Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 19". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-19.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 19". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 192 Chronicles 19:1
JOSAFAT DOOR JEHU BESTRAFT, REGELT DE KERKELIJKE ZAKEN EN HET WERELDLIJK BESTUUR
III. 2 Chronicles 19:1-2 Chronicles 19:11. Josafat, die onverwijld uit de veldtocht te Jeruzalem terugkeert, wordt door de profeet Jehu bestraft, omdat hij de goddeloze geholpen en zich niet gevoegd heeft bij degenen, die de Heere vrezen, en tevens onmiddellijk opgewekt om, uit dankbaarheid voor de ondervonden buitengewone hulp van God, nu diens werk ook met nieuwe ijver te doen. Dit doet Josafat dan ook inderdaad, hij reist zelf in het land rond, om zijn volk terug te brengen tot de Heere, hun God, hij stelt overal een met Gods wet overeenkomstige rechtspleging in, en richt in Jeruzalem een oppergerechtshof op, ter beslissing van moeilijke rechtszaken.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 192 Chronicles 19:1
JOSAFAT DOOR JEHU BESTRAFT, REGELT DE KERKELIJKE ZAKEN EN HET WERELDLIJK BESTUUR
III. 2 Chronicles 19:1-2 Chronicles 19:11. Josafat, die onverwijld uit de veldtocht te Jeruzalem terugkeert, wordt door de profeet Jehu bestraft, omdat hij de goddeloze geholpen en zich niet gevoegd heeft bij degenen, die de Heere vrezen, en tevens onmiddellijk opgewekt om, uit dankbaarheid voor de ondervonden buitengewone hulp van God, nu diens werk ook met nieuwe ijver te doen. Dit doet Josafat dan ook inderdaad, hij reist zelf in het land rond, om zijn volk terug te brengen tot de Heere, hun God, hij stelt overal een met Gods wet overeenkomstige rechtspleging in, en richt in Jeruzalem een oppergerechtshof op, ter beslissing van moeilijke rechtszaken.
Vers 1
1. En Josafat, de koning van Juda, die de Heere uit het grote gevaar, dat zijn leven gedurende de strijd dreigde, zo kennelijk gered had (2 Chronicles 18:31), keerde met vrede, in gezondheid en zonder letsel ontvangen te hebben, zoals Micha's profetie dit voorspeld had (2 Chronicles 18:16), weer naar zijn huis te Jeruzalem.Vers 1
1. En Josafat, de koning van Juda, die de Heere uit het grote gevaar, dat zijn leven gedurende de strijd dreigde, zo kennelijk gered had (2 Chronicles 18:31), keerde met vrede, in gezondheid en zonder letsel ontvangen te hebben, zoals Micha's profetie dit voorspeld had (2 Chronicles 18:16), weer naar zijn huis te Jeruzalem.Vers 2
2. En Jehu, de zoon van de profeet Hanani, die eenmaal door Asa in het gevangenhuis was geworpen (2 Chronicles 16:7), de ziener (1 Samuel 9:9) 1) gingdoor bijzondere leiding van Gods Geest uit, toen Josafat met zijn krijgslieden de poorten van de stad naderde, hem tegen tot voor de poort, waardoor hij moest intrekken 2) en zei tot de koning Josafat 3): Zou u, zoals u bij uw gemeenschappelijk met Achab ondernomen krijgstocht gedaan hebt, de goddeloze helpen in zijn zaak, waarvan u toch wist, dat zij streed met de wil van de Heere (2 Chronicles 18:16), en die de Heere haten liefhebben, u in zo'n nauwe verbintenis met hen inlaten, als door u geschied is ten opzichte van het Israëlitische koningshuis (1 Kings 19:21)? Nu is daarom over u van het aangezicht van de Heere grote toornigheid 4), zoals u zelf daaruit kunt zien, dat u ter nauwernood ontkomen bent aan hetzelfde lot, dat koning Achab getroffen heeft.1) In 1 Kings 16:1, zien wij deze profeet in het rijk van Israël werkzaam onder Baësa; waarschijnlijk was hij daarheen verdreven, toen koning Asa zijn vader in de gevangenis wierp en van daar kwam Jehu weer naar het rijk van Juda terug, toen zijn roeping voor Israël vervuld was..
2) Was Josafat eerst mee gegaan naar Samaria ter begrafenis van Achab (1 Kings 22:37), dan zou het door de noordpoort zijn geweest, dat hij in Jeruzalem was teruggekomen. Wij nemen echter met de Engelse Bijbelverklaring aan, dat hij meteen, na de beslissende slag bij Ramoth, de weg naar Jeruzalem insloeg, om God voor zijn wondervolle redding te danken en zich van de nauwe verbintenis met het Israëlitische koningshuis enigszins los te maken; in dit geval is hij over de Jordaan en de stad Jericho teruggekomen, en dus van het Oosten Jeruzalem binnengetrokken.. 3) God zwijgt niet als Zijn kinderen zich misgaan, maar volgt hen met Zijn wet- en strafprediking op de voet, om het hun onder het oog te brengen, opdat zij zich bekeren en belijdenis van hun kwaad doen (2 Samuel 12:1).
4) Josafat had reeds de kastijdende hand van God ervaren toen hij in de slag tegen de Syriërs in levensgevaar verkeerde. Later heeft hij het nog meer ondervonden in de mislukte scheepvaart naar Ofir, terwijl ook in zijn familie hij dit ondervond (2 Chronicles 21:1, 22).
Vers 2
2. En Jehu, de zoon van de profeet Hanani, die eenmaal door Asa in het gevangenhuis was geworpen (2 Chronicles 16:7), de ziener (1 Samuel 9:9) 1) gingdoor bijzondere leiding van Gods Geest uit, toen Josafat met zijn krijgslieden de poorten van de stad naderde, hem tegen tot voor de poort, waardoor hij moest intrekken 2) en zei tot de koning Josafat 3): Zou u, zoals u bij uw gemeenschappelijk met Achab ondernomen krijgstocht gedaan hebt, de goddeloze helpen in zijn zaak, waarvan u toch wist, dat zij streed met de wil van de Heere (2 Chronicles 18:16), en die de Heere haten liefhebben, u in zo'n nauwe verbintenis met hen inlaten, als door u geschied is ten opzichte van het Israëlitische koningshuis (1 Kings 19:21)? Nu is daarom over u van het aangezicht van de Heere grote toornigheid 4), zoals u zelf daaruit kunt zien, dat u ter nauwernood ontkomen bent aan hetzelfde lot, dat koning Achab getroffen heeft.1) In 1 Kings 16:1, zien wij deze profeet in het rijk van Israël werkzaam onder Baësa; waarschijnlijk was hij daarheen verdreven, toen koning Asa zijn vader in de gevangenis wierp en van daar kwam Jehu weer naar het rijk van Juda terug, toen zijn roeping voor Israël vervuld was..
2) Was Josafat eerst mee gegaan naar Samaria ter begrafenis van Achab (1 Kings 22:37), dan zou het door de noordpoort zijn geweest, dat hij in Jeruzalem was teruggekomen. Wij nemen echter met de Engelse Bijbelverklaring aan, dat hij meteen, na de beslissende slag bij Ramoth, de weg naar Jeruzalem insloeg, om God voor zijn wondervolle redding te danken en zich van de nauwe verbintenis met het Israëlitische koningshuis enigszins los te maken; in dit geval is hij over de Jordaan en de stad Jericho teruggekomen, en dus van het Oosten Jeruzalem binnengetrokken.. 3) God zwijgt niet als Zijn kinderen zich misgaan, maar volgt hen met Zijn wet- en strafprediking op de voet, om het hun onder het oog te brengen, opdat zij zich bekeren en belijdenis van hun kwaad doen (2 Samuel 12:1).
4) Josafat had reeds de kastijdende hand van God ervaren toen hij in de slag tegen de Syriërs in levensgevaar verkeerde. Later heeft hij het nog meer ondervonden in de mislukte scheepvaart naar Ofir, terwijl ook in zijn familie hij dit ondervond (2 Chronicles 21:1, 22).
Vers 3
3. Evenwel ook goede dingen zijn bij u gevonden, die de Heere niet voorbijzien en u niet ontnemen wil, indien u zich voortaan met telkens meerdere beslistheid aan dat goede houdt; want u heeft de bossen, de Aschera-hoogten, uit het land weggedaan, en uw hart gericht, om God te zoeken (2 Chronicles 17:3).Vers 3
3. Evenwel ook goede dingen zijn bij u gevonden, die de Heere niet voorbijzien en u niet ontnemen wil, indien u zich voortaan met telkens meerdere beslistheid aan dat goede houdt; want u heeft de bossen, de Aschera-hoogten, uit het land weggedaan, en uw hart gericht, om God te zoeken (2 Chronicles 17:3).Vers 4
4. Josafat nu, door de vermaning van de profeten (2 Chronicles 19:2) tot bezinning gebracht, woonde, bleef wonen te Jeruzalem zonder zich in de eerste tijd weer met het rijk van Israël in te laten; en hij toog, zoals 14 jaar daarvoor (2 Chronicles 17:7), wederom 1) uit door het volk, van Bersba, de uiterste zuidergrens af tot het gebergte van Efraïm, waarover de noordergrens van het rijk van Juda liep, en deed hen, de kinderen van Juda in zo ver bij hen de afgoderij opnieuw was binnengeslopen, terugkeren tot de Heere, de God van hun vaderen.1) Dit wederom slaat terug op zijn handelingen in 2 Chronicles 17:1 vermeld. Was hij toen zijn hervormingswerk begonnen, hij zette het nu voort, aangemoedigd door het woord van goedkeuring, uit de mond van de profeet, ontvangen. Josafat was een waarlijk godvrezend vorst, die wel zijn zwakke ogenblikken had, maar die toch over het algemeen genomen het toonde, dat het de lust en de keuze van zijn hart was, om de God van de vaderen te vrezen en te eren.
Had hij vroeger de eredienst weer in al zijn zuiverheid hersteld, nu doet hij dit ten opzichte van de rechtspleging.
Vers 4
4. Josafat nu, door de vermaning van de profeten (2 Chronicles 19:2) tot bezinning gebracht, woonde, bleef wonen te Jeruzalem zonder zich in de eerste tijd weer met het rijk van Israël in te laten; en hij toog, zoals 14 jaar daarvoor (2 Chronicles 17:7), wederom 1) uit door het volk, van Bersba, de uiterste zuidergrens af tot het gebergte van Efraïm, waarover de noordergrens van het rijk van Juda liep, en deed hen, de kinderen van Juda in zo ver bij hen de afgoderij opnieuw was binnengeslopen, terugkeren tot de Heere, de God van hun vaderen.1) Dit wederom slaat terug op zijn handelingen in 2 Chronicles 17:1 vermeld. Was hij toen zijn hervormingswerk begonnen, hij zette het nu voort, aangemoedigd door het woord van goedkeuring, uit de mond van de profeet, ontvangen. Josafat was een waarlijk godvrezend vorst, die wel zijn zwakke ogenblikken had, maar die toch over het algemeen genomen het toonde, dat het de lust en de keuze van zijn hart was, om de God van de vaderen te vrezen en te eren.
Had hij vroeger de eredienst weer in al zijn zuiverheid hersteld, nu doet hij dit ten opzichte van de rechtspleging.
Vers 5
5. En hij stelde, naardien de door David ingestelde rechtspleging (1 Chronicles 27:29) in de loop van de tijden zeer verwaarloosd was, richters in het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad, zoals de Wet (Deuteronomy 16:18) dit voorschreef.Vers 5
5. En hij stelde, naardien de door David ingestelde rechtspleging (1 Chronicles 27:29) in de loop van de tijden zeer verwaarloosd was, richters in het land, in alle vaste steden van Juda, van stad tot stad, zoals de Wet (Deuteronomy 16:18) dit voorschreef.Vers 6
6. En hij zei tot de richters, hun Mozes woord (Deuteronomy 16:19), op het hart drukkend: Zie, wat u doet, want u houdt het gericht niet de mens, niet krachtens hun opdracht, en om u door hun wil te laten besturen, maar de Heere; en Hij is op onzichtbare wijze bij u tegenwoordig in de zaak van het gericht.Vers 6
6. En hij zei tot de richters, hun Mozes woord (Deuteronomy 16:19), op het hart drukkend: Zie, wat u doet, want u houdt het gericht niet de mens, niet krachtens hun opdracht, en om u door hun wil te laten besturen, maar de Heere; en Hij is op onzichtbare wijze bij u tegenwoordig in de zaak van het gericht.Vers 7
7. Nu dan, de verschrikking van de Heere zal op jullie zijn, opdat u geen onrechtvaardig vonnis velt; neem waar en doe het, wat uw ambt u voorschrijft, zodanig, dat u het voor God kunt verantwoorden a); Want bij de Heere, onze God is geen onrecht b), noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken 1) (Exodus 23:7, Deuteronomy 10:17).a) Deuteronomy 32:4 Romans 9:14 b) Job 34:19 Acts 10:34 Romans 2:11 Galatians 2:6 Ephesians 6:9 Colossians 3:25. 1 Petrus .1:17
1) De koning gebruikte wijders drie beweegredenen, allen van het Opperwezen ontleend, om hun tot de getrouwheid in hun bediening te verplichten. 1e. Dat zij hun ambten van Hem hadden ontvangen, en dat zij dus Zijn dienaren waren; zij waren door Hem ingesteld, om ten Zijnen behoeve te handelen; hun werk was Gods eer en de belangen van Zijn Koninkrijk onder de mensen te bevorderen. 2e. Dat Gods oog en toezicht over hen open en waakzaam was; Hij is bij U in de zaken van het gericht. Hij neemt acht op alles, wat u doet en Hij zal U ter verantwoording roepen, als u kwalijk doet. 3e. Dat Hij, als de Opperrechter van hemel en aarde, het grootste voorbeeld van rechtvaardigheid is van alle Rechters en Overheden. Want bij Hem is geen onrecht. Hij ziet de persoon niet aan; Hij laat zich niet omkopen en neemt geen geschenken aan..
Vers 7
7. Nu dan, de verschrikking van de Heere zal op jullie zijn, opdat u geen onrechtvaardig vonnis velt; neem waar en doe het, wat uw ambt u voorschrijft, zodanig, dat u het voor God kunt verantwoorden a); Want bij de Heere, onze God is geen onrecht b), noch aanneming van personen, noch ontvanging van geschenken 1) (Exodus 23:7, Deuteronomy 10:17).a) Deuteronomy 32:4 Romans 9:14 b) Job 34:19 Acts 10:34 Romans 2:11 Galatians 2:6 Ephesians 6:9 Colossians 3:25. 1 Petrus .1:17
1) De koning gebruikte wijders drie beweegredenen, allen van het Opperwezen ontleend, om hun tot de getrouwheid in hun bediening te verplichten. 1e. Dat zij hun ambten van Hem hadden ontvangen, en dat zij dus Zijn dienaren waren; zij waren door Hem ingesteld, om ten Zijnen behoeve te handelen; hun werk was Gods eer en de belangen van Zijn Koninkrijk onder de mensen te bevorderen. 2e. Dat Gods oog en toezicht over hen open en waakzaam was; Hij is bij U in de zaken van het gericht. Hij neemt acht op alles, wat u doet en Hij zal U ter verantwoording roepen, als u kwalijk doet. 3e. Dat Hij, als de Opperrechter van hemel en aarde, het grootste voorbeeld van rechtvaardigheid is van alle Rechters en Overheden. Want bij Hem is geen onrecht. Hij ziet de persoon niet aan; Hij laat zich niet omkopen en neemt geen geschenken aan..
Vers 8
8. Daartoe stelde Josafat, nadat hij met de mannen uit zijn gevolg van de reis door het land teruggekeerd was naar de hoofdstad, ook hier te Jeruzalem, zoals in de afzonderlijke steden van het land (vs 5), enige van de Levieten, en van de priesters, en enige van de hoofden van de huizen van de vaderen van Israël, over het gericht van de Heere ter rechtuitspraak in zaken van de godsdienst, en over rechtsgeschillen 1) in het burgerlijke of wereldlijke, als zij weer te Jeruzalem, de plaats van het heiligdom, gekomen waren 2), waar genoemde rechters, als oppergerechtshof (Deuteronomy 17:8) hun verblijf zouden houden.1) Hieruit blijkt, dat Josafat een Oppergerechtshof te Jeruzalem instelde, waarbij men appelleren kon van alle vonnissen van de lagere rechtbanken en waardoor ter laatste instantie werd recht gewezen, of waarbij geschillen werden behandeld, die door de rechtbanken in de steden niet beslist konden worden.
Josafat neemt hier, zoals David vroeger, tot grondslag, wat Mozes had verordend op raad van zijn schoonvader.
2) Dit ziet niet op die Opperrechters, maar op Josafat en zijn gevolg, van wie in 2 Chronicles 19:4 gezegd wordt, dat zij waren uitgetogen.
Vers 8
8. Daartoe stelde Josafat, nadat hij met de mannen uit zijn gevolg van de reis door het land teruggekeerd was naar de hoofdstad, ook hier te Jeruzalem, zoals in de afzonderlijke steden van het land (vs 5), enige van de Levieten, en van de priesters, en enige van de hoofden van de huizen van de vaderen van Israël, over het gericht van de Heere ter rechtuitspraak in zaken van de godsdienst, en over rechtsgeschillen 1) in het burgerlijke of wereldlijke, als zij weer te Jeruzalem, de plaats van het heiligdom, gekomen waren 2), waar genoemde rechters, als oppergerechtshof (Deuteronomy 17:8) hun verblijf zouden houden.1) Hieruit blijkt, dat Josafat een Oppergerechtshof te Jeruzalem instelde, waarbij men appelleren kon van alle vonnissen van de lagere rechtbanken en waardoor ter laatste instantie werd recht gewezen, of waarbij geschillen werden behandeld, die door de rechtbanken in de steden niet beslist konden worden.
Josafat neemt hier, zoals David vroeger, tot grondslag, wat Mozes had verordend op raad van zijn schoonvader.
2) Dit ziet niet op die Opperrechters, maar op Josafat en zijn gevolg, van wie in 2 Chronicles 19:4 gezegd wordt, dat zij waren uitgetogen.
Vers 9
9. En hij gebood hun, de opperrechters, zeggende: Doe alzo, zoals ik u meteen nader zal opgeven (2 Chronicles 19:10),in de vrees van de Heere, met getrouwheid en met een volkomen hart. 1)1) In het Hebreeën Mlv bblb (Belebab schaleem), eigenlijk met een eerlijk hart. De Vulgata vertaalt: corde integro. De bedoeling is, in alle rechtschapenheid en eerlijkheid, zoals het eerlijke rechters betaamt. Wat zij moesten doen, wordt in het volgende vers aangegeven.
Vers 9
9. En hij gebood hun, de opperrechters, zeggende: Doe alzo, zoals ik u meteen nader zal opgeven (2 Chronicles 19:10),in de vrees van de Heere, met getrouwheid en met een volkomen hart. 1)1) In het Hebreeën Mlv bblb (Belebab schaleem), eigenlijk met een eerlijk hart. De Vulgata vertaalt: corde integro. De bedoeling is, in alle rechtschapenheid en eerlijkheid, zoals het eerlijke rechters betaamt. Wat zij moesten doen, wordt in het volgende vers aangegeven.
Vers 10
10. En 1) in elk geschil, dat van uw broeders, die in hun steden wonen en van de ondergerechtshoven (2 Chronicles 19:5-2 Chronicles 19:7) aldaar geen beslissing kunnen krijgen, omdat de zaak voor deze te moeilijk is (Deuteronomy 16:18) tot u zal komen; gebracht zal worden: tussen bloed en bloed, als het de vraag is, hoe een moord of doodslag moet worden beschouwd, en welke van de in Exodus 21:12, vermelde straffen toegepast moet worden, tussen wet en gebod, of wanneer men het oneens is omtrent de juiste uitlegging van bepaalde wetten, en tussen inzettingen en rechten, of wanneer bij een rechtszaak verschil van inzichten heerst, en het moet uitgemaakt worden, naar welke beschouwing het moet uitgesproken worden, Zo vermaan hen, geef hun het nodige onderricht (Deuteronomy 17:8), dat zij niet, door valse behandeling van de rechtzaak, schuldig worden aan de Heere, en ten gevolge daarvan een grote toornigheid over u en over uw broederen zal zijn. Doe alzo, neemt deze u zo even genoemde ambtsplichten in de vrees van de Heere getrouw waar (2 Chronicles 19:9), en u zult niet schuldig worden.1) En in; beter: Namelijk. De koning noemt nu de verschillende gevallen op, waarin het Oppergerechtshof te beslissen heeft. Zoals Mozes beval, de zaken, die voor de gewone rechters te moeilijk waren, tot hem te brengen, opdat hij ze zou beslechten, zo geeft Josafat aan de Opperrechter dezelfde macht. Het Oppergerechtshof met de Hogepriester en een koninklijk beambte aan het hoofd, zou dan voortaan doen, wat de koning en hogepriester tot dusver hadden gedaan.
Vers 10
10. En 1) in elk geschil, dat van uw broeders, die in hun steden wonen en van de ondergerechtshoven (2 Chronicles 19:5-2 Chronicles 19:7) aldaar geen beslissing kunnen krijgen, omdat de zaak voor deze te moeilijk is (Deuteronomy 16:18) tot u zal komen; gebracht zal worden: tussen bloed en bloed, als het de vraag is, hoe een moord of doodslag moet worden beschouwd, en welke van de in Exodus 21:12, vermelde straffen toegepast moet worden, tussen wet en gebod, of wanneer men het oneens is omtrent de juiste uitlegging van bepaalde wetten, en tussen inzettingen en rechten, of wanneer bij een rechtszaak verschil van inzichten heerst, en het moet uitgemaakt worden, naar welke beschouwing het moet uitgesproken worden, Zo vermaan hen, geef hun het nodige onderricht (Deuteronomy 17:8), dat zij niet, door valse behandeling van de rechtzaak, schuldig worden aan de Heere, en ten gevolge daarvan een grote toornigheid over u en over uw broederen zal zijn. Doe alzo, neemt deze u zo even genoemde ambtsplichten in de vrees van de Heere getrouw waar (2 Chronicles 19:9), en u zult niet schuldig worden.1) En in; beter: Namelijk. De koning noemt nu de verschillende gevallen op, waarin het Oppergerechtshof te beslissen heeft. Zoals Mozes beval, de zaken, die voor de gewone rechters te moeilijk waren, tot hem te brengen, opdat hij ze zou beslechten, zo geeft Josafat aan de Opperrechter dezelfde macht. Het Oppergerechtshof met de Hogepriester en een koninklijk beambte aan het hoofd, zou dan voortaan doen, wat de koning en hogepriester tot dusver hadden gedaan.
Vers 11
11. En zie, Amarja, de hogepriester (1 Chronicles 6:11), is over u in alle zaak van de Heere, die de godsdienst betreffen; en anderszijds is Zebadja, de zoon van Ismaël, de vorst van het huis van Juda, de overste over u in alle zaak van de koning, die het burgerlijke en staats-beheer betreffen; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht, om u tot gerechtsdienaars, schrijvers en verdere ambtenaren te dienen; wees dus sterk en doe het, neem het u opgedragen ambt onbezorgd waar, alsof u ook in staat bent het uit te voeren; en de Heere zal met de goede, met ieder van u, die het goed meent en met een oprecht hart de zaak aangrijpt zijn om hem bekwaam en geschikt te maken (Deuteronomy 17:9).Aldus ging de koning recht en gerechtigheid ter harte; zijn bezoek in Samaria en de uitslag van dien ongelukkigen slag (2 Chronicles 18:1) had den koning op nieuw tot de Heere en tot het ware heil zijns volks teruggebracht. Zal deze ijver blijven, ook nu Achab dood is?.
Vergelijk 2 Chronicles 20:35, en 2 Kings 3:1, welke beide afdelingen in geschiedkundige tijdsorde zich hierbij aansluiten.
Vers 11
11. En zie, Amarja, de hogepriester (1 Chronicles 6:11), is over u in alle zaak van de Heere, die de godsdienst betreffen; en anderszijds is Zebadja, de zoon van Ismaël, de vorst van het huis van Juda, de overste over u in alle zaak van de koning, die het burgerlijke en staats-beheer betreffen; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht, om u tot gerechtsdienaars, schrijvers en verdere ambtenaren te dienen; wees dus sterk en doe het, neem het u opgedragen ambt onbezorgd waar, alsof u ook in staat bent het uit te voeren; en de Heere zal met de goede, met ieder van u, die het goed meent en met een oprecht hart de zaak aangrijpt zijn om hem bekwaam en geschikt te maken (Deuteronomy 17:9).Aldus ging de koning recht en gerechtigheid ter harte; zijn bezoek in Samaria en de uitslag van dien ongelukkigen slag (2 Chronicles 18:1) had den koning op nieuw tot de Heere en tot het ware heil zijns volks teruggebracht. Zal deze ijver blijven, ook nu Achab dood is?.
Vergelijk 2 Chronicles 20:35, en 2 Kings 3:1, welke beide afdelingen in geschiedkundige tijdsorde zich hierbij aansluiten.