Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Kronieken 12

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 12

2 Chronicles 12:1

REHABEAM DOOR SISAK OVERVALLEN

III. 2 Chronicles 12:1-2 Chronicles 12:16. Nadat Rehabeam zich in zijn heerschappij bevestigd heeft, wordt hij overmoedig en gerust, valt van de Heere af, en laat toe dat alle gruwelen van de heidense afgodendienst in zijn rijk de overhand nemen; daarvoor voort nu weldra Gods strafgericht, in een vijandelijke inval van de Egyptische koning Sisak, die hem al zijn vestingen ontneemt en ook tegen Jeruzalem optrekt. Wel verootmoedigt zich de koning met zijn oversten voor de Heere, En deze kastijdt slechts met mate en wil hem niet ten uiterste toe verderven, zodat het met een plundering van de schatten en een tijdelijke schatting-betaling afloopt, maar Rehabeam richt ook thans zijn hart niet om de Heere te zoeken en sterft als iemand, die in zijn leven geweest is als een bedrieglijke boog (Hosea 7:16) (Vergelijk 1 Kings 14:21-1 Kings 14:31).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 12

2 Chronicles 12:1

REHABEAM DOOR SISAK OVERVALLEN

III. 2 Chronicles 12:1-2 Chronicles 12:16. Nadat Rehabeam zich in zijn heerschappij bevestigd heeft, wordt hij overmoedig en gerust, valt van de Heere af, en laat toe dat alle gruwelen van de heidense afgodendienst in zijn rijk de overhand nemen; daarvoor voort nu weldra Gods strafgericht, in een vijandelijke inval van de Egyptische koning Sisak, die hem al zijn vestingen ontneemt en ook tegen Jeruzalem optrekt. Wel verootmoedigt zich de koning met zijn oversten voor de Heere, En deze kastijdt slechts met mate en wil hem niet ten uiterste toe verderven, zodat het met een plundering van de schatten en een tijdelijke schatting-betaling afloopt, maar Rehabeam richt ook thans zijn hart niet om de Heere te zoeken en sterft als iemand, die in zijn leven geweest is als een bedrieglijke boog (Hosea 7:16) (Vergelijk 1 Kings 14:21-1 Kings 14:31).

Vers 1

1. Het geschiedde nu, toen Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was, dat hij in het jaar 971 v r Christus, de wet van de Heere verliet 1), deels door het vertrouwen op zijn sterke kastelen en de bloeiende toestand van zijn rijk gerust geworden, deels door de nadelige invloed van de koningin-moeder Nama (2 Chronicles 12:13) en zijn lievelingsgade Macha (2 Chronicles 11:20); en gans Israël met hem, want er werden hoogten gemaakt, beelden en bossen op allen hogen heuvel en onder elke groene boom opgericht en schandjongens geduld in het land (1 Kings 14:23).

1) Rehabeam, evenals Jeschurun, vet en machtig geworden zijnde, zijn Rijk bevestigd ziende, zijn troon verzekerd en niets, zo hij dacht, van buiten voor hem of de zijnen te vrezen hebbend, sloeg de verzenen tegen de prikkels, en vergat zijn God, menend nu veilig en sterk genoeg te zijn en de godsdienst niet meer nodig te hebben. Zo bederft de voorspoed de dwazen, en het zijn sterke benen, die de weelde kunnen dragen. Als het de mens wl gaat naar het vlees, en zij dan geen gevaar meer te vrezen hebben, zijn ze dikwijls maar al te gereed, om tot de algoede God te zeggen: Wijk van ons, want aan de kennis van Uw wegen hebben wij geen lust..

Met nadruk wordt hier door de gewijde Schrijver op de voorgrond gesteld, dat de zonde van afgoderij is een verlaten van de wet van de Heere en een verachten van de ordinantiën van God, en dat daarom, als straks de koning van Egypte als tuchtroede van God optreedt, dit in het allernauwste verband staat met het verlaten van de Wet. Had de Heere aan David beloofd, dat zijn geslacht erfelijk op de troon zou zitten: Hij had ook gewaarschuwd, dat, indien Zijn kinderen Zijn Wet zouden verlaten, Hij hen met de roede zou bezoeken. En hierop juist wordt nu de aandacht gevestigd: God getrouw, zowel in het volbrengen van Zijn beloften, als in het uitvoeren van zijn oordelen.

Vers 1

1. Het geschiedde nu, toen Rehabeam het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was, dat hij in het jaar 971 v r Christus, de wet van de Heere verliet 1), deels door het vertrouwen op zijn sterke kastelen en de bloeiende toestand van zijn rijk gerust geworden, deels door de nadelige invloed van de koningin-moeder Nama (2 Chronicles 12:13) en zijn lievelingsgade Macha (2 Chronicles 11:20); en gans Israël met hem, want er werden hoogten gemaakt, beelden en bossen op allen hogen heuvel en onder elke groene boom opgericht en schandjongens geduld in het land (1 Kings 14:23).

1) Rehabeam, evenals Jeschurun, vet en machtig geworden zijnde, zijn Rijk bevestigd ziende, zijn troon verzekerd en niets, zo hij dacht, van buiten voor hem of de zijnen te vrezen hebbend, sloeg de verzenen tegen de prikkels, en vergat zijn God, menend nu veilig en sterk genoeg te zijn en de godsdienst niet meer nodig te hebben. Zo bederft de voorspoed de dwazen, en het zijn sterke benen, die de weelde kunnen dragen. Als het de mens wl gaat naar het vlees, en zij dan geen gevaar meer te vrezen hebben, zijn ze dikwijls maar al te gereed, om tot de algoede God te zeggen: Wijk van ons, want aan de kennis van Uw wegen hebben wij geen lust..

Met nadruk wordt hier door de gewijde Schrijver op de voorgrond gesteld, dat de zonde van afgoderij is een verlaten van de wet van de Heere en een verachten van de ordinantiën van God, en dat daarom, als straks de koning van Egypte als tuchtroede van God optreedt, dit in het allernauwste verband staat met het verlaten van de Wet. Had de Heere aan David beloofd, dat zijn geslacht erfelijk op de troon zou zitten: Hij had ook gewaarschuwd, dat, indien Zijn kinderen Zijn Wet zouden verlaten, Hij hen met de roede zou bezoeken. En hierop juist wordt nu de aandacht gevestigd: God getrouw, zowel in het volbrengen van Zijn beloften, als in het uitvoeren van zijn oordelen.

Vers 2

2. Daarom liet de straf daarvoor zich ook niet lang wachten en geschiedde het, in het vijfde jaar van de koning Rehabeam (970 v r Christus), dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog 1), (want zij hadden overtreden tegen de Heere),

1) "1 Kings 14:26" 3. Met duizend en tweehonderd wagens, en met zestigduizend ruiters, en van het volk was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiërs, het land van Leabim (Genesis 10:13), Suchieten, uit de bergstreek aan de westkust van de Arabische golf, en Moren uit Ethiopië.

Vers 2

2. Daarom liet de straf daarvoor zich ook niet lang wachten en geschiedde het, in het vijfde jaar van de koning Rehabeam (970 v r Christus), dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog 1), (want zij hadden overtreden tegen de Heere),

1) "1 Kings 14:26" 3. Met duizend en tweehonderd wagens, en met zestigduizend ruiters, en van het volk was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiërs, het land van Leabim (Genesis 10:13), Suchieten, uit de bergstreek aan de westkust van de Arabische golf, en Moren uit Ethiopië.

Vers 4

4. En hij nam de vaste steden in, die Juda had (2 Chronicles 11:5), en hij kwam tot Jeruzalem toe, de hoofdstad van het gehele land.

Vers 4

4. En hij nam de vaste steden in, die Juda had (2 Chronicles 11:5), en hij kwam tot Jeruzalem toe, de hoofdstad van het gehele land.

Vers 5

5. Toen, in de tijd van de uiterste nood, toen eigen wil en macht geheel te kort schoten, kwam Semaja, de profeet (1 Kings 19:21), tot Rehabeam en de oversten van Juda, die, terwijl zij vroeger in de vestingen als bevelhebbers hadden gestaan (2 Chronicles 11:11 2 Chronicles 11:11), nu te Jeruzalem verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zei tot hen: Alzo zegt de Heere: Gij hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten en overgegeven in de hand van Sisak.

Vers 5

5. Toen, in de tijd van de uiterste nood, toen eigen wil en macht geheel te kort schoten, kwam Semaja, de profeet (1 Kings 19:21), tot Rehabeam en de oversten van Juda, die, terwijl zij vroeger in de vestingen als bevelhebbers hadden gestaan (2 Chronicles 11:11 2 Chronicles 11:11), nu te Jeruzalem verzameld waren, uit oorzaak van Sisak, en hij zei tot hen: Alzo zegt de Heere: Gij hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten en overgegeven in de hand van Sisak.

Vers 6

6. Toen verootmoedigden zich de oversten van Israël of Judaen de koning, en zij zeiden: De Heere is rechtvaardig 1) in alles, wat Hij over ons gebracht heeft, want wij zijn goddeloos geweest (Nehemiah 9:33).

1) Hiermee erkent nu de koning en zijn oudsten het recht van God, om hen te straffen, terwijl zij tevens zich verootmoedigen voor de Heere God. Deze woorden behelzen dan ook een belijdenis van zonde en schuld, al was het geen ware belijdenis, zoals vroeger bij David.

Echter waar God een belijdenis van schuld ziet, waar de Heere ziet een erkenning van Zijn rechtvaardigheid, daar wil Hij zich, ook nog voor het uitwendige, als de Genadige en Barmhartige openbaren.

Vers 6

6. Toen verootmoedigden zich de oversten van Israël of Judaen de koning, en zij zeiden: De Heere is rechtvaardig 1) in alles, wat Hij over ons gebracht heeft, want wij zijn goddeloos geweest (Nehemiah 9:33).

1) Hiermee erkent nu de koning en zijn oudsten het recht van God, om hen te straffen, terwijl zij tevens zich verootmoedigen voor de Heere God. Deze woorden behelzen dan ook een belijdenis van zonde en schuld, al was het geen ware belijdenis, zoals vroeger bij David.

Echter waar God een belijdenis van schuld ziet, waar de Heere ziet een erkenning van Zijn rechtvaardigheid, daar wil Hij zich, ook nog voor het uitwendige, als de Genadige en Barmhartige openbaren.

Vers 7

7. Toen nu de Heere zag, dat zij zich verootmoedigden, kwam het woord van de Heere andermaal tot Semaja, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven, niet gans uitroeien, zoals zij wel verdiend hebben; maar Ik zal hun in kort ontkoming (Ezra 9:8) geven, dat Mijn grimmigheid 1) over Jeruzalem door de hand van Sisak niet uitgegoten zal worden 2) in volle stromen als een zondvloed.

1) Grimmigheid uitgieten van de zijde van God is hetzelfde als vernietigen. De Heere belooft hier, dat Hij Zijn grimmigheid niet zal uitgieten. Wel zullen Jeruzalem en Juda gekastijd worden, maar slechts voor een korte tijd. De Heere zal hen in kort ontkoming geven.

2) Merk op dat zij, die Gods rechtvaardigheid in het straffen erkennen, Zijn goedertierenheid ook zullen ondervinden. Zij, die zich in oprechtheid van het hart vernederen, zullen genade vinden in Zijn ogen en geholpen worden ter bekwamer tijd. Indien wij onze zielen verootmoedigen onder de krachtige en vernederende hand van God, zo heeft zijn straf haar uitwerking bereikt, en zij zal f geheel weggenomen, f veranderd en verzacht worden..

Vers 7

7. Toen nu de Heere zag, dat zij zich verootmoedigden, kwam het woord van de Heere andermaal tot Semaja, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven, niet gans uitroeien, zoals zij wel verdiend hebben; maar Ik zal hun in kort ontkoming (Ezra 9:8) geven, dat Mijn grimmigheid 1) over Jeruzalem door de hand van Sisak niet uitgegoten zal worden 2) in volle stromen als een zondvloed.

1) Grimmigheid uitgieten van de zijde van God is hetzelfde als vernietigen. De Heere belooft hier, dat Hij Zijn grimmigheid niet zal uitgieten. Wel zullen Jeruzalem en Juda gekastijd worden, maar slechts voor een korte tijd. De Heere zal hen in kort ontkoming geven.

2) Merk op dat zij, die Gods rechtvaardigheid in het straffen erkennen, Zijn goedertierenheid ook zullen ondervinden. Zij, die zich in oprechtheid van het hart vernederen, zullen genade vinden in Zijn ogen en geholpen worden ter bekwamer tijd. Indien wij onze zielen verootmoedigen onder de krachtige en vernederende hand van God, zo heeft zijn straf haar uitwerking bereikt, en zij zal f geheel weggenomen, f veranderd en verzacht worden..

Vers 8

8. Maar zij zullen hem enige tijd en in zekere maat tot knechten zijn, doordat zij zich een felle plundering moeten laten welgevallen (2 Chronicles 12:9); opdat zij onderkennen het verschil tussen Mijn dienst, die met oprechtheid en gehoorzaamheid gepaard moet gaan, en tussen de dienst van de heidense koninkrijken van de omliggende landen 1), aan welker dwingelandij Ik hen overgeef, die van Mijn geboden afwijken.

1) God deelt, ook na betoond berouw, soms de tijdelijke straffen uit, opdat men tot nadenken komt en voorzichtiger wordt (2 Samuel 12:13)..

Waar Juda met Rehabeam de Wet van de Heere hadden verlaten, daar hadden zij feitelijk de Heere de dienst opgezegd, Hem als Opperheerser verworpen. Daarom zouden zij dan ook, opdat zij voor het vervolg gewaarschuwd zouden zijn, voor een korte tijd het onderscheid moeten proeven tussen de heerlijke en zachte dienst van de Heere en de harde dienst van de wereld. Dit is het, wat de Heere hier tot Semaja zegt, en daarmee staat ook in verband het wegnemen van de gouden schilden door Sisak. Die gouden schilden waren teken en bewijs van de koninklijke dienst van de Heere, bewijs hoe goed en heerlijk de koning en volk het hadden onder hun Opperheer, de Koning der koningen. Die schilden worden weggenomen en in plaats daarvan komen de koperen schilden, als bewijs, hoe arm en ellendig een volk en een koning is, die zijn God verlaat.

Vers 8

8. Maar zij zullen hem enige tijd en in zekere maat tot knechten zijn, doordat zij zich een felle plundering moeten laten welgevallen (2 Chronicles 12:9); opdat zij onderkennen het verschil tussen Mijn dienst, die met oprechtheid en gehoorzaamheid gepaard moet gaan, en tussen de dienst van de heidense koninkrijken van de omliggende landen 1), aan welker dwingelandij Ik hen overgeef, die van Mijn geboden afwijken.

1) God deelt, ook na betoond berouw, soms de tijdelijke straffen uit, opdat men tot nadenken komt en voorzichtiger wordt (2 Samuel 12:13)..

Waar Juda met Rehabeam de Wet van de Heere hadden verlaten, daar hadden zij feitelijk de Heere de dienst opgezegd, Hem als Opperheerser verworpen. Daarom zouden zij dan ook, opdat zij voor het vervolg gewaarschuwd zouden zijn, voor een korte tijd het onderscheid moeten proeven tussen de heerlijke en zachte dienst van de Heere en de harde dienst van de wereld. Dit is het, wat de Heere hier tot Semaja zegt, en daarmee staat ook in verband het wegnemen van de gouden schilden door Sisak. Die gouden schilden waren teken en bewijs van de koninklijke dienst van de Heere, bewijs hoe goed en heerlijk de koning en volk het hadden onder hun Opperheer, de Koning der koningen. Die schilden worden weggenomen en in plaats daarvan komen de koperen schilden, als bewijs, hoe arm en ellendig een volk en een koning is, die zijn God verlaat.

Vers 9

9. Zo, overeenkomstig dit doel van de Heere dat Semaja insgelijks aan de koning en zijn oversten verkondigde, toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen Jeruzalem; en hij veroverde de stad en nam de schatten van het huis van de Heere, en de schatten van het huis van de koning weg; hij nam alles weg wat in beide schathuizen aanwezig was; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo voor zijn trawanten (2 Chronicles 9:15) gemaakt had.

Vers 9

9. Zo, overeenkomstig dit doel van de Heere dat Semaja insgelijks aan de koning en zijn oversten verkondigde, toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen Jeruzalem; en hij veroverde de stad en nam de schatten van het huis van de Heere, en de schatten van het huis van de koning weg; hij nam alles weg wat in beide schathuizen aanwezig was; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo voor zijn trawanten (2 Chronicles 9:15) gemaakt had.

Vers 10

10. En de koning Rehabeam maakte later, toen Sisak, na een jaarlijkse schatting opgelegd te hebben, van Jeruzalem was weggetrokken, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die ter bewaring onder de hand van de oversten van de trawanten, die de deur van het huis van de koning bewaarden, in het portaal van het koninklijk paleis de wacht hadden (1 Koningen .14:27).

Vers 10

10. En de koning Rehabeam maakte later, toen Sisak, na een jaarlijkse schatting opgelegd te hebben, van Jeruzalem was weggetrokken, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die ter bewaring onder de hand van de oversten van de trawanten, die de deur van het huis van de koning bewaarden, in het portaal van het koninklijk paleis de wacht hadden (1 Koningen .14:27).

Vers 11

11. En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis van de Heere ging, of in een openbare optocht verscheen, dat de trawanten kwamen en die droegen, terwijl zij voor hem heengingen, en die, naar het gebruik, terug brachten in van de trawanten wachtkamer.

Vers 11

11. En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis van de Heere ging, of in een openbare optocht verscheen, dat de trawanten kwamen en die droegen, terwijl zij voor hem heengingen, en die, naar het gebruik, terug brachten in van de trawanten wachtkamer.

Vers 12

12. En toen hij zich verootmoedigde (2 Chronicles 12:6),keerde de toorn van de Heere van hem af, opdat Hij, niettegenstaande deze zware nederlaag, die hij geleden had, nochtans hem niet ten uiterste toe verdierf (vgl. Psalms 89:1); ook waren in Juda nog goede dingen, het zuivere woord van God en de ware godsdienst, daarenboven de levende prediking door de profeten en een aantal van ware godvrezenden.

Vanwege de vaste grondslagen, waarop de dienst van de Heere bij het bestaan van de wettige theocratische besturen (het wettig koningschap, het wettig priesterdom en het wettig heiligdom) in de Staat had, waren er, om ze weer in haar rechten te herstellen, geen bloedige revoluties (omwentelingen) nodig, maar slechts herhaalde reformaties (vernieuwingen); de strijd bewoog zich dus meer op het gebied van de geest, maar werd daarom juist meer doortastend en door ontwikkelingsvormen rijker. Hoe daardoor ook de stelling van het profetendom in het rijk van Juda een andere werd, dan in het rijk van Israël, is in "1 Kings 19:21" uiteengezet..

Hier wijst de Heere God door Zijn Woord er op, dat Hij nog ten goede Zijn aangezicht doet lichten, wanneer Hij goede dingen aanschouwt, dat wil zeggen wanneer Hij nog ziet getrouwe prediking en een leven naar Zijn wil bij de gelovigen. Zou God Sodom gespaard hebben, om tien rechtvaardigen in het midden van die stad, zo ook ziet Hij nog met een oog van verschoning neer op land en volk, om het ware zaad van Israël.

Vers 12

12. En toen hij zich verootmoedigde (2 Chronicles 12:6),keerde de toorn van de Heere van hem af, opdat Hij, niettegenstaande deze zware nederlaag, die hij geleden had, nochtans hem niet ten uiterste toe verdierf (vgl. Psalms 89:1); ook waren in Juda nog goede dingen, het zuivere woord van God en de ware godsdienst, daarenboven de levende prediking door de profeten en een aantal van ware godvrezenden.

Vanwege de vaste grondslagen, waarop de dienst van de Heere bij het bestaan van de wettige theocratische besturen (het wettig koningschap, het wettig priesterdom en het wettig heiligdom) in de Staat had, waren er, om ze weer in haar rechten te herstellen, geen bloedige revoluties (omwentelingen) nodig, maar slechts herhaalde reformaties (vernieuwingen); de strijd bewoog zich dus meer op het gebied van de geest, maar werd daarom juist meer doortastend en door ontwikkelingsvormen rijker. Hoe daardoor ook de stelling van het profetendom in het rijk van Juda een andere werd, dan in het rijk van Israël, is in "1 Kings 19:21" uiteengezet..

Hier wijst de Heere God door Zijn Woord er op, dat Hij nog ten goede Zijn aangezicht doet lichten, wanneer Hij goede dingen aanschouwt, dat wil zeggen wanneer Hij nog ziet getrouwe prediking en een leven naar Zijn wil bij de gelovigen. Zou God Sodom gespaard hebben, om tien rechtvaardigen in het midden van die stad, zo ook ziet Hij nog met een oog van verschoning neer op land en volk, om het ware zaad van Israël.

Vers 13

13. Zo, vanwege deze genadige verschoning van God, versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem, herstelde zich weer van zijn nederlaag, en regeerde nog een lange tijd na Sisak's aftocht; want Rehabeam was eenenveertig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren, van 975-957 voor Christus, in Jeruzalem, de stad, die de Heere uit alle stammen van Israël verkoren had, om Zijn naam daar te zetten (2 Chronicles 6:6,2 Chronicles 6:20); hem was alzo, niettegenstaande de onder hem plaats hebbende scheuring van het rijk, nog altijd grote genade geschonken; en de naam van zijn moeder was Nama, een Ammonitische.

Vers 13

13. Zo, vanwege deze genadige verschoning van God, versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem, herstelde zich weer van zijn nederlaag, en regeerde nog een lange tijd na Sisak's aftocht; want Rehabeam was eenenveertig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren, van 975-957 voor Christus, in Jeruzalem, de stad, die de Heere uit alle stammen van Israël verkoren had, om Zijn naam daar te zetten (2 Chronicles 6:6,2 Chronicles 6:20); hem was alzo, niettegenstaande de onder hem plaats hebbende scheuring van het rijk, nog altijd grote genade geschonken; en de naam van zijn moeder was Nama, een Ammonitische.

Vers 14

14. En dit is de hoofdinhoud van het oordeel, dat geveld moet worden over zijn regering, niettegenstaande deze aanvankelijk in goede geest werd gevoerd (2 Chronicles 11:17); hij deed dat kwaad was 1), omdat hij zijn hart niet met standvastigheid daarop richtte, om de Heere te zoeken 2), want niet slechts volgde op die drie goede jaren een tijd van zware afval (2 Chronicles 12:1), maar ook, na de vernedering door Sisak (2 Chronicles 12:2), verachtte hij Gods goedertierenheid, lankmoedigheid en verdraagzaamheid, die hem in zijn verlossing en nieuwe bekrachtiging ten deel viel (2 Chronicles 12:7).

1) Het is vrij zeker, dat de Schrijver wil wijzen op het grote verband, dat er bestaat tussen het kwaad doen van Rehabeam en de opvoeding en verkeerde leiding, die hij van zijn Ammonitische moeder had ontvangen en ontving, om te waarschuwen tegen de vermenging van geloof en ongeloof.

2) Dit is de slechte gewoonte van vele mensen: als de nood aanwezig is, willen zij zich verbeteren, maar nauwelijks is de nood voorbij, of zij gaan in hun zonde voort en gaan van kwaad tot erger (Isaiah 26:15).

Vers 14

14. En dit is de hoofdinhoud van het oordeel, dat geveld moet worden over zijn regering, niettegenstaande deze aanvankelijk in goede geest werd gevoerd (2 Chronicles 11:17); hij deed dat kwaad was 1), omdat hij zijn hart niet met standvastigheid daarop richtte, om de Heere te zoeken 2), want niet slechts volgde op die drie goede jaren een tijd van zware afval (2 Chronicles 12:1), maar ook, na de vernedering door Sisak (2 Chronicles 12:2), verachtte hij Gods goedertierenheid, lankmoedigheid en verdraagzaamheid, die hem in zijn verlossing en nieuwe bekrachtiging ten deel viel (2 Chronicles 12:7).

1) Het is vrij zeker, dat de Schrijver wil wijzen op het grote verband, dat er bestaat tussen het kwaad doen van Rehabeam en de opvoeding en verkeerde leiding, die hij van zijn Ammonitische moeder had ontvangen en ontving, om te waarschuwen tegen de vermenging van geloof en ongeloof.

2) Dit is de slechte gewoonte van vele mensen: als de nood aanwezig is, willen zij zich verbeteren, maar nauwelijks is de nood voorbij, of zij gaan in hun zonde voort en gaan van kwaad tot erger (Isaiah 26:15).

Vers 15

15. De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de laatste, die dus zijn ganse regering omvatten, zijn die niet geschreven in de woorden van Semaja, de profeet, en Iddo, de ziener (1Ch 29:30), verhalende daar de geslachtsregister: bevinden zich daartoe niet ook de strijd van Rehabeam en Jerobeam, die zij, zij het ook niet in openlijke veldslag, dan toch in bestendige wederzijdse bestrijding met elkaar voerden, in al hun dagen?

Vers 15

15. De geschiedenissen nu van Rehabeam, de eerste en de laatste, die dus zijn ganse regering omvatten, zijn die niet geschreven in de woorden van Semaja, de profeet, en Iddo, de ziener (1Ch 29:30), verhalende daar de geslachtsregister: bevinden zich daartoe niet ook de strijd van Rehabeam en Jerobeam, die zij, zij het ook niet in openlijke veldslag, dan toch in bestendige wederzijdse bestrijding met elkaar voerden, in al hun dagen?

Vers 16

16. En Rehabeam ontsliep, kort v r de Abib van het jaar 957 voor Christus, met zijn vaderen, en werd begraven in de stad van David (1 Kings 2:10); en zijn zoon Abia, van zijn lievelingsgemalin Macha (2 Chronicles 11:20) werd koning in zijn plaats.

Vers 16

16. En Rehabeam ontsliep, kort v r de Abib van het jaar 957 voor Christus, met zijn vaderen, en werd begraven in de stad van David (1 Kings 2:10); en zijn zoon Abia, van zijn lievelingsgemalin Macha (2 Chronicles 11:20) werd koning in zijn plaats.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 12". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-12.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile