Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
1 Samuël 19

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 SAMUËL 19

1 Samuel 19:1.

DAVID GAAT, OM ZIJN LEVEN TE BEHOUDEN, OP DE VLUCHT.

I. 1 Samuel 19:1-1 Samuel 19:7. Reeds is Saul in zijn haat tegen David zover voortgegaan, dat hij openlijk voor zijn omgeving en voor zijn zoon Jonathan als zijn doel te kennen geeft, de door hem gehate mededinger te doden. Jonathan nu geeft aan David van het voornemen van zijn vader niet alleen bericht, maar weet ook met de laatste een samenkomst buiten op het veld te houden en hem zo te stemmen, dat hij zweert van zijn voornemen af te zien, en David weer als te voren aan het hof kan verschijnen en zijn dienst verrichten.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 SAMUËL 19

1 Samuel 19:1.

DAVID GAAT, OM ZIJN LEVEN TE BEHOUDEN, OP DE VLUCHT.

I. 1 Samuel 19:1-1 Samuel 19:7. Reeds is Saul in zijn haat tegen David zover voortgegaan, dat hij openlijk voor zijn omgeving en voor zijn zoon Jonathan als zijn doel te kennen geeft, de door hem gehate mededinger te doden. Jonathan nu geeft aan David van het voornemen van zijn vader niet alleen bericht, maar weet ook met de laatste een samenkomst buiten op het veld te houden en hem zo te stemmen, dat hij zweert van zijn voornemen af te zien, en David weer als te voren aan het hof kan verschijnen en zijn dienst verrichten.

Vers 1

1. Met al zijn pogingen had de koning David niet uit de weg kunnen ruimen. Hij voelde, dat het huwelijk met zijn dochter zijn mededinger nader tot de troon gebracht had. Daarom sprak Saul, wiens verborgen haat nu tot openbare vijandschap overging, tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden; hij deelde hun mee, dat hij dit voornemen had. Veel van zijn hovelingen nu door hun roddelen, versterkten de haat van de koning, om zelf zijn gunst te winnen; maar Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David, 1) zodat hij besloot de verlatene te helpen.

1) In Saul blijkt wel, dat men de mensen niet best kan vertrouwen, waar zij meestal n onstandvastig n trouweloos worden bevonden, ofschoon zij vriendschap huichelen en tonen. Want wij zien, dat David, die tevoren door Saul grootgemaakt was, en die zijn knechten liefhad en met eer behandelden, nu in haat n bij Saul n bij die knechten komt, zodat er plannen van moord tegen hem gesmeed worden, en dat nu niemand zijn mond opent, om hem te verontschuldigen. Alleen Jonathan, Sauls zoon, durft de zaak van de onschuldige en ellendige bepleiten, en houdt zijn verstand en de grootheid van zijn ziel. Waaruit blijkt, dat zulke mensen niet te vertrouwen zijn, wat David zelf, door de ervaring geleerd, zegt: "Vertrouwt de mens niet, in wie geen vertrouwen is". Maar David's geduld moge tot een aanbeveling zijn, dat men niet zijn geveinsde vrienden moet vertrouwen die, terwijl het fortuin gunstig is, aanhangen, maar wanneer men in zorg en moeite verkeert, de rug toekeren, wat zo dikwijls pleegt te gebeuren, maar dat wij al onze hoop op God alleen moeten stellen. Daarom indien Hij eenmaal ons in Zijn bescherming en hoede heeft genomen, laten wij er niet aan twijfelen, dat Hij zelf met ons is in onze moeite, en ons vrienden verschaft, die onze onschuld in bescherming nemen en ons tot hulp zendt, zoals Hij aan David Jonathan tot beschermer verwekte..

Vers 1

1. Met al zijn pogingen had de koning David niet uit de weg kunnen ruimen. Hij voelde, dat het huwelijk met zijn dochter zijn mededinger nader tot de troon gebracht had. Daarom sprak Saul, wiens verborgen haat nu tot openbare vijandschap overging, tot zijn zoon Jonathan en tot al zijn knechten, om David te doden; hij deelde hun mee, dat hij dit voornemen had. Veel van zijn hovelingen nu door hun roddelen, versterkten de haat van de koning, om zelf zijn gunst te winnen; maar Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David, 1) zodat hij besloot de verlatene te helpen.

1) In Saul blijkt wel, dat men de mensen niet best kan vertrouwen, waar zij meestal n onstandvastig n trouweloos worden bevonden, ofschoon zij vriendschap huichelen en tonen. Want wij zien, dat David, die tevoren door Saul grootgemaakt was, en die zijn knechten liefhad en met eer behandelden, nu in haat n bij Saul n bij die knechten komt, zodat er plannen van moord tegen hem gesmeed worden, en dat nu niemand zijn mond opent, om hem te verontschuldigen. Alleen Jonathan, Sauls zoon, durft de zaak van de onschuldige en ellendige bepleiten, en houdt zijn verstand en de grootheid van zijn ziel. Waaruit blijkt, dat zulke mensen niet te vertrouwen zijn, wat David zelf, door de ervaring geleerd, zegt: "Vertrouwt de mens niet, in wie geen vertrouwen is". Maar David's geduld moge tot een aanbeveling zijn, dat men niet zijn geveinsde vrienden moet vertrouwen die, terwijl het fortuin gunstig is, aanhangen, maar wanneer men in zorg en moeite verkeert, de rug toekeren, wat zo dikwijls pleegt te gebeuren, maar dat wij al onze hoop op God alleen moeten stellen. Daarom indien Hij eenmaal ons in Zijn bescherming en hoede heeft genomen, laten wij er niet aan twijfelen, dat Hij zelf met ons is in onze moeite, en ons vrienden verschaft, die onze onschuld in bescherming nemen en ons tot hulp zendt, zoals Hij aan David Jonathan tot beschermer verwekte..

Vers 3

3. Maar ik zal morgen, wanneer hij wellicht reeds weer in betere stemming zijn zal, uitgaan uit de stad, en aan de hand van mijn vader staan op het veld, waar gij in de nabijheid in een schuilplaats zijn zal, en ik zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij, welke gezindheden en bedoelingen ik bij hem opmerk. Wat ik opmerk, dat zal ik u verkondigen, opdat gij weet, of gij hem weer kunt naderen of voor hem moet vluchten.

David hield zich natuurlijk niet zo nabij verborgen, dat hij het gesprek mede kon aanhoren, want een ontdekking van de zijde van Saul had zonder twijfel aan beide vrienden het leven kunnen kosten (20:30vv.). Wel wilde Jonathan David in de nabijheid laten vertoeven, om hem de uitkomst van de samenspreking te kunnen meedelen, zonder hem eerst met moeite te moeten opzoeken en daardoor de wederkerige betrekking te verraden. Deze geschiedenis kan voortreffelijk bij de verklaring van het 9de gebod gebruikt worden; aan de ene zijde de hovelingen van de koning, die valse getuigenissen spreken; aan de andere zijde de koningszoon Jonathan, die verontschuldigt, goede dingen spreekt en alles ten beste keert..

Vers 3

3. Maar ik zal morgen, wanneer hij wellicht reeds weer in betere stemming zijn zal, uitgaan uit de stad, en aan de hand van mijn vader staan op het veld, waar gij in de nabijheid in een schuilplaats zijn zal, en ik zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij, welke gezindheden en bedoelingen ik bij hem opmerk. Wat ik opmerk, dat zal ik u verkondigen, opdat gij weet, of gij hem weer kunt naderen of voor hem moet vluchten.

David hield zich natuurlijk niet zo nabij verborgen, dat hij het gesprek mede kon aanhoren, want een ontdekking van de zijde van Saul had zonder twijfel aan beide vrienden het leven kunnen kosten (20:30vv.). Wel wilde Jonathan David in de nabijheid laten vertoeven, om hem de uitkomst van de samenspreking te kunnen meedelen, zonder hem eerst met moeite te moeten opzoeken en daardoor de wederkerige betrekking te verraden. Deze geschiedenis kan voortreffelijk bij de verklaring van het 9de gebod gebruikt worden; aan de ene zijde de hovelingen van de koning, die valse getuigenissen spreken; aan de andere zijde de koningszoon Jonathan, die verontschuldigt, goede dingen spreekt en alles ten beste keert..

Vers 4

4. Zo sprak dan Jonathan de volgende morgen, nadat hij de koning was gevolgd en hem ontmoet had, goed van David tot zijn vader Saul; en hij zei tot hem, 1) terugkomende op hetgeen deze de vorige dag gesproken had (1 Samuel 19:1): de koning zondige niet tegen zijn knecht David door hem te doden, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft en omdat zijn daden, zowel in oorlogs- als in vredestijd voor u zeer goed zijn.

1) Jonathans voorspraak was ingericht met veel zachtmoedige wijsheid en hij betoonde een zonderlinge trouw jegens zijn vriend, door graag van hem te spreken, ofschoon hij zich in gevaar stelde, om zijn vaders ongenoegen hierdoor op zich te laden. Zulke vrienden vindt men zelden..

Vers 4

4. Zo sprak dan Jonathan de volgende morgen, nadat hij de koning was gevolgd en hem ontmoet had, goed van David tot zijn vader Saul; en hij zei tot hem, 1) terugkomende op hetgeen deze de vorige dag gesproken had (1 Samuel 19:1): de koning zondige niet tegen zijn knecht David door hem te doden, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft en omdat zijn daden, zowel in oorlogs- als in vredestijd voor u zeer goed zijn.

1) Jonathans voorspraak was ingericht met veel zachtmoedige wijsheid en hij betoonde een zonderlinge trouw jegens zijn vriend, door graag van hem te spreken, ofschoon hij zich in gevaar stelde, om zijn vaders ongenoegen hierdoor op zich te laden. Zulke vrienden vindt men zelden..

Vers 5

5. Want hij heeft, vooral toen hij het tweegevecht met de reus Goliath op zich nam, wat niemand anders in het gehele leger durfde ondernemen (17), zijn ziel in zijn hand gezet, zich in het grootste levensgevaar begeven (Judges 5:18; Judges 9:17), en hij heeft de Filistijn verslagen, en de HEERE 1) heeft, door de nederlaag van de gevreesde man en de daaraan verbonden overwinning op de Filistijnen, een groot heil aan geheel Israël gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd geweest (17:55-18:5); waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende?

1) Jonathan beziet de zaak uit het juiste oogpunt. Wat David heeft gedaan, dat heeft God in en door hem gedaan. David is het instrument geweest, waardoor de Heere gewerkt heeft. Tevens wil Jonathan hiermee Saul waarschuwen, dat hij niet tegen een gewoon mensenkind als zodanig woedt, maar tegen iemand, die op bijzondere wijze de gunsteling van de Heere is..

Vers 5

5. Want hij heeft, vooral toen hij het tweegevecht met de reus Goliath op zich nam, wat niemand anders in het gehele leger durfde ondernemen (17), zijn ziel in zijn hand gezet, zich in het grootste levensgevaar begeven (Judges 5:18; Judges 9:17), en hij heeft de Filistijn verslagen, en de HEERE 1) heeft, door de nederlaag van de gevreesde man en de daaraan verbonden overwinning op de Filistijnen, een groot heil aan geheel Israël gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd geweest (17:55-18:5); waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende?

1) Jonathan beziet de zaak uit het juiste oogpunt. Wat David heeft gedaan, dat heeft God in en door hem gedaan. David is het instrument geweest, waardoor de Heere gewerkt heeft. Tevens wil Jonathan hiermee Saul waarschuwen, dat hij niet tegen een gewoon mensenkind als zodanig woedt, maar tegen iemand, die op bijzondere wijze de gunsteling van de Heere is..

Vers 6

6. Saul nu hoorde naar de stem van Jonathan, wiens woorden een diepe indruk gemaakt hadden op zijn hart, dat nog niet geheel voor de waarheid gesloten was; en Saul zwoer: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden!1)

1) Waarom heeft Saul deze eed gedaan? Allereerst ook om bij Jonathan vertrouwen te wekken, dat David niet zou worden gedood, maar tevens om zichzelf door een eed te binden, van elke vervolging van David af te zien. Door de woorden van Jonathan was Saul op dit ogenblik geroerd en zag hij zijn verkeerdheid in. Hij neemt bij zichzelf voor, om van alle aanslagen op David af te zien en spreekt daarom de eed uit, opdat hij door vrees voor de straf op het overtreden van de eed gezet, zou worden weerhouden, pogingen aan te wenden, om David te doden. Wij zien hieruit dat Saul niet meer de kracht tegen de zonde bij God zoekt, maar bij zichzelf, maar ook daarom straks weer vervalt in hetzelfde euvel, en dan op erger wijze dan nu.. 7. En Jonathan riep David, toen Saul weer naar huis gegaan was, en Jonathan gaf hem al deze woorden, die zijn vader gesproken had, te kennen; en Jonathan bracht, toen hij in de stad teruggekeerd was, David tot Saul, 1) en hij was weer, ten minste voor een korte tijd, voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren, hij verrichtte weer als voorheen zijn dienst aan het hof.

1) Dat was een dubbel goede daad van de zalige vredestichter..

Dat intussen de vrucht van deze daad niet lang bleef, maar Sauls hart zo spoedig weer met nieuwe haat vervuld werd, daartoe droeg een partij van benijders en lasteraars, die zich aan het hof tegen David gevormd had (1 Samuel 19:1), het meeste bij. Deze was het dan ook, die later de koning steeds weer opzette en alle betere opwellingen van zijn hart onderdrukte (Psalms 7:5). Men leze het morgenlied van David uit die tijd: Psalms 5:1.

II. 1 Samuel 19:8-1 Samuel 19:17. Een nieuwe overwinning die David aan het hoofd van de koninklijke troepen op de Filistijnen behaalt, wekt opnieuw Sauls jaloezie zodanig op, dat hij in een aanval van razernij opnieuw zijn spies naar David slingert en deze alleen door Gods bewaring en een snelle wending aan de dodelijke worp ontkomt. Nu kan hij niet langer aan het hof van de koning blijven. Met hulp van Michal ontkomt hij ook uit zijn eigen huis, waarheen Saul zijn boden zendt, om het gedurende de nacht te bewaken. De verantwoording van Michal over haar list, waarmee zij haar echtgenoot behulpzaam geweest is, geeft zij met een voorwendsel dat haar, met haar onbekeerd gemoed, niet moeilijk is.

Vers 6

6. Saul nu hoorde naar de stem van Jonathan, wiens woorden een diepe indruk gemaakt hadden op zijn hart, dat nog niet geheel voor de waarheid gesloten was; en Saul zwoer: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden!1)

1) Waarom heeft Saul deze eed gedaan? Allereerst ook om bij Jonathan vertrouwen te wekken, dat David niet zou worden gedood, maar tevens om zichzelf door een eed te binden, van elke vervolging van David af te zien. Door de woorden van Jonathan was Saul op dit ogenblik geroerd en zag hij zijn verkeerdheid in. Hij neemt bij zichzelf voor, om van alle aanslagen op David af te zien en spreekt daarom de eed uit, opdat hij door vrees voor de straf op het overtreden van de eed gezet, zou worden weerhouden, pogingen aan te wenden, om David te doden. Wij zien hieruit dat Saul niet meer de kracht tegen de zonde bij God zoekt, maar bij zichzelf, maar ook daarom straks weer vervalt in hetzelfde euvel, en dan op erger wijze dan nu.. 7. En Jonathan riep David, toen Saul weer naar huis gegaan was, en Jonathan gaf hem al deze woorden, die zijn vader gesproken had, te kennen; en Jonathan bracht, toen hij in de stad teruggekeerd was, David tot Saul, 1) en hij was weer, ten minste voor een korte tijd, voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren, hij verrichtte weer als voorheen zijn dienst aan het hof.

1) Dat was een dubbel goede daad van de zalige vredestichter..

Dat intussen de vrucht van deze daad niet lang bleef, maar Sauls hart zo spoedig weer met nieuwe haat vervuld werd, daartoe droeg een partij van benijders en lasteraars, die zich aan het hof tegen David gevormd had (1 Samuel 19:1), het meeste bij. Deze was het dan ook, die later de koning steeds weer opzette en alle betere opwellingen van zijn hart onderdrukte (Psalms 7:5). Men leze het morgenlied van David uit die tijd: Psalms 5:1.

II. 1 Samuel 19:8-1 Samuel 19:17. Een nieuwe overwinning die David aan het hoofd van de koninklijke troepen op de Filistijnen behaalt, wekt opnieuw Sauls jaloezie zodanig op, dat hij in een aanval van razernij opnieuw zijn spies naar David slingert en deze alleen door Gods bewaring en een snelle wending aan de dodelijke worp ontkomt. Nu kan hij niet langer aan het hof van de koning blijven. Met hulp van Michal ontkomt hij ook uit zijn eigen huis, waarheen Saul zijn boden zendt, om het gedurende de nacht te bewaken. De verantwoording van Michal over haar list, waarmee zij haar echtgenoot behulpzaam geweest is, geeft zij met een voorwendsel dat haar, met haar onbekeerd gemoed, niet moeilijk is.

Vers 8

8. En er kwam opnieuw oorlog (14:52); en David, die de koning het aanvoeren van de legerscharen opdroeg, trok uit en streed tegen de Filistijnen en hij sloeg hen met een grote slag en zijvluchtten voor zijn aangezicht.

Vers 8

8. En er kwam opnieuw oorlog (14:52); en David, die de koning het aanvoeren van de legerscharen opdroeg, trok uit en streed tegen de Filistijnen en hij sloeg hen met een grote slag en zijvluchtten voor zijn aangezicht.

Vers 10

10. Saul nu wilde, zoals wij reeds eerder bij zo'n aanval van woede gezien hebben (18:11), met de spies David aan de wand pinnen, te hechten; maar hij (David) bemerkte tijdig genoeg het hem dreigende gevaar en ontweek van (Hebreeuws: maakte ruimte voor) het aangezicht van Saul; hij week uit de weg voor hem, die met de spies in de wand sloeg, die hij met alle kracht naar David slingerde. Toen vluchtte David, die God verzocht zou hebben, indien hij langer in de nabijheid van de koning gebleven was (1 Samuel 18:11), en ontkwam naar zijn huis in diezelfde nacht; 1) daar wilde hij zich die nacht verborgen houden, omdat het reeds te laat was om nu nog verder te ontvluchten.

1) Deze lering behoren wij hieruit te trekken, dat van David gezegd wordt, dat hij week van het aangezicht van Saul en zijn heil in de vlucht zocht, dat met die vlucht echter in het vervolg vele bezwaren, zware beproevingen en een harde strijd begon. Laten wij echter opmerken, dat God de worp van Saul heeft afgewend, zodat toen hij David met de spies trachtte te doorboren, de worp tevergeefs was en in het voordeel van David veranderde tegen de bedoeling van Saul. Maar zo ook pleegt God, waar alles tegen ons geluk schijnt samen te spannen, ja, waar de dood als op de hielen zit, het alles tot heil van de zijnen en tot hun nut te veranderen, wat genoeg blijkt uit de bevrijding van David, die zeker heeft plaatsgehad naar Gods bestel, die ons leven in Zijn macht heeft, waarover Hij, zoals het Hem belieft, beschikt en wel zo, dat al schijnt elk schepsel tot ons verderf samen te spannen, en voor een ogenblik de dood ons geheel en al op de hielen te zitten, deze ons toch niet kunnen schaden, dan voor zover God het toelaat..

Vers 10

10. Saul nu wilde, zoals wij reeds eerder bij zo'n aanval van woede gezien hebben (18:11), met de spies David aan de wand pinnen, te hechten; maar hij (David) bemerkte tijdig genoeg het hem dreigende gevaar en ontweek van (Hebreeuws: maakte ruimte voor) het aangezicht van Saul; hij week uit de weg voor hem, die met de spies in de wand sloeg, die hij met alle kracht naar David slingerde. Toen vluchtte David, die God verzocht zou hebben, indien hij langer in de nabijheid van de koning gebleven was (1 Samuel 18:11), en ontkwam naar zijn huis in diezelfde nacht; 1) daar wilde hij zich die nacht verborgen houden, omdat het reeds te laat was om nu nog verder te ontvluchten.

1) Deze lering behoren wij hieruit te trekken, dat van David gezegd wordt, dat hij week van het aangezicht van Saul en zijn heil in de vlucht zocht, dat met die vlucht echter in het vervolg vele bezwaren, zware beproevingen en een harde strijd begon. Laten wij echter opmerken, dat God de worp van Saul heeft afgewend, zodat toen hij David met de spies trachtte te doorboren, de worp tevergeefs was en in het voordeel van David veranderde tegen de bedoeling van Saul. Maar zo ook pleegt God, waar alles tegen ons geluk schijnt samen te spannen, ja, waar de dood als op de hielen zit, het alles tot heil van de zijnen en tot hun nut te veranderen, wat genoeg blijkt uit de bevrijding van David, die zeker heeft plaatsgehad naar Gods bestel, die ons leven in Zijn macht heeft, waarover Hij, zoals het Hem belieft, beschikt en wel zo, dat al schijnt elk schepsel tot ons verderf samen te spannen, en voor een ogenblik de dood ons geheel en al op de hielen te zitten, deze ons toch niet kunnen schaden, dan voor zover God het toelaat..

Vers 12

12. En Michal liet aan een zijde van het huis, waar de wachters, wegens de duisternis, dit niet konden opmerken, David door een venster neer aan een touw, of in een mand (Joshua 2:15 Acts 9:25) en hij ging heen en vluchtte en ontkwam (vgl. 1 Samuel 19:18).

Zo moest de dochter van Saul, die deze aan David tot zijn val gegeven had, hem tot behoud dienen (Romans 8:28). Op de toestand, waarin David zich toen bevond, heeft Psalms 59:1 betrekking. Uit deze Psalm blijkt duidelijk dat, wat toen de overhand bij hem had, niet was de vrees voor de dood, maar de heilige zorg voor de eer van zijn God, die door het lukken van de duivelse aanslag van zijn tegenstander een zware verdenking had ondergaan..

Wanneer ook wij niet meer zeker wonen, wanneer ons wel geen benden omgeven, maar moordenaars van onze geestelijke vrede onze ziel bedreigen, bijv. bekommernissen of vrees, of zorgen voor voedsel of kleding, of andere, zouden er dan ook voor ons touwen te vinden zijn, die ons uit de benauwdheid in de vrijheid kunnen brengen? Inderdaad zodanige zijn er, zij liggen voor ons gereed in de schatkamers van Gods woord. Het zijn de zekere toezeggingen en beloften van onze God. Beheersten wij het, deze in kinderlijk geloof aan te grijpen, zacht gleden ook wij uit elke gevangenis, wij kwamen uit de engte in de ruimte en ademden opnieuw vrij in geduld en hoop..

Vers 12

12. En Michal liet aan een zijde van het huis, waar de wachters, wegens de duisternis, dit niet konden opmerken, David door een venster neer aan een touw, of in een mand (Joshua 2:15 Acts 9:25) en hij ging heen en vluchtte en ontkwam (vgl. 1 Samuel 19:18).

Zo moest de dochter van Saul, die deze aan David tot zijn val gegeven had, hem tot behoud dienen (Romans 8:28). Op de toestand, waarin David zich toen bevond, heeft Psalms 59:1 betrekking. Uit deze Psalm blijkt duidelijk dat, wat toen de overhand bij hem had, niet was de vrees voor de dood, maar de heilige zorg voor de eer van zijn God, die door het lukken van de duivelse aanslag van zijn tegenstander een zware verdenking had ondergaan..

Wanneer ook wij niet meer zeker wonen, wanneer ons wel geen benden omgeven, maar moordenaars van onze geestelijke vrede onze ziel bedreigen, bijv. bekommernissen of vrees, of zorgen voor voedsel of kleding, of andere, zouden er dan ook voor ons touwen te vinden zijn, die ons uit de benauwdheid in de vrijheid kunnen brengen? Inderdaad zodanige zijn er, zij liggen voor ons gereed in de schatkamers van Gods woord. Het zijn de zekere toezeggingen en beloften van onze God. Beheersten wij het, deze in kinderlijk geloof aan te grijpen, zacht gleden ook wij uit elke gevangenis, wij kwamen uit de engte in de ruimte en ademden opnieuw vrij in geduld en hoop..

Vers 13

13. En Michal, die het ontvluchten van David zo lang mogelijk wilde verbergen, opdat hij intussen op een veilige plaats kon komen, nam een beeld, 1) en zij legde het in het bed, alsof David nog daarin lag, en zij legde een geitenvel, 2) een vlechtwerk van geitenhaar, op zijn hoofdkussen, en dekte het beeld met een kleed, een opperkleed (Exodus 12:34) toe.

1) Hebreeuws "terafiem" (Genesis 31:19). Misschien heeft Michal wel heimelijk een huisafgod bezeten, die zij raadpleegde, mogelijk evenals Rachel, wegens haar onvruchtbaarheid..

Sommigen menen, zoals de Joodse uitleggers Aben-Ezra en Abarbanel, dat de vrouwen gewend waren van hun mannen beelden te laten maken en Michals beeld zo een van David geweest zal zijn. Krummacher denkt, dat het een huisgod van de Filistijnen geweest is, die David als zegeteken uit de strijd met dat volk meegenomen zal hebben..

O.i. kan het niet anders dan een terafiem zijn geweest, een huisgod, die Michal, evenals Rachel, uit het huis van haar vaders had meegenomen..

2) Liever: netwerk van geitenhaar. Bedeksels van deze soort waren en zijn in het Oosten in gebruik om insecten te weren.

Vers 13

13. En Michal, die het ontvluchten van David zo lang mogelijk wilde verbergen, opdat hij intussen op een veilige plaats kon komen, nam een beeld, 1) en zij legde het in het bed, alsof David nog daarin lag, en zij legde een geitenvel, 2) een vlechtwerk van geitenhaar, op zijn hoofdkussen, en dekte het beeld met een kleed, een opperkleed (Exodus 12:34) toe.

1) Hebreeuws "terafiem" (Genesis 31:19). Misschien heeft Michal wel heimelijk een huisafgod bezeten, die zij raadpleegde, mogelijk evenals Rachel, wegens haar onvruchtbaarheid..

Sommigen menen, zoals de Joodse uitleggers Aben-Ezra en Abarbanel, dat de vrouwen gewend waren van hun mannen beelden te laten maken en Michals beeld zo een van David geweest zal zijn. Krummacher denkt, dat het een huisgod van de Filistijnen geweest is, die David als zegeteken uit de strijd met dat volk meegenomen zal hebben..

O.i. kan het niet anders dan een terafiem zijn geweest, een huisgod, die Michal, evenals Rachel, uit het huis van haar vaders had meegenomen..

2) Liever: netwerk van geitenhaar. Bedeksels van deze soort waren en zijn in het Oosten in gebruik om insecten te weren.

Vers 14

14. Saul nu, die zich waarschijnlijk bedacht had en zijn tegenstander nog in diezelfde nacht wilde laten gevangen nemen, zond boden, om David te halen. Zij dan zei: Hij is ziek, 1) en kan dus niet voor de koning verschijnen. 1) Zij voerde hen in de voorgewende ziekenkamer, toonde hun van verre door de deur de gedaante, die daar op David's veldbed lag, en fluisterde hun toe: Hij is ziek..

Vers 14

14. Saul nu, die zich waarschijnlijk bedacht had en zijn tegenstander nog in diezelfde nacht wilde laten gevangen nemen, zond boden, om David te halen. Zij dan zei: Hij is ziek, 1) en kan dus niet voor de koning verschijnen. 1) Zij voerde hen in de voorgewende ziekenkamer, toonde hun van verre door de deur de gedaante, die daar op David's veldbed lag, en fluisterde hun toe: Hij is ziek..

Vers 17

17. De koning raakte hierover buiten zichzelf, en liet aanstonds David's vrouw tot zich komen. Toen zei Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij zo bedrogen, en hebt mijnvijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu bediende zich van een noodleugen (Joshua 2:6), om zich uit haar verlegenheid te redden, en zei tot Saul: Hij (David) zei tot mij, toen uw boden (1 Samuel 19:11) het huis omsingelden en hij wilde ontvluchten: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden? 1) Toen moest ik door de nood gedwongen hem laten gaan.

1) Men lette hier op de aard van de zonde van liegen. Wanneer men aan deze eenmaal toegeeft, neemt zij gestadig toe; de ene leugen sleept de andere, de kleinere de grotere tot zich. Michal sprak eerst een leugen, om haar man te redden (1 Samuel 19:13vv.), toen verviel zij in een schandelijke onwaarheid, om zichzelf in veiligheid te stellen. Veel liever had zij het voorbeeld van haar broeder moeten volgen en ter verdediging van haar mans onschuld vrijmoedig tot haar vader moeten spreken.

Hierdoor betoonde zij haar ongelovige vrees en haar wantrouwen op Gods macht en Voorzienigheid, alsof die niet genoeg geweest zou zijn, om haar tegen haar vaders vijandschap te beveiligen, zonder dat zij in het behoud van zichzelf op deze wijze voorzag..

Bovendien bracht zij ook nog David in gevaar, door hem voor te stellen als iemand, die haar wilde doden. Saul had deze leugen als aanklacht kunnen gebruiken, om David ter dood te doen veroordelen. De liefde van Michal voor David had veel zelfzuchtigs..

III. 1 Samuel 19:18-1 Samuel 19:24. David vlucht naar Samuël en diens profetenschool te Rama. Wanneer Saul zijn verblijfplaats verneemt, zendt hij boden om de vluchteling gevangen te nemen. De boden, die te Najoth bij Rama een vergadering van profeten profeterende vinden, worden zelf door geestdrift aangegrepen, zo ook de tweede en derde groep boden, die Saul de eerste nazendt. Nu gaat de koning zelf op weg, hem overkomt hetzelfde. Reeds op het laatste gedeelte van zijn weg raakt hij, door de Geest van God, die over hem komt, buiten zichzelf en profeteert in Najoth, met afgeworpen kleed op aarde liggende, de gehele dag en de gehele nacht.

Vers 17

17. De koning raakte hierover buiten zichzelf, en liet aanstonds David's vrouw tot zich komen. Toen zei Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij zo bedrogen, en hebt mijnvijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu bediende zich van een noodleugen (Joshua 2:6), om zich uit haar verlegenheid te redden, en zei tot Saul: Hij (David) zei tot mij, toen uw boden (1 Samuel 19:11) het huis omsingelden en hij wilde ontvluchten: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden? 1) Toen moest ik door de nood gedwongen hem laten gaan.

1) Men lette hier op de aard van de zonde van liegen. Wanneer men aan deze eenmaal toegeeft, neemt zij gestadig toe; de ene leugen sleept de andere, de kleinere de grotere tot zich. Michal sprak eerst een leugen, om haar man te redden (1 Samuel 19:13vv.), toen verviel zij in een schandelijke onwaarheid, om zichzelf in veiligheid te stellen. Veel liever had zij het voorbeeld van haar broeder moeten volgen en ter verdediging van haar mans onschuld vrijmoedig tot haar vader moeten spreken.

Hierdoor betoonde zij haar ongelovige vrees en haar wantrouwen op Gods macht en Voorzienigheid, alsof die niet genoeg geweest zou zijn, om haar tegen haar vaders vijandschap te beveiligen, zonder dat zij in het behoud van zichzelf op deze wijze voorzag..

Bovendien bracht zij ook nog David in gevaar, door hem voor te stellen als iemand, die haar wilde doden. Saul had deze leugen als aanklacht kunnen gebruiken, om David ter dood te doen veroordelen. De liefde van Michal voor David had veel zelfzuchtigs..

III. 1 Samuel 19:18-1 Samuel 19:24. David vlucht naar Samuël en diens profetenschool te Rama. Wanneer Saul zijn verblijfplaats verneemt, zendt hij boden om de vluchteling gevangen te nemen. De boden, die te Najoth bij Rama een vergadering van profeten profeterende vinden, worden zelf door geestdrift aangegrepen, zo ook de tweede en derde groep boden, die Saul de eerste nazendt. Nu gaat de koning zelf op weg, hem overkomt hetzelfde. Reeds op het laatste gedeelte van zijn weg raakt hij, door de Geest van God, die over hem komt, buiten zichzelf en profeteert in Najoth, met afgeworpen kleed op aarde liggende, de gehele dag en de gehele nacht.

Vers 18

18. Zo vluchtte David, terwijl het zo even meegedeelde te Gibea in zijn huis voorviel, en ontkwam (1 Samuel 19:12); en hij kwam tot Samuël te Rama, dat slechts een klein uur ten noorden daarvan lag, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had, opdat hij van hem raad mocht ontvangen en vertroosting; en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth 1) in de daar gelegen woonhuizen van de profeten (1 Samuel 7:2).

1) Najoth was de voorstad van Rama, waar de profeten en profetenzonen hun verblijf hadden. Daarheen vlucht David, omdat Samuël er zijn verblijf had, om hem om raad te vragen hoe hij verder moest handelen, en om bij hem troost te zoeken..

Vers 18

18. Zo vluchtte David, terwijl het zo even meegedeelde te Gibea in zijn huis voorviel, en ontkwam (1 Samuel 19:12); en hij kwam tot Samuël te Rama, dat slechts een klein uur ten noorden daarvan lag, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had, opdat hij van hem raad mocht ontvangen en vertroosting; en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth 1) in de daar gelegen woonhuizen van de profeten (1 Samuel 7:2).

1) Najoth was de voorstad van Rama, waar de profeten en profetenzonen hun verblijf hadden. Daarheen vlucht David, omdat Samuël er zijn verblijf had, om hem om raad te vragen hoe hij verder moest handelen, en om bij hem troost te zoeken..

Vers 21

21. Toen men het Saul boodschapte, dat zijn boden uitbleven, en men na nadere onderzoekingen hem meedeelde, dat zij profeteerden, zond hij andere boden en die profeteerden ook, zij werden eveneens, toen zij de vergadering van de profeten naderden, door die Geest aangegrepen; toen ging Saul voort en zond een derde groep boden, en die profeteerden ook. 1)

1) God heeft aldus hun hart en doel veranderd, dat zij niet slechts David niet hebben gevangen genomen, naar het bevel van de koning, maar daarentegen makkers van de profeten zijn geworden. En God heeft dit bewerkt, om door de daad zelf getuigenis te geven, dat Hij de harten van mensen in Zijn macht en handen heeft, om ze naar Zijn wil te buigen en aan te drijven..

Het is duidelijk, dat die knechten van Saul in een extatische toestand zijn gebracht, door de bewerking van Gods Geest, zowel om hen daardoor te leren, dat zij tegen de bedoelingen van God ingingen, als zij het bevel van Saul opvolgen, als om te verhinderen, dat David gevangen werd genomen. Hoe hebben wij echter dit profeteren te denken? Het leek voor het uiterlijke geheel op het profeteren van Samuël en de ware profeten, maar toch ook hier moet van toepassing gebracht worden dat, wanneer twee hetzelfde doen, het altijd nog niet hetzelfde is. Want toch, wat Samuël en zijn profetenzonen deden, was omdat hun eigen wil zo was overgebogen door Gods Geest dat, als zij in die buitengewone toestand werden gebracht, zij ook met hun geheiligde wil de eer van God groot maakten, terwijl deze knechten van Saul het deden als tegen hun wil. Eigenlijk komt hun toestand in veel overeen met die van Bileam, die ook profeteerde, hoewel in de grond van de zaak tegen zijn wil, maar omdat de Geest van God het wilde. Wat wij hier hebben is feitelijk een bewijs van de macht van de Geest van God over die van de boze geest. Sauls knechten en straks ook Saul handelden geheel naar de wil en op aandrijving van de boze geest. Deze zette hen aan, om David gevangen te nemen, maar de Geest van God overwint..

Vers 21

21. Toen men het Saul boodschapte, dat zijn boden uitbleven, en men na nadere onderzoekingen hem meedeelde, dat zij profeteerden, zond hij andere boden en die profeteerden ook, zij werden eveneens, toen zij de vergadering van de profeten naderden, door die Geest aangegrepen; toen ging Saul voort en zond een derde groep boden, en die profeteerden ook. 1)

1) God heeft aldus hun hart en doel veranderd, dat zij niet slechts David niet hebben gevangen genomen, naar het bevel van de koning, maar daarentegen makkers van de profeten zijn geworden. En God heeft dit bewerkt, om door de daad zelf getuigenis te geven, dat Hij de harten van mensen in Zijn macht en handen heeft, om ze naar Zijn wil te buigen en aan te drijven..

Het is duidelijk, dat die knechten van Saul in een extatische toestand zijn gebracht, door de bewerking van Gods Geest, zowel om hen daardoor te leren, dat zij tegen de bedoelingen van God ingingen, als zij het bevel van Saul opvolgen, als om te verhinderen, dat David gevangen werd genomen. Hoe hebben wij echter dit profeteren te denken? Het leek voor het uiterlijke geheel op het profeteren van Samuël en de ware profeten, maar toch ook hier moet van toepassing gebracht worden dat, wanneer twee hetzelfde doen, het altijd nog niet hetzelfde is. Want toch, wat Samuël en zijn profetenzonen deden, was omdat hun eigen wil zo was overgebogen door Gods Geest dat, als zij in die buitengewone toestand werden gebracht, zij ook met hun geheiligde wil de eer van God groot maakten, terwijl deze knechten van Saul het deden als tegen hun wil. Eigenlijk komt hun toestand in veel overeen met die van Bileam, die ook profeteerde, hoewel in de grond van de zaak tegen zijn wil, maar omdat de Geest van God het wilde. Wat wij hier hebben is feitelijk een bewijs van de macht van de Geest van God over die van de boze geest. Sauls knechten en straks ook Saul handelden geheel naar de wil en op aandrijving van de boze geest. Deze zette hen aan, om David gevangen te nemen, maar de Geest van God overwint..

Vers 24

24. En hij trok zelf ook, evenals de profeten, zijn kleren, zijn opperkleed of de mantel, uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël, de leider van de profetenvergadering (1 Samuel 19:20), en hij viel zelfs, omdat de Geest van God hem nog krachtiger aangreep dan de anderen, bloot, dat is zonder opperkleed (Exodus 12:34) neer. Hij bleef in deze toestand van uiterlijke bewusteloosheid, omdat zijn gehele eigen leven door de macht van de goddelijke Geest onderdrukt was en tot een lijdelijke toestand gehecht was, die gehele dag en de gehele daaropvolgende nacht, 1) terwijl anders bij de profeten de extatische toestand nooit zo lang duurde. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? Door deze gebeurtenis werd het spreekwoord, dat reeds vroeger ontstaan was, ten gevolge van het eerder gebeurde (10:12), bevestigd.

1) Saul moest daardoor hevig bewogen worden en erkennen, dat hij niets tegen God kon doen, maar zo gevoelloos was hij, dat hij de hand van God niet heeft gevoeld. Want zelfs haast hij zich naar Najoth, wanneer hij ziet, dat hij door zijn boden bedrogen wordt. Hieruit blijkt, dat de goddeloze en gruwelijke mensen door geen waarschuwingen, door geen tastbare bewijzen, op de weg van redding gebracht kunnen worden, maar dat zij daarentegen meer en meer zich verharden.. De Heere wilde juist Saul op het sterkst van Zijn macht laten voelen, omdat hij zich op het sterkst tegen de trekkingen van de goddelijke genade verzette om, ware het mogelijk, zijn harde hart te verbreken en onder de macht van de genade te buigen. Hoeveel herinneringen uit de oude tijd zullen hier bij de koning niet ontwaakt zijn; hoe zal Samuëls verschijning nog eens aan zijn hart hebben aangeklopt, of hij niet tot zichzelf wilde inkeren. Toen Saul na deze gebeurtenis toch in zijn opstand tegen God volhardde, werd hij aan het oordeel van de verharding overgegeven, en het demonische lijden. waaraan hij tot hiertoe onderworpen geweest was (1 Samuel 16:14) werd verder bij hem tot een demonisch handelen, dat alleen op zeer voorbijgaande wijze, twee maal (24:17vv.; 26:17vv.), door een zedelijk beter ogenblik afgebroken werd. Hoewel wij met de Heilige Schrift geloven dat, wanneer men zich waarlijk aan de Heere Jezus Christus heeft overgegeven en men niet alleen geproefd en gesmaakt heeft de hemelse gaven, niet alleen de Heilige Geest is deelachtig geworden, maar de Heilige Geest ons leven geworden is (Hebrews 6:4vv.), men in de kracht van God bewaard wordt tot de zaligheid (1 Peter 1:5) en niemand ons rukken kan uit de hand van de Vader (John 10:28,John 10:29), zo spreekt de Schrift toch ook duidelijk van een opnieuw liefkrijgen van de tegenwoordige wereld (2 Timothy 4:10). Van zo'n afwijken, zo'n ontrouw is zeker nog een terugkeren mogelijk (Romans 11:23 Revelation 2:5), hoewel dit gewoonlijk zeer moeilijk is. Bij verharding tegen de middelen van Gods genade komt de toestand van onbekeerlijkheid (Hebrews 6:4vv.), en hun, die de kennis van onze Heere Jezus Christus ontvangen hebben en de besmettingen van de wereld ontvlucht zijn, en in deze opnieuw ingewikkeld en door deze overwonnen worden, is het laatste erger dan het eerste (2 Peter 2:20vv.). Een dergelijke afval is een bewuste vijandschap tegen het reeds ondervonden heil en dringt noodzakelijk naar de zonde tot de dood, die geen vergeving vindt, tot de lastering tegen de Heilige Geest (1 John 5:16 Matthew 12:31vv.).

De heiligen te Damascus werden bevrijd van de woede van de Saul van het Nieuwe Testament door een verandering van de Geest, maar die van een andere aard was. Menigeen heeft grote gaven, maar geen genade; zij mogen profeteren in de naam van Christus, maar zij zijn reeds door Hem verloochend..

Ware het in David's of Samuëls hart geweest, zo ware het nu in hun macht Saul te verderven. Dit is een edel blijk van de onschuld en trouw van David, van Samuël en de profeten; tevens is het een zeer heerlijk voorbeeld van de goddelijke zorg en de onmacht van menselijke boosheid tegen hen, die God bepaald heeft te bewaren..

Van Saul geldt hetzelfde als van zijn knechten. Alleen wordt hij nog sterker aangegrepen, opdat straks elke verontschuldiging hem ontnomen zou zijn. Het is hier als het ware de laatste strijd. Het is hier het laatste twisten van de Geest van God met de diepongelukkige koning. Van nu af aan, omdat hij uit dit geval niets heeft geleerd, zal de Geest van de Heere niet meer met Saul twisten. Aan het oordeel van de verharding wordt hij overgegeven, zodat wij ook straks lezen, dat de Heere hem niet meer antwoordde..

24. En hij trok zelf ook, evenals de profeten, zijn kleren, zijn opperkleed of de mantel, uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël, de leider van de profetenvergadering (1 Samuel 19:20), en hij viel zelfs, omdat de Geest van God hem nog krachtiger aangreep dan de anderen, bloot, dat is zonder opperkleed (Exodus 12:34) neer. Hij bleef in deze toestand van uiterlijke bewusteloosheid, omdat zijn gehele eigen leven door de macht van de goddelijke Geest onderdrukt was en tot een lijdelijke toestand gehecht was, die gehele dag en de gehele daaropvolgende nacht, 1) terwijl anders bij de profeten de extatische toestand nooit zo lang duurde. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? Door deze gebeurtenis werd het spreekwoord, dat reeds vroeger ontstaan was, ten gevolge van het eerder gebeurde (10:12), bevestigd.

1) Saul moest daardoor hevig bewogen worden en erkennen, dat hij niets tegen God kon doen, maar zo gevoelloos was hij, dat hij de hand van God niet heeft gevoeld. Want zelfs haast hij zich naar Najoth, wanneer hij ziet, dat hij door zijn boden bedrogen wordt. Hieruit blijkt, dat de goddeloze en gruwelijke mensen door geen waarschuwingen, door geen tastbare bewijzen, op de weg van redding gebracht kunnen worden, maar dat zij daarentegen meer en meer zich verharden..

De Heere wilde juist Saul op het sterkst van Zijn macht laten voelen, omdat hij zich op het sterkst tegen de trekkingen van de goddelijke genade verzette om, ware het mogelijk, zijn harde hart te verbreken en onder de macht van de genade te buigen. Hoeveel herinneringen uit de oude tijd zullen hier bij de koning niet ontwaakt zijn; hoe zal Samuëls verschijning nog eens aan zijn hart hebben aangeklopt, of hij niet tot zichzelf wilde inkeren. Toen Saul na deze gebeurtenis toch in zijn opstand tegen God volhardde, werd hij aan het oordeel van de verharding overgegeven, en het demonische lijden. waaraan hij tot hiertoe onderworpen geweest was (1 Samuel 16:14) werd verder bij hem tot een demonisch handelen, dat alleen op zeer voorbijgaande wijze, twee maal (24:17vv.; 26:17vv.), door een zedelijk beter ogenblik afgebroken werd. Hoewel wij met de Heilige Schrift geloven dat, wanneer men zich waarlijk aan de Heere Jezus Christus heeft overgegeven en men niet alleen geproefd en gesmaakt heeft de hemelse gaven, niet alleen de Heilige Geest is deelachtig geworden, maar de Heilige Geest ons leven geworden is (Hebrews 6:4vv.), men in de kracht van God bewaard wordt tot de zaligheid (1 Petrus .1:5) en niemand ons rukken kan uit de hand van de Vader (John 10:28,John 10:29), zo spreekt de Schrift toch ook duidelijk van een opnieuw liefkrijgen van de tegenwoordige wereld (2 Timothy 4:10). Van zo'n afwijken, zo'n ontrouw is zeker nog een terugkeren mogelijk (Romans 11:23 Revelation 2:5), hoewel dit gewoonlijk zeer moeilijk is. Bij verharding tegen de middelen van Gods genade komt de toestand van onbekeerlijkheid (Hebrews 6:4vv.), en hun, die de kennis van onze Heere Jezus Christus ontvangen hebben en de besmettingen van de wereld ontvlucht zijn, en in deze opnieuw ingewikkeld en door deze overwonnen worden, is het laatste erger dan het eerste (2 Peter 2:20vv.). Een dergelijke afval is een bewuste vijandschap tegen het reeds ondervonden heil en dringt noodzakelijk naar de zonde tot de dood, die geen vergeving vindt, tot de lastering tegen de Heilige Geest (1 John 5:16 Matthew 12:31vv.)..

De heiligen te Damascus werden bevrijd van de woede van de Saul van het Nieuwe Testament door een verandering van de Geest, maar die van een andere aard was. Menigeen heeft grote gaven, maar geen genade; zij mogen profeteren in de naam van Christus, maar zij zijn reeds door Hem verloochend.. Ware het in David's of Samuëls hart geweest, zo ware het nu in hun macht Saul te verderven. Dit is een edel blijk van de onschuld en trouw van David, van Samuël en de profeten; tevens is het een zeer heerlijk voorbeeld van de goddelijke zorg en de onmacht van menselijke boosheid tegen hen, die God bepaald heeft te bewaren..

Van Saul geldt hetzelfde als van zijn knechten. Alleen wordt hij nog sterker aangegrepen, opdat straks elke verontschuldiging hem ontnomen zou zijn. Het is hier als het ware de laatste strijd. Het is hier het laatste twisten van de Geest van God met de diepongelukkige koning. Van nu af aan, omdat hij uit dit geval niets heeft geleerd, zal de Geest van de Heere niet meer met Saul twisten. Aan het oordeel van de verharding wordt hij overgegeven, zodat wij ook straks lezen, dat de Heere hem niet meer antwoordde..

Vers 24

24. En hij trok zelf ook, evenals de profeten, zijn kleren, zijn opperkleed of de mantel, uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël, de leider van de profetenvergadering (1 Samuel 19:20), en hij viel zelfs, omdat de Geest van God hem nog krachtiger aangreep dan de anderen, bloot, dat is zonder opperkleed (Exodus 12:34) neer. Hij bleef in deze toestand van uiterlijke bewusteloosheid, omdat zijn gehele eigen leven door de macht van de goddelijke Geest onderdrukt was en tot een lijdelijke toestand gehecht was, die gehele dag en de gehele daaropvolgende nacht, 1) terwijl anders bij de profeten de extatische toestand nooit zo lang duurde. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? Door deze gebeurtenis werd het spreekwoord, dat reeds vroeger ontstaan was, ten gevolge van het eerder gebeurde (10:12), bevestigd.

1) Saul moest daardoor hevig bewogen worden en erkennen, dat hij niets tegen God kon doen, maar zo gevoelloos was hij, dat hij de hand van God niet heeft gevoeld. Want zelfs haast hij zich naar Najoth, wanneer hij ziet, dat hij door zijn boden bedrogen wordt. Hieruit blijkt, dat de goddeloze en gruwelijke mensen door geen waarschuwingen, door geen tastbare bewijzen, op de weg van redding gebracht kunnen worden, maar dat zij daarentegen meer en meer zich verharden.. De Heere wilde juist Saul op het sterkst van Zijn macht laten voelen, omdat hij zich op het sterkst tegen de trekkingen van de goddelijke genade verzette om, ware het mogelijk, zijn harde hart te verbreken en onder de macht van de genade te buigen. Hoeveel herinneringen uit de oude tijd zullen hier bij de koning niet ontwaakt zijn; hoe zal Samuëls verschijning nog eens aan zijn hart hebben aangeklopt, of hij niet tot zichzelf wilde inkeren. Toen Saul na deze gebeurtenis toch in zijn opstand tegen God volhardde, werd hij aan het oordeel van de verharding overgegeven, en het demonische lijden. waaraan hij tot hiertoe onderworpen geweest was (1 Samuel 16:14) werd verder bij hem tot een demonisch handelen, dat alleen op zeer voorbijgaande wijze, twee maal (24:17vv.; 26:17vv.), door een zedelijk beter ogenblik afgebroken werd. Hoewel wij met de Heilige Schrift geloven dat, wanneer men zich waarlijk aan de Heere Jezus Christus heeft overgegeven en men niet alleen geproefd en gesmaakt heeft de hemelse gaven, niet alleen de Heilige Geest is deelachtig geworden, maar de Heilige Geest ons leven geworden is (Hebrews 6:4vv.), men in de kracht van God bewaard wordt tot de zaligheid (1 Peter 1:5) en niemand ons rukken kan uit de hand van de Vader (John 10:28,John 10:29), zo spreekt de Schrift toch ook duidelijk van een opnieuw liefkrijgen van de tegenwoordige wereld (2 Timothy 4:10). Van zo'n afwijken, zo'n ontrouw is zeker nog een terugkeren mogelijk (Romans 11:23 Revelation 2:5), hoewel dit gewoonlijk zeer moeilijk is. Bij verharding tegen de middelen van Gods genade komt de toestand van onbekeerlijkheid (Hebrews 6:4vv.), en hun, die de kennis van onze Heere Jezus Christus ontvangen hebben en de besmettingen van de wereld ontvlucht zijn, en in deze opnieuw ingewikkeld en door deze overwonnen worden, is het laatste erger dan het eerste (2 Peter 2:20vv.). Een dergelijke afval is een bewuste vijandschap tegen het reeds ondervonden heil en dringt noodzakelijk naar de zonde tot de dood, die geen vergeving vindt, tot de lastering tegen de Heilige Geest (1 John 5:16 Matthew 12:31vv.).

De heiligen te Damascus werden bevrijd van de woede van de Saul van het Nieuwe Testament door een verandering van de Geest, maar die van een andere aard was. Menigeen heeft grote gaven, maar geen genade; zij mogen profeteren in de naam van Christus, maar zij zijn reeds door Hem verloochend..

Ware het in David's of Samuëls hart geweest, zo ware het nu in hun macht Saul te verderven. Dit is een edel blijk van de onschuld en trouw van David, van Samuël en de profeten; tevens is het een zeer heerlijk voorbeeld van de goddelijke zorg en de onmacht van menselijke boosheid tegen hen, die God bepaald heeft te bewaren..

Van Saul geldt hetzelfde als van zijn knechten. Alleen wordt hij nog sterker aangegrepen, opdat straks elke verontschuldiging hem ontnomen zou zijn. Het is hier als het ware de laatste strijd. Het is hier het laatste twisten van de Geest van God met de diepongelukkige koning. Van nu af aan, omdat hij uit dit geval niets heeft geleerd, zal de Geest van de Heere niet meer met Saul twisten. Aan het oordeel van de verharding wordt hij overgegeven, zodat wij ook straks lezen, dat de Heere hem niet meer antwoordde..

24. En hij trok zelf ook, evenals de profeten, zijn kleren, zijn opperkleed of de mantel, uit en hij profeteerde zelf ook voor het aangezicht van Samuël, de leider van de profetenvergadering (1 Samuel 19:20), en hij viel zelfs, omdat de Geest van God hem nog krachtiger aangreep dan de anderen, bloot, dat is zonder opperkleed (Exodus 12:34) neer. Hij bleef in deze toestand van uiterlijke bewusteloosheid, omdat zijn gehele eigen leven door de macht van de goddelijke Geest onderdrukt was en tot een lijdelijke toestand gehecht was, die gehele dag en de gehele daaropvolgende nacht, 1) terwijl anders bij de profeten de extatische toestand nooit zo lang duurde. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? Door deze gebeurtenis werd het spreekwoord, dat reeds vroeger ontstaan was, ten gevolge van het eerder gebeurde (10:12), bevestigd.

1) Saul moest daardoor hevig bewogen worden en erkennen, dat hij niets tegen God kon doen, maar zo gevoelloos was hij, dat hij de hand van God niet heeft gevoeld. Want zelfs haast hij zich naar Najoth, wanneer hij ziet, dat hij door zijn boden bedrogen wordt. Hieruit blijkt, dat de goddeloze en gruwelijke mensen door geen waarschuwingen, door geen tastbare bewijzen, op de weg van redding gebracht kunnen worden, maar dat zij daarentegen meer en meer zich verharden..

De Heere wilde juist Saul op het sterkst van Zijn macht laten voelen, omdat hij zich op het sterkst tegen de trekkingen van de goddelijke genade verzette om, ware het mogelijk, zijn harde hart te verbreken en onder de macht van de genade te buigen. Hoeveel herinneringen uit de oude tijd zullen hier bij de koning niet ontwaakt zijn; hoe zal Samuëls verschijning nog eens aan zijn hart hebben aangeklopt, of hij niet tot zichzelf wilde inkeren. Toen Saul na deze gebeurtenis toch in zijn opstand tegen God volhardde, werd hij aan het oordeel van de verharding overgegeven, en het demonische lijden. waaraan hij tot hiertoe onderworpen geweest was (1 Samuel 16:14) werd verder bij hem tot een demonisch handelen, dat alleen op zeer voorbijgaande wijze, twee maal (24:17vv.; 26:17vv.), door een zedelijk beter ogenblik afgebroken werd. Hoewel wij met de Heilige Schrift geloven dat, wanneer men zich waarlijk aan de Heere Jezus Christus heeft overgegeven en men niet alleen geproefd en gesmaakt heeft de hemelse gaven, niet alleen de Heilige Geest is deelachtig geworden, maar de Heilige Geest ons leven geworden is (Hebrews 6:4vv.), men in de kracht van God bewaard wordt tot de zaligheid (1 Petrus .1:5) en niemand ons rukken kan uit de hand van de Vader (John 10:28,John 10:29), zo spreekt de Schrift toch ook duidelijk van een opnieuw liefkrijgen van de tegenwoordige wereld (2 Timothy 4:10). Van zo'n afwijken, zo'n ontrouw is zeker nog een terugkeren mogelijk (Romans 11:23 Revelation 2:5), hoewel dit gewoonlijk zeer moeilijk is. Bij verharding tegen de middelen van Gods genade komt de toestand van onbekeerlijkheid (Hebrews 6:4vv.), en hun, die de kennis van onze Heere Jezus Christus ontvangen hebben en de besmettingen van de wereld ontvlucht zijn, en in deze opnieuw ingewikkeld en door deze overwonnen worden, is het laatste erger dan het eerste (2 Peter 2:20vv.). Een dergelijke afval is een bewuste vijandschap tegen het reeds ondervonden heil en dringt noodzakelijk naar de zonde tot de dood, die geen vergeving vindt, tot de lastering tegen de Heilige Geest (1 John 5:16 Matthew 12:31vv.)..

De heiligen te Damascus werden bevrijd van de woede van de Saul van het Nieuwe Testament door een verandering van de Geest, maar die van een andere aard was. Menigeen heeft grote gaven, maar geen genade; zij mogen profeteren in de naam van Christus, maar zij zijn reeds door Hem verloochend.. Ware het in David's of Samuëls hart geweest, zo ware het nu in hun macht Saul te verderven. Dit is een edel blijk van de onschuld en trouw van David, van Samuël en de profeten; tevens is het een zeer heerlijk voorbeeld van de goddelijke zorg en de onmacht van menselijke boosheid tegen hen, die God bepaald heeft te bewaren..

Van Saul geldt hetzelfde als van zijn knechten. Alleen wordt hij nog sterker aangegrepen, opdat straks elke verontschuldiging hem ontnomen zou zijn. Het is hier als het ware de laatste strijd. Het is hier het laatste twisten van de Geest van God met de diepongelukkige koning. Van nu af aan, omdat hij uit dit geval niets heeft geleerd, zal de Geest van de Heere niet meer met Saul twisten. Aan het oordeel van de verharding wordt hij overgegeven, zodat wij ook straks lezen, dat de Heere hem niet meer antwoordde..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Samuel 19". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-samuel-19.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile