Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Bible Commentaries
Dächsel Bijbelverklaring Dächsel Bijbelverklaring
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Chronicles 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-chronicles-24.html. 1862-80.
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Chronicles 24". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/
Whole Bible (3)
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 241 Chronicles 24:1
OVERSTEN VAN HET HEILIGDOM EN HUN DIENAREN
II. 1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:31. V rdat de oversten van de 24 orden van de, in het vorige Hoofdstuk naar hun ambt opgegeven, eerste Levieten-klasse of priesterknechten, opgenoemd worden, volgt een verklaring van die 24 orden van de priesteren, waaraan genoemde orden van de Levieten zich aansloten (1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:19); eerst daarna vernemen wij de namen van de oversten van de laatstgenoemden (1 Chronicles 24:29-1 Chronicles 24:31), en dit zijn nagenoeg dezelfde namen, die wij in 1 Chronicles 23:7-1 Chronicles 23:13 ontmoet hebben; alleen worden ons de hoofden van de vaderlijke huizen uit Gersom (1 Chronicles 13:7-1 Chronicles 13:11) niet andermaal meegedeeld.
Inleiding
Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 241 Chronicles 24:1
OVERSTEN VAN HET HEILIGDOM EN HUN DIENAREN
II. 1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:31. V rdat de oversten van de 24 orden van de, in het vorige Hoofdstuk naar hun ambt opgegeven, eerste Levieten-klasse of priesterknechten, opgenoemd worden, volgt een verklaring van die 24 orden van de priesteren, waaraan genoemde orden van de Levieten zich aansloten (1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:19); eerst daarna vernemen wij de namen van de oversten van de laatstgenoemden (1 Chronicles 24:29-1 Chronicles 24:31), en dit zijn nagenoeg dezelfde namen, die wij in 1 Chronicles 23:7-1 Chronicles 23:13 ontmoet hebben; alleen worden ons de hoofden van de vaderlijke huizen uit Gersom (1 Chronicles 13:7-1 Chronicles 13:11) niet andermaal meegedeeld.
Vers 1
1. Aangaande nu de kinderen van Aron, die in 1 Chronicles 23:13 voorbijgegaan waren, omdat zij de van de Levieten afgezonderde priesterstand vormen, dit waren hun verdelingen. De zonen van Aron waren (Exodus 6:23) Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar.Vers 1
1. Aangaande nu de kinderen van Aron, die in 1 Chronicles 23:13 voorbijgegaan waren, omdat zij de van de Levieten afgezonderde priesterstand vormen, dit waren hun verdelingen. De zonen van Aron waren (Exodus 6:23) Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar.Vers 2
2. Maar Nadab stierf, en Abihu ook, door het vuur van Gods toorn (Leviticus 0:1) voor het aangezicht van hun vader, en zij hadden geen kinderen, zodat deze beide zijtakken van het Aronietische geslacht dadelijk uitstierven. En Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt, en zetten het priesterlijk geslacht alleen verder voort.Vers 2
2. Maar Nadab stierf, en Abihu ook, door het vuur van Gods toorn (Leviticus 0:1) voor het aangezicht van hun vader, en zij hadden geen kinderen, zodat deze beide zijtakken van het Aronietische geslacht dadelijk uitstierven. En Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt, en zetten het priesterlijk geslacht alleen verder voort.Vers 3
3. David nu verdeelde hen z dat zij met hun twee zijtakken, onder de beide hogepriesters (1 Chronicles 18:16) als hoofden, twee hoofdklassen vormden, en wel Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst.Vers 3
3. David nu verdeelde hen z dat zij met hun twee zijtakken, onder de beide hogepriesters (1 Chronicles 18:16) als hoofden, twee hoofdklassen vormden, en wel Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst.Vers 4
4. En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot 1)hoofden van de mannen dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden.En hij deelde hen zo af, dat hij tevens de hoofden van de 24 priester-orden er door bepaalde, namelijk, van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden van de vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen 2), acht.1) Tot, in de zin van, in betrekking tot.
2) Naar hun vaderlijke huizen, zo heeft de Staten-Vertaling. De grondtekst eist echter de vertaling van hoofden van de vaderlijke huizen, omdat het woord hoofden hier herhaald moet worden en in de grondtekst is weggelaten, omdat het al eenmaal stond bij de vermelding van de vaderlijke huizen van Eleazar.
Vers 4
4. En van de kinderen van Eleazar werden meer gevonden tot 1)hoofden van de mannen dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen afdeelden.En hij deelde hen zo af, dat hij tevens de hoofden van de 24 priester-orden er door bepaalde, namelijk, van de kinderen van Eleazar waren zestien hoofden van de vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen 2), acht.1) Tot, in de zin van, in betrekking tot.
2) Naar hun vaderlijke huizen, zo heeft de Staten-Vertaling. De grondtekst eist echter de vertaling van hoofden van de vaderlijke huizen, omdat het woord hoofden hier herhaald moet worden en in de grondtekst is weggelaten, omdat het al eenmaal stond bij de vermelding van de vaderlijke huizen van Eleazar.
Vers 5
5. En zij deelden hen, wat de orde betrof, waarin die 24 afdelingen elkaar zouden opvolgen, door loten af, dezen met genen, de een zowel als de andere, want de oversten van het heiligdom 1), en de oversten van God waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar, uit beide hoofdklassen, zowel van Eleazars als van Ithamars nakomelingen, zolang het hogepriesterschap bediend was (Numbers 25:13), en hij wilde nu niet in schijnbare partijdigheid de ene tak boven de andere begunstigen, maar de Heere zelf over de volgorde laten beslissen. 1) In het Hebreeën Saree-kodesch. Beter heilige oversten. Deze uitdrukking wordt afgewisseld met die van oversten van de priesters (2 Chronicles 36:14). Oversten van God worden zij vervolgens genoemd, omdat zij in gemeenschap met God stonden en in het bijzonder Zijn dienaren waren. Sommigen, die nog verschil tussen beide uitdrukkingen zoeken, zijn van gevoelen, dat onder oversten van God de Hogepriesters verstaan moeten worden, omdat zij vergunning hadden te naderen tot het Heilige der heiligen.Vers 5
5. En zij deelden hen, wat de orde betrof, waarin die 24 afdelingen elkaar zouden opvolgen, door loten af, dezen met genen, de een zowel als de andere, want de oversten van het heiligdom 1), en de oversten van God waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar, uit beide hoofdklassen, zowel van Eleazars als van Ithamars nakomelingen, zolang het hogepriesterschap bediend was (Numbers 25:13), en hij wilde nu niet in schijnbare partijdigheid de ene tak boven de andere begunstigen, maar de Heere zelf over de volgorde laten beslissen. 1) In het Hebreeën Saree-kodesch. Beter heilige oversten. Deze uitdrukking wordt afgewisseld met die van oversten van de priesters (2 Chronicles 36:14). Oversten van God worden zij vervolgens genoemd, omdat zij in gemeenschap met God stonden en in het bijzonder Zijn dienaren waren. Sommigen, die nog verschil tussen beide uitdrukkingen zoeken, zijn van gevoelen, dat onder oversten van God de Hogepriesters verstaan moeten worden, omdat zij vergunning hadden te naderen tot het Heilige der heiligen.Vers 6
6. En Semaja, de zoon van Nethaneël, de schrijver uit de Levieten, die het register van de priesters en Levieten hield, dat aanduidde in welke orde zij hunnen dienst moesten verrichten, schreef hen op, tekende de namen van de hoofden van die 24 orden op, voor het aangezicht van de koning, en van de vorsten, en van de ene hogepriester Zadok, en van Abimelech, de zoon van Abjathar, de andere hogepriester, en van de hoofden van de vaderen onder de priesters en onder de Levieten. Opdat zij al tezamen zich konden overtuigen hoe alles hier ordelijk en eerlijk toeging, deed hij de met de namen beschreven briefjes in twee bussen, en liet hierop bij afwisseling het lot trekken: namelijk n vaderlijk huis werd genomen voor Eleazar, en van gelijken werd genomen voor Ithamar.Indien men de loting zich zo voorstelt, dat het eerste lot genomen werd uit de bus, waarin de namen van de hoofden van de vaderlijke huizen uit de lijn Eleazar zich bevonden, maar het tweede lot uit de andere bus, waarin de briefjes waren met de namen van de hoofden van de vaderlijke huizen uit Ithamar's lijn, dan heeft men op deze wijze acht malen geloot, totdat Ithamar's bus leeg was (zie 1 Chronicles 24:4) en voor de laatste acht orden alleen uit Eleazar's bus nog loten getrokken konden worden. Men kan bovenstaande woorden ook zo opvatten, dat ieder vaderlijk huis van Ithamar voor twee lotingen zou gelden, en dat zo op iedere twee huizen van Eleazar n huis van Ithamar volgde. Werd dus met Eleazar begonnen, zo zou de opeenvolging aldus geweest Zijn: 1, 2 lot Eleazar 3 lot Ithamar, 4, 5 lot Eleazar, 6 lot Ithamar enz. Naar deze opvatting zullen wij het volgende verklaren..
Vers 6
6. En Semaja, de zoon van Nethaneël, de schrijver uit de Levieten, die het register van de priesters en Levieten hield, dat aanduidde in welke orde zij hunnen dienst moesten verrichten, schreef hen op, tekende de namen van de hoofden van die 24 orden op, voor het aangezicht van de koning, en van de vorsten, en van de ene hogepriester Zadok, en van Abimelech, de zoon van Abjathar, de andere hogepriester, en van de hoofden van de vaderen onder de priesters en onder de Levieten. Opdat zij al tezamen zich konden overtuigen hoe alles hier ordelijk en eerlijk toeging, deed hij de met de namen beschreven briefjes in twee bussen, en liet hierop bij afwisseling het lot trekken: namelijk n vaderlijk huis werd genomen voor Eleazar, en van gelijken werd genomen voor Ithamar.Indien men de loting zich zo voorstelt, dat het eerste lot genomen werd uit de bus, waarin de namen van de hoofden van de vaderlijke huizen uit de lijn Eleazar zich bevonden, maar het tweede lot uit de andere bus, waarin de briefjes waren met de namen van de hoofden van de vaderlijke huizen uit Ithamar's lijn, dan heeft men op deze wijze acht malen geloot, totdat Ithamar's bus leeg was (zie 1 Chronicles 24:4) en voor de laatste acht orden alleen uit Eleazar's bus nog loten getrokken konden worden. Men kan bovenstaande woorden ook zo opvatten, dat ieder vaderlijk huis van Ithamar voor twee lotingen zou gelden, en dat zo op iedere twee huizen van Eleazar n huis van Ithamar volgde. Werd dus met Eleazar begonnen, zo zou de opeenvolging aldus geweest Zijn: 1, 2 lot Eleazar 3 lot Ithamar, 4, 5 lot Eleazar, 6 lot Ithamar enz. Naar deze opvatting zullen wij het volgende verklaren..
Vers 7
7. Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib 1), het tweede voor Jedaja, uit de lijn Eleazar (1 Chronicles 9:10).1) Tot deze dagorde behoorde later de priester Mattathias met zijn zonen en nakomelingen, de Chasmoneërs tot op Antigonus, die Herodus de Grote liet ombrengen (1 Makk. 2:1). Maar ook de bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus beroemt zich, dat hij niet alleen van priesterlijke afkomst in het algemeen was, maar inzonderheid ook, althans van de zijde van zijn moeder, uit de eerste van de 24 priesterorden afstamde, en dus met het koningsgeslacht van de Chasmoneën verwant was. In het eerste jaar van keizer Galigula (dus 87 jaren na Christus) aan Matthias, (bijgenaamd de gebochelde) te Jeruzalem geboren, onderscheidde hij zich reeds als knaap door zijne talenten en werd hij tot priester en schriftgeleerde bestemd. Hij liet zich achtereenvolgens in de gemeenschap van de Farizeeën, van de Sadduceeën en in de orde van de Esseërs opnemen en bracht daarna nog 3 jaren bij de kluizenaar Banus door; zijn levendig, praktisch, maar tevens eerzuchtig karakter trok hem echter het meest tot de heersende rechtgelovige sekte van de Farizeeën heen, in wier handen de eigenlijke leiding van het volk was. Hij koos dus haar zijde en bleef haar ook in zoverre getrouw, als het Farizeïsme met Griekse geestesbeschaving en een in de grote, voorname wereld gebruikelijke levenswijze zich verdroeg. In het jaar 63 na Christus reisde hij (onder dergelijke ontmoetingen als de Apostel Paulus enige jaren vroeger) naar Rome, werd aldaar door een Joodse toneelspeler van keizer Nero met keizerin Poppea, begunstigster van het Jodendom, bekend, en keerde met rijke geschenken door haar bedeeld, naar zijn vaderland terug. Niet lang na zijn terugkomst brak de opstand der Joden tegen de Romeinen uit (in het jaar 66 na Christus): hij nam er deel aan en werd bevelhebber in Galilea, maar moest zich reeds in het volgende jaar bij de inneming van Jotapata (Joshua 19:14) aan de Romeinen overgeven. Zijn voorspelling, waarbij hij aan de Romeinse veldheer Vespasianus, aan wie Nero de leiding van de strijd tegen de Joden had opgedragen, de keizerlijke waardigheid voorzegde, redde hem het leven, en deed hem de gunst winnen van deze man, maar vooral van diens zoon Titus; hem ter ere nam hij dan ook de bijnaam Flavius aan, was bij de belegering en verwoesting van Jeruzalem tegenwoordig, werd door de Romeinen tot onderhandelaar tussen hen en de Joden gebruikt, en begaf zich later naar Rome, om zich aan de studie te wijden. Maar toen met Domitianus het Flavische keizerhuis in het jaar 96 na Christus uitstierf, schijnt hij niet meer in betrekking tot het keizerlijke hof te hebben gestaan. Wanneer hij gestorven is, is niet nauwkeurig te bepalen; maar waarschijnlijk heeft hij nog omstreeks het jaar 103 na Christus geleefd. Van zijn werken zijn tot ons gekomen 1) 7 boeken over de Joodse strijd, 2) 20 boeken over Joodse geschiedenis en oudheidkunde, 3) zijn levensbeschrijving als aanhangsel tot het voorgaande geschrift, 4) 2 boeken strijdschriften tegen Apion over de hoge ouderdom van het Joodse volk. Over de plaats (Archaeol, XVIII. 3; 3) waarin hij ook de Heere Jezus vermeldt, zie John 1:51.
Vers 7
7. Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib 1), het tweede voor Jedaja, uit de lijn Eleazar (1 Chronicles 9:10).1) Tot deze dagorde behoorde later de priester Mattathias met zijn zonen en nakomelingen, de Chasmoneërs tot op Antigonus, die Herodus de Grote liet ombrengen (1 Makk. 2:1). Maar ook de bekende Joodse geschiedschrijver Flavius Josefus beroemt zich, dat hij niet alleen van priesterlijke afkomst in het algemeen was, maar inzonderheid ook, althans van de zijde van zijn moeder, uit de eerste van de 24 priesterorden afstamde, en dus met het koningsgeslacht van de Chasmoneën verwant was. In het eerste jaar van keizer Galigula (dus 87 jaren na Christus) aan Matthias, (bijgenaamd de gebochelde) te Jeruzalem geboren, onderscheidde hij zich reeds als knaap door zijne talenten en werd hij tot priester en schriftgeleerde bestemd. Hij liet zich achtereenvolgens in de gemeenschap van de Farizeeën, van de Sadduceeën en in de orde van de Esseërs opnemen en bracht daarna nog 3 jaren bij de kluizenaar Banus door; zijn levendig, praktisch, maar tevens eerzuchtig karakter trok hem echter het meest tot de heersende rechtgelovige sekte van de Farizeeën heen, in wier handen de eigenlijke leiding van het volk was. Hij koos dus haar zijde en bleef haar ook in zoverre getrouw, als het Farizeïsme met Griekse geestesbeschaving en een in de grote, voorname wereld gebruikelijke levenswijze zich verdroeg. In het jaar 63 na Christus reisde hij (onder dergelijke ontmoetingen als de Apostel Paulus enige jaren vroeger) naar Rome, werd aldaar door een Joodse toneelspeler van keizer Nero met keizerin Poppea, begunstigster van het Jodendom, bekend, en keerde met rijke geschenken door haar bedeeld, naar zijn vaderland terug. Niet lang na zijn terugkomst brak de opstand der Joden tegen de Romeinen uit (in het jaar 66 na Christus): hij nam er deel aan en werd bevelhebber in Galilea, maar moest zich reeds in het volgende jaar bij de inneming van Jotapata (Joshua 19:14) aan de Romeinen overgeven. Zijn voorspelling, waarbij hij aan de Romeinse veldheer Vespasianus, aan wie Nero de leiding van de strijd tegen de Joden had opgedragen, de keizerlijke waardigheid voorzegde, redde hem het leven, en deed hem de gunst winnen van deze man, maar vooral van diens zoon Titus; hem ter ere nam hij dan ook de bijnaam Flavius aan, was bij de belegering en verwoesting van Jeruzalem tegenwoordig, werd door de Romeinen tot onderhandelaar tussen hen en de Joden gebruikt, en begaf zich later naar Rome, om zich aan de studie te wijden. Maar toen met Domitianus het Flavische keizerhuis in het jaar 96 na Christus uitstierf, schijnt hij niet meer in betrekking tot het keizerlijke hof te hebben gestaan. Wanneer hij gestorven is, is niet nauwkeurig te bepalen; maar waarschijnlijk heeft hij nog omstreeks het jaar 103 na Christus geleefd. Van zijn werken zijn tot ons gekomen 1) 7 boeken over de Joodse strijd, 2) 20 boeken over Joodse geschiedenis en oudheidkunde, 3) zijn levensbeschrijving als aanhangsel tot het voorgaande geschrift, 4) 2 boeken strijdschriften tegen Apion over de hoge ouderdom van het Joodse volk. Over de plaats (Archaeol, XVIII. 3; 3) waarin hij ook de Heere Jezus vermeldt, zie John 1:51.
Vers 8
8. Het derde lot ging uit voor Harim, uit de lijn Ithamar (Ezra 2:39; Ezra 10:21), het vierde voor Seorim.Vers 8
8. Het derde lot ging uit voor Harim, uit de lijn Ithamar (Ezra 2:39; Ezra 10:21), het vierde voor Seorim.Vers 9
9. Het vijfde voor Malchia, uit de lijn Eleazar 1 Chronicles 9:12), het zesde voor Mijamin, uit de lijn Ithamar.Vers 9
9. Het vijfde voor Malchia, uit de lijn Eleazar 1 Chronicles 9:12), het zesde voor Mijamin, uit de lijn Ithamar.Vers 10
10. Het zevende voor Hakkoz, (Ezra 2:61), het achtste voor Abia 1), uit de lijn Eleazar.1) Tot de achtste dagorde, die van Abia, behoorde ook de priester Zacharias, de vader van Johannes de Doper (Luke 1:5). Omdat wij nu uit de Talmud zowel als uit Josefus weten, dat op de 9 Ab. (overeenkomende met onze maand Augustus) van het jaar 70 na Christus de tempel te Jeruzalem is verwoest, (in de avond van 8 Ab, toen werd als op het einde van een Sabbat het eerste vuur in de tempel geworpen, en op de 10 van diezelfde maand was de verwoesting volbracht (2 Kings 25:8) en de avond te voren de eerste priesterklasse, die van Jojarib (1 Chronicles 24:7) juist weer in dienst getreden was zo blijkt, wanneer men terugrekent, dat in het jaar 6 v r Christus, in welk jaar de aankondiging van de Engel aan Zacharias valt, de priesterorde Abia haar dienst voor de eerste maal van 18 tot 23 April, de tweede maal van 3 tot 9 October verricht heeft. Op de 23ste April `s avonds verliet Zacharias de tempel, hij kon de 24ste thuis zijn. De overlevering stelt echter de aankondiging niet op deze dag maar 5 maanden later, namelijk op de 24 September. Om de overigens nog bij de berekening in acht te nemen omstandigheden (Mt 2:2) houden wij de overlevering hier voor des te nauwkeuriger, omdat bij Zacharias en zijn vrouw in het algemeen, zoals bij Abraham en Sara, het wachten op de belofte wezenlijk behoort tot de plaats, die zij in de geschiedenis van het Godsrijk inneemt. Wij zullen er ons later uitvoeriger over verklaren. Pas van de 24ste September van het jaar 6 v r Christus berekenen wij dan verder de aanvangstermijn voor de in Luke 1:26 opgegeven 6 maanden, houden voor de dag van de boodschap aan Maria de 24ste Maart, en voor die van de geboorte van Christus de 25ste December van het jaar 5 v r Christus. Het bevreemde de lezer niet, dat wij Christus laten geboren zijn vijf jaren v r de geboorte van Christus, het is namelijk een zo goed als uitgemaakte zaak, dat onze gewone tijdrekening van 4 tot 5 jaren te laat rekent (Mt 2:1)..
Vers 10
10. Het zevende voor Hakkoz, (Ezra 2:61), het achtste voor Abia 1), uit de lijn Eleazar.1) Tot de achtste dagorde, die van Abia, behoorde ook de priester Zacharias, de vader van Johannes de Doper (Luke 1:5). Omdat wij nu uit de Talmud zowel als uit Josefus weten, dat op de 9 Ab. (overeenkomende met onze maand Augustus) van het jaar 70 na Christus de tempel te Jeruzalem is verwoest, (in de avond van 8 Ab, toen werd als op het einde van een Sabbat het eerste vuur in de tempel geworpen, en op de 10 van diezelfde maand was de verwoesting volbracht (2 Kings 25:8) en de avond te voren de eerste priesterklasse, die van Jojarib (1 Chronicles 24:7) juist weer in dienst getreden was zo blijkt, wanneer men terugrekent, dat in het jaar 6 v r Christus, in welk jaar de aankondiging van de Engel aan Zacharias valt, de priesterorde Abia haar dienst voor de eerste maal van 18 tot 23 April, de tweede maal van 3 tot 9 October verricht heeft. Op de 23ste April `s avonds verliet Zacharias de tempel, hij kon de 24ste thuis zijn. De overlevering stelt echter de aankondiging niet op deze dag maar 5 maanden later, namelijk op de 24 September. Om de overigens nog bij de berekening in acht te nemen omstandigheden (Mt 2:2) houden wij de overlevering hier voor des te nauwkeuriger, omdat bij Zacharias en zijn vrouw in het algemeen, zoals bij Abraham en Sara, het wachten op de belofte wezenlijk behoort tot de plaats, die zij in de geschiedenis van het Godsrijk inneemt. Wij zullen er ons later uitvoeriger over verklaren. Pas van de 24ste September van het jaar 6 v r Christus berekenen wij dan verder de aanvangstermijn voor de in Luke 1:26 opgegeven 6 maanden, houden voor de dag van de boodschap aan Maria de 24ste Maart, en voor die van de geboorte van Christus de 25ste December van het jaar 5 v r Christus. Het bevreemde de lezer niet, dat wij Christus laten geboren zijn vijf jaren v r de geboorte van Christus, het is namelijk een zo goed als uitgemaakte zaak, dat onze gewone tijdrekening van 4 tot 5 jaren te laat rekent (Mt 2:1)..
Vers 11
11. Het negende lot ging voor Jesua, uit de lijn Ithamar; het tiende voor Sechanja.Vers 11
11. Het negende lot ging voor Jesua, uit de lijn Ithamar; het tiende voor Sechanja.Vers 12
12. Het elfde voor Eljasib, uit de lijn Eleazar het twaalfde voor Jakim, uit de lijn Ithamar.Vers 12
12. Het elfde voor Eljasib, uit de lijn Eleazar het twaalfde voor Jakim, uit de lijn Ithamar.Vers 13
13. Het dertiende voor Huppa, het veertiende voor Jesebeab, uit de lijn Eleazar;Vers 13
13. Het dertiende voor Huppa, het veertiende voor Jesebeab, uit de lijn Eleazar;Vers 14
14. Het vijftiende voor Bilga, uit de lijn Ithamar; het zestiende voor Immer (1 Chronicles 9:12);Vers 14
14. Het vijftiende voor Bilga, uit de lijn Ithamar; het zestiende voor Immer (1 Chronicles 9:12);Vers 15
15. Het zeventiende voor Hezir, uit de lijn Eleazar; het achttiende voor Happizzes, uit de lijn Ithamar;Vers 15
15. Het zeventiende voor Hezir, uit de lijn Eleazar; het achttiende voor Happizzes, uit de lijn Ithamar;Vers 16
16. Het negentiende voor Petahjah; het twintigste voor Jehezkel, uit de lijn Eleazar;Vers 16
16. Het negentiende voor Petahjah; het twintigste voor Jehezkel, uit de lijn Eleazar;Vers 17
17. Het eenentwintigste voor Jachin, uit de lijn Ithamar; het tweeentwintigste voor Gamul;Vers 17
17. Het eenentwintigste voor Jachin, uit de lijn Ithamar; het tweeentwintigste voor Gamul;Vers 18
18. Het drieentwintigste voor Delaja, uit de lijn Eleazar; het vierentwintigste voor Mazja, uit de lijn Ithamar.Vers 18
18. Het drieentwintigste voor Delaja, uit de lijn Eleazar; het vierentwintigste voor Mazja, uit de lijn Ithamar.Vers 19
19. Het ambt van dezen, de kinderen van Aron, in hun dienst was te gaan in het huis van de Heere, naar hun ordening door de hand van Aron, hun vader, overeenkomstig de ordening, die door hun vader Aron voor hen vastgesteld was, zoals hem de Heere, de God van Israël, geboden had.Ieder van deze 24 priesterorden moest een week lang de priesterlijke dienst verrichten, en kwam dus iedere 24 weken of 168 dagen opnieuw, dus in ieder jaar minstens tweemaal, aan de beurt; zij trad op en af aan het einde van de Sabbat; maar dezelfde afwisseling vond ook plaats bij de 24 orden van de Levieten zowel als bij de portiers (1 Chronicles 26:1-1 Chronicles 26:19. 2 Koningen .11:5-9).
Vers 19
19. Het ambt van dezen, de kinderen van Aron, in hun dienst was te gaan in het huis van de Heere, naar hun ordening door de hand van Aron, hun vader, overeenkomstig de ordening, die door hun vader Aron voor hen vastgesteld was, zoals hem de Heere, de God van Israël, geboden had.Ieder van deze 24 priesterorden moest een week lang de priesterlijke dienst verrichten, en kwam dus iedere 24 weken of 168 dagen opnieuw, dus in ieder jaar minstens tweemaal, aan de beurt; zij trad op en af aan het einde van de Sabbat; maar dezelfde afwisseling vond ook plaats bij de 24 orden van de Levieten zowel als bij de portiers (1 Chronicles 26:1-1 Chronicles 26:19. 2 Koningen .11:5-9).
Vers 20
20. Van de overige kinderen van Levi nu 1), die Kehathieten, die niet insgelijks priesters maar slechts priesterknechten moesten zijn (1 Chronicles 23:12), was van de kinderen van Amram, het vaderlijke huis van de in 1 Chronicles 23:16 als kleinzoon van Mozes, uit zijn oudste zoon Gerson genoemde Subaël, de eerste orde, die aangeduid werd; van de kinderen van Subaël was echter het hoofd ten tijde van David, Jechdeja.1) Het opschrift "van de overige kinderen van Levi" (1 Chronicles 24:20) vergeleken met het onderschrift: "en ook zij wierpen later, zoals de broeders de zonen van Aron," (1 Chronicles 24:31) laat een opgave van die Levitische klassen verwachten, welke tot handreiking, d.i. als helpers van de Priesters voor de dienst bij het huis van God dienden.
De overigen zijn de na de optelling van de Priesters nog overige Levieten. Daaronder kan men wel is waar de gezamenlijke Levieten, buiten de Aronieten (of Priesters), verstaan, alleen deels de aanmerking van het onderschrift, dat zij, gelijk de zonen van Aron, het lot wierpen, deels de omstandigheid, dat in 1 Chronicles 25:1 de 24 ordeningen van de zangers en musici, in 1 Chronicles 26:1-1 Chronicles 26:19 de afdelingen der deurwachters en in 1 Chronicles 26:20-1 Chronicles 26:32 de opzieners over de schatten en de Schrijvers en de Rechters nog in het bijzonder worden opgeteld, bewijzen, dat onze afdeling slechts handelt van die Levieten-klassen, die bij de eredienst in het bijzonder werden aangesteld..
Vers 20
20. Van de overige kinderen van Levi nu 1), die Kehathieten, die niet insgelijks priesters maar slechts priesterknechten moesten zijn (1 Chronicles 23:12), was van de kinderen van Amram, het vaderlijke huis van de in 1 Chronicles 23:16 als kleinzoon van Mozes, uit zijn oudste zoon Gerson genoemde Subaël, de eerste orde, die aangeduid werd; van de kinderen van Subaël was echter het hoofd ten tijde van David, Jechdeja.1) Het opschrift "van de overige kinderen van Levi" (1 Chronicles 24:20) vergeleken met het onderschrift: "en ook zij wierpen later, zoals de broeders de zonen van Aron," (1 Chronicles 24:31) laat een opgave van die Levitische klassen verwachten, welke tot handreiking, d.i. als helpers van de Priesters voor de dienst bij het huis van God dienden.
De overigen zijn de na de optelling van de Priesters nog overige Levieten. Daaronder kan men wel is waar de gezamenlijke Levieten, buiten de Aronieten (of Priesters), verstaan, alleen deels de aanmerking van het onderschrift, dat zij, gelijk de zonen van Aron, het lot wierpen, deels de omstandigheid, dat in 1 Chronicles 25:1 de 24 ordeningen van de zangers en musici, in 1 Chronicles 26:1-1 Chronicles 26:19 de afdelingen der deurwachters en in 1 Chronicles 26:20-1 Chronicles 26:32 de opzieners over de schatten en de Schrijvers en de Rechters nog in het bijzonder worden opgeteld, bewijzen, dat onze afdeling slechts handelt van die Levieten-klassen, die bij de eredienst in het bijzonder werden aangesteld..
Vers 21
21. Aangaande Rehabja, het andere vaderlijke huis van de van Mozes afstammende Amramieten, die onder de stam van de Levieten gerekend werden (1 Chronicles 23:17): van de kinderen van Rehabja was Jissia het hoofd, niet te verwarren met de Leviet van dezelfde naam, die in 1 Chronicles 24:25 voorkomt.Vers 21
21. Aangaande Rehabja, het andere vaderlijke huis van de van Mozes afstammende Amramieten, die onder de stam van de Levieten gerekend werden (1 Chronicles 23:17): van de kinderen van Rehabja was Jissia het hoofd, niet te verwarren met de Leviet van dezelfde naam, die in 1 Chronicles 24:25 voorkomt.Vers 22
22. Van de Jizharieten, het tweede geslacht van de Kehathieten, was het vaderlijke huis Selomoth of Salomith, datgene, dat een nieuwe orde, de derde onder de Kehathieten, uitmaakte; van de kinderen van Selomoth nu was Jahath, het hoofd.Vers 22
22. Van de Jizharieten, het tweede geslacht van de Kehathieten, was het vaderlijke huis Selomoth of Salomith, datgene, dat een nieuwe orde, de derde onder de Kehathieten, uitmaakte; van de kinderen van Selomoth nu was Jahath, het hoofd.Vers 23
23. En van de kinderen van Hebron, de derde afdeling van de Kehathieten, was, zoals reeds in 1 Chronicles 23:19 vermeld is, Jeria, de eerste, Amarja de tweede, Jahaziël de derde, Jekameam de vierde; dit geslacht bevatte dus 4 orden.Vers 23
23. En van de kinderen van Hebron, de derde afdeling van de Kehathieten, was, zoals reeds in 1 Chronicles 23:19 vermeld is, Jeria, de eerste, Amarja de tweede, Jahaziël de derde, Jekameam de vierde; dit geslacht bevatte dus 4 orden.Vers 24
24. Van de kinderen van Uzziël was Micha degene, die een orde van dit geslacht vormde (1 Chronicles 23:20); van de kinderen van Micha was het hoofd Samir.Vers 24
24. Van de kinderen van Uzziël was Micha degene, die een orde van dit geslacht vormde (1 Chronicles 23:20); van de kinderen van Micha was het hoofd Samir.Vers 25
25. De broeder van Micha, die de andere orde vormde (1 Chronicles 23:20), was Jissia; van de kinderen van Jissia was het hoofd Zecharja.Vers 25
25. De broeder van Micha, die de andere orde vormde (1 Chronicles 23:20), was Jissia; van de kinderen van Jissia was het hoofd Zecharja.Vers 26
26. De kinderen van Merari, het derde geslacht van de Levieten (vgl. 1 Chronicles 23:21-1 Chronicles 23:23), waren Maheli, en Musi. De kinderen van Jazia waren Beno.Vers 26
26. De kinderen van Merari, het derde geslacht van de Levieten (vgl. 1 Chronicles 23:21-1 Chronicles 23:23), waren Maheli, en Musi. De kinderen van Jazia waren Beno.Vers 27
27. De kinderen van Merari van Jazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri.Vers 27
27. De kinderen van Merari van Jazia waren Beno, en Soham, en Zakkur, en Hibri.Vers 28
28. Van Maheli, de oudste van Merari's zonen, was de oudste zoon Eleazar; en die, namelijk Eleazar (1 Chronicles 23:22), had geen kinderen.Vers 28
28. Van Maheli, de oudste van Merari's zonen, was de oudste zoon Eleazar; en die, namelijk Eleazar (1 Chronicles 23:22), had geen kinderen.Vers 29
29. Aangaande Kis, zijn oudere zoon, komen dus alleen nakomelingen van hem in aanmerking: de kinderen van Kis waren Jerahmeël.Vers 29
29. Aangaande Kis, zijn oudere zoon, komen dus alleen nakomelingen van hem in aanmerking: de kinderen van Kis waren Jerahmeël.Vers 30
30. En de kinderen van Musi, die behalve de in 1 Chronicles 24:26 genoemde Jazia insgelijks vaderlijke huizen vormden, waren Maheli, en Eder, en Jerimoth. Deze, de van 1 Chronicles 24:20 1 Chronicles 24:24:20 af opgegeven namen, zijn de kinderen van de Levieten, naar hun vaderlijke huizen 1). 1) Dat hier van de Gersonieten geen sprake is, komt, omdat deze niet onmiddellijk tot de eredienst in betrekking stonden, maar alleen (1 Chronicles 26:20) waren verordend tot het opzicht over de schatten van het heiligdom.Vers 30
30. En de kinderen van Musi, die behalve de in 1 Chronicles 24:26 genoemde Jazia insgelijks vaderlijke huizen vormden, waren Maheli, en Eder, en Jerimoth. Deze, de van 1 Chronicles 24:20 1 Chronicles 24:24:20 af opgegeven namen, zijn de kinderen van de Levieten, naar hun vaderlijke huizen 1). 1) Dat hier van de Gersonieten geen sprake is, komt, omdat deze niet onmiddellijk tot de eredienst in betrekking stonden, maar alleen (1 Chronicles 26:20) waren verordend tot het opzicht over de schatten van het heiligdom.Vers 31
31. En zij wierpen ook loten, om de beurten door Goddelijke leiding aan te geven waarin zij, naast hun broeders, de zonen van Aron, (1 Chronicles 24:19) hun ambt bekleden zouden, voor het aangezicht van de koning David 1), en Zadok, en Ahimelech, en van de hoofden van de vaderen onder de priesters en onder de Levieten (1 Chronicles 24:6); het hoofd van de vaders tegen zijn kleinste broer 2). Er zou geen rang of voorrang zijn, maar allen zouden gelijk wezen; naar het lot zou de tijd van hun bediening worden aangewezen.1) De aldus bepaalde volgorde van de 24 Levieten-orden, en aan welke priesterorden ieder van hen was toegevallen, wordt ons nergens meegedeeld..
Tellen wij nu alle in onze afdeling genoemde hoofden tezamen, dan zijn het 15, die, ingeval door de vaderhuizen van de Hebronieten en de tak van de Merarieten, de Musieten, waarbij de hoofden van de klassen niet genoemd zijn, ieder vaderhuis slechts n klasse gevormd werd, slechts 15 klassen hebben uitgemaakt. Het is echter wel denkbaar, dat van de vaderhuizen van de Hebronieten en Musieten velen zo talrijk waren, dat zij meer dan n klasse vormden, zodat uit de 1 Chronicles 24:20-1 Chronicles 24:29 genoemde Levieten-geslachten 24 klassen gevormd konden worden. Het onderschrift, dat zij het lot zoals hun broeders wierpen, maakt dit waarschijnlijk en de analogie van de indeling van de zangers in 24 klassen (1 Chronicles 25:1) brengt deze waarschijnlijkheid wel tot zekerheid, dat de tot dienstbetoning aan de Priesters bestemde Levieten, in even zo vele dienstklassen werden gedeeld, ofschoon een uitdrukkelijke opgave daaromtrent ontbreekt en in het Oude Testament nergens een aanduiding omtrent de volgorde van de Levieten gevonden wordt..
2) De betekenis is, dat het lot een gelijke verdeling, zonder onderscheid, aanbracht. De Vulgata vertaalt: tam majores quam minores; omnes sors aequaliter dividebat.
Vers 31
31. En zij wierpen ook loten, om de beurten door Goddelijke leiding aan te geven waarin zij, naast hun broeders, de zonen van Aron, (1 Chronicles 24:19) hun ambt bekleden zouden, voor het aangezicht van de koning David 1), en Zadok, en Ahimelech, en van de hoofden van de vaderen onder de priesters en onder de Levieten (1 Chronicles 24:6); het hoofd van de vaders tegen zijn kleinste broer 2). Er zou geen rang of voorrang zijn, maar allen zouden gelijk wezen; naar het lot zou de tijd van hun bediening worden aangewezen.1) De aldus bepaalde volgorde van de 24 Levieten-orden, en aan welke priesterorden ieder van hen was toegevallen, wordt ons nergens meegedeeld..
Tellen wij nu alle in onze afdeling genoemde hoofden tezamen, dan zijn het 15, die, ingeval door de vaderhuizen van de Hebronieten en de tak van de Merarieten, de Musieten, waarbij de hoofden van de klassen niet genoemd zijn, ieder vaderhuis slechts n klasse gevormd werd, slechts 15 klassen hebben uitgemaakt. Het is echter wel denkbaar, dat van de vaderhuizen van de Hebronieten en Musieten velen zo talrijk waren, dat zij meer dan n klasse vormden, zodat uit de 1 Chronicles 24:20-1 Chronicles 24:29 genoemde Levieten-geslachten 24 klassen gevormd konden worden. Het onderschrift, dat zij het lot zoals hun broeders wierpen, maakt dit waarschijnlijk en de analogie van de indeling van de zangers in 24 klassen (1 Chronicles 25:1) brengt deze waarschijnlijkheid wel tot zekerheid, dat de tot dienstbetoning aan de Priesters bestemde Levieten, in even zo vele dienstklassen werden gedeeld, ofschoon een uitdrukkelijke opgave daaromtrent ontbreekt en in het Oude Testament nergens een aanduiding omtrent de volgorde van de Levieten gevonden wordt..
2) De betekenis is, dat het lot een gelijke verdeling, zonder onderscheid, aanbracht. De Vulgata vertaalt: tam majores quam minores; omnes sors aequaliter dividebat.