Lectionary Calendar
Monday, December 23rd, 2024
the Fourth Week of Advent
the Fourth Week of Advent
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!
Click here to learn more!
Bible Commentaries
Bijbelverkaring van Matthew Henry Henry's compleet
Auteursrechtverklaring
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Deze bestanden zijn publiek domein en zijn een afgeleide van een elektronische editie die beschikbaar is op de website Bible Support.
Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/exodus-1.html. 1706.
Henry, Matthew. "Commentaar op Exodus 1". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/
Whole Bible (2)
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 1EXODUS.
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET TWEEDE BOEK VAN MOZES, GENAAMD EXODUS.
Mozes, (de dienstknecht des Heeren, in het schrijven voor Hem, zowel als in het handelen voor Hem; met de pen Gods zowel als met den staf Gods in zijne hand), heeft in het eerste boek van zijne geschiedenis ons de oorkonden bewaard en overgeleverd van de kerk, terwijl zij bestond in particuliere gezinnen; en nu komt hij ons in dit tweede boek een bericht geven van haar wasdom tot een grote natie; en gelijk het eerste ons de beste huishoudkunde toont, zo voorziet dit ons van de beste staatkunde. Het begin van het vorige boek toont ons hoe God de wereld geformeerd heeft voor Hem; het begin van dit boek toont ons hoe Hij zich Israël geformeerd heeft; en beiden om Zijn lof te vertellen, Isaiah 43:21. Daar hebben wij de schepping der wereld in geschiedenis, hier de verlossing der wereld in type. De Griekse vertalers noemden dit boek Exodus (hetgeen een vertrek betekent, of een uittocht), omdat het begint met de geschiedenis van den uittocht der kinderen Israël's uit Egypte. Sommigen maken ene toespeling op de namen van dit en van het vorige boek, en merken op dat terstond na Genesis, hetwelk begin betekent, of oorsprong, Exodus volgt, hetwelk heengaan betekent, want een tijd om geboren te worden wordt onmiddellijk gevolgd door een tijd om te sterven. Niet zodra hebben wij onze intrede in de wereld gedaan, of wij moeten reeds denken aan ons verscheiden, onzen uitgang uit de wereld. Als wij beginnen te leven, beginnen wij te sterven. De formering van Israël tot een volk was een nieuwe schepping. Gelijk in het begin de aarde van uit het water te voorschijn was gebracht, en toen versierd en vervuld werd, zo werd Israël eerst door de almachtige kracht Gods uit de Egyptische slavernij opgeheven, en toen verrijkt met Gods wet en tabernakel. Dit boek geeft ons:
I. De vervulling der belofte, tevoren gedaan aan Abraham, Exodus 1:1-19. En dan,
II. De instelling der rechten en wetten, die daarna door Israël zijn waargenomen, Exodus 20:1-40. Evenals Caesar, begint Mozes in dit boek met zijn eigen commentaren of gedenkschriften te boek te stellen; maar een meerdere dan Caesar is hier. Van nu voortaan is de schrijver zelf de held van het verhaal, en geeft hij ons de geschiedenis van de dingen, waarvan hij zelf oog- en oorgetuige is geweest, et quorum pars magna fait, en waaraan hij zelf een zeer groot aandeel heeft gehad. Er zijn in dit boek meer typen van Christus dan misschien in enig ander boek van het Oude Testament, want Mozes heeft van Hem geschreven, John 5:46. De wijze, waarop de mens verzoend wordt met God en in verbond en gemeenschap met Hem komt door een Middelaar, wordt hier op onderscheidene wijze voorgesteld, en het is ons van groot nut ter verklaring en opheldering van het Nieuwe Testament, nu wij dit bezitten ter verklaring van het Oude. Wij hebben hier:
I. Gods goedheid over Israël door hen zeer te vermenigvuldigen, Exodus 1:1.
II. De boosaardigheid van de Egyptenaren tegen hen.
1. Door hen te verdrukken en tot slavernij te brengen, Exodus 1:8.
2. Door hun kinderen te vermoorden, Exodus 1:15. Wie dus door de hemel gezegend werden, zijn om die reden door het land, van Egypte vervloekt.
Inleiding
Bijbelverkaring van Matthew Henry, EXODUS 1EXODUS.
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET TWEEDE BOEK VAN MOZES, GENAAMD EXODUS.
Mozes, (de dienstknecht des Heeren, in het schrijven voor Hem, zowel als in het handelen voor Hem; met de pen Gods zowel als met den staf Gods in zijne hand), heeft in het eerste boek van zijne geschiedenis ons de oorkonden bewaard en overgeleverd van de kerk, terwijl zij bestond in particuliere gezinnen; en nu komt hij ons in dit tweede boek een bericht geven van haar wasdom tot een grote natie; en gelijk het eerste ons de beste huishoudkunde toont, zo voorziet dit ons van de beste staatkunde. Het begin van het vorige boek toont ons hoe God de wereld geformeerd heeft voor Hem; het begin van dit boek toont ons hoe Hij zich Israël geformeerd heeft; en beiden om Zijn lof te vertellen, Isaiah 43:21. Daar hebben wij de schepping der wereld in geschiedenis, hier de verlossing der wereld in type. De Griekse vertalers noemden dit boek Exodus (hetgeen een vertrek betekent, of een uittocht), omdat het begint met de geschiedenis van den uittocht der kinderen Israël's uit Egypte. Sommigen maken ene toespeling op de namen van dit en van het vorige boek, en merken op dat terstond na Genesis, hetwelk begin betekent, of oorsprong, Exodus volgt, hetwelk heengaan betekent, want een tijd om geboren te worden wordt onmiddellijk gevolgd door een tijd om te sterven. Niet zodra hebben wij onze intrede in de wereld gedaan, of wij moeten reeds denken aan ons verscheiden, onzen uitgang uit de wereld. Als wij beginnen te leven, beginnen wij te sterven. De formering van Israël tot een volk was een nieuwe schepping. Gelijk in het begin de aarde van uit het water te voorschijn was gebracht, en toen versierd en vervuld werd, zo werd Israël eerst door de almachtige kracht Gods uit de Egyptische slavernij opgeheven, en toen verrijkt met Gods wet en tabernakel. Dit boek geeft ons:
I. De vervulling der belofte, tevoren gedaan aan Abraham, Exodus 1:1-19. En dan,
II. De instelling der rechten en wetten, die daarna door Israël zijn waargenomen, Exodus 20:1-40. Evenals Caesar, begint Mozes in dit boek met zijn eigen commentaren of gedenkschriften te boek te stellen; maar een meerdere dan Caesar is hier. Van nu voortaan is de schrijver zelf de held van het verhaal, en geeft hij ons de geschiedenis van de dingen, waarvan hij zelf oog- en oorgetuige is geweest, et quorum pars magna fait, en waaraan hij zelf een zeer groot aandeel heeft gehad. Er zijn in dit boek meer typen van Christus dan misschien in enig ander boek van het Oude Testament, want Mozes heeft van Hem geschreven, John 5:46. De wijze, waarop de mens verzoend wordt met God en in verbond en gemeenschap met Hem komt door een Middelaar, wordt hier op onderscheidene wijze voorgesteld, en het is ons van groot nut ter verklaring en opheldering van het Nieuwe Testament, nu wij dit bezitten ter verklaring van het Oude. Wij hebben hier:
I. Gods goedheid over Israël door hen zeer te vermenigvuldigen, Exodus 1:1.
II. De boosaardigheid van de Egyptenaren tegen hen.
1. Door hen te verdrukken en tot slavernij te brengen, Exodus 1:8.
2. Door hun kinderen te vermoorden, Exodus 1:15. Wie dus door de hemel gezegend werden, zijn om die reden door het land, van Egypte vervloekt.
Verzen 1-7
Exodus 1:1-7.In deze verzen hebben wij:
1. Een opgave van de namen van de twaalf patriarchen, zoals zij genoemd worden, Acts 7:8. Hun namen worden in de Schrift dikwijls herhaald, opdat zij ons niet vreemd zouden voorkomen, zoals andere vreemde of moeilijk uit te spreken namen, maar ons doordat zij zo dikwijls voorkomen. samen bekend zullen zijn, ook om te tonen hoe dierbaar Gods geestelijk Israël Hem is, en hoe Hij zich in hen verlustigt.
2. De rekening, die gehouden was van het getal van Jakob's familie. Zij waren met hun allen zeventig zielen, Exodus 1:5, volgens de berekening die wij gehad hebben in Exodus 46:27. Dit was juist het getal van de natiën, door welke de aarde bevolkt werd, overeenkomstig de opgave ervan in Genesis 10:1. "Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen van de volken gesteld naar het getal van de kinderen Israels." zoals Mozes opmerkt, Deuteronomy 32:8. Er wordt hier nota van genomen, om het wonderbare van hun toeneming in Egypte in het licht te stellen. Het is goed dat zij wie zeer vermeerderd is, dikwijls gedenken hoe klein hun begin was, Job 8:7.
3. De dood van Jozef, Exodus 1:6. Al dat geslacht ging langzamerhand heen, misschien zijn al de zonen van Jakob ongeveer in dezelfde tijd gestorven, want er was niet meer dan zeven jaar verschil in leeftijd tussen de oudste en de jongste van hen, behalve Benjamin, en als de dood in een familie komt maakt hij soms in weinig tijd een einde hun allen. Toen Jozef, de steun van de familie, stierf zijn ook de anderen spoedig heengegaan. Wij moeten op onszelf, op onze broers, op allen met wie wij omgaan, zien, als stervenden als zich heenspoedende uit de wereld. Dit geslacht gaat voorbij, zoals het vorige voorbij is gegaan.
4. De wonderbare toeneming van Israël in Egypte, Exodus 1:7. Hier zijn vier woorden om dit aan te duiden, zij werden "vruchtbaar en wiesen overvloedig" zoals vissen of insecten, zodat zij "vermeerderden", en over het algemeen gezond en sterk zijnde, werden zij "gans zeer machtig", zodat zij de inwoners overtroffen in aantal, want het land was overal van hen vervuld, tenminste Gosen het hun toegewezen land, Genesis 47:6. Hoewel zij tevoren ongetwijfeld al aanmerkelijk waren toegenomen was het toch pas na de dood van Jozef, dat dit als iets buitengewoons de aandacht begon te trekken. Toen zij dus het voorrecht van zijn bescherming moesten missen, heeft God hun aantal tot hun bescherming gemaakt, en werden zij beter dan tevoren instaat om voor zichzelf te zorgen. Als God ons onze bloedverwanten en vrienden laat terwijl wij hen het meest nodig hebben, en hen wegneemt als zij beter gemist kunnen worden, zo laat ons erkennen dat Hij wijs is, en niet klagen dat Hij hard voor ons is. Na de dood van Christus onze Jozef, begon Zijn Evangelie-Israël op zeer merkwaardige wijze toe te nemen. Zijn dood had daar invloed op, het was als het zaaien van tarwegraan, dat zo het sterft veel vrucht voortbrengt, John 12:24. Deze wonderbare toeneming was de vervulling van de belofte, lang geleden, gedaan aan de vaderen. Van de roeping van Abraham, toen God hem het eerst zei dat Hij hem tot een groot volk zou maken, tot aan de bevrijding van zijn zaad uit Egypte waren vier honderd dertig jaren verlopen, gedurende de eerste twee honderd vijftien jaren ervan waren zij vermeerderd tot niet meer dan zeventig zielen, maar in de laatste helft waren deze zeventig vermenigvuldigd tot zes honderd duizend strijdbare mannen. De leidingen van Gods voorzienigheid schijnen soms gedurende lange tijd in strijd met Zijn beloften, er tegen in te gaan, opdat het geloof van Zijn volk beproefd en Zijn macht des te meer verheerlijkt zal worden. En hoewel de vervulling van Gods beloften soms lang kan uitblijven, is zij toch altijd zeker. "Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn, dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen, zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven." Habakkuk 2:3.
Verzen 1-7
Exodus 1:1-7.In deze verzen hebben wij:
1. Een opgave van de namen van de twaalf patriarchen, zoals zij genoemd worden, Acts 7:8. Hun namen worden in de Schrift dikwijls herhaald, opdat zij ons niet vreemd zouden voorkomen, zoals andere vreemde of moeilijk uit te spreken namen, maar ons doordat zij zo dikwijls voorkomen. samen bekend zullen zijn, ook om te tonen hoe dierbaar Gods geestelijk Israël Hem is, en hoe Hij zich in hen verlustigt.
2. De rekening, die gehouden was van het getal van Jakob's familie. Zij waren met hun allen zeventig zielen, Exodus 1:5, volgens de berekening die wij gehad hebben in Exodus 46:27. Dit was juist het getal van de natiën, door welke de aarde bevolkt werd, overeenkomstig de opgave ervan in Genesis 10:1. "Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen van de volken gesteld naar het getal van de kinderen Israels." zoals Mozes opmerkt, Deuteronomy 32:8. Er wordt hier nota van genomen, om het wonderbare van hun toeneming in Egypte in het licht te stellen. Het is goed dat zij wie zeer vermeerderd is, dikwijls gedenken hoe klein hun begin was, Job 8:7.
3. De dood van Jozef, Exodus 1:6. Al dat geslacht ging langzamerhand heen, misschien zijn al de zonen van Jakob ongeveer in dezelfde tijd gestorven, want er was niet meer dan zeven jaar verschil in leeftijd tussen de oudste en de jongste van hen, behalve Benjamin, en als de dood in een familie komt maakt hij soms in weinig tijd een einde hun allen. Toen Jozef, de steun van de familie, stierf zijn ook de anderen spoedig heengegaan. Wij moeten op onszelf, op onze broers, op allen met wie wij omgaan, zien, als stervenden als zich heenspoedende uit de wereld. Dit geslacht gaat voorbij, zoals het vorige voorbij is gegaan.
4. De wonderbare toeneming van Israël in Egypte, Exodus 1:7. Hier zijn vier woorden om dit aan te duiden, zij werden "vruchtbaar en wiesen overvloedig" zoals vissen of insecten, zodat zij "vermeerderden", en over het algemeen gezond en sterk zijnde, werden zij "gans zeer machtig", zodat zij de inwoners overtroffen in aantal, want het land was overal van hen vervuld, tenminste Gosen het hun toegewezen land, Genesis 47:6. Hoewel zij tevoren ongetwijfeld al aanmerkelijk waren toegenomen was het toch pas na de dood van Jozef, dat dit als iets buitengewoons de aandacht begon te trekken. Toen zij dus het voorrecht van zijn bescherming moesten missen, heeft God hun aantal tot hun bescherming gemaakt, en werden zij beter dan tevoren instaat om voor zichzelf te zorgen. Als God ons onze bloedverwanten en vrienden laat terwijl wij hen het meest nodig hebben, en hen wegneemt als zij beter gemist kunnen worden, zo laat ons erkennen dat Hij wijs is, en niet klagen dat Hij hard voor ons is. Na de dood van Christus onze Jozef, begon Zijn Evangelie-Israël op zeer merkwaardige wijze toe te nemen. Zijn dood had daar invloed op, het was als het zaaien van tarwegraan, dat zo het sterft veel vrucht voortbrengt, John 12:24. Deze wonderbare toeneming was de vervulling van de belofte, lang geleden, gedaan aan de vaderen. Van de roeping van Abraham, toen God hem het eerst zei dat Hij hem tot een groot volk zou maken, tot aan de bevrijding van zijn zaad uit Egypte waren vier honderd dertig jaren verlopen, gedurende de eerste twee honderd vijftien jaren ervan waren zij vermeerderd tot niet meer dan zeventig zielen, maar in de laatste helft waren deze zeventig vermenigvuldigd tot zes honderd duizend strijdbare mannen. De leidingen van Gods voorzienigheid schijnen soms gedurende lange tijd in strijd met Zijn beloften, er tegen in te gaan, opdat het geloof van Zijn volk beproefd en Zijn macht des te meer verheerlijkt zal worden. En hoewel de vervulling van Gods beloften soms lang kan uitblijven, is zij toch altijd zeker. "Want het gezicht zal nog tot een bestemden tijd zijn, dan zal Hij het op het einde voortbrengen, en niet liegen, zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven." Habakkuk 2:3.
Verzen 8-14
Exodus 1:8-14Eindelijk wordt het land van Egypte hier een huis van de dienstbaarheid voor Israël, terwijl het hun tot nu toe tot een gelukkige wijkplaats had gediend. De plaats, waar wij voldoening vinden, kan ons spoedig een plaats van verdrukking worden, en dat kan blijken het zwaarste kruis voor ons te zijn, waarvan wij gezegd hebben: Dit zal ons troosten. Die kunnen onze gezworen vijanden worden, wier ouders onze trouwe vrienden zijn geweest, ja, dezelfde personen, die ons hebben liefgehad, kunnen eindigen met ons te haten, en daarom: Laat af van de mens, en zeg van geen enkele plaats onder de hemel: Dit is mijn rust tot in eeuwigheid. Let hier op:
1. Dat de verplichtingen, die zij hadden aan Israël vanwege Jozef, vergeten waren, Exodus 1:8. Er stond een nieuwe koning op, na verscheidene koningen, die elkaar zijn opgevolgd in Jozefs tijd, die Jozef niet gekend had. Allen, die hem gekend hebben, hebben hem liefgehad en waren, om zijnentwil, vriendelijk voor zijn bloedverwanten, maar na zijn dood werd hij spoedig vergeten, en de herinnering aan de goede diensten, die hij bewezen had, was f niet bewaard, of niet geacht, en had geen invloed op hun raadslagen of besluiten. De beste en nuttigste en aangenaamste diensten, bewezen aan mensen, worden zelden herdacht om vergolden te worden, hetzij aan henzelf bij hun leven, of aan hun nageslacht na hun dood, Ecclesiastes 9:5, Ecclesiastes 9:15. Daarom moet het onze grote zorg zijn God te dienen en Hem te behagen die niet onrechtvaardig is-al zijn de mensen het- dat Hij ons werk en de arbeid van de liefde zou vergeten, Hebrews 6:10. Als wij alleen voor mensen werken, dan zullen onze werken met ons sterven, maar als wij voor God werken, dan zullen onze werken met ons volgen Revelation 14:13. Deze koning van Egypte heeft Jozef niet gekend, en na hem stond er een op, die de onbeschaamdheid had om te zeggen: "Ik ken de HEERE niet", Exodus 5:2. Het is te vrezen dat zij, die hun andere weldoeners vergeten, ook hun opperste weldoener niet zullen gedenken, 1 John 4:20.
II. Er werden reden van staat opgegeven om Israël hard te behandelen, Exodus 1:9, Exodus 1:10.
1. Zij worden voorgesteld als veel en machtiger dan de Egyptenaren, dat zij zeker niet geweest zijn, maar toen de koning van Egypte besloot hen te verdrukken, wilde hij dat zij daarvoor gehouden zouden worden, dat men hen als een zeer geducht volk zou aanzien.
2. Hier werd afgeleid dat zij, zo men geen zorg droeg om hen tenonder te houden, gevaarlijk zouden worden voor de regering, in geval van oorlog zich bij hun vijanden zouden voegen, en in opstand zouden komen tegen de koning van Egypte. Het is altijd de staatkunde van de vervolgers geweest, om Gods Israël als gevaarlijke lieden voor te stellen, koningen en landschappen schade aanbrengende, onbetrouwbaar, mensen die niet geduld mochten worden, ten einde enig voorwendsel te hebben voor de barbaarse handelwijze, die zij met hen voorhadden, Ezra 4:12 en verv, Esther 3:8.
Merk op: Wat zij vreesden was, dat zij zouden weggaan uit het land, daar zij hen waarschijnlijk hadden horen spreken van de belofte, gedaan aan hun vaderen, dat zij zich in Kanan zouden vestigen. Het is de staatkunde van de vijanden van de kerk om de beloften van de God van de kerk op niets te doen uitlopen, maar het is tevergeefs, Gods raad zal bestaan.
3. Daarom worden nu maatregelen voorgesteld om hun toeneming tegen te gaan. "Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige", de toeneming van Israël is het verdriet van Egypte, en de macht en staatkunde van de hel worden aangewend om haar tegen te gaan. Als de mensen goddeloos handelen, dan verbeelden zij zich gewoonlijk dat zij wijs handelen, maar op het laatst zal de dwaasheid van de zonde alle mensen openbaar worden.
III. De methode, die zij volgden om hen te onderdrukken en hun vermeerdering tegen te gaan, Exodus 1:11, Exodus 1:13. 14. De Israëlieten gedroegen zich zo vreedzaam en argeloos dat zij geen aanleiding konden vinden om hun de oorlog aan te doen, en hen daardoor te verzwakken. Daarom droegen zij zorg:
1. Om hen arm te houden door hen zware belastingen op te leggen, wat naar sommigen denken, begrepen is in de woorden, dat zij hen verdrukten met hun lasten.
2. Hierdoor hadden zij een afdoend middel om hen tot slaven te maken. De Israëlieten schenen een veel vlijtiger, arbeidzamer volk te zijn dan de Egyptenaren, en daarom droeg Farao zorg werk voor hen te vinden zowel in bouwen: "want men bouwde Farao schatsteden", (Exodus 1:11), als in de landbouw: "met allen dienst op het veld", (Exodus 1:14), en die diensten werden met de uiterste hardheid en strengheid van hen geëist. Er worden hier veel uitdrukkingen gebruikt om ons van de toestand van Gods volk op de hoogte te stellen. Zij zetten oversten van de schattingen over hen, die bevel hadden, niet alleen om hun lasten op te leggen, maar ze zo zwaar te maken, dat het was om hen te verdrukken. Zij deden hen niet slechts dienen, wat voldoende was voor Farao's winst, maar zij deden hen dienen "met hardigheid" (Exodus 1:14), zodat hun het leven verbitterd werd. Dit deden zij:
a. Om hun alle moed te benemen, alle vernuft en geestkracht in hen uit te doven.
b. Om hun gezondheid te schaden en hun dagen te verkorten, en aldus hun getal te verminderen.
c. Om hun de moed te benemen om te huwen, daar hun kinderen in slavernij geboren zouden worden.
d. Om hen te noodzaken de Hebreeën te verlaten en zich met de Egyptenaren te vermengen. Aldus hoopten zij de naam Israël uit te roeien, zodat hij niet meer herdacht zou worden. En het is te vrezen, dat de verdrukking, die zij te lijden hadden die slechte uitwerking op hen had, dat velen er toegebracht werden om zich bij de Egyptenaren te voegen in hun afgodendienst, want wij lezen, Joshua 24:14, dat zij in Egypte andere goden gediend hebben, en hoewel er hier in deze geschiedenis geen melding van wordt gemaakt, vinden wij toch in Ezechiël 20:8, dat God gedreigd had hen hierom te zullen verdelgen, zelfs toen zij nog in Egypteland waren. Evenwel, zij bleven als een afzonderlijk volk bestaan, onvermengd met de Egyptenaren, en ook door hun andere gewoonten van hen onderscheiden, dat is van de HEERE geschied en het was wonderlijk.
IV. De wonderbare toeneming van de Israëlieten in weerwil van de verdrukking, waaronder zij zuchtten, Exodus 1:12, "hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies," tot groot verdriet en ergernis van de Egyptenaren. Tijden van verdrukking zijn dikwijls tijden van toeneming geweest van de kerk. "Sub pondere crescit-Gedrukt zijnde, groeit zij." Het Christendom werd het meest verspreid als het vervolgd werd, het bloed van de martelaren was het zaad der kerk. Zij, die raadslagen nemen tegen de HEERE en Zijn Israël, bedenken slechts ijdelheid Psalms 2:1, en scheppen daardoor zoveel te meer kwelling voor zichzelf. De hel en de aarde kunnen diegenen niet verminderen, die de hemel wil doen toenemen.
Verzen 8-14
Exodus 1:8-14Eindelijk wordt het land van Egypte hier een huis van de dienstbaarheid voor Israël, terwijl het hun tot nu toe tot een gelukkige wijkplaats had gediend. De plaats, waar wij voldoening vinden, kan ons spoedig een plaats van verdrukking worden, en dat kan blijken het zwaarste kruis voor ons te zijn, waarvan wij gezegd hebben: Dit zal ons troosten. Die kunnen onze gezworen vijanden worden, wier ouders onze trouwe vrienden zijn geweest, ja, dezelfde personen, die ons hebben liefgehad, kunnen eindigen met ons te haten, en daarom: Laat af van de mens, en zeg van geen enkele plaats onder de hemel: Dit is mijn rust tot in eeuwigheid. Let hier op:
1. Dat de verplichtingen, die zij hadden aan Israël vanwege Jozef, vergeten waren, Exodus 1:8. Er stond een nieuwe koning op, na verscheidene koningen, die elkaar zijn opgevolgd in Jozefs tijd, die Jozef niet gekend had. Allen, die hem gekend hebben, hebben hem liefgehad en waren, om zijnentwil, vriendelijk voor zijn bloedverwanten, maar na zijn dood werd hij spoedig vergeten, en de herinnering aan de goede diensten, die hij bewezen had, was f niet bewaard, of niet geacht, en had geen invloed op hun raadslagen of besluiten. De beste en nuttigste en aangenaamste diensten, bewezen aan mensen, worden zelden herdacht om vergolden te worden, hetzij aan henzelf bij hun leven, of aan hun nageslacht na hun dood, Ecclesiastes 9:5, Ecclesiastes 9:15. Daarom moet het onze grote zorg zijn God te dienen en Hem te behagen die niet onrechtvaardig is-al zijn de mensen het- dat Hij ons werk en de arbeid van de liefde zou vergeten, Hebrews 6:10. Als wij alleen voor mensen werken, dan zullen onze werken met ons sterven, maar als wij voor God werken, dan zullen onze werken met ons volgen Revelation 14:13. Deze koning van Egypte heeft Jozef niet gekend, en na hem stond er een op, die de onbeschaamdheid had om te zeggen: "Ik ken de HEERE niet", Exodus 5:2. Het is te vrezen dat zij, die hun andere weldoeners vergeten, ook hun opperste weldoener niet zullen gedenken, 1 John 4:20.
II. Er werden reden van staat opgegeven om Israël hard te behandelen, Exodus 1:9, Exodus 1:10.
1. Zij worden voorgesteld als veel en machtiger dan de Egyptenaren, dat zij zeker niet geweest zijn, maar toen de koning van Egypte besloot hen te verdrukken, wilde hij dat zij daarvoor gehouden zouden worden, dat men hen als een zeer geducht volk zou aanzien.
2. Hier werd afgeleid dat zij, zo men geen zorg droeg om hen tenonder te houden, gevaarlijk zouden worden voor de regering, in geval van oorlog zich bij hun vijanden zouden voegen, en in opstand zouden komen tegen de koning van Egypte. Het is altijd de staatkunde van de vervolgers geweest, om Gods Israël als gevaarlijke lieden voor te stellen, koningen en landschappen schade aanbrengende, onbetrouwbaar, mensen die niet geduld mochten worden, ten einde enig voorwendsel te hebben voor de barbaarse handelwijze, die zij met hen voorhadden, Ezra 4:12 en verv, Esther 3:8.
Merk op: Wat zij vreesden was, dat zij zouden weggaan uit het land, daar zij hen waarschijnlijk hadden horen spreken van de belofte, gedaan aan hun vaderen, dat zij zich in Kanan zouden vestigen. Het is de staatkunde van de vijanden van de kerk om de beloften van de God van de kerk op niets te doen uitlopen, maar het is tevergeefs, Gods raad zal bestaan.
3. Daarom worden nu maatregelen voorgesteld om hun toeneming tegen te gaan. "Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige", de toeneming van Israël is het verdriet van Egypte, en de macht en staatkunde van de hel worden aangewend om haar tegen te gaan. Als de mensen goddeloos handelen, dan verbeelden zij zich gewoonlijk dat zij wijs handelen, maar op het laatst zal de dwaasheid van de zonde alle mensen openbaar worden.
III. De methode, die zij volgden om hen te onderdrukken en hun vermeerdering tegen te gaan, Exodus 1:11, Exodus 1:13. 14. De Israëlieten gedroegen zich zo vreedzaam en argeloos dat zij geen aanleiding konden vinden om hun de oorlog aan te doen, en hen daardoor te verzwakken. Daarom droegen zij zorg:
1. Om hen arm te houden door hen zware belastingen op te leggen, wat naar sommigen denken, begrepen is in de woorden, dat zij hen verdrukten met hun lasten.
2. Hierdoor hadden zij een afdoend middel om hen tot slaven te maken. De Israëlieten schenen een veel vlijtiger, arbeidzamer volk te zijn dan de Egyptenaren, en daarom droeg Farao zorg werk voor hen te vinden zowel in bouwen: "want men bouwde Farao schatsteden", (Exodus 1:11), als in de landbouw: "met allen dienst op het veld", (Exodus 1:14), en die diensten werden met de uiterste hardheid en strengheid van hen geëist. Er worden hier veel uitdrukkingen gebruikt om ons van de toestand van Gods volk op de hoogte te stellen. Zij zetten oversten van de schattingen over hen, die bevel hadden, niet alleen om hun lasten op te leggen, maar ze zo zwaar te maken, dat het was om hen te verdrukken. Zij deden hen niet slechts dienen, wat voldoende was voor Farao's winst, maar zij deden hen dienen "met hardigheid" (Exodus 1:14), zodat hun het leven verbitterd werd. Dit deden zij:
a. Om hun alle moed te benemen, alle vernuft en geestkracht in hen uit te doven.
b. Om hun gezondheid te schaden en hun dagen te verkorten, en aldus hun getal te verminderen.
c. Om hun de moed te benemen om te huwen, daar hun kinderen in slavernij geboren zouden worden.
d. Om hen te noodzaken de Hebreeën te verlaten en zich met de Egyptenaren te vermengen. Aldus hoopten zij de naam Israël uit te roeien, zodat hij niet meer herdacht zou worden. En het is te vrezen, dat de verdrukking, die zij te lijden hadden die slechte uitwerking op hen had, dat velen er toegebracht werden om zich bij de Egyptenaren te voegen in hun afgodendienst, want wij lezen, Joshua 24:14, dat zij in Egypte andere goden gediend hebben, en hoewel er hier in deze geschiedenis geen melding van wordt gemaakt, vinden wij toch in Ezechiël 20:8, dat God gedreigd had hen hierom te zullen verdelgen, zelfs toen zij nog in Egypteland waren. Evenwel, zij bleven als een afzonderlijk volk bestaan, onvermengd met de Egyptenaren, en ook door hun andere gewoonten van hen onderscheiden, dat is van de HEERE geschied en het was wonderlijk.
IV. De wonderbare toeneming van de Israëlieten in weerwil van de verdrukking, waaronder zij zuchtten, Exodus 1:12, "hoe meer zij het verdrukten, hoe meer het vermeerderde, en hoe meer het wies," tot groot verdriet en ergernis van de Egyptenaren. Tijden van verdrukking zijn dikwijls tijden van toeneming geweest van de kerk. "Sub pondere crescit-Gedrukt zijnde, groeit zij." Het Christendom werd het meest verspreid als het vervolgd werd, het bloed van de martelaren was het zaad der kerk. Zij, die raadslagen nemen tegen de HEERE en Zijn Israël, bedenken slechts ijdelheid Psalms 2:1, en scheppen daardoor zoveel te meer kwelling voor zichzelf. De hel en de aarde kunnen diegenen niet verminderen, die de hemel wil doen toenemen.
Verzen 15-22
Exodus 1:15-22De toorn van de Egyptenaren tegen Israël nam nog toe niettegenstaande al de verdrukking waarmee zij hen kwelden, en nu kwamen zij eindelijk tot de meest barbaarse en onmenselijke methode om het volk tenonder te brengen door hun kinderen te vermoorden. Het was vreemd dat zij niet liever twist zochten met de volwassen mannen, tegen wie zij misschien wel gelegenheid zouden kunnen vinden. Zo bloeddorstig te werk te gaan, tegen kleine kinderen, die iedereen erkennen zal onschuldig te zijn, was een zonde, waarvoor zij geen verontschuldiging of voorwendsel hadden. Er is in het verdorven hart van de mensen meer wreedheid, dan men zou denken Romans 3:15, Romans 3:16. De vijandschap, die in het zaad van de slang is tegen het zaad van de vrouw, ontbloot de mens van alle menselijkheid, dooft alle medelijden of barmhartigheid in hem uit. Men zou het niet mogelijk achten, dat mensen ooit zo barbaars en bloeddorstig kunnen zijn, als de vervolgers van Gods volk geweest zijn, Revelation 17:9. Zelfs blijkbare onschuld is geen beschutting tegen de oude vijandschap, welk bloed is zo schuldeloos als het bloed van een pasgeboren kind? Toch wordt dit vergoten, overvloedig uitgestort als water, opgezogen met genot, alsof het melk of honing was. Farao en Herodes hebben zich volkomen als agenten betoond van die grote rode draak, die stond voor de vrouw, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben, Revelation 12:3, Revelation 12:4. Pilatus heeft Christus overgeleverd om gekruisigd te worden, nadat hij erkend had geen schuld in Hem te hebben gevonden. Het is gelukkig voor ons, dat de mens wel het lichaam kan doden, maar dat dit ook alles is wat hij doen kan.
Twee bloeddorstige wetten worden hier getekend ter verdelging van alle kinderen van het mannelijk geslacht, die aan de Hebreeën geboren zouden worden.
1. Aan de vroedvrouwen wordt bevel gegeven hen te doden.
Merk op:
1. De orders, die haar gegeven werden, Exodus 1:15, Exodus 1:16. Het vermeerderde de barbaarsheid van de beoogde terdoodbrenging, dat de vroedvrouwen aangesteld werden om haar te volvoeren, want hierdoor wilden zij haar niet alleen wreed, maar vals en verraderlijk maken, haar noodzaken misbruik te maken van het vertrouwen, dat in haar gesteld werd, hen te verderven, die zij moesten helpen en redden. Kon hij zich voorstellen, dat haar sekse zo'n wreedheid zou toestaan, haar ambt zich tot zo'n laaghartig verraad zou lenen? Zij, die zelf wreed zijn, denken anderen even wreed te zullen vinden of te kunnen maken, als zij zelf zijn. Farao's bedoeling was, dat de vroedvrouwen de kinderen zouden smoren zodra zij geboren waren, om dan de oorzaak van hun dood toe te schrijven aan de moeilijke verlossing, of aan het een of ander ongelukkig toeval, dat in zulke omstandigheden dikwijls voorkomt, Job 3:11. De twee vroedvrouwen die hij hiertoe zocht te bewegen, worden hier genoemd, en misschien waren deze twee in die tijd, meer dan tachtig jaren v r Israëls uittocht uit Egypte, voldoende om al de Hebreeuwse vrouwen te helpen, of tenminste zoveel van haar, als dicht bij het hof woonden, zoals met velen het geval was, wat duidelijk blijkt uit Exodus 2:5, Exodus 2:6, en tegen deze koesterde hij de meeste achterdocht. Zij worden de vroedvrouwen van de Hebreïnnen genoemd, waarschijnlijk, niet omdat zij zelf Hebreïnnen waren (Farao kon zeker niet verwachten, dat deze zo barbaars zouden zijn voor haar eigen volk) maar omdat de Hebreïnnen gewoonlijk van haar diensten gebruik maakten, en Egyptische vrouwen waren, hoopte hij, dat zij naar zijn wil zouden doen. 2. Haar Godvruchtige ongehoorzaamheid aan dit goddeloos bevel, Exodus 1:17. Zij vreesden God, namen Zijn wet waar, en vreesden Zijn toorn meer dan die van Farao, en daarom behielden zij de kinderen in het leven. Indien de geboden van mensen op enigerlei wijze in strijd zijn met de geboden Gods, dan moeten wij God, en niet de mensen gehoorzamen Acts 4:19, Acts 5:29. Geen macht op aarde kan ons machtigen, en nog veel minder verplichten of noodzaken, tegen God, onze Opperheer, te zondigen. Als de vreze Gods in het hart heerst, daar zal zij het bewaren voor de strik, die de buitensporige vrees voor mensen met zich brengt.
3. Hoe zij zich rechtvaardigden vanwege deze ongehoorzaamheid, toen men er haar van beschuldigde als van een misdaad, Exodus 1:18. Zij gaven er als reden voor op, waarvan God in Zijn genadige voorzienigheid haar voorzien scheen te hebben, namelijk dat zij te laat kwamen om het te kunnen doen, want over het algemeen waren de kinderen al geboren, als zij kwamen, Exodus 1:19. Ik zie geen reden om aan de waarheid hiervan te twijfelen, het is duidelijk dat de Hebreeën toen onder een buitengewone zegen van toeneming waren, die men wel kan veronderstellen deze uitwerking te hebben, dat de vrouwen voorspoedig en snel haar kinderen ter wereld brachten, en dat moeders en kinderen erg gezond en krachtig waren, zodat zij zelden de hulp van de vroedvrouwen nodig hadden. Dat werd door deze vroedvrouwen opgemerkt, en zij zagen er de vinger van God in, en hierdoor verkregen zij vrijmoedigheid om de koning ongehoorzaam te zijn ten gunste van hen, die aldus door de hemel begunstigd werden, en zij rechtvaardigden zich er mee tegenover Farao toen hij haar ter verantwoording riep Sommige van de oude Joodse schrijvers verklaren het aldus: Eer de vroedvrouw tot ze komt, bidden zij haar Vader in de hemel, en Hij verhoort ze, en zij baren. God komt Zijn volk in benauwdheid eerder te hulp dan alle andere helpers, en Hij komt hen dikwijls voor met zegeningen van het goede. Zulke verlossingen legden hen onder erg bijzondere verplichtingen.
4. Het loon, dat God haar schonk voor haar barmhartigheid aan Zijn volk, Hij deed haar goed, Exodus 1:20. God zal geen vriendelijkheid onbeloond laten, die aan Zijn volk wordt bewezen, daar Hij ze beschouwt als bewezen aan Hemzelf. Hij heeft in het bijzonder haar huizen gebouwd, Exodus 1:21, ze opgebouwd tot gezinnen, haar kinderen gezegend, en haar voorspoedig gemaakt in alles wat zij deden. De diensten, aan Gods volk bewezen, worden dikwijls beloond met weldaden, die met deze diensten van gelijke aard zijn. De vroedvrouwen hielden de huisgezinnen van de Israëlieten in stand en als beloning hiervoor bouwde God haar huizen. De beloning staat in verband met het beginsel waarnaar zij handelden, omdat zij God vreesden, bouwde Hij haar huizen. Godsvrucht en vroomheid zijn erg bevorderlijk aan uitwendige voorspoed, de vreze Gods in een huis zal helpen om het op te bouwen en te bevestigen. Dr. Lightfoot's denkbeeld hierover is, dat zij om haar Godsvrucht gehuwd waren aan Israëlieten en dat alzo door haar Hebreeuwse huisgezinnen opgebouwd werden.
II. Toen dit plan mislukte, gaf Farao openbare orders aan geheel zijn volk om al de kinderen van de Hebreeën, die van het mannelijk geslacht waren, te verdrinken, Exodus 1:22. Wij kunnen begrijpen dat allen met zware straffen bedreigd werden, die kennis droegen van de geboorte van een zoon aan een Israëliet en er geen mededeling van deden aan hen, die aangesteld waren om hem in de rivier te werpen. De vijanden van de kerk zijn rusteloos geweest in hun pogingen om de heiligen van de Allerhoogste te verstoren, Daniel 7:25, maar Die in de hemel woont zal lachen, de Heere zal hen bespotten, Psalms 2:4.
Verzen 15-22
Exodus 1:15-22De toorn van de Egyptenaren tegen Israël nam nog toe niettegenstaande al de verdrukking waarmee zij hen kwelden, en nu kwamen zij eindelijk tot de meest barbaarse en onmenselijke methode om het volk tenonder te brengen door hun kinderen te vermoorden. Het was vreemd dat zij niet liever twist zochten met de volwassen mannen, tegen wie zij misschien wel gelegenheid zouden kunnen vinden. Zo bloeddorstig te werk te gaan, tegen kleine kinderen, die iedereen erkennen zal onschuldig te zijn, was een zonde, waarvoor zij geen verontschuldiging of voorwendsel hadden. Er is in het verdorven hart van de mensen meer wreedheid, dan men zou denken Romans 3:15, Romans 3:16. De vijandschap, die in het zaad van de slang is tegen het zaad van de vrouw, ontbloot de mens van alle menselijkheid, dooft alle medelijden of barmhartigheid in hem uit. Men zou het niet mogelijk achten, dat mensen ooit zo barbaars en bloeddorstig kunnen zijn, als de vervolgers van Gods volk geweest zijn, Revelation 17:9. Zelfs blijkbare onschuld is geen beschutting tegen de oude vijandschap, welk bloed is zo schuldeloos als het bloed van een pasgeboren kind? Toch wordt dit vergoten, overvloedig uitgestort als water, opgezogen met genot, alsof het melk of honing was. Farao en Herodes hebben zich volkomen als agenten betoond van die grote rode draak, die stond voor de vrouw, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer zij het zou gebaard hebben, Revelation 12:3, Revelation 12:4. Pilatus heeft Christus overgeleverd om gekruisigd te worden, nadat hij erkend had geen schuld in Hem te hebben gevonden. Het is gelukkig voor ons, dat de mens wel het lichaam kan doden, maar dat dit ook alles is wat hij doen kan.
Twee bloeddorstige wetten worden hier getekend ter verdelging van alle kinderen van het mannelijk geslacht, die aan de Hebreeën geboren zouden worden.
1. Aan de vroedvrouwen wordt bevel gegeven hen te doden.
Merk op:
1. De orders, die haar gegeven werden, Exodus 1:15, Exodus 1:16. Het vermeerderde de barbaarsheid van de beoogde terdoodbrenging, dat de vroedvrouwen aangesteld werden om haar te volvoeren, want hierdoor wilden zij haar niet alleen wreed, maar vals en verraderlijk maken, haar noodzaken misbruik te maken van het vertrouwen, dat in haar gesteld werd, hen te verderven, die zij moesten helpen en redden. Kon hij zich voorstellen, dat haar sekse zo'n wreedheid zou toestaan, haar ambt zich tot zo'n laaghartig verraad zou lenen? Zij, die zelf wreed zijn, denken anderen even wreed te zullen vinden of te kunnen maken, als zij zelf zijn. Farao's bedoeling was, dat de vroedvrouwen de kinderen zouden smoren zodra zij geboren waren, om dan de oorzaak van hun dood toe te schrijven aan de moeilijke verlossing, of aan het een of ander ongelukkig toeval, dat in zulke omstandigheden dikwijls voorkomt, Job 3:11. De twee vroedvrouwen die hij hiertoe zocht te bewegen, worden hier genoemd, en misschien waren deze twee in die tijd, meer dan tachtig jaren v r Israëls uittocht uit Egypte, voldoende om al de Hebreeuwse vrouwen te helpen, of tenminste zoveel van haar, als dicht bij het hof woonden, zoals met velen het geval was, wat duidelijk blijkt uit Exodus 2:5, Exodus 2:6, en tegen deze koesterde hij de meeste achterdocht. Zij worden de vroedvrouwen van de Hebreïnnen genoemd, waarschijnlijk, niet omdat zij zelf Hebreïnnen waren (Farao kon zeker niet verwachten, dat deze zo barbaars zouden zijn voor haar eigen volk) maar omdat de Hebreïnnen gewoonlijk van haar diensten gebruik maakten, en Egyptische vrouwen waren, hoopte hij, dat zij naar zijn wil zouden doen. 2. Haar Godvruchtige ongehoorzaamheid aan dit goddeloos bevel, Exodus 1:17. Zij vreesden God, namen Zijn wet waar, en vreesden Zijn toorn meer dan die van Farao, en daarom behielden zij de kinderen in het leven. Indien de geboden van mensen op enigerlei wijze in strijd zijn met de geboden Gods, dan moeten wij God, en niet de mensen gehoorzamen Acts 4:19, Acts 5:29. Geen macht op aarde kan ons machtigen, en nog veel minder verplichten of noodzaken, tegen God, onze Opperheer, te zondigen. Als de vreze Gods in het hart heerst, daar zal zij het bewaren voor de strik, die de buitensporige vrees voor mensen met zich brengt.
3. Hoe zij zich rechtvaardigden vanwege deze ongehoorzaamheid, toen men er haar van beschuldigde als van een misdaad, Exodus 1:18. Zij gaven er als reden voor op, waarvan God in Zijn genadige voorzienigheid haar voorzien scheen te hebben, namelijk dat zij te laat kwamen om het te kunnen doen, want over het algemeen waren de kinderen al geboren, als zij kwamen, Exodus 1:19. Ik zie geen reden om aan de waarheid hiervan te twijfelen, het is duidelijk dat de Hebreeën toen onder een buitengewone zegen van toeneming waren, die men wel kan veronderstellen deze uitwerking te hebben, dat de vrouwen voorspoedig en snel haar kinderen ter wereld brachten, en dat moeders en kinderen erg gezond en krachtig waren, zodat zij zelden de hulp van de vroedvrouwen nodig hadden. Dat werd door deze vroedvrouwen opgemerkt, en zij zagen er de vinger van God in, en hierdoor verkregen zij vrijmoedigheid om de koning ongehoorzaam te zijn ten gunste van hen, die aldus door de hemel begunstigd werden, en zij rechtvaardigden zich er mee tegenover Farao toen hij haar ter verantwoording riep Sommige van de oude Joodse schrijvers verklaren het aldus: Eer de vroedvrouw tot ze komt, bidden zij haar Vader in de hemel, en Hij verhoort ze, en zij baren. God komt Zijn volk in benauwdheid eerder te hulp dan alle andere helpers, en Hij komt hen dikwijls voor met zegeningen van het goede. Zulke verlossingen legden hen onder erg bijzondere verplichtingen.
4. Het loon, dat God haar schonk voor haar barmhartigheid aan Zijn volk, Hij deed haar goed, Exodus 1:20. God zal geen vriendelijkheid onbeloond laten, die aan Zijn volk wordt bewezen, daar Hij ze beschouwt als bewezen aan Hemzelf. Hij heeft in het bijzonder haar huizen gebouwd, Exodus 1:21, ze opgebouwd tot gezinnen, haar kinderen gezegend, en haar voorspoedig gemaakt in alles wat zij deden. De diensten, aan Gods volk bewezen, worden dikwijls beloond met weldaden, die met deze diensten van gelijke aard zijn. De vroedvrouwen hielden de huisgezinnen van de Israëlieten in stand en als beloning hiervoor bouwde God haar huizen. De beloning staat in verband met het beginsel waarnaar zij handelden, omdat zij God vreesden, bouwde Hij haar huizen. Godsvrucht en vroomheid zijn erg bevorderlijk aan uitwendige voorspoed, de vreze Gods in een huis zal helpen om het op te bouwen en te bevestigen. Dr. Lightfoot's denkbeeld hierover is, dat zij om haar Godsvrucht gehuwd waren aan Israëlieten en dat alzo door haar Hebreeuwse huisgezinnen opgebouwd werden.
II. Toen dit plan mislukte, gaf Farao openbare orders aan geheel zijn volk om al de kinderen van de Hebreeën, die van het mannelijk geslacht waren, te verdrinken, Exodus 1:22. Wij kunnen begrijpen dat allen met zware straffen bedreigd werden, die kennis droegen van de geboorte van een zoon aan een Israëliet en er geen mededeling van deden aan hen, die aangesteld waren om hem in de rivier te werpen. De vijanden van de kerk zijn rusteloos geweest in hun pogingen om de heiligen van de Allerhoogste te verstoren, Daniel 7:25, maar Die in de hemel woont zal lachen, de Heere zal hen bespotten, Psalms 2:4.