze gelegenheid aanhad, stijf stond van goud, verhaalt ons ook dat Herodes onder het gevoel van vreselijke ingewandpijnen, wegkrimpend onder de smart, tot zijn omgeving zou gezegd hebben: "Zie nu, degene die gij zojuist als een God vreesde, krimpt nu weg als een worm. " Ja, God kan zeer spoedig van een mens een worm maken, ja een levende spijze voor de wormen. Daarom, nederig voor God en mensen! Laat ons bedenken dat wij geen koning hoeven te zijn in een sierlijk kleed om geprezen te worden en de lof aan te nemen. Dezelfde hoogmoed kan in een kleine zaak van het hart gelegen zijn. Een klein pilletje vergif kan de mens doen sterven; het is niet de hoeveelheid, het is de kracht van de zaak, die geldt. Terecht heeft een heiden gezegd: "de lof is wierook; hij is goed voor de goden, maar bedwelmt de mens. " Sedert de satan tot onze eerste ouders gezegd heeft: gij zult als God zijn en zij dat geloofd hebben, is er altijd iets in de mens dat streeft om aan God gelijk te zijn, om niet onder maar naast God te staan en wij moeten onder God staan, zullen wij eenmaal in God zijn en blijven. God wil ons niet in de laagte houden, nee, Hij wil ons altijd hoger stellen, maar Hij wil niet dat wij dit zelf doen; dat is aanmatiging, hoogmoed, zonde en doet Gods hoogheid en genade teniet. Koester dan ook niet de dwaze waan om als populieren in Gods hof te worden overgebracht, maar laten wij ons door Gods hand als het mosterdzaadje in de aarde laten leggen, opdat het vandaar zal ontkiemen en een boom worden, waaronder de vogels van de hemel nestelen.
Vers 24
24. a) En (om na dit bericht omtrent Herodes en zijn dood (Acts 12:17-Acts 12:23) weer terug te keren naar de zwaar beproefde gemeente te Jeruzalem (Acts 12:1-Acts 12:16), het woord van God nam toe door toetreding van mensen die het nu gelovig aannamen en vermenigvuldigde door uitbreiding (Acts 6:7). Deels maakte het verschrikkelijke einde van Herodes een heilzame indruk op de gemoederen, deels won de werkzaamheid van Jakobus (Acts 12:17) vele harten in de loop van de tijd (Acts 21:20).a) Isaiah 55:11
Vers 24
24. a) En (om na dit bericht omtrent Herodes en zijn dood (Acts 12:17-Acts 12:23) weer terug te keren naar de zwaar beproefde gemeente te Jeruzalem (Acts 12:1-Acts 12:16), het woord van God nam toe door toetreding van mensen die het nu gelovig aannamen en vermenigvuldigde door uitbreiding (Acts 6:7). Deels maakte het verschrikkelijke einde van Herodes een heilzame indruk op de gemoederen, deels won de werkzaamheid van Jakobus (Acts 12:17) vele harten in de loop van de tijd (Acts 21:20).a) Isaiah 55:11
Vers 25
25. Barnabas nu en Saulus (om na dit slot van het 12e hoofdstuk ook nog op het slot van het vorige terug te komen en de mededeling in Acts 11:30v. aan te vullen) keerden omstreeks Pasen van het jaar 45 terug uit Jeruzalem, nadat de eerste sedert Acts 11:22 en de laatste sedert Acts 9:30 niet meer daar geweest was, toen zij de dienst volbracht hadden, het geld dat door de gemeente te Antiochië aan hen toe was vertrouwd, hadden overhandigd; en zij namen ook Johannes, die bijgenaamd werd Markus, eenneef van Barnabas (Colossians 4:10) met zich mee. Waarschijnlijk was Maria (Acts 12:12) de moeder van Johannes Markus, de zuster van Barnabas.Terwijl Lukas aan de groei en de vermeerdering van het Woord van God te Jeruzalem denkt, de reden waarom al het voorgaande was geschied zoals hij eerder heeft uitgelegd, ziet hij nu verder naar Antiochië, dat nu de moederstad is geworden van de kerk, die tot de heidenen overging. Daarheen keerden Barnabas en Paulus van Jeruzalem terug, nadat zij door de handreiking van de broederliefde de gemeente hadden verheugd en versterkt. De gemeente gaf de broeders te Antiochië een tegengeschenk in Johannes Markus, die zij met Barnabas en Saulus lieten meetrekken. Van hem konden de Antiochiërs tot in detail vernemen wat in het huis van zijn moeder was geschied en de beide gemeenten, Jeruzalem en Antiochië, werden door de band van levendige gemeenschap in vreugde en leed aan elkaar verbonden.
Vers 25
25. Barnabas nu en Saulus (om na dit slot van het 12e hoofdstuk ook nog op het slot van het vorige terug te komen en de mededeling in Acts 11:30v. aan te vullen) keerden omstreeks Pasen van het jaar 45 terug uit Jeruzalem, nadat de eerste sedert Acts 11:22 en de laatste sedert Acts 9:30 niet meer daar geweest was, toen zij de dienst volbracht hadden, het geld dat door de gemeente te Antiochië aan hen toe was vertrouwd, hadden overhandigd; en zij namen ook Johannes, die bijgenaamd werd Markus, eenneef van Barnabas (Colossians 4:10) met zich mee. Waarschijnlijk was Maria (Acts 12:12) de moeder van Johannes Markus, de zuster van Barnabas.Terwijl Lukas aan de groei en de vermeerdering van het Woord van God te Jeruzalem denkt, de reden waarom al het voorgaande was geschied zoals hij eerder heeft uitgelegd, ziet hij nu verder naar Antiochië, dat nu de moederstad is geworden van de kerk, die tot de heidenen overging. Daarheen keerden Barnabas en Paulus van Jeruzalem terug, nadat zij door de handreiking van de broederliefde de gemeente hadden verheugd en versterkt. De gemeente gaf de broeders te Antiochië een tegengeschenk in Johannes Markus, die zij met Barnabas en Saulus lieten meetrekken. Van hem konden de Antiochiërs tot in detail vernemen wat in het huis van zijn moeder was geschied en de beide gemeenten, Jeruzalem en Antiochië, werden door de band van levendige gemeenschap in vreugde en leed aan elkaar verbonden.