Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 7". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/isaiah-7.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Isaiah 7". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 7Dit hoofdstuk is een gelegenheidspreek waarin de profeet beide van goedertierenheid en recht zingt voor hen, die geen van beide bemerkten of verstonden, hij speelde voor hen op de fluit, maar zij dansten niet, hij zong hun klaagliederen, maar zij weenden niet. Hier is:
I. De ontsteltenis, waarin Achaz was wegens de aanval van de verbonden krijgsmachten van de Syriërs en van Israël tegen Jeruzalem, Isaiah 7:1,Isaiah 7:2.
II. De verzekering, die God hem tot zijn bemoediging zond door de profeet, dat de aanval verijdeld zou worden en Jeruzalem behouden zou blijven, Isaiah 7:3.
III. De bevestiging hiervan door een teken dat God aan Achaz gaf, toen hu weigerde om een teken te vragen, verwijzende naar Christus en onze verlossing door Hem, Isaiah 7:10.
IV. Een bedreiging van de grote verwoesting, die God over Achaz en zijn koninkrijk zal laten komen door de Assyriërs, ofschoon zij nu aan de storm ontkomen zijn, omdat zij nog in hun goddeloosheid bleven voortgaan, Isaiah 7:17. En dit is geschreven beide tot onze vertroosting en tot onze waarschuwing.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, JESAJA 7Dit hoofdstuk is een gelegenheidspreek waarin de profeet beide van goedertierenheid en recht zingt voor hen, die geen van beide bemerkten of verstonden, hij speelde voor hen op de fluit, maar zij dansten niet, hij zong hun klaagliederen, maar zij weenden niet. Hier is:
I. De ontsteltenis, waarin Achaz was wegens de aanval van de verbonden krijgsmachten van de Syriërs en van Israël tegen Jeruzalem, Isaiah 7:1,Isaiah 7:2.
II. De verzekering, die God hem tot zijn bemoediging zond door de profeet, dat de aanval verijdeld zou worden en Jeruzalem behouden zou blijven, Isaiah 7:3.
III. De bevestiging hiervan door een teken dat God aan Achaz gaf, toen hu weigerde om een teken te vragen, verwijzende naar Christus en onze verlossing door Hem, Isaiah 7:10.
IV. Een bedreiging van de grote verwoesting, die God over Achaz en zijn koninkrijk zal laten komen door de Assyriërs, ofschoon zij nu aan de storm ontkomen zijn, omdat zij nog in hun goddeloosheid bleven voortgaan, Isaiah 7:17. En dit is geschreven beide tot onze vertroosting en tot onze waarschuwing.
Verzen 1-9
Jesaja 7:1-9De opdracht van de profeet Jesaja werd vernieuwd in het jaar toen koning Uzzia stierf, Isaiah 6:1. Jotham, zijn zoon regeerde, en regeerde goed gedurende zestien jaar. Gedurende al die tijd heeft Jesaja ongetwijfeld geprofeteerd, naar het hem bevolen was, en toch hebben wij in dit boek geen van zijn profetieën, gedateerd van de regering van Jotham, maar die, welke het eerst komt, was in de dagen van Achaz, de zoon van Jotham. Vele voortreffelijke, nuttige leerredenen heeft hij uitgesproken, die niet uitgegeven of in de registers bewaard zijn, want indien alles, wat merkwaardig was, geschreven ware, de wereld zelf zou de geschreven boeken niet kunnen bevatten, John 21:25. Misschien had hij onder de regering van Achaz, een goddeloos koning, niet zoveel gelegenheid, om voor het hof te prediken, als in de tijd van Jotham, en heeft hij daarom meer geschreven tot een getuigenis tegen hen. Hier is:
I. Een zeer geducht komplot gevormd tegen Jeruzalem door Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de koning van Israël, twee naburige potentaten, die in de laatste tijd al invallen hadden gedaan in Juda, aan het einde van de regering van Jotham begon de Heer in Juda te zenden Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de zoon van Remalia, 2 Kings 15:37. Maar nu, in het tweede of derde jaar van de regering van Achaz, hebben zij, aangemoedigd door hun vorig succes, een verbond met elkaar aangegaan tegen Juda, omdat Achaz, ofschoon hij het zwaard boven zijn hoofd vond, zijn regering toch begon met afgoderij, daarom gaf hem de Heer, zijn God, in de hand van de koning van Syrië, 2 Chronicles 28:5, en in de hand van de koning van Israël, en er werd een grote slachting aangericht door hen in het koninkrijk, Isaiah 7:6,Isaiah 7:7. Trots en opgeblazen door deze overwinning trokken zij op tegen Jeruzalem, de koninklijke stad, ten oorlog tegen haar om haar te belegeren en er zich meester van te maken, maar het bleek in het einde dat zij hun doel niet konden bereiken. De zonde van een land brengt invallen van buitenlandse vijanden teweeg, en verraadt alle voordelige en gemakkelijke toegangen aan de vijand. En God maakt soms het een goddeloze volk tot een gesel voor het andere, maar gewoonlijk begint het oordeel met het huis Gods.
II. De grote benauwdheid, die over Achaz en zijn hof is gekomen toen hun dit plan bericht werd. Het werd de huize Davids aangezegd, dat Syrië en Efraïm een verbond hadden getekend tegen Juda, Isaiah 7:2. Dit ontaarde koninklijke geslacht wordt het huls Davids genoemd, om ons te herinneren aan het artikel van Gods verbond met David: Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten en in Mijn rechten niet wandelen, indien zij Mijn inzettingen ontheiligen en Mijn geboden niet houden, zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken en hun ongerechtigheid met plagen maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hen niet wegnemen, Psalms 89:31, hetgeen op merkwaardige wijze in dit hoofdstuk vervuld is. De tijding gekomen zijnde dat de legers van Syrië en Israël zich verenigd hadden en te velde waren getrokken, is er over het hof, de stad en het land een grote ontsteltenis gekomen, het hart van Achaz werd bewogen door vrees, en toen was het niet te verwonderen dat het hart van zijn volk het ook was, hun hart bewoog zich gelijk de bomen van het woud bewogen worden door de wind, zij werden geschokt en geschud en in grote verwarring gebracht, zij wankelden en waren onzeker in hun raad, heen en weer gejaagd, en konden tot geen vast besluit komen. Zij bogen zich voor de storm, en gaven alles op als verloren, daar zij het nutteloos achtten om weerstand te bieden. Nu was het de bewustheid van schuld, die hun deze angst veroorzaakte, alsmede de zwakheid van hun geloof, zij hadden God tot hun vijand gemaakt, en wisten niet hoe Hem tot hun vriend te maken, en daarom werden zij getiranniseerd door hun angsten, terwijl zij, die een onergerlijk geweten bewaren en wier hart bereid is, vertrouwende op God, niet behoeven te vrezen al veranderde de aarde haar plaats, maar de goddelozen door het geruis van een gedreven blad gejaagd worden, Leviticus 26:36.
III. De orders, die aan Jesaja gegeven worden om Achaz in zijn benauwdheid te gaan bemoedigen, niet om zijnentwil, hij verdiende niets van God te horen dan woorden van verschrikking, die nog beproeving zouden toevoegen aan zijn smart, maar omdat hij een zoon was van David, en koning was van Juda. God had vriendelijkheid voor hem om zijns vaders wil, die niet vergeten moet worden, en ter wille van zijn volk, dat niet verlaten moet worden, maar bemoedigd zou wordend indien Achaz het was.
Merk op:
1. God gebood de profeet om Achaz tegemoet te geen, hoewel deze niet om de profeet gezonden had om met hem te spreken, noch hem verzocht had om de Heer voor hem te vragen, Isaiah 7:3. Ga nu uit Achaz tegemoet. God wordt dikwijls gevonden van hen, die Hem niet zoeken, en nog veel meer zal Hij gevonden worden van hen, die Hem naarstig zoeken, Hij spreekt van vertroosting tot velen, die dit niet alleen niet waardig zijn, maar er niet eens naar vragen.
2. Hij beval hem om zijn zoontje mee te nemen, omdat er in zijn naam een prediking was Shear-Jaschub-een overblijfsel zal weerkeren. De profeten hebben soms wat zij predikten, als het ware, geregistreerd in de namen van hun kinderen, zoals Hosea 1:4, G, 9, daarom, worden Jesaja's kinderen gezegd te zijn tot tekenen, Isaiah 8:18. Deze zoon werd aldus genoemd tot bemoediging van diegenen van Gods volk, die in gevangenschap weggevoerd werden, hun verzekerende dat tenminste een overblijfsel van hen zou weerkeren, hetgeen meer is dan wij kunnen zeggen te verdienen, maar toen deed God nog meer dan Hij had beloofd, want Hij droeg zorg niet alleen dat een overblijfsel zou wederkeren, maar het volle getal van hen die door de verenigde krijgsmacht van Syrië en Israël gevangen waren genomen, 2 Chronicles 28:15.
3. Hij onderrichtte hem waar hij Achaz zou vinden, hij zal hem ontmoeten, niet in de tempel, of in de synagoge, of in de koninklijke kapel, maar aan het einde van de watergang bij de opperste vijvers, waar hij zich waarschijnlijk bevond met velen van zijn dienaren om zich heen, overleggende hoe de waterwerken te behouden voor de stad, of de vijand van het voordeel ervan te beroven, Isaiah 22:9,Isaiah 22:11, 2 Chronicles 32:3, 2 Chronicles 32:4, of om enige noodzakelijke aanwijzingen te geven om de stad zo goed zij konden te versterken en misschien heeft hij alles in een zeer slechte staat van verdediging gevonden, de waterleiding defect, en ook andere dingen in een toestand van verval, zijn vrees nam toe, en hij bevond zich in groter verlegenheid dan ooit, en daarom: Ga hem daar tegemoet. Soms zendt God zeer ter rechter tijd vertroostingen aan Zijn volk, en ten tijde als zij bevreesd zijn, moedigt Hij hen aan om op Hem te vertrouwen.
4. Hij legt hem woorden in de mond, want anders zou de profeet niet geweten hebben hoe een goede tijding te brengen aan zo'n slechte man, aan een zondaar in Zion, die bevreesd behoort te wezen, maar God bedoelde het tot steun voor de getrouwe Israëlieten.
A.De profeet moet hun vrees bestraffen en hun aanraden om er volstrekt niet aan toe te geven, maar hun bezonnenheid en hun tegenwoordigheid van geest, te behouden, Isaiah 7:4 Wacht u en weest gerust. Om gerust te zijn is behoedzaamheid nodig, om kalmte van gemoed te hebben is het nodig op onze hoede te zijn tegen de dingen die dreigen ons te verontrusten. "Vrees niet met deze ontsteltenis, deze vrees, die verzwakt en waarin pijn is en uw hart worde niet week, zodat het bezwijkt, maar hebt goede moed en wees sterk laat de vrees u niet beroven van de steun en de hulp, die u door verstand en godsdienst geboden worden." Zij die verwachten dat God hen zal helpen moeten zichzelf helpen, Psalms 27:14.
B.Hij moet hen leren, hun vijanden te verachten, niet in hoogmoed, of in valse gerustheid, of in onachtzaamheid-niets is gevaarlijker dan op die wijze zijn vijanden te verachten-maar in geloof en vertrouwen op God. Achaz' vrees noemt hen twee machtige vijanden, tegen geen van beiden was hij opgewassen, maar samengebonden zijnde, kon hij er niet eens aan denken om hun het hoofd te bieden. "Neen" zegt de profeet " zij zijn de staarten van rokende vuurhaarden en zij brengen elkaar in een nog ergere toestand door samen verbonden te zijn, zoals stukken hout die in het vuur bij elkaar gelegd zijnde, heftiger branden, maar het zijn wel rokende vuren en waar rook is daar is ook enig vuur, maar het kan niet zoveel zijn als gevreesd wordt, hun dreigementen zullen in rook opgaan, verdwijnen. Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis, Jeremiah 46:17 en Rezin de koning van Syrië, is maar rook-en dat zijn ook al de vijanden van Gods kerk, rokende vlaswieken, die spoedig uitgeblust worden, -zi zijn slechts staarten van vuurbranden, inzekere zin eeds uitgebrand, hun kracht is vergaan, zij hebben zichzelf verteerd door de hitte van hun eigen toorn, gij kunt uw voet op hen zetten en alzo hun vuur uitblussen".
De twee koninkrijken van Syrië en Israël waren nu hun ondergang reeds nabij. Hoe meer het oog hebben op God als een verterend vuur, hoe minder reden wij zullen hebben om mensen te vrezen al zijn zij nog zo woedend, ja wij zullen instaat zijn hen te verachten als zijnde slechte rokende vuurbranden.
C. Hij moet hun verzekeren dat het tegenwoordige plan van deze hoge bond- genoten-zo beschouwen zij zichzelf -tegen Jeruzalem gewis zal verijdeld zal worden, op niets zal uitlopen, Isaiah 7:5.
a. Dezelfde zaak die Achaz zo geducht en dreigend vond, wordt de oorzaak van hun nederlaag, en dat was de diepte van hun plan en de lengte van hun hoop. "Daarom zullen zij teleurgesteld en met schande teruggezonden worden, omdat zij kwaad tegen u beraadslaagd hebben, hetgeen een belediging is van God, deze vuurbranden zijn een rook in Zijn neus, Hoofdst.65:5, en daarom moeten zij uitgeblust worden".
Ten eerste: Zij zijn zeer nijdig en boosaardig, en daarom zullen zij niet voorspoedig zijn. Juda had hen geen onrecht gedaan, zij hadden zelfs geen voorwendsel om met Achaz te twisten, maar zonder enige reden zeggen zij: "Laat ons optrekken tegen Juda en het verdriet aandoen." Zij die kwellend zijn voor anderen en anderen zonder oorzaak verdriet aandoen, kunnen niet verwachten voorspoedig te zullen zijn, zij die het beminnen kwaad te doen kunnen niet verwachten dat het hun zal welgaan.
Ten tweede: Zij zijn zeer gerust, gans zeker van de overwinning: zij zullen Juda verdriet doen door er tegen op te trekken, maar dat is nog niet alles, zij twijfelen niet, of zij zullen een bres maken in de muur van Jeruzalem, breed genoeg om er hun leger door te laten binnenrukken, of zij rekenen er op het koninkrijk in twee delen te kunnen verdelen, n voor de koning van Israël, het andere voor de koning van Syrië, die een onderkoning wilde aanstellen, namelijk de zoon van Tabeal, een onbekend persoon van geen aanzien of betekenis, het is onzeker of hij een Syriër of een Israëliet was. Zo zeker waren zij ervan hun doel te zullen bereiken, dat zij de buit verdeelden v r zij hem hadden. Zij die het minst minachtend zijn, zijn gewoonlijk het minst voorspoedig, want God veracht gewis de verachters.
b.God zelf geeft hun Zijn woord, dat de aanslag niet zal geschieden, Isaiah 7:7. Alzo zegt de Heer Jahweh, de vrijmachtige Heer van allen, die de raad van de heidenen vernietigt, Psalms 33:10. Hij zegt: "Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden, hun maatregelen zullen allen verbroken worden en zij zullen niet in staat zijn hun onderneming te volvoeren." Al wat staat tegen God of denkt te kunnen staan zonder Hem, kan niet lang bestaan. De mens wikt maar God beschikt, en wie zegt iets hetwelk geschied, zo de Heer het niet beveelt, of ertegenbevel voor geeft? Lamentations 3:37. Zie Proverbs 19:21.
D. Hij moet hun ten slotte een vooruitzicht geven van het verderf van deze vijanden, die nu zulk een verschrikking voor hen waren.
a. Geen van beiden zal zijn gebied vergroten, of zijn veroveringen voortzetten. De hoofdstad van Syrië is Damaskus, en het hoofd van Damascus is Rezin, daar roemt hij in, en laat hem daarmee tevreden zijn, Isaiah 7:9. De hoofdstad van Efraïm is gedurende lange tijd Samaria geweest, en het hoofd van Samaria is nu Pekah, de zoon van Remalia, aan deze zal bekend gemaakt worden wat van hen is, hun grenzen zijn vastgesteld, en zij zullen ze niet overschrijden om zich meester te maken van de steden van Juda, en nog veel minder om Jeruzalem tot hun prooi te maken. Gelijk God de woning van de mensen heeft bepaald Hand.17:27 zo heeft Hij voor de vorsten de grenzen van hun gebied vastgesteld, binnen welke zij behoren te blijven, e zij moeten geen inbreuk maken op de rechten van hun buren.
b.Efraïm, die misschien de boosaardigste en voortvarendste vijand was van die twee, zal binnenkort geheel ontworteld worden, en er zover vandaan zijn om zich van de landen van anderen meester te maken, dat zij niet instaat zullen zijn om het hunne te behouden. De uitleggers zijn in grote verlegenheid over de vraag hoe de vijf en zestig jaren te beschouwen, binnen welke Efraïm ophouden zal een volk te zijn, want de gevankelijke wegvoering van de tien stammen heeft reeds elf jaren later plaats gehad, en sommigen houden het voor een vergissing van de overschrijvers, en denken dat hier gelezen moet worden binnen zes en vijf jaren, dat dan juist elf is. Maar het is moeilijk om dit toe te geven. Anderen houden het er voor dat het vijf en zestig jaren was van de tijd toen de profeet Amos voor het eerst de ondergang heeft voorzegd van het rijk van de tien stammen, en enige latere uitleggers achten dat het ziet op de laatste verwoesting van dat land door Esar-Haddon, die omstreeks vijf en zestig jaren hierna plaats had. Toen was Efraïm zo verbroken, dat het geen volk meer was. Nu was het de grootste dwaasheid van de wereld dat zij hun buren ten verderve wilden brengen, die zelf voor het verderf getekend waren en er reeds zo nabij waren. Zie wat een profeet hun zei toen zij zo triomfeerden over Juda, 2 Chronicles 28:10. Bij u zijn schulden tegen de Heer uw God.
E. Hij moet hen aansporen om geloof te mengen met de verzekering, die hij hun had gegeven, Isaiah 7:9. "Indien gij niet gelooft wat tot u gezegd wordt, zeker, gij zult niet bevestigd worden, uw bewogen, wankelende staat zal niet bevestigd worden, uw onrustig gemoed zal het niet, ofschoon hetgeen u gezegd wordt zo bemoedigend is, zal het toch voor u niet zo zijn, tenzij gij het gelooft en Gods woord wilt aannemen." De genade des geloofs is volstrekt noodzakelijk om kalmte en rust te doen heersen in het gemoed temidden van al de opschudding en beroering van deze tegenwoordige tijd, 2 Chronicles 20:20.
Verzen 1-9
Jesaja 7:1-9De opdracht van de profeet Jesaja werd vernieuwd in het jaar toen koning Uzzia stierf, Isaiah 6:1. Jotham, zijn zoon regeerde, en regeerde goed gedurende zestien jaar. Gedurende al die tijd heeft Jesaja ongetwijfeld geprofeteerd, naar het hem bevolen was, en toch hebben wij in dit boek geen van zijn profetieën, gedateerd van de regering van Jotham, maar die, welke het eerst komt, was in de dagen van Achaz, de zoon van Jotham. Vele voortreffelijke, nuttige leerredenen heeft hij uitgesproken, die niet uitgegeven of in de registers bewaard zijn, want indien alles, wat merkwaardig was, geschreven ware, de wereld zelf zou de geschreven boeken niet kunnen bevatten, John 21:25. Misschien had hij onder de regering van Achaz, een goddeloos koning, niet zoveel gelegenheid, om voor het hof te prediken, als in de tijd van Jotham, en heeft hij daarom meer geschreven tot een getuigenis tegen hen. Hier is:
I. Een zeer geducht komplot gevormd tegen Jeruzalem door Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de koning van Israël, twee naburige potentaten, die in de laatste tijd al invallen hadden gedaan in Juda, aan het einde van de regering van Jotham begon de Heer in Juda te zenden Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de zoon van Remalia, 2 Kings 15:37. Maar nu, in het tweede of derde jaar van de regering van Achaz, hebben zij, aangemoedigd door hun vorig succes, een verbond met elkaar aangegaan tegen Juda, omdat Achaz, ofschoon hij het zwaard boven zijn hoofd vond, zijn regering toch begon met afgoderij, daarom gaf hem de Heer, zijn God, in de hand van de koning van Syrië, 2 Chronicles 28:5, en in de hand van de koning van Israël, en er werd een grote slachting aangericht door hen in het koninkrijk, Isaiah 7:6,Isaiah 7:7. Trots en opgeblazen door deze overwinning trokken zij op tegen Jeruzalem, de koninklijke stad, ten oorlog tegen haar om haar te belegeren en er zich meester van te maken, maar het bleek in het einde dat zij hun doel niet konden bereiken. De zonde van een land brengt invallen van buitenlandse vijanden teweeg, en verraadt alle voordelige en gemakkelijke toegangen aan de vijand. En God maakt soms het een goddeloze volk tot een gesel voor het andere, maar gewoonlijk begint het oordeel met het huis Gods.
II. De grote benauwdheid, die over Achaz en zijn hof is gekomen toen hun dit plan bericht werd. Het werd de huize Davids aangezegd, dat Syrië en Efraïm een verbond hadden getekend tegen Juda, Isaiah 7:2. Dit ontaarde koninklijke geslacht wordt het huls Davids genoemd, om ons te herinneren aan het artikel van Gods verbond met David: Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten en in Mijn rechten niet wandelen, indien zij Mijn inzettingen ontheiligen en Mijn geboden niet houden, zo zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken en hun ongerechtigheid met plagen maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hen niet wegnemen, Psalms 89:31, hetgeen op merkwaardige wijze in dit hoofdstuk vervuld is. De tijding gekomen zijnde dat de legers van Syrië en Israël zich verenigd hadden en te velde waren getrokken, is er over het hof, de stad en het land een grote ontsteltenis gekomen, het hart van Achaz werd bewogen door vrees, en toen was het niet te verwonderen dat het hart van zijn volk het ook was, hun hart bewoog zich gelijk de bomen van het woud bewogen worden door de wind, zij werden geschokt en geschud en in grote verwarring gebracht, zij wankelden en waren onzeker in hun raad, heen en weer gejaagd, en konden tot geen vast besluit komen. Zij bogen zich voor de storm, en gaven alles op als verloren, daar zij het nutteloos achtten om weerstand te bieden. Nu was het de bewustheid van schuld, die hun deze angst veroorzaakte, alsmede de zwakheid van hun geloof, zij hadden God tot hun vijand gemaakt, en wisten niet hoe Hem tot hun vriend te maken, en daarom werden zij getiranniseerd door hun angsten, terwijl zij, die een onergerlijk geweten bewaren en wier hart bereid is, vertrouwende op God, niet behoeven te vrezen al veranderde de aarde haar plaats, maar de goddelozen door het geruis van een gedreven blad gejaagd worden, Leviticus 26:36.
III. De orders, die aan Jesaja gegeven worden om Achaz in zijn benauwdheid te gaan bemoedigen, niet om zijnentwil, hij verdiende niets van God te horen dan woorden van verschrikking, die nog beproeving zouden toevoegen aan zijn smart, maar omdat hij een zoon was van David, en koning was van Juda. God had vriendelijkheid voor hem om zijns vaders wil, die niet vergeten moet worden, en ter wille van zijn volk, dat niet verlaten moet worden, maar bemoedigd zou wordend indien Achaz het was.
Merk op:
1. God gebood de profeet om Achaz tegemoet te geen, hoewel deze niet om de profeet gezonden had om met hem te spreken, noch hem verzocht had om de Heer voor hem te vragen, Isaiah 7:3. Ga nu uit Achaz tegemoet. God wordt dikwijls gevonden van hen, die Hem niet zoeken, en nog veel meer zal Hij gevonden worden van hen, die Hem naarstig zoeken, Hij spreekt van vertroosting tot velen, die dit niet alleen niet waardig zijn, maar er niet eens naar vragen.
2. Hij beval hem om zijn zoontje mee te nemen, omdat er in zijn naam een prediking was Shear-Jaschub-een overblijfsel zal weerkeren. De profeten hebben soms wat zij predikten, als het ware, geregistreerd in de namen van hun kinderen, zoals Hosea 1:4, G, 9, daarom, worden Jesaja's kinderen gezegd te zijn tot tekenen, Isaiah 8:18. Deze zoon werd aldus genoemd tot bemoediging van diegenen van Gods volk, die in gevangenschap weggevoerd werden, hun verzekerende dat tenminste een overblijfsel van hen zou weerkeren, hetgeen meer is dan wij kunnen zeggen te verdienen, maar toen deed God nog meer dan Hij had beloofd, want Hij droeg zorg niet alleen dat een overblijfsel zou wederkeren, maar het volle getal van hen die door de verenigde krijgsmacht van Syrië en Israël gevangen waren genomen, 2 Chronicles 28:15.
3. Hij onderrichtte hem waar hij Achaz zou vinden, hij zal hem ontmoeten, niet in de tempel, of in de synagoge, of in de koninklijke kapel, maar aan het einde van de watergang bij de opperste vijvers, waar hij zich waarschijnlijk bevond met velen van zijn dienaren om zich heen, overleggende hoe de waterwerken te behouden voor de stad, of de vijand van het voordeel ervan te beroven, Isaiah 22:9,Isaiah 22:11, 2 Chronicles 32:3, 2 Chronicles 32:4, of om enige noodzakelijke aanwijzingen te geven om de stad zo goed zij konden te versterken en misschien heeft hij alles in een zeer slechte staat van verdediging gevonden, de waterleiding defect, en ook andere dingen in een toestand van verval, zijn vrees nam toe, en hij bevond zich in groter verlegenheid dan ooit, en daarom: Ga hem daar tegemoet. Soms zendt God zeer ter rechter tijd vertroostingen aan Zijn volk, en ten tijde als zij bevreesd zijn, moedigt Hij hen aan om op Hem te vertrouwen.
4. Hij legt hem woorden in de mond, want anders zou de profeet niet geweten hebben hoe een goede tijding te brengen aan zo'n slechte man, aan een zondaar in Zion, die bevreesd behoort te wezen, maar God bedoelde het tot steun voor de getrouwe Israëlieten.
A.De profeet moet hun vrees bestraffen en hun aanraden om er volstrekt niet aan toe te geven, maar hun bezonnenheid en hun tegenwoordigheid van geest, te behouden, Isaiah 7:4 Wacht u en weest gerust. Om gerust te zijn is behoedzaamheid nodig, om kalmte van gemoed te hebben is het nodig op onze hoede te zijn tegen de dingen die dreigen ons te verontrusten. "Vrees niet met deze ontsteltenis, deze vrees, die verzwakt en waarin pijn is en uw hart worde niet week, zodat het bezwijkt, maar hebt goede moed en wees sterk laat de vrees u niet beroven van de steun en de hulp, die u door verstand en godsdienst geboden worden." Zij die verwachten dat God hen zal helpen moeten zichzelf helpen, Psalms 27:14.
B.Hij moet hen leren, hun vijanden te verachten, niet in hoogmoed, of in valse gerustheid, of in onachtzaamheid-niets is gevaarlijker dan op die wijze zijn vijanden te verachten-maar in geloof en vertrouwen op God. Achaz' vrees noemt hen twee machtige vijanden, tegen geen van beiden was hij opgewassen, maar samengebonden zijnde, kon hij er niet eens aan denken om hun het hoofd te bieden. "Neen" zegt de profeet " zij zijn de staarten van rokende vuurhaarden en zij brengen elkaar in een nog ergere toestand door samen verbonden te zijn, zoals stukken hout die in het vuur bij elkaar gelegd zijnde, heftiger branden, maar het zijn wel rokende vuren en waar rook is daar is ook enig vuur, maar het kan niet zoveel zijn als gevreesd wordt, hun dreigementen zullen in rook opgaan, verdwijnen. Farao, de koning van Egypte, is maar een gedruis, Jeremiah 46:17 en Rezin de koning van Syrië, is maar rook-en dat zijn ook al de vijanden van Gods kerk, rokende vlaswieken, die spoedig uitgeblust worden, -zi zijn slechts staarten van vuurbranden, inzekere zin eeds uitgebrand, hun kracht is vergaan, zij hebben zichzelf verteerd door de hitte van hun eigen toorn, gij kunt uw voet op hen zetten en alzo hun vuur uitblussen".
De twee koninkrijken van Syrië en Israël waren nu hun ondergang reeds nabij. Hoe meer het oog hebben op God als een verterend vuur, hoe minder reden wij zullen hebben om mensen te vrezen al zijn zij nog zo woedend, ja wij zullen instaat zijn hen te verachten als zijnde slechte rokende vuurbranden.
C. Hij moet hun verzekeren dat het tegenwoordige plan van deze hoge bond- genoten-zo beschouwen zij zichzelf -tegen Jeruzalem gewis zal verijdeld zal worden, op niets zal uitlopen, Isaiah 7:5.
a. Dezelfde zaak die Achaz zo geducht en dreigend vond, wordt de oorzaak van hun nederlaag, en dat was de diepte van hun plan en de lengte van hun hoop. "Daarom zullen zij teleurgesteld en met schande teruggezonden worden, omdat zij kwaad tegen u beraadslaagd hebben, hetgeen een belediging is van God, deze vuurbranden zijn een rook in Zijn neus, Hoofdst.65:5, en daarom moeten zij uitgeblust worden".
Ten eerste: Zij zijn zeer nijdig en boosaardig, en daarom zullen zij niet voorspoedig zijn. Juda had hen geen onrecht gedaan, zij hadden zelfs geen voorwendsel om met Achaz te twisten, maar zonder enige reden zeggen zij: "Laat ons optrekken tegen Juda en het verdriet aandoen." Zij die kwellend zijn voor anderen en anderen zonder oorzaak verdriet aandoen, kunnen niet verwachten voorspoedig te zullen zijn, zij die het beminnen kwaad te doen kunnen niet verwachten dat het hun zal welgaan.
Ten tweede: Zij zijn zeer gerust, gans zeker van de overwinning: zij zullen Juda verdriet doen door er tegen op te trekken, maar dat is nog niet alles, zij twijfelen niet, of zij zullen een bres maken in de muur van Jeruzalem, breed genoeg om er hun leger door te laten binnenrukken, of zij rekenen er op het koninkrijk in twee delen te kunnen verdelen, n voor de koning van Israël, het andere voor de koning van Syrië, die een onderkoning wilde aanstellen, namelijk de zoon van Tabeal, een onbekend persoon van geen aanzien of betekenis, het is onzeker of hij een Syriër of een Israëliet was. Zo zeker waren zij ervan hun doel te zullen bereiken, dat zij de buit verdeelden v r zij hem hadden. Zij die het minst minachtend zijn, zijn gewoonlijk het minst voorspoedig, want God veracht gewis de verachters.
b.God zelf geeft hun Zijn woord, dat de aanslag niet zal geschieden, Isaiah 7:7. Alzo zegt de Heer Jahweh, de vrijmachtige Heer van allen, die de raad van de heidenen vernietigt, Psalms 33:10. Hij zegt: "Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden, hun maatregelen zullen allen verbroken worden en zij zullen niet in staat zijn hun onderneming te volvoeren." Al wat staat tegen God of denkt te kunnen staan zonder Hem, kan niet lang bestaan. De mens wikt maar God beschikt, en wie zegt iets hetwelk geschied, zo de Heer het niet beveelt, of ertegenbevel voor geeft? Lamentations 3:37. Zie Proverbs 19:21.
D. Hij moet hun ten slotte een vooruitzicht geven van het verderf van deze vijanden, die nu zulk een verschrikking voor hen waren.
a. Geen van beiden zal zijn gebied vergroten, of zijn veroveringen voortzetten. De hoofdstad van Syrië is Damaskus, en het hoofd van Damascus is Rezin, daar roemt hij in, en laat hem daarmee tevreden zijn, Isaiah 7:9. De hoofdstad van Efraïm is gedurende lange tijd Samaria geweest, en het hoofd van Samaria is nu Pekah, de zoon van Remalia, aan deze zal bekend gemaakt worden wat van hen is, hun grenzen zijn vastgesteld, en zij zullen ze niet overschrijden om zich meester te maken van de steden van Juda, en nog veel minder om Jeruzalem tot hun prooi te maken. Gelijk God de woning van de mensen heeft bepaald Hand.17:27 zo heeft Hij voor de vorsten de grenzen van hun gebied vastgesteld, binnen welke zij behoren te blijven, e zij moeten geen inbreuk maken op de rechten van hun buren.
b.Efraïm, die misschien de boosaardigste en voortvarendste vijand was van die twee, zal binnenkort geheel ontworteld worden, en er zover vandaan zijn om zich van de landen van anderen meester te maken, dat zij niet instaat zullen zijn om het hunne te behouden. De uitleggers zijn in grote verlegenheid over de vraag hoe de vijf en zestig jaren te beschouwen, binnen welke Efraïm ophouden zal een volk te zijn, want de gevankelijke wegvoering van de tien stammen heeft reeds elf jaren later plaats gehad, en sommigen houden het voor een vergissing van de overschrijvers, en denken dat hier gelezen moet worden binnen zes en vijf jaren, dat dan juist elf is. Maar het is moeilijk om dit toe te geven. Anderen houden het er voor dat het vijf en zestig jaren was van de tijd toen de profeet Amos voor het eerst de ondergang heeft voorzegd van het rijk van de tien stammen, en enige latere uitleggers achten dat het ziet op de laatste verwoesting van dat land door Esar-Haddon, die omstreeks vijf en zestig jaren hierna plaats had. Toen was Efraïm zo verbroken, dat het geen volk meer was. Nu was het de grootste dwaasheid van de wereld dat zij hun buren ten verderve wilden brengen, die zelf voor het verderf getekend waren en er reeds zo nabij waren. Zie wat een profeet hun zei toen zij zo triomfeerden over Juda, 2 Chronicles 28:10. Bij u zijn schulden tegen de Heer uw God.
E. Hij moet hen aansporen om geloof te mengen met de verzekering, die hij hun had gegeven, Isaiah 7:9. "Indien gij niet gelooft wat tot u gezegd wordt, zeker, gij zult niet bevestigd worden, uw bewogen, wankelende staat zal niet bevestigd worden, uw onrustig gemoed zal het niet, ofschoon hetgeen u gezegd wordt zo bemoedigend is, zal het toch voor u niet zo zijn, tenzij gij het gelooft en Gods woord wilt aannemen." De genade des geloofs is volstrekt noodzakelijk om kalmte en rust te doen heersen in het gemoed temidden van al de opschudding en beroering van deze tegenwoordige tijd, 2 Chronicles 20:20.
Verzen 10-16
Jesaja 7:10-16I. Hier doet God door Zijn profeet een genadig aanbod aan Achaz, om de voorgaande voorzeggingen te bevestigen en zijn geloof er aan door zulk een teken of wonder, als hij zou verkiezen, Isaiah 7:10, Isaiah 7:11. Eis u een teken van de Heer uw God. Zie hier de goddelijke trouw en waarheid, God zegt ons niets dan hetgeen Hij kan en wil bewijzen. Zie Zijn verwonderlijke neerbuigende goedheid jegens de mens, daar Hij bereid is om aan de erfgenamen van de beloftenis overvloedig te bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad. Hebrews 6:17. Hij neemt onze zwakheid in aanmerking, en dat wij, liggende in het midden van een wereld van de zinnen, zo licht geneigd zijn om zichtbare en tastbare wijzen te begeren, waarom Hij ons bevoorrecht heeft met sacramentele tekens en zegels. Achaz was een slecht man, toch wordt God de Heer zijn God genoemd, omdat hij een kind was van Abraham en David, en van het verbond, dat met hen gemaakt was. Zie hoe genadig God is, zelfs voor de boze en ongehoorzame, aan Achaz wordt gezegd zijn teken te kiezen, zoals aan Gideon ten opzichte van zijn vlies, Judges 6:37. Dat hij zich een teken opeist, hetzij in de lucht, of op de aarde, of in het water, want in die allen is Gods macht dezelfde.
II. Achaz wijst dit aanbod ruw af, en (hetgeen niet beleefd is tegenover een meerdere) slaat het vriendelijk aanbod met verachting af Isaiah 7:12. Ik zal het niet eisen. De ware reden, waarom hij niet om een teken wilde vragen was dat hij steunde en rekende op de Assyriërs op hun krijgsmacht en hun goden, en daarom niets verplicht wilde zijn aan de God van Israël, en zich ook niet aan enigerlei verplichting aan Hem wilde onderwerpen. Hij wilde om geen teken vragen ter bevestiging van zijn geloof omdat hij besloten had in zijn ongeloof te volharden, en aan zijn twijfelingen en zijn wantrouwen wilde toegeven, maar hij gaf er een vrome reden voor op: ik zal de Heer niet verzoeken, alsof het een verzoeken van God was om datgene te doen waartoe God zelf teem uitnodigt, hem aanwijst om te doen. Een verborgen ontevredenheid op God wordt dikwijls vermomd onder een schone schijn van eerbied voor Hem, en zij, die besloten hebben, om God niet te vertrouwen, wenden voor dat zij Hem niet willen verzoeken.
III. De profeet bestraft hem en zijn hof, hem en het huis van David, het gehele koninklijke geslacht om hun minachting van profetie en de weinige waardering, die zij hebben voor goddelijke openbaring, Isaiah 7:13. "Is het ulieden te weinig, dat gij de mensen moe maakt door uw verdrukking en tirannie, waarmee gij u tot een last en een verfoeiing maakt voor het mensdom, dat gij ook mijn God moe maakt met de beledigingen, die gij Hem aandoet?" Zoals de onrechtvaardige rechter, die God niet vreesde en geen mens ontzag, Luke 18:2. Gij vermoeit de Heer met uw woorden, Malachi 2:17. Niets is grievender voor de God des hemels dan om gewantrouwd te worden: "Zult gij mijn God moe maken. Zult gij veronderstellen dat Hij moe is en niet instaat om u te helpen, of dat Hij het moe is om u goed te doen? Daar de jongen moe en mat worden kunt gij al uw vrienden vermoeid hebben, maar de Schepper van de aarde wordt moede noch mat, Isaiah 40:30, Isaiah 40:31. Of aldus: als gij de profeet beledigt, dan denkt gij slechts minachting te betonen aan mensen gelijk gij zelf zijt, en bedenkt niet dat gij God zelf beledigt, wiens boden zij zijn, en dus Hem minachting betoont, die u dit zeer euvel duidt. De profeet noemt God hier zijn God, en dat wel met zeer grote blijdschap, Achaz wilde niet zeggen: Hij is mijn God, hoewel de profeet hem er toe uitgenodigd had om dit te zeggen, Isaiah 7:11, Eis u een teken van de Heer uw God, maar Jesaja zal zeggen: Hij is de mijne, Wat anderen ook mogen doen, wij moeten de Heer erkennen als onze God en ons aan Hem houden. IV. In de naam van God geeft de profeet hun een teken. "Gij wilt om geen teken vragen maar het ongeloof van de mensen zal de belofte Gods niet teniet doen. De Heer zelf zal u een teken geven, Isaiah 7:14, een dubbel teken."
1. Een teken in het algemeen van Zijn welwillendheid jegens Israël en het huis van David, gij kunt er staat op maken, dat Hij genade voor u heeft weggelegd, en dat gij door uw God niet zijt verlaten, hoe groot uw tegenwoordige benauwdheid ook zij, en hoe dreigend het gevaar ook zij, waarin gij u bevindt, want uit uw volk, uit uw geslacht, moet de Messias geboren worden, en gij kunt niet verdorven worden, d.i. gij kunt niet te gronde gaan, terwijl die zegen nog in u is, die ingeleid zal worden.
A. Op heerlijke wijze, want terwijl u dikwijls gezegd is dat Hij onder ulieden geboren zal worden, moet ik u nu nog nader mededelen, dat Hij geboren zal worden uit een maagd, hetgeen zal aanduiden beide de goddelijke macht en de goddelijke reinheid, waarmee Hij in de wereld komen zal, dat Hij een buitengewoon persoon zal zijn, want Hij zal niet door gewone generatie geboren worden, en dat Hij iets heiligs zal zijn, niet bevlekt door de algemene verontreiniging van de menselijke natuur en daarom onbetwistbaar geschikt en bevoegd om de troon te hebben van Zijn vader David. Nu was dit, hoewel het pas ruim vijfhonderd jaren later vervuld zou worden, een zeer bemoedigend teken voor het huls van David (en tot hen is onder die titel de profetie gericht, Isaiah 7:13) en een verzekering dat God hen niet zou verstoten. Efraïm heeft Juda wel benijd, Isaiah 11:13, en het toegelegd op het verderf van het koninkrijk, maar kon niet overmogen, want de scepter zal nooit van Juda wijken voordat de Silo komt, Genesis 49:10. Zij, die door God bestemd zijn voor de grote verlossing, kunnen dit voor een stellig teken aannemen, dat zij door generlei benauwdheid, die over hen komen kan, verslonden zullen worden.
B. Deze Messias zal ingeleid worden voor een heerlijke boodschap, die opgesloten ligt in Zijn heerlijke naam, men zal Zijn naam Immanuel heten-Immanuel, God met ons, God in onze natuur, God in vrede met ons, in verbond met ons. Dit is vervuld geworden, toen zij Zijn naam noemden Jezus-Zaligmaker, Matthew 1:21, Matthew 1:23. Want indien Hij niet Immanuel-God met ons ware geweest, dan zou Hij niet Jezus-Zaligmaker, hebben kunnen wezen. Nu was dit nog een verder teken van Gods gunst jegens het huis van David en de stam van Juda, want Hij, die voornemens was deze grote verlossing voor hen te werken, zal ongetwijfeld ook al de andere verlossingen tot stand brengen, welke daarvan type en afschaduwing moesten zijn, er als het ware het preludium van zullen zijn. Hier is een teken voor u, niet in de diepte, noch in de hoogte, maar in de profetie, in de belofte, in het verbond, gemaakt met David, waarvoor gij geen vreemdelingen zijt, het beloofde Zaad zal Immanuel, God met ons wezen, laat dit woord u vertroosten, Isaiah 8:10, God is met ons, en, Isaiah 7:8, dat uw land Immanuels land is. Laat het hart van het huis Davids niet aldus bewogen worden, Isaiah 7:2, noch Juda het aanstellen tot koning vrezen van de zoon van Tabeal Isaiah 7:6, want niets kan de erfopvolging afsnijden van de Zone Davids, die Immanuel zal zijn." De sterkste vertroostingen in tijden van benauwdheid zijn die, welke ontleend zijn aan Christus, aan onze betrekking tot Hem, ons deel aan Hem, en onze verwachtingen van Hem.
Van dit kind wordt ook voorzegd, Isaiah 7:15, dat Hij, hoewel Hij niet geboren zal worden als andere kinderen, maar uit een maagd, toch wezenlijk en waarachtig mens zal wezen, en als andere kinderen opgevoed en grootgebracht zal worden. Boter en honing zal hij eten, zoals andere kinderen, inzonderheid de kinderen van het land, dat overvloeide van melk en honing. Hoewel Hij ontvangen is door de kracht van de Heilige Geest, zal Hij daarom toch niet met engelenspijs gevoed worden, maar, zoals het Hem betaamt, in alles de broeders gelijk worden, Hebrews 2:17. Ook zal Hij, hoewel aldus op buitengewone wijze gegenereerd zijnde, toch niet terstond een volwassen man zijn, maar zich, evenals andere kinderen, trapsgewijze ontwikkelen, door de onderscheidene toestanden van de kindsheid en de jeugd heen gaan om tot de mannelijke leeftijd te komen, toenemen in wijsheid en statuur, eindelijk krachtig van geest worden en tot rijpheid komen, en dan weten het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen. Zie Luke 2:40, Luke 2:52. Kinderen worden gevoed als zij klein zijn, ten einde onderwezen en onderricht te worden als zij opgroeien, zij worden onderhouden ten einde opgevoed te worden.
2. Hier is een ander teken in het bijzonder van het spoedige verderf van deze twee machtige vorsten, die nu een verschrikking waren voor Juda, Isaiah 7:16. "Eer dit jongsken, dat ik nu in mijn armen heb-hij bedoelt niet Immanuel, maar Schear-Jaschub, zijn eigen zoon, die hij op Gods bevel moest meenemen tot een teken, Isaiah 7:3, "eer dit jongske zal weten te verwerpen het kwade en het goede te verkiezen," (en zij, die zagen wat zijn tegenwoordige grootte en ontwikkeling waren, konden gemakkelijk gissen hoe lang dit nog zal duren) eer dit kind drie of vier jaren ouder zal zijn, zal het land, waarvan gij een afkeer hebt, Isaiah 7:16, deze verbonden krijgsmachten van Israëlieten en Syriërs, tegen welke gij zulk een vijandschap koestert en waarvoor gij zo bevreesd zijt, van zijn twee koningen verlaten zijn, beide van Pekah en van Rezin, die in een zo nauw verbond waren, dat het was alsof zij slechts van n koninkrijk koningen waren. Dit is volkomen vervuld geworden, want binnen twee of drie jaren daarna, heeft Hosea een verbintenis gemaakt tegen Pekah en hem gedood, 2 Kings 15:30, en voor deze gebeurtenis had de koning van Assyrië Damascus ingenomen en Rezin gedood, 2 Kings 16:9. Ja meer, er had nu een gebeurtenis plaats, waarvan dit kind de profetie droeg in zijn naam, en die een voorproef en onderpand was van de latere gebeurtenis. Schear Jaschub betekent: Het overblijfsel zal weerkeren, hetgeen voorzeker wees op de wonderbare terugkeer van die twee honderdduizend gevangenen, die door Pekah en Rezin waren weggevoerd, en teruggebracht werden, niet door kracht of geweld, maar door de Geest des Heeren der heerscharen. Lees het verhaal hiervan in 2 Chronicles 28:8. De profetische naamgeving van dit kind aldus vervuld zijnde, zal hetgeen er nog verder hem betreffende werd bijgevoegd ongetwijfeld evenzo vervuld worden, namelijk dat beide Syrië en Israël van hun koningen beroofd zullen worden. De ene zegen van God kan ons doen hopen op een andere zegen, als wij er door aangespoord worden om ons er voor te bereiden.
Verzen 10-16
Jesaja 7:10-16I. Hier doet God door Zijn profeet een genadig aanbod aan Achaz, om de voorgaande voorzeggingen te bevestigen en zijn geloof er aan door zulk een teken of wonder, als hij zou verkiezen, Isaiah 7:10, Isaiah 7:11. Eis u een teken van de Heer uw God. Zie hier de goddelijke trouw en waarheid, God zegt ons niets dan hetgeen Hij kan en wil bewijzen. Zie Zijn verwonderlijke neerbuigende goedheid jegens de mens, daar Hij bereid is om aan de erfgenamen van de beloftenis overvloedig te bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad. Hebrews 6:17. Hij neemt onze zwakheid in aanmerking, en dat wij, liggende in het midden van een wereld van de zinnen, zo licht geneigd zijn om zichtbare en tastbare wijzen te begeren, waarom Hij ons bevoorrecht heeft met sacramentele tekens en zegels. Achaz was een slecht man, toch wordt God de Heer zijn God genoemd, omdat hij een kind was van Abraham en David, en van het verbond, dat met hen gemaakt was. Zie hoe genadig God is, zelfs voor de boze en ongehoorzame, aan Achaz wordt gezegd zijn teken te kiezen, zoals aan Gideon ten opzichte van zijn vlies, Judges 6:37. Dat hij zich een teken opeist, hetzij in de lucht, of op de aarde, of in het water, want in die allen is Gods macht dezelfde.
II. Achaz wijst dit aanbod ruw af, en (hetgeen niet beleefd is tegenover een meerdere) slaat het vriendelijk aanbod met verachting af Isaiah 7:12. Ik zal het niet eisen. De ware reden, waarom hij niet om een teken wilde vragen was dat hij steunde en rekende op de Assyriërs op hun krijgsmacht en hun goden, en daarom niets verplicht wilde zijn aan de God van Israël, en zich ook niet aan enigerlei verplichting aan Hem wilde onderwerpen. Hij wilde om geen teken vragen ter bevestiging van zijn geloof omdat hij besloten had in zijn ongeloof te volharden, en aan zijn twijfelingen en zijn wantrouwen wilde toegeven, maar hij gaf er een vrome reden voor op: ik zal de Heer niet verzoeken, alsof het een verzoeken van God was om datgene te doen waartoe God zelf teem uitnodigt, hem aanwijst om te doen. Een verborgen ontevredenheid op God wordt dikwijls vermomd onder een schone schijn van eerbied voor Hem, en zij, die besloten hebben, om God niet te vertrouwen, wenden voor dat zij Hem niet willen verzoeken.
III. De profeet bestraft hem en zijn hof, hem en het huis van David, het gehele koninklijke geslacht om hun minachting van profetie en de weinige waardering, die zij hebben voor goddelijke openbaring, Isaiah 7:13. "Is het ulieden te weinig, dat gij de mensen moe maakt door uw verdrukking en tirannie, waarmee gij u tot een last en een verfoeiing maakt voor het mensdom, dat gij ook mijn God moe maakt met de beledigingen, die gij Hem aandoet?" Zoals de onrechtvaardige rechter, die God niet vreesde en geen mens ontzag, Luke 18:2. Gij vermoeit de Heer met uw woorden, Malachi 2:17. Niets is grievender voor de God des hemels dan om gewantrouwd te worden: "Zult gij mijn God moe maken. Zult gij veronderstellen dat Hij moe is en niet instaat om u te helpen, of dat Hij het moe is om u goed te doen? Daar de jongen moe en mat worden kunt gij al uw vrienden vermoeid hebben, maar de Schepper van de aarde wordt moede noch mat, Isaiah 40:30, Isaiah 40:31. Of aldus: als gij de profeet beledigt, dan denkt gij slechts minachting te betonen aan mensen gelijk gij zelf zijt, en bedenkt niet dat gij God zelf beledigt, wiens boden zij zijn, en dus Hem minachting betoont, die u dit zeer euvel duidt. De profeet noemt God hier zijn God, en dat wel met zeer grote blijdschap, Achaz wilde niet zeggen: Hij is mijn God, hoewel de profeet hem er toe uitgenodigd had om dit te zeggen, Isaiah 7:11, Eis u een teken van de Heer uw God, maar Jesaja zal zeggen: Hij is de mijne, Wat anderen ook mogen doen, wij moeten de Heer erkennen als onze God en ons aan Hem houden. IV. In de naam van God geeft de profeet hun een teken. "Gij wilt om geen teken vragen maar het ongeloof van de mensen zal de belofte Gods niet teniet doen. De Heer zelf zal u een teken geven, Isaiah 7:14, een dubbel teken."
1. Een teken in het algemeen van Zijn welwillendheid jegens Israël en het huis van David, gij kunt er staat op maken, dat Hij genade voor u heeft weggelegd, en dat gij door uw God niet zijt verlaten, hoe groot uw tegenwoordige benauwdheid ook zij, en hoe dreigend het gevaar ook zij, waarin gij u bevindt, want uit uw volk, uit uw geslacht, moet de Messias geboren worden, en gij kunt niet verdorven worden, d.i. gij kunt niet te gronde gaan, terwijl die zegen nog in u is, die ingeleid zal worden.
A. Op heerlijke wijze, want terwijl u dikwijls gezegd is dat Hij onder ulieden geboren zal worden, moet ik u nu nog nader mededelen, dat Hij geboren zal worden uit een maagd, hetgeen zal aanduiden beide de goddelijke macht en de goddelijke reinheid, waarmee Hij in de wereld komen zal, dat Hij een buitengewoon persoon zal zijn, want Hij zal niet door gewone generatie geboren worden, en dat Hij iets heiligs zal zijn, niet bevlekt door de algemene verontreiniging van de menselijke natuur en daarom onbetwistbaar geschikt en bevoegd om de troon te hebben van Zijn vader David. Nu was dit, hoewel het pas ruim vijfhonderd jaren later vervuld zou worden, een zeer bemoedigend teken voor het huls van David (en tot hen is onder die titel de profetie gericht, Isaiah 7:13) en een verzekering dat God hen niet zou verstoten. Efraïm heeft Juda wel benijd, Isaiah 11:13, en het toegelegd op het verderf van het koninkrijk, maar kon niet overmogen, want de scepter zal nooit van Juda wijken voordat de Silo komt, Genesis 49:10. Zij, die door God bestemd zijn voor de grote verlossing, kunnen dit voor een stellig teken aannemen, dat zij door generlei benauwdheid, die over hen komen kan, verslonden zullen worden.
B. Deze Messias zal ingeleid worden voor een heerlijke boodschap, die opgesloten ligt in Zijn heerlijke naam, men zal Zijn naam Immanuel heten-Immanuel, God met ons, God in onze natuur, God in vrede met ons, in verbond met ons. Dit is vervuld geworden, toen zij Zijn naam noemden Jezus-Zaligmaker, Matthew 1:21, Matthew 1:23. Want indien Hij niet Immanuel-God met ons ware geweest, dan zou Hij niet Jezus-Zaligmaker, hebben kunnen wezen. Nu was dit nog een verder teken van Gods gunst jegens het huis van David en de stam van Juda, want Hij, die voornemens was deze grote verlossing voor hen te werken, zal ongetwijfeld ook al de andere verlossingen tot stand brengen, welke daarvan type en afschaduwing moesten zijn, er als het ware het preludium van zullen zijn. Hier is een teken voor u, niet in de diepte, noch in de hoogte, maar in de profetie, in de belofte, in het verbond, gemaakt met David, waarvoor gij geen vreemdelingen zijt, het beloofde Zaad zal Immanuel, God met ons wezen, laat dit woord u vertroosten, Isaiah 8:10, God is met ons, en, Isaiah 7:8, dat uw land Immanuels land is. Laat het hart van het huis Davids niet aldus bewogen worden, Isaiah 7:2, noch Juda het aanstellen tot koning vrezen van de zoon van Tabeal Isaiah 7:6, want niets kan de erfopvolging afsnijden van de Zone Davids, die Immanuel zal zijn." De sterkste vertroostingen in tijden van benauwdheid zijn die, welke ontleend zijn aan Christus, aan onze betrekking tot Hem, ons deel aan Hem, en onze verwachtingen van Hem.
Van dit kind wordt ook voorzegd, Isaiah 7:15, dat Hij, hoewel Hij niet geboren zal worden als andere kinderen, maar uit een maagd, toch wezenlijk en waarachtig mens zal wezen, en als andere kinderen opgevoed en grootgebracht zal worden. Boter en honing zal hij eten, zoals andere kinderen, inzonderheid de kinderen van het land, dat overvloeide van melk en honing. Hoewel Hij ontvangen is door de kracht van de Heilige Geest, zal Hij daarom toch niet met engelenspijs gevoed worden, maar, zoals het Hem betaamt, in alles de broeders gelijk worden, Hebrews 2:17. Ook zal Hij, hoewel aldus op buitengewone wijze gegenereerd zijnde, toch niet terstond een volwassen man zijn, maar zich, evenals andere kinderen, trapsgewijze ontwikkelen, door de onderscheidene toestanden van de kindsheid en de jeugd heen gaan om tot de mannelijke leeftijd te komen, toenemen in wijsheid en statuur, eindelijk krachtig van geest worden en tot rijpheid komen, en dan weten het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen. Zie Luke 2:40, Luke 2:52. Kinderen worden gevoed als zij klein zijn, ten einde onderwezen en onderricht te worden als zij opgroeien, zij worden onderhouden ten einde opgevoed te worden.
2. Hier is een ander teken in het bijzonder van het spoedige verderf van deze twee machtige vorsten, die nu een verschrikking waren voor Juda, Isaiah 7:16. "Eer dit jongsken, dat ik nu in mijn armen heb-hij bedoelt niet Immanuel, maar Schear-Jaschub, zijn eigen zoon, die hij op Gods bevel moest meenemen tot een teken, Isaiah 7:3, "eer dit jongske zal weten te verwerpen het kwade en het goede te verkiezen," (en zij, die zagen wat zijn tegenwoordige grootte en ontwikkeling waren, konden gemakkelijk gissen hoe lang dit nog zal duren) eer dit kind drie of vier jaren ouder zal zijn, zal het land, waarvan gij een afkeer hebt, Isaiah 7:16, deze verbonden krijgsmachten van Israëlieten en Syriërs, tegen welke gij zulk een vijandschap koestert en waarvoor gij zo bevreesd zijt, van zijn twee koningen verlaten zijn, beide van Pekah en van Rezin, die in een zo nauw verbond waren, dat het was alsof zij slechts van n koninkrijk koningen waren. Dit is volkomen vervuld geworden, want binnen twee of drie jaren daarna, heeft Hosea een verbintenis gemaakt tegen Pekah en hem gedood, 2 Kings 15:30, en voor deze gebeurtenis had de koning van Assyrië Damascus ingenomen en Rezin gedood, 2 Kings 16:9. Ja meer, er had nu een gebeurtenis plaats, waarvan dit kind de profetie droeg in zijn naam, en die een voorproef en onderpand was van de latere gebeurtenis. Schear Jaschub betekent: Het overblijfsel zal weerkeren, hetgeen voorzeker wees op de wonderbare terugkeer van die twee honderdduizend gevangenen, die door Pekah en Rezin waren weggevoerd, en teruggebracht werden, niet door kracht of geweld, maar door de Geest des Heeren der heerscharen. Lees het verhaal hiervan in 2 Chronicles 28:8. De profetische naamgeving van dit kind aldus vervuld zijnde, zal hetgeen er nog verder hem betreffende werd bijgevoegd ongetwijfeld evenzo vervuld worden, namelijk dat beide Syrië en Israël van hun koningen beroofd zullen worden. De ene zegen van God kan ons doen hopen op een andere zegen, als wij er door aangespoord worden om ons er voor te bereiden.
Verzen 17-25
Jesaja 7:17-25Na de troostrijke belofte, gedaan aan Achaz als een tak van het huis van David, volgen hier verschrikkelijke bedreigingen tegen hem, als een ontaarde tak van dat huis, want hoewel de goedertierenheid van God niet van hem weggenomen zal worden, ter wille van David en het verbond, dat met hem gemaakt was, zal toch zijn ongerechtigheid bezocht worden met de roede en zijn zonde met slagen. Laat hen, die met de belofte Gods geen geloof willen mengen, verwachten de verschrikkingen te horen van Zijn bedreigingen.
I. Het bedreigde oordeel is zeer groot, Isaiah 7:17, het is zeer groot, want het is algemeen, het zal over de vorst zelf gebracht worden -hoog als hij is, is hij toch niet buiten het bereik ervan-en over het volk, over de gehele natie, en over het koninklijk geslacht, over het gehele huis va uw vader het zal een oordeel wezen, dat als erfgoed zal overgaan op het nageslacht met het koninklijke bloed. Het is zeer groot, want er is tevoren niets dergelijks geweest, zodanige dagen, zij er niet gekomen, zo duister, zo somber, zo treurig, als sedert de afval van de tien stammen, toen Efraïm van Juda afweek, hetgeen in waarheid wel een treurige tijd was voor het huis van David, er niet geweest zijn. Hoe langer de mensen volharden in de zonde, hoe zwaarder straf zij reden hebben te verwachten, het is de Heer, die deze dagen over hen zal brengen, want onze tijden zijn in Zijn hand, en wie kan de oordelen, die Hij brengt, weerstaan of eraan ontkomen?
II. De vijand, die gebruikt zal worden als het werktuig voor dat oordeel, is de koning van Assyrië. Achaz stelde groot vertrouwen in die vorst en rekende vast op zijn hulp tegen de verbonden machten van Israël en Syrië, en sloeg des te minder acht op hetgeen God tot hem zei door Zijn profeet tot zijn bemoediging omdat hij bouwde op zijn invloed op de koning van Assyrië, hem laaghartig had beloofd zijn knecht te zullen zijn indien hij hem enige hulp wilde zenden, hij had hem ook geschenken in goud en zilver gezonden, waarvoor hij de schatkist ledigde beide van de kerk en van de staat, 2 Kings 16:7, 2 Kings 16:8. Nu dreigde God hem dat deze koning van Assyrië, op wie hij zo vast vertrouwde inplaats van op God, een gesel voor hem worden zal. Hij was dit al spoedig, want toen hij tot hem kwam benauwde het hem, doch sterkte hem niet, de rietstaf brak niet slechts onder hem, maar drong in zijn hand en doorboorde haar, 2 Chronicles 28:20. En van toen aan waren de koningen van Assyrië gedurende lange tijd smartende doornen voor Juda, en bezorgden hun zeer veel overlast. Het schepsel, waar wij onze hoop op bouwen, blijkt gewoonlijk ons nadeel en onze schade te zijn, de koning van Assyrië heeft zich niet lang daarna meester gemaakt van de tien stammen, hen gevankelijk weggevoerd en hun land verwoest, zodat de voorzegging, die hier gedaan is, volkomen werd vervuld, en misschien kan het hierop zien als een verklaring van Isaiah 7:8, waar voorzegd is dat Efraïm verbroken zal worden, dat het geen volk zij. En het is gemakkelijk te veronderstellen dat de profeet in Isaiah 7:17 zijn rede richt tot de koning van Israël, Gods oordelen over hem aankondigende wegens zijn vijandelijke inval in Juda. Maar de uitleggers verstaan het allen van Achaz en zijn koninkrijk. Merk nu op:
1. Een oproep, gericht tot de aanvallers, Isaiah 7:18. De Heer zal de vliegen en de bijen toesissen, zie Isaiah 5:26. Vijanden, die even verachtelijk schijnen als een vlieg of een bij en even gemakkelijk verpletterd worden, doch als het God behaagt, dan zullen zij Zijn werk doen, even krachtig als leeuwen en jonge leeuwen. Hoewel zij zover van elkaar verwijderd zijn als de rivier van Egypte en het land van Assyrië, zullen zij elkaar toch prompt ontmoeten en zich verenigen om het werk te doen, als God het hun gebiedt, want als God werk te doen heeft, dan is Hij om geen werktuigen verlegen waarmee het gedaan moet worden. 2. Bezit genomen door hen, Isaiah 7:19. Het schijnt dat het land niet in een toestand was om weerstand te kunnen bieden, zij vinden geen moeilijkheden als zij er zich een weg in banen, maar zij zullen komen, en zij allen zullen rusten in de woeste dalen, die door de inwoners werden verlaten reeds op het eerste alarmsein, en als een goedkope en gemakkelijke prooi aan de invallers werden overgelaten. Zij zullen komen en rusten in de lage gronden, als zwermen van vliegen en bijen, en zullen zich onverwinnelijk maken door een schuilplaats te zoeken in de kloven van de steenrotsen, zoals bijen dikwijls doen, en zich geducht betonen door openlijk te verschijnen op alle doornen en alle struiken, zo algemeen zullen zij over het gehele land verspreid zijn. Deze bijen zullen op doornen en struiken zitten en niet verstoord of verjaagd worden.
3. Grote verwoestingen aangericht, en het land over het algemeen ontvolkt, Isaiah 7:20. De Heer zal het hoofd en het haar van de voeten en de baard afscheren, Hij zal alles wegvagen, zoals de melaatse, als hij gereinigd werd al zijn haar afschoor, Leviticus 14:8, Leviticus 14:9. Dit wordt gedaan met een gehuurd scheermes, dat God gehuurd heeft, alsof Hij er zelf geen had, maar voor wat Hij huurt zal Hij betalen, evenals Hij ook hen betaalt, die Hij gebruikt in Zijn dienst. Zie Ezechiël 29:18, 19. Of, dat Achaz gehuurd heeft tot zijn hulp en bijstand. God zal datgene tot een werktuig maken van zijn verderf hetwelk hij gehuurd had tot zijn dienst. Velen worden geslagen met de vlezen arm, waarop zij meer vertrouwd hebben dan op de arm des Heeren, en waarvoor zij grote onkosten gemaakt hebben, toen zij door geloof en gebed goedkoop en gemakkelijk hulp in God hadden kunnen vinden.
4. De gevolgen van die algemene ontvolking.
A. De kudden van vee zullen vernield worden, zodat iemand die grote kudden had van groot en klein vee, van allen zal beroofd zijn door de vijand, en met grote moeite een jonge koe en twee schapen voor zich zal kunnen behouden, wel een armelijke veestapel, Isaiah 7:21, en toch zal hij zich nog gelukkig achten, dat hem die nog gelaten waren.
B. Het weinige vee, dat overgebleven is, zal zo'n uitgestrektheid grond hebben om in te weiden, dat zij overvloed van melk zullen geven, en wel zeer goede melk, waarvan genoeg boter zal komen, Isaiah 7:22. Er zal ook zo'n gebrek aan mensen zijn, dat een koe en twee schapen voor een geheel huisgezin zal dienen, dat zeer veel dienstpersoneel placht te hebben, maar nu verminderd is.
C. Er zal geen slachtvee meer zijn, zodat zij, die vlees plachten te eten, (zoals de Joden gewoonlijk deden) zich nu genoodzaakt zullen zien om zich met boter en honing tevreden te stellen, omdat er geen vlees voor hen is, en het land zal zo ontvolkt wezen, dat er voor de weinigen, die overgebleven zijn, boter en honing genoeg zal wezen.
D. Goed land, dat goed verhuurd placht te worden, zal geheel met doornen en distelen overgroeid zijn, Isaiah 7:23, waar duizend wijnstokken plachten te wezen, waarvoor de pachters duizend zilverlingen plachten te betalen als jaarlijkse pacht, zal nu niets anders zijn dan doornen en distelen, noch voor de landeigenaar noch voor de pachter enige winst, daar alles door het vijandelijke leger verwoest is geworden. God kan een vruchtbaar land spoedig in een woestijn veranderen, en het is rechtvaardig in Hem om wijnstokken in doornen te veranderen, als wij, in plaats van goede druiven voort te brengen voor Hem, stinkende druiven voortbrengen, Isaiah 5:4. E. De landbouwwerktuigen zullen in oorlogswapens veranderd worden, Isaiah 7:24. Het gehele land met doornen en distelen overgroeid zijnde zal men tot de grond, weer men met sikkelen en spaden kwam om de vruchten in te zamelen nu komen met pijlen en bogen, hetzij om in het kreupelhout op wilde dieren jacht te maken of om zich tegen rovers te verdedigen, die in het struikgewas schuilen, loerende op buit, of om de slangen en venijnige dieren te doden die zich daar schuil houden. Hieruit spreekt een zeer treurige verandering in het gelaat van dat lieflijke land. Maar welke treurige verandering is er, die de zonde niet teweeg zal brengen bij een volk?
F. Er waren doornen en distelen, die nuttig plachten te zijn en van goede dienst, namelijk in de heggen, ter verdediging van de omheinde grond, deze zullen uitgerukt worden en alles open en bloot gelegd worden. Er zullen doornen en distelen zijn in grote overvloed waar zij niet moesten zijn, maar geen, waar Zij wel behoorden te wezen, Isaiah 7:25. De bergen die men met houwelen pleegt om te hakken voor bijzonder gebruik, waarvan het vee placht afgehouden te worden door de vrees voor doornen en distelen, zullen nu open en bloot zijn, de heg nedergeworpen, zodat het zwijn van het woud ze kan uitwroeten, Psalms 80:13, Psalms 80:14. Zij zullen opengelaten worden voor de ossen om er in te treden, en voor kleiner vee.
Zie de uitwerking van de zonde en van de vloek, zij heeft de aarde tot een woud van doornen en distelen gemaakt, behalve waar zij door de voortdurende zorg en de arbeid van de mensen tot orde wordt gebracht, en zie wat dwaasheid het is om ons hart te zetten op het bezit van landerijen, al zijn die ook nog zo vruchtbaar, nog zo aangenaam, als zij, al is het nog zo weinig veronachtzaamd worden niet worden bebouwd, of als zij misbruikt worden door een spilzieken zorgeloze erfgenaam of pachter, of als het land verwoest wordt door de oorlog, dan zullen zij spoedig een afzichtelijke woestenij worden. De hemel is een paradijs, dat aan zulke veranderingen niet onderhevig is.
Verzen 17-25
Jesaja 7:17-25Na de troostrijke belofte, gedaan aan Achaz als een tak van het huis van David, volgen hier verschrikkelijke bedreigingen tegen hem, als een ontaarde tak van dat huis, want hoewel de goedertierenheid van God niet van hem weggenomen zal worden, ter wille van David en het verbond, dat met hem gemaakt was, zal toch zijn ongerechtigheid bezocht worden met de roede en zijn zonde met slagen. Laat hen, die met de belofte Gods geen geloof willen mengen, verwachten de verschrikkingen te horen van Zijn bedreigingen.
I. Het bedreigde oordeel is zeer groot, Isaiah 7:17, het is zeer groot, want het is algemeen, het zal over de vorst zelf gebracht worden -hoog als hij is, is hij toch niet buiten het bereik ervan-en over het volk, over de gehele natie, en over het koninklijk geslacht, over het gehele huis va uw vader het zal een oordeel wezen, dat als erfgoed zal overgaan op het nageslacht met het koninklijke bloed. Het is zeer groot, want er is tevoren niets dergelijks geweest, zodanige dagen, zij er niet gekomen, zo duister, zo somber, zo treurig, als sedert de afval van de tien stammen, toen Efraïm van Juda afweek, hetgeen in waarheid wel een treurige tijd was voor het huis van David, er niet geweest zijn. Hoe langer de mensen volharden in de zonde, hoe zwaarder straf zij reden hebben te verwachten, het is de Heer, die deze dagen over hen zal brengen, want onze tijden zijn in Zijn hand, en wie kan de oordelen, die Hij brengt, weerstaan of eraan ontkomen?
II. De vijand, die gebruikt zal worden als het werktuig voor dat oordeel, is de koning van Assyrië. Achaz stelde groot vertrouwen in die vorst en rekende vast op zijn hulp tegen de verbonden machten van Israël en Syrië, en sloeg des te minder acht op hetgeen God tot hem zei door Zijn profeet tot zijn bemoediging omdat hij bouwde op zijn invloed op de koning van Assyrië, hem laaghartig had beloofd zijn knecht te zullen zijn indien hij hem enige hulp wilde zenden, hij had hem ook geschenken in goud en zilver gezonden, waarvoor hij de schatkist ledigde beide van de kerk en van de staat, 2 Kings 16:7, 2 Kings 16:8. Nu dreigde God hem dat deze koning van Assyrië, op wie hij zo vast vertrouwde inplaats van op God, een gesel voor hem worden zal. Hij was dit al spoedig, want toen hij tot hem kwam benauwde het hem, doch sterkte hem niet, de rietstaf brak niet slechts onder hem, maar drong in zijn hand en doorboorde haar, 2 Chronicles 28:20. En van toen aan waren de koningen van Assyrië gedurende lange tijd smartende doornen voor Juda, en bezorgden hun zeer veel overlast. Het schepsel, waar wij onze hoop op bouwen, blijkt gewoonlijk ons nadeel en onze schade te zijn, de koning van Assyrië heeft zich niet lang daarna meester gemaakt van de tien stammen, hen gevankelijk weggevoerd en hun land verwoest, zodat de voorzegging, die hier gedaan is, volkomen werd vervuld, en misschien kan het hierop zien als een verklaring van Isaiah 7:8, waar voorzegd is dat Efraïm verbroken zal worden, dat het geen volk zij. En het is gemakkelijk te veronderstellen dat de profeet in Isaiah 7:17 zijn rede richt tot de koning van Israël, Gods oordelen over hem aankondigende wegens zijn vijandelijke inval in Juda. Maar de uitleggers verstaan het allen van Achaz en zijn koninkrijk. Merk nu op:
1. Een oproep, gericht tot de aanvallers, Isaiah 7:18. De Heer zal de vliegen en de bijen toesissen, zie Isaiah 5:26. Vijanden, die even verachtelijk schijnen als een vlieg of een bij en even gemakkelijk verpletterd worden, doch als het God behaagt, dan zullen zij Zijn werk doen, even krachtig als leeuwen en jonge leeuwen. Hoewel zij zover van elkaar verwijderd zijn als de rivier van Egypte en het land van Assyrië, zullen zij elkaar toch prompt ontmoeten en zich verenigen om het werk te doen, als God het hun gebiedt, want als God werk te doen heeft, dan is Hij om geen werktuigen verlegen waarmee het gedaan moet worden. 2. Bezit genomen door hen, Isaiah 7:19. Het schijnt dat het land niet in een toestand was om weerstand te kunnen bieden, zij vinden geen moeilijkheden als zij er zich een weg in banen, maar zij zullen komen, en zij allen zullen rusten in de woeste dalen, die door de inwoners werden verlaten reeds op het eerste alarmsein, en als een goedkope en gemakkelijke prooi aan de invallers werden overgelaten. Zij zullen komen en rusten in de lage gronden, als zwermen van vliegen en bijen, en zullen zich onverwinnelijk maken door een schuilplaats te zoeken in de kloven van de steenrotsen, zoals bijen dikwijls doen, en zich geducht betonen door openlijk te verschijnen op alle doornen en alle struiken, zo algemeen zullen zij over het gehele land verspreid zijn. Deze bijen zullen op doornen en struiken zitten en niet verstoord of verjaagd worden.
3. Grote verwoestingen aangericht, en het land over het algemeen ontvolkt, Isaiah 7:20. De Heer zal het hoofd en het haar van de voeten en de baard afscheren, Hij zal alles wegvagen, zoals de melaatse, als hij gereinigd werd al zijn haar afschoor, Leviticus 14:8, Leviticus 14:9. Dit wordt gedaan met een gehuurd scheermes, dat God gehuurd heeft, alsof Hij er zelf geen had, maar voor wat Hij huurt zal Hij betalen, evenals Hij ook hen betaalt, die Hij gebruikt in Zijn dienst. Zie Ezechiël 29:18, 19. Of, dat Achaz gehuurd heeft tot zijn hulp en bijstand. God zal datgene tot een werktuig maken van zijn verderf hetwelk hij gehuurd had tot zijn dienst. Velen worden geslagen met de vlezen arm, waarop zij meer vertrouwd hebben dan op de arm des Heeren, en waarvoor zij grote onkosten gemaakt hebben, toen zij door geloof en gebed goedkoop en gemakkelijk hulp in God hadden kunnen vinden.
4. De gevolgen van die algemene ontvolking.
A. De kudden van vee zullen vernield worden, zodat iemand die grote kudden had van groot en klein vee, van allen zal beroofd zijn door de vijand, en met grote moeite een jonge koe en twee schapen voor zich zal kunnen behouden, wel een armelijke veestapel, Isaiah 7:21, en toch zal hij zich nog gelukkig achten, dat hem die nog gelaten waren.
B. Het weinige vee, dat overgebleven is, zal zo'n uitgestrektheid grond hebben om in te weiden, dat zij overvloed van melk zullen geven, en wel zeer goede melk, waarvan genoeg boter zal komen, Isaiah 7:22. Er zal ook zo'n gebrek aan mensen zijn, dat een koe en twee schapen voor een geheel huisgezin zal dienen, dat zeer veel dienstpersoneel placht te hebben, maar nu verminderd is.
C. Er zal geen slachtvee meer zijn, zodat zij, die vlees plachten te eten, (zoals de Joden gewoonlijk deden) zich nu genoodzaakt zullen zien om zich met boter en honing tevreden te stellen, omdat er geen vlees voor hen is, en het land zal zo ontvolkt wezen, dat er voor de weinigen, die overgebleven zijn, boter en honing genoeg zal wezen.
D. Goed land, dat goed verhuurd placht te worden, zal geheel met doornen en distelen overgroeid zijn, Isaiah 7:23, waar duizend wijnstokken plachten te wezen, waarvoor de pachters duizend zilverlingen plachten te betalen als jaarlijkse pacht, zal nu niets anders zijn dan doornen en distelen, noch voor de landeigenaar noch voor de pachter enige winst, daar alles door het vijandelijke leger verwoest is geworden. God kan een vruchtbaar land spoedig in een woestijn veranderen, en het is rechtvaardig in Hem om wijnstokken in doornen te veranderen, als wij, in plaats van goede druiven voort te brengen voor Hem, stinkende druiven voortbrengen, Isaiah 5:4. E. De landbouwwerktuigen zullen in oorlogswapens veranderd worden, Isaiah 7:24. Het gehele land met doornen en distelen overgroeid zijnde zal men tot de grond, weer men met sikkelen en spaden kwam om de vruchten in te zamelen nu komen met pijlen en bogen, hetzij om in het kreupelhout op wilde dieren jacht te maken of om zich tegen rovers te verdedigen, die in het struikgewas schuilen, loerende op buit, of om de slangen en venijnige dieren te doden die zich daar schuil houden. Hieruit spreekt een zeer treurige verandering in het gelaat van dat lieflijke land. Maar welke treurige verandering is er, die de zonde niet teweeg zal brengen bij een volk?
F. Er waren doornen en distelen, die nuttig plachten te zijn en van goede dienst, namelijk in de heggen, ter verdediging van de omheinde grond, deze zullen uitgerukt worden en alles open en bloot gelegd worden. Er zullen doornen en distelen zijn in grote overvloed waar zij niet moesten zijn, maar geen, waar Zij wel behoorden te wezen, Isaiah 7:25. De bergen die men met houwelen pleegt om te hakken voor bijzonder gebruik, waarvan het vee placht afgehouden te worden door de vrees voor doornen en distelen, zullen nu open en bloot zijn, de heg nedergeworpen, zodat het zwijn van het woud ze kan uitwroeten, Psalms 80:13, Psalms 80:14. Zij zullen opengelaten worden voor de ossen om er in te treden, en voor kleiner vee.
Zie de uitwerking van de zonde en van de vloek, zij heeft de aarde tot een woud van doornen en distelen gemaakt, behalve waar zij door de voortdurende zorg en de arbeid van de mensen tot orde wordt gebracht, en zie wat dwaasheid het is om ons hart te zetten op het bezit van landerijen, al zijn die ook nog zo vruchtbaar, nog zo aangenaam, als zij, al is het nog zo weinig veronachtzaamd worden niet worden bebouwd, of als zij misbruikt worden door een spilzieken zorgeloze erfgenaam of pachter, of als het land verwoest wordt door de oorlog, dan zullen zij spoedig een afzichtelijke woestenij worden. De hemel is een paradijs, dat aan zulke veranderingen niet onderhevig is.